Toen iemand van wie ik veel gehouden heb,
net gehoord had dat zij moest sterven, zei ze tegen
haar man:
Als het Gods wil is, dan moet het
maar.
Toen zei die man: Ik geloof niet in een God die dit
wil.Ik geloof wel in een God die jou en mij er
doorheen haalt.
Ja, zei ze. Zo is het ook beter gezegd.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een paar weken later moest ik die man gaan vertellen
dat zijn vrouw was overleden.
Ik geloof dat het zo heeft moeten zijn, zei hij.
Later heb ik hem gevraagd of dat niet in tegenspraak
was met wat hij eerder aan zijn vrouw gezegd had.
Maar hij had het niet zo letterlijk bedoeld.
Meer bij wijze van spreken.
Om uit te drukken dat hij haar nu verder aan God
toevertrouwde.
Ik moet vaak aan die twee denken. Omdat ik van hen
hield. Maar ook omdat ze mij leerden dat hun spreken over de
wil van God een manier was om hun godsvertrouwen te verwoorden.
Dat alles is voorbeschikt en dat je niet voor je tijdgaat,
zijn andere gebrekkige woorden die vaak hetzelfde
beogen te zeggen.
NICO TER LINDEN. Kostgangers. Balans, Amsterdam,
2001, p. 205-206.