13.30 uur. Fred en ik maakten ons klaar om naar de koers te gaan die om 14.00 uur startte. Onze mototijd hadden we al een tiental jaar achter de rug, we waren nu beiden hoofdinspecteur, en hadden nog maar eens de leiding over een kermiskoersje. Niet meer met de moto natuurlijk, maar met een Jeep.
Ik grabbelde nog snel naar mijn lijst met de verkeerstekens die ik deze morgen had laten plaatsen en stak hem in een plastic hoesje. Fred deed hetzelfde met de lijst van de ingezette manschappen.
Jeep gestart, en we konden onze controleronde beginnen. Wee diegene die nog niet op zijn aangewezen plaats stond, en wee mijn twee gemeentearbeiders als er verkeerstekens verkeerd geplaatst waren!
Maar gelukkig, alles was weeral eens in orde
chapeau medewerkers! En we kwamen bij de startlijn, waar de renners al opgesteld stonden. We reden eerst nog enkele ronden achter de renners aan voor alle zekerheid, moést er nog ergens een probleem opduiken. Daarna parkeerden we de Jeep op een plaatsje dat we hadden voorbehouden, tegenaan de aankomst.
Willy Van Laar, een fruit- en groentehandelaar die als hobby de wielerwedstrijden versloeg, zag ons al komen en riep in de micro: En daar zijn dan weer onze twee hoofdinspecteurs die alles telkens weer in goede banen weten te leiden. Is alles in orde op de omloop heren?
Ja, welke hekel we daar ook aan hadden, we waren nu wel verplicht om naar hem toe te gaan en enkele woorden in de micro te spreken.
Om zijn tijd te vullen had Van Laar de vervelende gewoonte om mensen te interviewen en soms idiote vragen te stellen. En zo kwam het dat hij me vroeg:
- Zeg eens, Willy, het publiek staat daar nooit bij stil, maar hoeveel extra verkeerstekens moesten vanmorgen worden geplaatst om alles veilig te kunnen laten verlopen?
Gosh! Ik had ze niet geteld, maar hield hem de lijst voor de neus.
- Kijk maar en reken zelf maar uit hoeveel er staan!
Prompt barstte een luid gelach en applaus los van de toeschouwers aan de overzijde van de straat achter de nadar afsluitingen. En Fred verdween plots proestend achter de microwagen. Wat viel hiér nu mee te lachen? Was er iets mis met die verkeerstekens? Had ik iets verkeerd gezegd?
Maar Van Laar had het alweer over een ander en leuker onderwerp, want daar klonk het heel suggestief uit de luidsprekers: En voor een EERLIJK pintje moet je in café Mimosa zijn
We vonden het altijd grappig dat hij de h van heerlijk nooit uitsprak. Dáár zou het publiek beter eens mee lachen!
Nog steeds niet begrijpend zocht ik even later Fred op, die nog altijd rood aanliep, en van de commotie blijkbaar ook dorst had gekregen.
- Wel, waar zat jij nu weeral?
- Wat denk je, nemen we een Eerlijk pintje? Negeerde hij mijn vraag.
- Okee, maar waar was al dat gelach voor?
- Weet ik veel! Mensen moeten niet veel hebben om te lachen hé?
- Maar jij lachte ook mee! En dat doe je nog! Deed ik wat verkeerd?
- Helemaal niet. Hier zijn we aan café Mimosa. Stop met zagen en kom drinken!
Nog niet helemaal op mijn gemak trad ik binnen en legde de lijst uit mijn handen op de toog, waaraan een vijftal mannen zaten.
Zjoefff
alle blikken draaiden naar mijn lijst en bleven er aan kleven.
Hoofden bogen zich voorover.
Halzen rekten zich uit.
Net giraffen!
En toen keek ik ook even naar die lijst. Tenminste, naar de achterkant van het doorzichtig plastic mapje, want ik had hem ondersteboven gelegd.
En ik keek recht op
een schitterende naaktfoto!
Die had Fred er stiekem achteraan ingestopt net vóór we vertrokken.
Met die vent moest je dan toch ook altijd ogen op je rug hebben!
En mijn ogen? Die schoten nog maar eens vuur naar die onverbeterlijke kwelgeest.
Willy.
|