Petrus was door Herodes gevangen genomen en sliep tussen twee soldaten aan wie hij met twee kettingen (de 'banden') was vastgeketend. Er verscheen een engel die hem wakker maakte en hem zei om hem te volgen. De ketenen werden verbroken, twee wachtposten werden gepasseerd, en de ijzeren poort van de gevangenis ging vanzelf open. Toen ze op veilige afstand waren, verdween de engel en merkte Petrus dat het bezoek van de engel geen droom was, maar zich werkelijk had afgespeeld. De kettingen werden tot cultusobject van de vroege christenen. Ze zouden door patriarch Juvenalis van Jeruzalem geschonken zijn aan de verbannen keizerin Eudoxia. Deze verdeelde de banden over de twee hoofdsteden van het Romeinse Rijk, namelijk Constantinopel en Rome. De laatste stad, waar Petrus werd vermoord, bezat reeds de boeien waarmee hij tijdens zijn laatste gevangenschap geketend was. De San Pietro in Vincoli-kerk te Rome werd in 439 in gebruik genomen om genoemde voorwerpen te vereren.
|