De evangelist Lucas legt Maria een prachtige hymne in de mond. Ze spreekt deze lofzang tot God uit bij haar bezoek aan Elisabeth, inmiddels hoogzwanger van Johannes de Doper.
-
Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam.
In wat volgt prijst Maria God om al wat over Hem al eeuwenlang wordt doorverteld: Hij stoot heersers van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen. Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd.
|