We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
Een “Evergreen” is een lied dat door de jaren heen zijn populariteit behoudt, in Kortrijk was het vele jaren een gebouw op de hoek van de Onze-Lieve-Vrouwestraat met het Deken Zegerplein. (Woning Nr. 48).
Was in 1892 "Prins Albert" ontleend aan Prins Albert de latere Koning Albert I, die in 1875 in Brussel geboren werd. Het café kwam in de jaren 1935 in opspraak wegens de talrijke al te bereidwillige diensters. Vanaf februari 1970 was het "Taverne Kronenbourg", daarna "Bij Polo" en sedert juni 1987 is het de "Stone-Grill - Evergreens" een grillrestaurant, waarbij klanten hun vlees kunnen braden op een hete steen. Vroeger van de brouweij Tack, de laatste jaren van de brouwerij Interbrew. Het gebouw is van midden de zeventiende eeuw.
In 2013 gaf het stadsbestuur gunstig advies om het gebouw te slopen. Nogal vlug kwam protest van omwonenden met de groep SOS Patrimonium. Er werd uiteindelijk beslist de dragende structuren van het gebouw te behouden en de raamopeningen te herstellen naar het oorspronkelijke formaat van de 17de eeuw.
Inmiddels is het gebeurd en is het een mooie kruisbestuiving van oud en nieuw, zoals ze omschrijven, een oude pop met een nieuw kleedje aan, welke plaats biedt aan vijf flats en twee commerciële ruimtes op het gelijkvloers.
(Bronnen : Archief Turbo - Egied Van Hoonacker)
Aanvulling door bezoekers :
- In de tijd dat het Kronenbourg noemde, was het gekend voor zijn lekkere Choucroute en zijn mooie dochters.
- De Evergreens werd opengehouden door een echte Kortrijkse, Annie Pyck, samen met de Mark, 3 dochters en later ook Bart. Dit van 12 juni 1987 tot 31 maart 2005
- De patroon van de Konenbourg noemde Polo en kwam van de Réverbére tussen Moeskroen en Dottignies en was voornamelijk franssprekend, zijn vrouw was Française. Haar naam was Carla.
Recente foto's van de oude Rijkswachtkazerne, de huidige academie. Het gebouw komt prachtig uit op de vernieuwde Houtmarkt, met links het gebouw met de assistentiewoningen van St Vincentius (Onderste foto)
Aan de Houtmarkt nr. 5 staat het eerste Rijkswachtgebouw welke Kortrijk had, al noemde het toen wel de “Koninklijke Marechaussee”. De huidige “Academie” was in 1726 de herberg ‘Prinse Eugene van Savoien” (Oostenrijks veldheer) . Men oefende er het Gaaibolspel. Het huidige gebouw werd opgetrokken tussen 1831 en 1833 als onderkomen voor de “Nationale Gendarmerie”. In die tijd werd de zaak gerund door een “Maréchal de Logis” en een aantal inwonende Rijkswachters. Het personeel stond dag en nacht beschikbaar om op te treden bij onregelmatigheden en hadden er trouwens paarden voor ter beschikking.
Het gebouw werd al vlug te klein en men bouwde begin de jaren 1920 een nieuwe Rijkswachtkazerne op de hoek van de Zwevegemsestraat en de Graaf Boudewijn IX laan. Het gebouw werd in gebruik genomen in 1923 en momenteel huist er nog altijd de Federale Politie.
Panorama met ligging van het gebouw.
Om terug te keren naar het gebouw van de Houtmarkt. Tijdens de eerste wereldoorlog werd het gebouw opgevorderd door de Duitse bezetter als doorgangskamp. Er werden Belgische, Franse en Engelse krijgsgevangenen in ondergebracht. De gevangenen werden er redelijk goed behandeld, zij het wel met bijkomende bedoelingen.
De onderlinge gesprekken van de gevangenen waaronder veel officieren werden opgenomen door een afluistersysteem. Een zekere Arendt ontwikkelde een afluisterapparatuur om telefoons af te luisteren aan het front, maar hij verstopte ook microfoons in het gebouw om gesprekken af te luisteren. Achter de plinten in de mess van de officieren maar ook in slaapkamers en andere plaatsen waren microfoons verborgen. In afzonderlijke ruimtes zaten Duitse tolken de gesprekken te vertalen. Na de oorlog werden er politieke gevangenen in ondergebracht. De rechtbank heeft er ook een tijdje gezeteld na de brand in het justitiepaleis.
