Als kind kregen wij allerhande voorstellingen van onze God. Een oude man met lange baard. Een man met een kroon en een lange mantel die over de wolken hing. Maar hoe ouder we werden verdwenen ook haast ongemerkt die beelden. Wij weten wél dat God er is en denken meestal nog altijd aan een plaats daar ergens 'in den hoge', maar hoe persosonlijker onze relatie tot God wordt, en zeker via Jezus Christus, ook hoe menselijker. Hoe meer we God in ons leven toelaten, hoe minder beelden we nodig hebben.
Het is zoals met geliefden. In het begin willen ze een foto van de ander; de ander zo vaak mogelijk zien, en op vandaag kan het gemakkelijker dan ook via de webcam, maar op de duur wil men echt samen zijn, is men zo dicht tegen elkaar dat men nog nauwelijks een deel van het geheel ziet. Denken we maar aan dat jonge koppel dat tegenover elkaar aan een tafeltje zit. Het beeld van de ander gaat trouwens helemaal op als ze elkaar kussen. Er zijn geen beelden meer nodig. Later worden ze in deze liefde ook één.
Dat is het mooie wat God met elk van ons voorheeft. Daarvoor moeten we blijven groeien in geloof, een leven lang.
Want we blijven mensen en kunnen zo moeilijk onze hoogmoed, ijdelheid en andere kleine kantjes overboord gooien. Deze zullen ons blijven achtervolgen tot aan de dood.
|