De Farizeeën stuurden een paar mannen naar Johannes de Doper om hem te ondervragen. ‘Wat moeten we denken van wat u vertelt en wat u doet?’ vroegen ze. ‘Bent u misschien de Messias?’ ‘Nee,’ zei Johannes rustig, ‘ik ben niet de Messias.’ ‘Wie bent u dan wel?’ drongen ze aan. ‘Bent u Elia of de profeet? Wij moeten een antwoord kunnen geven aan wie ons heeft gestuurd.’ ‘Nee, dat ben ik allemaal niet’, antwoordde Johannes. 'Ik ben een stem die roept in de woestijn om de weg klaar te maken voor wie na mij komt.’
De mannen vroegen verder. ‘Als u niet de Messias bent, en niet Elia of de profeet, waarom doopt u de mensen dan?’ Johannes keek om zich heen. ‘Kijk eens naar al deze mensen die anders en beter willen gaan leven. Zij zijn op zoek naar iemand die hen dicht bij God brengt. Midden tussen jullie is er iemand die jullie niet kennen. Hij is er al, al zien jullie hem nog niet. En met hem zal alles anders worden. Ik doop met water, maar als je hem hoort, gaat je hart ervan branden en wil je voor altijd bij hem horen.’
Naar Johannes 1,19-28
|