Een rups is meestal niet mooi en kan alleen maar kruipen. Als je die rups ziet, denk je: ‘die kan nooit vliegen’. Zeker niet als ze in een cocon verdwijnt. Die grijsbruine cocon kan een hele winter zonder bewegen, doodstil ergens hangen. En als je die cocon openmaakt, vind je alleen maar wat vocht. Maar wat ben je stomverbaasd als uit die levenloze cocon een prachtige vlinder te voorschijn komt die van bloem tot bloem woorden van liefde overbrengt. Als een rups, na het afscheid van haar veilige cocon, als een vlinder mag leven oog in oog met de zon, wat mogen wij, mensen, dan wel zeker verwachten na ons sterven op het laatste perron? Wij, mensen, zullen ver, heel ver reizen, wij zullen VERRIJZEN in een gloednieuw station waar de liefde van God ons opwacht.
|