Het was in de tijd dat ik brancardier was te Lourdes. Hoe druk de dag ook was geweest tussen en met de zieken, er was altijd nog even tijd om uit te blazen en bij te praten bij een goede pint. Toen het al lang donker was, was er a.h.w. een ongeschreven wet, want de meesten wilden in stilte nog even langs de grot passeren voor ze gingen slapen. El deed het op zijn manier, op een bank, geknield, dicht bij de grot of juist staande ver weg.
Ik herinner me nog levendig dat plots een jonge man van ongeveer twintig jaar letterlijk naar de grot liep alsof hij ergens te laat zou komen, en hoe hij de rotsteen aanraakte en er zo bleef staan al als een versteend beeld, enkel zijn ogen gericht op Maria daar in de nis. Ik denk dat allen die daar aan het bidden of mediteren waren ergens meegesleurd waren door zijn smeekbede, want dat zo ervaarden we toch zijn blik. Die hand die maar op de steen bleef rusten.
Neen het was geen magisch moment, misschien voor de toeschouwer, maar een pure akte van geloof, Maria ter ere. Zeer toepasselijk op deze achtste september, feest van Maria.
|