De weg naar Emmaüs heet weg van de ontmoeting. Onverwacht ontmoeten moedelozen een man, een reisgezel, een vreemde, een leraar die hen veel uitlegt. Hij vertelt en verklaart, maar luistert vooral naar hun hart, hun zorgen en vreugden, hun ontgoochelingen en hun dromen voor morgen. Op het einde van de weg gaan ze samen aan tafel zitten. Hij breekt brood, zij brengen een beker met wijn aan. 'Blijf bij ons,' vragen ze. Zo hebben ze nog nooit met elkaar gesproken, ze herkennen in die andere iets van 'meer', ze voelen iets van de Andere, en erkennen de 'mens' zoals ze hem of haar nog nooit gezien hadden. Vandaag is het een leraar of lerares, morgen een ouder of opvoeder, en waarom geen medeleerling? Wanneer samen op weg gaan een ontmoeting wordt, wanneer samenscholen ook erkennen brengt, wanneer samen delen en breken herkennen is, dan wordt het onderweg zijn een feest, een viering die bemoedigt en zendt, om zo verder te doen.
|