In een vorig leven had ik het voorrecht het genoegen klinkt hier niet op zijn plaats, en verder waren er ook weinig gegadigden die deze taak op zich wilden nemen op zondagmorgen de gangen van een ziekenhuis, annex rust-en verzorgingstehuis, te mogen doorkruisen, om de communie naar zieken en bejaarden te mogen brengen.XML:NAMESPACE PREFIX = O />
Toen, net zoals nu herinnen ik me dat dit zo anders was dan alle andere gehaaste verplaatsingen. Het begon al bij het onthaal waar ik de sleutel kwam ophalen om de kapel te openen . Ook al kende men me al jaren met mijn goede en kwade kantjes, er werd anders naar me aangekeken. Zelf, al was het niet nodig, ik kreeg voorrang op anderen toen ik om die sleutel vroeg. Meer nog, men hoefde niet eens te vragen waarom ik kwam. Gelovig of ongelovig, praktiserend of niet, de dames aan de balie hadden een vorm van respect, ook al werd dit niet uitgesproken, maar ze wisten dat ik iets zou gaan doen dat boven het gewone dagdagelijkse staat, en zelfs niet direct van mezelf kwam.
Alleen al het binnengaan van de kapel was zo anders dan op een ander moment tijdens de dag of de week. De sleutel omdraaien in het tabernakel was niet gewoon het openen van een deurtje; noch minder was het wanneer ik mijn hand uitreikte om de kelk te nemen. Ik ging er steevast voor knielen en hier begon mijn gebed dat me de ganse weg innerlijk zou volgen. Het was telkens bevreemdend wanneer ik de kapel uitstapte en a.h.w. met de Heer de werkelijkheid van nde wereld en van alle dag binnentrad. Het lopen van elke dag werd haast een voorbij schrijden, zeker op de verpleegafdelingen. Maar ook bij het noodzakelijk doorkruisen van technische ruimtes zoals de keuken en liften nam een heel apart gevoel vanbinnen de leiding. In die luttele seconden werd ook door de toeschouwers die bijvoorbeeld aan de afwas bezig waren plots gezwegen. Allemaal vrij raar maar o zo mooi. Nooit werd ik er later op aangesproken, in tegendeel, en dit in een wereld vol van pluriformiteit.
Ik was me er wel degelijk van bewust dat ik Christus bij de mens bracht en dat telkens opnieuw. Vandaar dat ook verpleegkundigen het even stil maakten toen ik langs de kamers passeerde, even opzij schoven, al gereed de kamerdeur openden; of ik denk maar aan de poetshulp die even het werk lieten liggen. Het viel me trouwens op dat tijdens het toedienen van de communie deze mensen soms even een kruisje maakten of uitdrukkelijk zegden aan de patiënt: Daar is de meneer met de communie. Af en toe werd gevraagd of ik priester was. Niet om me te taxeren, maar in tijden van ziekte en lijden wil men een priester naast het bed; dat is mijn ervaring. Sommigen waren zelfs ergens teleurgesteld omdat ze geen priester aan hun bed zagen en zegden dat ook uitdrukkelijk. Anderen vroegen dan weer na het ontvangen van de communie of ik ze nog zou willen bezoeken in de komende dagen
En ik heb me aan deze belofte gehouden en zo deed ik tijdens de week aan zieknbezoek door gewoon even binnen te wippen bij deze mensen die soms van niemand nog bezoek kregen, vooral door hun eigen hoge leeftijd.
Toen men me zag, met de kelk in de hand, sloegen de meesten een kruis, begonnen ze spontaan een Onzevader of een Weesgegroet te bidden.Anderen waren er op voorbereid en hadden steevast de rozenkrans in de hand. Elk bezoek is een mystiek gebeuren, altijd anders maar zo doordringend.
Sommigen vroegen wekelijks naar de communie, anderen dan weer niet. Maar vaak gebeurde het ook dat in een meerpersooonskamer een derde om de communie vroeg. En gezien het zondagmorgen was gebeurde het ook dat de vroege bezoeker, tot zelfs het aanwezig personeel, ook wilde aan de communie deelnemen. Voor al deze mensen werd de communie een bijzondere kracht; zelfs plots even weg uit het steriele van een ziekenkamer,de ogen gericht op het kruis. Er werd niet veel gesproken, want iedereen sprak op dat moment met de Verrezen Heer, veel intenser dan wij dat doen wanneer we gezond zijn.
Er waren ook mensen die zeer moeilijk de communie konden ontvangen door slikproblemen. In die gevallen werd eerst overlegd met de verpleegkundige en werd ook nog eens uitdrukkelijk de vraag gesteld of het wel zou gaan. Maar hoe moeilijk ook soms, mensen zagen daar echt naar uit. Het was niet altijd gemakkelijk zo de communie bij de patiënt te brengen, maar de dankbaarheid door een glimlach of een stevige hand op de mijne deed alles vergeten en dan besefte ik dat God in mij aan het werk was geweest, mede door de verpleegkundigen of de poetsvrouw. Neen, die tijd was geen tijdverlies geweest eens terug thuis. Misschien had ik er wel het beste van mezelf gegeven op een volledige week.
|