Haar specifiek religieuze betekenis krijgt de vasten als we de vrijgekomen ruimte invullen. Onze veertigdagentijd legt twee accenten: aalmoezen geven en bidden. Aalmoezen geven betekent dat je oog hebt voor wie in onze wereld kansarm is en dat je je rijkdom met hen deelt. Dit kan gaan over materiële rijkdom maar ook over interesse, kennis, warmte, tijd; kortom over liefde. Wie loskomt van zijn begeertes wordt opgeroepen zich met hart en ziel te richten tot de ander, zijn naaste, zijn broer en zijn zus. Niet wat je geeft, staat daarbij centraal, maar dat je geeft. Of beter nog: dat je jezelf geeft. Bidden is een gelijkaardig gebeuren gericht tot God. Niet wat je bidt, is het belangrijkste, maar dat je bidt, dat je met hart en ziel voor God gaat staan. Ook dan geef je jezelf. De veertigdagentijd is een oefening in spiritualiteit: je bent geroepen in je daden te tonen waar je leven op gericht is.XML:NAMESPACE PREFIX = O />
Uit: Paepen, B., M. Otten, R. Mannaerts, Godsspraak. De twaalf kleine profeten, p. 79-80.
|