Knielen wil ik
.
O Heer, Jij bad meermaals Uw gebed gezeten op een berg, weg van de mens, dichtbij Jouw Vader.
Hoe vaak verlangde ik niet Jouw voorbeeld te volgen; toch vond ik tot heden nog altijd niet die ene berg die mij nabij Jouw Vader brengen kon.
Ik wil vluchten uit de mens zijn greep. Vluchten uit de grip van hun handen. Om zo dan tot een totale rust te kunnen komen, en het gebed op te zeggen wat mijn Vader ooit aan mij heeft voorgedragen.
Alwaar ik heenga, alwaar ik mij bevind, zie steeds maar weer de mens die nood hebben aan dit gebed, die nood hebben aan een overgave, maar steeds verdwalen in hun eigen onwetendheid.
Daarom wil ik knielen op die ene berg, om alsnog mijn gebed op de zeggen, gericht tot U, o Heer.
|