Elke morgen zonder zorgen, in de lente van mijn leven. Was U bij mij om te zorgen, en bleef mij steeds Uw liefde geven. Ook al was ik klein als een kuiken in Uw vader hand. Een weg met veel gevaren, maar U gaf mij het verstand.
Ik was nog een kleine dromer, en de lente die werd zomer. En U liet mij ontwaken, liet mij het leven zien. Ik moest nog zoveel dingen leren, mijn rug rechten en keren. En de dingen die ik fout deed, vergaf U mij bovendien.
Herfst met zijn vele kleuren, heeft ook zijn deel in het gebeuren. Ik werd ouder, steeds ouder, en zag het zonlicht door mijn raam. Zoals U op een blad blijft schijnen, zal Uw liefde nooit verdwijnen. Want als ik eenmaal afval, ben ik geborgen in Uw naam.
Hoe zal ik winter gaan beleven, aan het einde van mijn leven. Heer als ik afdwaal, leidt mij weer op Uw weg. Ouderdom komt met gebreken, toch blijft U als een warme deken. Mijn levensweg ten einde, als ik mijn hoofd op Uw schouders leg.
In elk seizoen van mijn leven, bleef U mij liefde geven. Alles wat ik deed, U was mij steeds nabij. U gaf mij zon en de regen, en al zat het soms wat tegen. U zei: Geef niet op, want Ik blijf aan jou zij.
|