De dag kwam dat de lucifer tot de kaars zei: ‘Ik heb opdracht je aan te steken.’ ‘O nee, doe dat alsjeblieft niet,’ schrok de kaars, ‘als ik brand zijn mijn dagen geteld en niemand kan mijn schoonheid meer bewonderen.’ De lucifer vroeg : “maar wil je dan je hele leven lang koud en hard blijven, zonder echt geleefd te hebben?” ... ‘Maar branden doet pijn en verteert mijn krachten,’ fluisterde de kaars onzeker en vol angst. ‘Dat is waar,’ antwoordde de lucifer, ‘maar dat is toch het geheim van onze roeping? Jij en ik, we zijn geroepen licht te zijn. Wat ik als lucifer kan doen is weinig. Steek ik je echter niet aan, dan mis ik de zin van mijn leven. Ik ben ervoor om vuur te ontsteken. Jij bent een kaars, je bent ervoor om licht en warmte te verspreiden. Alles wat je aan smart, leed en kracht geeft, wordt veranderd in licht. Je gaat niet verloren als je je geeft, je laat verteren. Als je weigert zul je sterven…’ Toen boog de kaars het hoofd en sprak: ‘Ik bid u, steek me aan.’
|