"Ga weg van mij, Heer, zegt Petrus, ik ben een zondig mens".
Ja, ook ik ben niet beter dan andere mensen. Wat in de andere leeft die ik 'slecht' noemde, om hun wraakzucht, haat, jaloezie, geweld, woekert ook in mij. Misschien sluimert dat kwaad gewoon maar in me omdat ik het geluk had dat mijn ouders veel van elkaar houden en dat nog doen, omdat ze van mij houden, omdat mijn vrienden niet aan de hasj zitten, omdat mijn partner me niet bedriegt. Kortom omdat ik niet alleen ben ben ik geen zondige mens in-der-daad- geweest. Godzijdank. Maar het had gekund. In minder gelukkige omstandigheden was ik zondaar geworden met-ter-daad. En misschien word ik het nog.
Alleen mensen die weten dat ze geen haar beter zijn dan diegenen die ze bijstaan, kunnen bijstaan. Onze kleine kanten, onze zonden, maken ons verwant met andere kleinen en met andere zondaars. We staan dan niet meer boven hen, maar naast hen.
|