"Vrouw", zegt Jezus, "Ook ik veroordeel je niet, maar zondig vanaf nu niet meer."
Ja, mensen we moeten nog de meest moeilijke hindernis nemen naar Pasen toe, ons verzoenen met onszelf, met de anderen, met de Heer, en dit kan nog altijd het best in het sacrament van de biecht, in een verzoeningsviering. Maar iedereen, dus ook ik, weet hoe lastig dit kan zijn alsof je naakt voor God staat, of heeft het vooral te maken van uit de rij te komen en gezien te worden door mensenogen. Wat me vooral deze week heeft geraak in de evangelielezing zijn de woorden: ZONDIG VANAF NU NIET MEER. Er mogen dan al vele mooie woorden geschreven zijn over nieuwe kansen krijgen en bieden, het moment van inkeer is heel ingrijpend, zeker als dit nog in woorden berouwvol en tegenover een ander wordt uitgesproken. En, neen, ik ben daar niet goed in wellicht als de meesten van jullie. Aan de andere kant vind ik de verkorte versie van de persoonlijke schuldbelijdenis ook vrij afgevlakt. Daar lezen of bidden we: "Ik belijd dat ik heb misdaan tegenover U, mijn medemens en mezelf". Misschien is dat al heel veel voor de meesten deze woorden over de lippen te krijgen en misschien is het ook goed dat we geen dingen moeten opdreunen zoals in onze kindertijd. Maar wat ik vooral heb onthouden en wat ons voor ogen moet staan zijn de woorden van Jezus tot die vrouw, dus ook tot mij: ZONDIG VANAF NU NIET MEER. Dat wordt dan elke keer een beetje Pasen.
|