In 1931 werd het gebouw ingenomen door de Stedelijke Academie.
DE MOLEN VAN HET VOLKSPARK - ASTRIDPARK (DEEL 1/3)
Na de sanering van het ongezonde Overleie werden enkele nieuwe straten aangelegd. Vanaf 1905 werden een honderdtal huizen tussen de huidige Brugsestraat, Meensestraat en de Graaf de Smet de Nayerlaan onteigend en gesloopt. Op deze grond werd het “Volkspark” aangelegd, welke in 1907 werd ingewijd.(Vanaf 1935 Astridpark genaamd).
Aan de zijde van de Izegemsestraat was er een rotspartij welke vroeger een stenen wenteltrap bevatte waarvan het water tot in een beekje liep om in een vijver uit te monden. Niet ver van een betonnen boogbrugje boven die waterpartij, op een verhoogde heuvel werd een vlaszwingelmolen geplaatst.
Het betrof een stellingmolen die afkomstig was van Karel Quartier uit Kuurne die er geplaatst werd bij de aanleg van het park.Zijn plaatsing in het Volkspark was enkel als siermolen.
Er waren twee soorten vlaszwingelmolens een standaardmolen zoals Preetjes Molen (Uit 1966) in Heule en een stellingmolen zoals deze in het Volkspark. In Kortrijk, Heule en omgeving stonden in de tijd meer dan tien vlaszwingelmolens.
De molen werd in 1940 vernield door een orkaan en enkele dagen later afgebroken.
Het paviljoen met een rieten dak verdween kort na de tweede wereldoorlog.
(Bronnen : Archief Turbo - Paul Debrabandere – Beeldbank Kortrijk)
Charles Quartier vlasverkoper uit Kuurne richtte in 1882 een vlaszwingelmolen op bovenop een bestaand zwingelkot uit 1871 eigendom van Ignace Quartier. Na een blikseminslag met enige schade werd de molen gedemonteerd en overgebracht naar het Volkspark in Kortrijk. Op de foto diverse leden van de familie Quartier.
De molen voor 1910, het park was pas aangelegd gezien de beplanting nog klein was. Rechts het paviljoen met rieten dak.
De molen enkele jaren later met een groeiende beplanting, rechts terug het rieten paviljoen. Bemerk de drie kinderen per fiets. Het park was steeds een aantrekkingspool voor spelende kinderen, nu nog.
De molen en de vijver (in de volksmond “Het Wolleke”)
DE MOLEN VAN HET VOLKSPARK - ASTRIDPARK (DEEL 2/3)
De molen met een riante beplanting welke de indruk geeft dat de molen op een grote hoogte staat.
Overzicht met links een manspersoon.
Kaart uit de beginjaren van de molen met een prachtige Franse tekst. Achteraan de huizen van de Izegemsestraat.
Midden de wol lag tientallen jaren “Het eilandje”. De uitdaging voor de jeugd die er speelde was tijdens de winter over de vervroren wol het eiland te bereiken. Links achteraan de Graaf de Smet de Nayerlaan. Bemerk de stenen trappen omheen de wol welke momenteel verdwenen zijn.
DE MOLEN VAN HET VOLKSPARK - ASTRIDPARK (DEEL 3/3)
Mooi overzicht op een postkaart van de Uitgeverij Lefebvre uit de Grijze Zusterstraat 3 in Kortrijk. Rechts achteraan de woningen van het Vandammebeluik. Bemerk onderaan de molen in de wol een treeplank voor hoenders welke zich konden nestelen in de struiken onderaan de molen. Doorheen de jaren was de wol en zijn omgeving een geliefkoosde plaats voor watergevogelte.
Op de plaats waar de molen vroeger stond, staat vandaag een rond stenen bankstel. Achteraan de Graaf de Smet de Nayerlaan.
Panorama met de molen, waarschijnlijk een Duitse legeropname van tijdens de eerste wereldoorlog.
Detailzicht van de molen met achteraan de Brugsestraat en de St Elooiskerk. Bemerk eveneens de opstelling van het rieten paviljoen.
“THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE” - VLASBLOEMSTRAAT - GARENSTRAAT (DEEL 1/4)
De naam Vlasbloemstraat is bestaande sedert 1932. Palende aan deze ligt de Garenstraat. Sedert meerdere decennia zijn beide straten bewoond door de families Ameye, Demeulemeester, Demeyere, Seys, Vandenbulcke, Vandevyvere… onderling bestond er steeds een vriendschappelijke sfeer. Allen waren noeste werkers, die ook veel plezier maakten en graag anderen vermaakten.
