OVERLIJDEN VAN DON BOSCO
31 januari 1888. Om half vijf in de ochtend stierf te Turijn Giovanni Bosco, 73 jaar oud, opgeleefd.
Hij was een eenvoudige priester, zonder eretitels, zonder hoge kerkelijke functie. Toch haalde zijn dood de internationale pers: zijn naam was, buiten Italië, onder meer bekend in Frankrijk, Spanje, België, Oostenrijk en Argentinië.
Hij stierf in een complex, waar zo'n 800 jongens woonden: ambachtsleerlingen en studenten. De meesten van hen hadden hem slechts van verre gezien, weinigen hadden hem persoonlijk kunnen spreken. Toch was het in de waken van zijn laatste ziekte opvallend stil geweest op de speelplaatsen, en bijna iedere jongen ervoer deze dood als een persoonlijk verlies.
Nog pijnlijker was dit verlies voor zijn volgelingen, de salesianen. 773 waren er toen, verspreid over 64 huizen in 6 landen. Het merendeel van hen was van jongs af door hem gevormd, allen beschouwden hem als hun vader. De meest vertrouwden, die de leiding van zijn werk zouden overnemen, stonden aan zijn sterfbed. Onder hen Michele Rua, zijn opvolger, en Giovanni Cagliero, zijn eerste missionaris‑bisschop. Zijn begrafenis werd, tegen zijn en hun bedoeling in, een triomftocht. En toen zij daarna weer thuiskwamen, salesianen en jongens, hadden zij allen, van groot tot klein, een vreemde ervaring: langzaam maar zeker maakte hun verdriet plaats voor een gevoel van vrede, van vreugde zelfs. Giovanni Bosco was thuisgekomen. Hij had het hun zo vaak gezegd: "Een stukje hemel maakt alles weer goed".
P.B.N. Van Luyn, Don Bosco, p. 2
|