Een kostbaar goed in ons leven is troost. Niemand kan zonder troost. het is gelukkig nog niet opgepikt door de commercie. het is nog niet platgewalst door songs en soaps, zoals ‘liefde’ of ‘gezelligheid’.
Troost past niet in de commercie. Waarom niet? Misschien wel het meeste hierom: troost neemt verdriet en pijn serieus en de commercie kan niets met verdriet en pijn. Troost is zo kostbaar omdat het leed erkent. Je troost iemand niet door te zeggen: Ach, zo erg is he...t niet. Kop op, je komt er wel weer uit.” Zelfs niet door te zeggen: “Na regen komt zonneschijn.” Want nu is er de regen, nu zijn er de tranen. Natuurlijk is de hoop dat het beter wordt een troost. God troostte Israël in ballingschap met de aankondiging van de bevrijding (Jesaja 40) Na dit tranendal komt het paradijs. Maar dat neemt het tranendal niet weg. Je moet eerst door het tranendal heen.
Troosten is gewoon naast de ander staan. Of een arm om de ander slaan. Of even de trillende hand vasthouden, maar dan wel zo dat die hand mag trillen. De aanwezigheid van de trooster is genoeg. Troosten is het bloed weer laten lopen. Op een wond zit een vuile korst. Die korst moet je laten zitten. Daaronder stroomt het bloed. Dat moet je laten stromen. Dan heelt de wond, de korst er vanzelf af. Troost begint met het verlies, de schuld, het onbegrip, reëel te nemen. Geen antwoorden geven, ook niet op de vraag naar het waarom. Troosten is iemand zelf het antwoord laten vinden. God heeft zelf ook geen antwoord klaar. Hij lijkt wel te zwijgen. Hij is ons nabij. Niet meer en niet minder. Maar meer hoeft ook niet.
Die troost vinden heel vele mensen bij Maria.
|