Reeds van 1936 hadden ze een Carnavalsgroep onder de naam “De Moderne Typen”. Ze noemden zichzelf ook “De Snobs”.
Rond 1936 ontstond ook de vereniging “De Lustige vrienden” welke instonden voor het oprichten van een muziekgroep, die vaste vorm kreeg juist na de oorlog onder de naam “THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE”. Dit muziekkorps werd gevormd uit de vroegere leden van De Moderne Typen, laatste carnavalsgroep hield dan ook op te bestaan na de oorlogsjaren. Groot bezieler en motor achter alle gebeuren betrof Leon Vandenbulcke.
De oorlogsjaren hadden Kortrijk zwaar getekend. De geallieerde bombardementen hadden meer dan 600 slachtoffers gemaakt, 1850 gebouwen werden totaal vernietigd en 3350 woningen zwaar beschadigd. Bij de heropbouw werd getracht zijn bewoners een hart onder de riem te steken en werd er in 1946 een zomercarnaval ingericht.
De Zomercarnaval 1946 was vooral een gelegenheid waaraan de Kortrijkzanen zelf meededen. Er waren ook Carnavalgroepen uit Aalst, Gent, Ledeberg, Willebroek, Merchtem…maar meer dan de helft van de gezelschappen kwam uit Kortrijk.
Uit Kortrijk waren de bekendste groepen “De Corsikaanse piraten” Zwevegemstraat – “De Moderne Typen” Vlasbloemstraat – “Markiezen en Markiezinnen” Hugo Verriestlaan – “Groep Carmen” Kapelstraat – “De Lustige Trommelaars” Moorseelsestraat – “De Chinezen” Voorzienigheidsstraat – “De Arabieren” Heule Watermolen – “De Snobs” Dam – “De Vlinders” Roterijstraat – “Harem St Jansvrienden” Stasegemstraat” – “Het Keizerrijk Der Neuzen” en “Stierevechters” Gentwijk – “St Antioniusvrienden” St Antoniusstraat en “De Ware Kortrijkzanen. Een der mooiste groep was echter “THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE”. Een groep van meer dan 50 Schotten met blaasinstrumenten en slagwerk (Neen geen echte Doedelzakken).
De zomercarnaval was een grootse optocht waarvan de start werd gegeven in het Astridpark, vervolgens doorheen Overleie, de stationsbuurt, het Volksplein, Veldstraat en Sint-Jan, het Plein, de Veemarkt, de Langesteenstraat, de Rijselsestraat en ontbinding op de Grote Markt.
Bij avond werd verder gefeest in de respectievelijke wijken van de verenigingen. Onder blote hemel waren er meerdere concerten en een groots vuurwerk op de Markt, Gentpoort, St Jansput, Oudenaardsesteenweg en Volksplein.
Bronnen : Met dank aan Eddy Servaege en Monique Vandenbulcke – Beeldbank Kortrijk – Archief Turbo – Foto Marcel Anckaert.
De groep “Moderne typen” ook wel “Snobs” genoemd bestonden tussen 1936 en 1946. Ze waren een vooroorlogse carnaval groep die veel bijval oogstte. Hier volgens de vlaggen waarschijnlijk in Aalst. Links de vlag van Stad Aalst-Carnaval, midden de vlag van de Moderne Typen en rechts de vlag met vermelding : Prix d’Honneur Grand Cortege 1946. Op de foto staan veel leden die later de groep van de Schotten vormde. Centraal staat Roger Vandenbulcke de grote drijfveer achter beide groepen uit vernoemde straten.
Foto aan het Kortrijks stadhuis met de voltallige groep van de Schotten ongeveer vijftig personen. Allen bewoners van de Vlasbloemstraat, Garenstraat en onmiddellijke omgeving. Op de pui, de burgemeester Coussens. Hun instrumenten bestonden uit trommels, grote en kleine groskes, koperwerk trompetten, cymbalen en twee schellenbomen. En de doedelzakken…die waren “fake”, gezien het te moeilijk was om een dergelijk instrument te leren bespelen.
De Schotten in de Wandelingstraat optrekkende in de richting van de Veemarkt. Achteraan ligt Toontjes Kerk. Vooraan de Tamboer Maître Ralf Lebon.
1946 - Schotten met Tamboer Maître Ralf Lebon en het vaandel voor de tribune geplaatst voor de zomerkavalkade.
“THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE” - VLASBLOEMSTRAAT - GARENSTRAAT (DEEL 2/4)
1946 - Zomerkavalkade - De Schotten op de Grote Markt, achteraan de resten van de oude Post. Centraal woning nog in herstelling van de Bombardementen uit WO 2. (Het gebouw van de cinema Royal)
De kledij van een Schot, het merendeel van de kledij en uitrusting was zelf vervaardigd door de leden van de groep. Pittig detail de “Sporran”, de tas die vooraan gedragen wordt heeft in feite de bedoeling dat de rok niet naar omhoog zou waaien, gezien echte Schotten geen ondergoed dragen ! Of deze van de Kortrijkse Schotten dat al dan niet droegen is niet geweten. Slechts de originele Maitrestaf van de Tamboer Majoor en een regimentsembleem van een berenmuts zijn heden ten dage nog bewaard.
Links Desideer “Desiré of Disten” Servaege en rechts Jacky Geldhof. Desiré was eveneens een begenadigd bokser die ooit nog kampioen van West-Vlaanderen was en een boksschool leidde. Let links op de koperen “Schellenboom” of ook Turkse Beiaard genoemd. Is van Ottomaanse oorsprong en maakt belgerinkel. Bovenaan staat een Turkse Halve maan (Zou heden ten dage problemen opleveren!) Is ook bedoeld als aandachtstrekker voor het vaandel van de groep. Ze hadden er twee in gebruik gedragen aan weerszijden van het vaandel of standaard.
De “Groskes” met Eddy Rysman. Let op de mooie versieringen en het schild en de benaming van de “Kortrijkse Schotten”.
“THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE” - VLASBLOEMSTRAAT - GARENSTRAAT (DEEL 3/4)
Mooie groepsfoto en een van de enige waar de blaasinstrumenten op voorkomen. Wie naar de diverse foto’s kijkt zal opmerken dat er door de jaren heen twee verschillende vaandels bestonden. Let achteraan op de beenhouwerij en de lekkere worsten.
Een taptoe op een onbekende plaats. De Schotten waren door hun aantrekkelijkheid een veel gevraagde groep en deden optredens over gans België en ook in Frankrijk. Hun kledij en instrumenten waren steeds in onberispelijke staat en er werd regelmatig geoefend.
(Taptoe : Oorspronkelijk was de 'taptoe' een militair trommelsignaal, eventueel aangevuld met hoorn of trompet, om aan te geven dat soldaten uit de kroegen in de stad naar de kazernes moesten terugkeren en dat de kroegbazen 'den tap toe' moesten doen en geen bier meer mochten tappen.)
Vijf Schotten in de Vlasbloemstraat v.l.n.r. tweede Roger Vandevyvere, rechts Werner Rysman, zittend Werner Demeulemeester.
Bemerk de verschillende Berenmutsen, links deze met Vossenstaart. Rechts Leon Vandenbulcke. Bemerk ook de graden op de mouw als “leider” van de groep en het stokje onder de arm
“THE ROYAL SCOTCH GUARDS PARADE” - VLASBLOEMSTRAAT - GARENSTRAAT (DEEL 4/4)
V.l.n.r. – Leon Vandenbulcke – Denise Demeulemeester – Werner Demeulemeester – Esther Ameye – Roger Vandevyvere – Adrienne Demeyere.
Jonge Schotten allen neven en nichten, staand Monique Vandenbulcke en Vivian Demeulemeester. Zittend Rysman Eddy en Marnix Vandenbulcke, centraal Francky Seys.
Werner Demeulemeester en zijn echtgenote waren de uitbaters van café “Au Nouveaux Boulevard” (genoemd naar het Volkspark uit 1882, het latere Astridpark” in de Kortrijksestraat. Het Lokaal van de Schotten was daar gevestigd en de kledij en instrumenten werden er bewaard in een achterliggend zaaltje. Let op de graden op zijn kraag.
Café “DE MENENPOORT” gelegen aan een der drukste verkeerspunten van Kortrijk. De straat noemde vroeger de Bissegemstraat tot ze in 1968 de huidige benaming Meensestraat kreeg.
