“Als ik bid komt er maar één zin. Hulpeloos. Bijna woordeloos:
‘Ik heb je lief, zo lief’.
En in die hulpeloze zin worden wij verenigd.
Zonder dat Jij ophoudt God te zijn. Zonder dat ik ophoud ik te zijn.
Terwijl de wereld gewoon de wereld blijft.
In die hulpeloze zin wordt de afstand opgeheven.
De afstand tussen Jou en mij.
De afstand tussen mij en de wereld.
En zo kom Jij de wereld nabij.
In die hulpeloze zin wordt onze liefde werkelijkheid.
In die hulpeloze zin is mijn geloof dat Jij er bent voor ons.
In die hulpeloze zin is Jouw hoop dat wij er zullen zijn voor elkaar.
Alleen in die hulpeloze zin van liefde geef Jij je over aan ons.
En heb Jij ons lief…, zo lief…"
|