Gij zijt mijn God, op U vertrouw ik, Gij zijt mijn Vriend op wie ik bouw, naar U, mijn God, verlang ik, Gij zijt mij altijd trouw. Gij zijt mijn rots, mijn vesting, mijn steun, mijn toeverlaat, mijn hulp en redding, als iets mij tegenslaat. Bij niemand is die zekerheid, dat veilige gevoel, bij niemand ook die openheid, Gij weet wat ik bedoel. Als ik eens bij U langskom en mij daar rustig zet, ben ik ook altijd welkom, bij U is nooit belet.
|