Het begon met een droom.
Ik was negen.
Het was precies of ik me in een grote tuin bevond.
Een hele troep jongens drong om me heen:
ik hoorde ze vloeken en schreeuwen.
Ik vloog er tussen en deelde rechts en links rake klappen uit,
om ze tot zwijgen te brengen.
Plots stond een rijzige gestalte aan mijn zijde,
helemaal in het wit gehuld.
"Niet met je vuisten, maar met goedheid”, vermaande Hij.
Ik was totaal in de war.
"Wie ben je?" stamelde ik.
"Ik ben de Zoon van een vrouw die je dagelijks driemaal groet,
samen met je moeder."
"Moeder heeft me verboden met vreemden op te trekken”,
antwoordde ik. “Hoe heet je?”
”Vraag het aan je moeder", was het antwoord.
En naast Hem zag ik plots een dame in een stralend licht.
"Kijk”, sprak ze met een zachte stem.
En daar zag ik voor mijn ogen allerlei wilde dieren, honden, beren
die plotseling in lammeren veranderden.
Ik barstte in snikken uit en zuchtte: "Wat moet dat betekenen?"
De dame liet haar hand op mijn hoofd rusten en sprak:
"Op het gepaste ogenblik zal je wel begrijpen.”
Toen schrok ik wakker.
Don Bosco
|