MARTA WERD HELEMAAL IN BESLAG GENOMEN DOOR HAAR GASTEN (LUCAS 10, 38-42)
Nogal wiedes als je onverwacht zo’n dertien man over de vloer krijgt. En dat die zus zomaar aan Jezus’ voeten zit zonder een poot uit te steken, zou mij ook op mijn zenuwen werken!
Heer, ik ben als Marta. Maar wat wil je? Ik voel me overvraagd door de zorg voor mijn kinderen en kleinkinderen, het huis dat op orde moet en het eten dat elke dag klaargemaakt moet worden. En toch zegt U dat Maria het beste deel heeft gekozen. Komt U ook eens bij mij op bezoek? Dan wil ik graag Maria zijn.
ISRAËL, HOOP OP DE HEER! (PSALM 130)
Het komt er uiteindelijk op aan dat wij zowel Maria als Marta moeten zijn. Van allebei moeten wij iets hebben. Maar de gelovige mens is eerst een Maria en van daaruit een Marta. Als wij bidden, ons bezinnen, groeit ons geloof. Als ons geloof groeit, groeit onze liefde. En als onze liefde groeit, zullen wij steeds meer dienstbaar zijn aan onze medemensen, zullen wij steeds meer belangeloos naaste willen zijn van al de mensen, die God onze levensweg laat kruisen.
|