Je bent moe? Je wordt beproefd? Je bent verstrooid? Je wordt bekoord? Je
bent ongerust? Het doet er allemaal niets toe. Alles verdwijnt in deze strikt
aanhankelijke houding die de grond is van het ware gebed. Aanhangen in de
armoede, in de verlatenheid, in de meest volledige zelfvergetelheid is altijd
mogelijk. We gaan niet naar het gebed om aan onze behoeften te voldoen, ook niet
uit
Nieuwsgierigheid, niet uit gulzigheid: we bidden om met God in contact
te treden, met heel ons vermogen tot aanhangen: Adhaesit anima mea: dat is
alles.
Naar: Pour toi, quand tu
pries ... door François Cassingena-Trévedy
|