Ze zijn zeldzaam geworden in ons midden: mannen met een lange grijze baard en pijp, sterke vrouwen, priesters en religieuzen, missionarissen. Om de drie of vijf jaar waren ze op de parochie: gastvrij onthaald bij vader of moeder, broer of zus. Enthousiast vertelden ze over verre landen en vreemde culturen. Een houten beeld, een exotische vrucht, wat koperwerk of kleurrijke postzegels, en een avond met lichtbeelden over het oerwoud of het missieschooltje kleurden hun fantastisch verhaal tot een brok boeiend avontuur. Maar het was meer dan dat... Diep in hun ogen blonk de vreugde van het dienen. In hun hart klonk de onweerstaanbare roepstem: ‘Kom, en volg mij. Ik zend U.' Mannen en vrouwen met een zending: 'Ga uit over de hele wereld en verkondig het evangelie aan heel de schepping.' Vandaag zijn ze er nog. Wat minder talrijk en misschien minder kleurrijk, nauwelijks gekend en gewaardeerd. Maar hun zending is dezelfde: in Zijn Naam stem geven aan de stemlozen, gehoor geven aan hen naar wie niemand luistert, teken van hoop zijn voor hopelozen. Met jonge kerken bouwen ze aan de toekomst van Gods droom op aarde. Met hun leven voeden zij het religieuze zoeken van elke mens naar een God die Liefde is. Missionarissen, mannen en vrouwen, woordvoerders van de Heer die zegt: “Ik ben gekomen opdat zij het leven zouden bezitten, en wel in overvloed. “
(Don Bosco kalender 1995, achterzijde september 1995)
|