De herberg werd van omstreeks 1903 uitgebaat door Leopold Semeseel (Kortrijk 1864-1931). Hij was pluimveehandelaar en cafébaas. Hij tapte bier in een stenen pot met de helft bruin bier en de helft blond bier, de herberg werd daardoor “Potje Miesens” genoemd naar het bier “Een pot van Semiese”. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Julius (Kortrijk 1902 – 1941) en zijn kleinzoon Eric ( Kortrijk 1937) welke als laatste de zaak openhield tot in 1992. De herberg werd gesloopt in 1992.
Prentkaart van in het begin van de 20e eeuw. Rechts de gasfabriek die gas en elektriciteit produceerde waar later de Gasbol kwam te staan. In de verte St Elooiskerk op Overleie.
Toestand tot over enkele jaren met uiterst links de nieuwe herberg Menenpoort. In de jaren 1960 werden de verouderde woningen aan de linkerzijde afgebroken, achteraan links het Astridpark. De Eandis site aan de rechterzijde is inmiddels eveneens afgebroken.
Leopold Semeseel (Kortrijk 1864-1931).
Het muziekkorps van "De Schotten" uit de Vlasbloemstraat en omgeving, destijds een der mooise korpsen op nationaal vlak.
Op de achtergrond Pot Semiesens.
Café De Menenpoort uit een restaurantgids van de jaren 1970.
Gekend onder haar lapnaam “Kleteke Dek” was Colette Deckmijn een typische Kortrijkse volksfiguur en tijdgenote van Nanten Buzze (Edward Stillatus). Ze was afkomstig van de Nieuwmarkt van Roeselare, volk van markramers en leurders. Ze was “schooister” van beroep en was zeer geslepen en venijnig in haar werkwijzen. Liep steeds rond in kapmantel en met klompen. Ze woonde samen met haar echtgenoot (of vriend) op Overleie aan het Couckestraatje (Nu St Amandslaan). Hijzelf had eeuwige dorst en was veelal te vinden in de “Estaminets”. Zijn gepaste bijnaam was “Potje Pak”. Hij was een ruziemaker en vechter die het regelmatig aan de stok kreeg met de “Pandoers” (Politie), welke hem op tijd een overnachting in de Amigo bezorgden. Cleteke verkocht ook zelfgemaakt “sulfers” (Lucifers). Dit betroffen stohalmen aan beide uiteinden in sulferpap gedrenkt en in bundeltjes samengebonden. Na haar ronde schooien en sulfers verkopen ging ze op het einde van de dag vaak mee met haar man op estaminetbezoek en dronk zelf ook graag een pot bier. Ze was meestal op stap met haar paander waarin ze soms gepofte aardappelen meesleurde en verkocht. Niemand weet hoe beiden ze aan hun einde kwamen. Mogelijkse geboorte en sterfdatum 1844-1908.
Reeds in de jaren 1300 was er op die plek een broederschap actief onder het patronaat van de toen heel populaire Sint-Elooi. Zij hadden er een gasthuis en een kapel. Overleie lag toen nog buiten de Kortrijkse stadsmuren en wellicht hadden de bestuurders liever dat armen, zwervers en zieken voor de stadspoorten werden opgevangen dan binnen de stad.
De latere “Broederschoole van Overleie” was in feite van de “Broeders van Oostakker” - “Broeders van Lourdes” of de “Broeders van liefde”, een congregatie gesticht door ene Modest Glorieux (1802-1872) uit het bisdom van Gent. De orde was bedrijvig over verschillende domeinen waaronder volksonderwijs, diensten in bedelaarsgestichten, gevangenissen en hospitalen, zorg voor ouderen,ook bedrijvig in missieregio’s zoals Congo, Indonesië, Nederlandse Antillen, Brazilië en Canada.
Hieronder : Stichter van de broederschool Constant Rogez (1806-1 889) van de Onze Lieve Vrouwkerk welke daarvoor de hulp in te inriep van de Broeders der Goede Werken in Ronse, later congregatie der Broeders van 0.-L.-Vrouw van Lourdes van Oostakker.
De school had een redelijke voorgeschiedenis maar werd in feite in 1938 gesticht door onderpastoor Constant Rogez (1806-1 889). Samen met twee andere broeders gaven ze naast godsdienstles ook lees- en rekenles. Twee huisjes werden tot klaslokaal ingericht. Maar dat bleek ontoereikend. In 1840 verhuisden ze naar de Overleiestraat 15 waar een afgedankte olieslagerij in de Koestraat werd omgebouwd.
Hieronder : Affiche van het jubelfeest in 1898 voor het zestigjarig bestaan van de school.
