De mensen met wie we omgaan zijn ons geschonken, nog voor we met hen kunnen omgaan. Voordat je je ogen hebt geopend, heb je ze ontvangen, voordat je spreekt, krijg je al taal. Je ontvangt alles van God, maar moet het zelf verder wel 'waar' maken. Dat God het centrum is en ik maar een puntje, moet ons brengen tot vriendelijke dankbaarheid. Als wij uit onszelf treden en hém de centrale plaats geven, worden wij genezen door de liefde. Door een liefde die anders is dan de begeerte, een liefde waarbij ik me aan de ander geef om hem gelukkig te maken.
|