Eind 1840 verstrekten de twee broeders er kosteloos onderricht aan ruim 160 kinderen. Eind 1841 waren er al 400, daarin begrepen de kleintjes van de noenschool, de jongetjes die lees- en rekenles kregen, de leerlingen van de zondagschool en van het avondonderwijs voor volwassenen, plus 23 geplaatste kinderen of wezen. Rond 1843 namen de broeders de gewezen school voor arme meisjes in huur. Het gebouw paalde aan de St.-Elooiskapel en was eigendom van de Burgerlijke Godshuizen.
Hieronder : Panorama van de omgeving. De pastorie in de Overleiestraat en de broederschool palen aan elkander via de tuin.
Er was een bewaarschool ook papschool genoemd voor kleintjes van drie à vier jaar. s' Morgens werden ze door de ouders naar school gebracht en 's avonds om 16 uur afgehaald. In een blikken trommel brachten ze hun boterhammetjes mee en van de broeders kregen ze een bol pap.
Hieronder :
Het schoolgebouw rond vorige de eeuwwisseling. De speelkoer was nog niet aangelegd. Achteraan de St Elooiskerk. Er stond nog geen schutterstoren welke werd gebouwd omstreeks 1932.
Het aantal leerlingen steeg gestaag en op initiatief van onderpastoor René-Frans De Tollenaere,werden in 1868 op het terrein achter de kapel twee nieuwe klaslokalen gebouwd en in 1875 nog twee, met op de eerste verdieping een grote zaal. Na 1882 zal de grote zaal omgevormdworden tot vier klaslokalen. Op dat ogenblik waren er vijf broeders om die bende (want het waren geen lieverdjes) een beetje opvoeding te geven en ze in toom te houden. Een paar oorvegen en de trap onder de broek waren probate middelen om de orde te handhaven en de studie-ijver aan te wakkeren. Kennelijk een efficiënte methode want in nagenoeg alle schoolwedstrijden kaapten die van Overleie de eerste prijzen weg.
Hieronder : 1938 - Schoolkinderen op de speelkoer die inmiddels werd aangelegd. Bemerk het groot aantal kinderen voor de beperkte lesruimte. Klassen van 40 leerlingen en meer waren geen uitzondering.
De bloei van de school ging in stijgende lijn. In 1895 kwam er een vijfde klas voor niet betalende 131 leerlingen en een derde 'zondag' klas voor jongelingen en volwassenen. Het jaar nadien kwam er een tiende broeder. In 1904 kreeg de school een zevende 'vrije' klas en telde in totaal 469 leerlingen. Dat de inspanningen van de broeders niet tevergeefs waren, bleek uit de interscolaire wedstrijden: Overleie kaapte steevast de eerste prijzen weg en de school had de naam de beste van de stad te zijn.
Hieronder : Een gedeelte van de broeders en de schoolmeesters welke door de jaren heen les gaven.
Rond 1905 zal de school haar definitieve vorm krijgen zoals vele honderden oude Overleienaars ze gekend hebben en zoals de gebouwen er nu nog staan. Het aantal leerlingen schommelde rond de 470. Dat is gemiddeld meer dan veertig per klas! En zonder psychologische of andere begeleiding. En de ouders moesten ook niet aan de poort kamperen. Als het moest, werden een paar banken bijgezet of schoven de kinderen een beetje dichter bijeen. Probleem opgelost. En daar was niets mensonwaardigs aan.
Hieronder : Overleiestraat, de St Elooiskerk met rechts het huis van de broeders. Er rechtover was er eveneens nog een verblijfplaats. Let er op dat er nog tramrails liggen. Achteraan het Volkspark, nu het Astridpark.
Niet minder belangrijk was de inzet van de broeders bij de nascholing. Telkens er door een officiële instantie 'ingangsexamens' werden uitgeschreven, kon men op de broeders rekenen om door middel van avond, zaterdag en zondag lessen de kandidaten zo goed mogelijk op het examen voor te bereiden. Het zou een onbegonnen werk zijn het aantal Overleienaars op te sommen die aldus in de gelegenheid werden gesteld in de administratie een mooie zelfs benijdenswaardige loopbaan uit te bouwen.
Hieronder :
Plattegrond van de school zoals ze vroeger bestond, op de huidige stratentoestand geprojecteerd.
In feite waren de broeders van Overleie niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Hun inzet beperkte zich niet alleen tot het dagonderwijs, ze verzorgden ook de avondleergangen en de Zondagschool. Ze deden aan ziekenbezoek en traden vaak bemiddelend op in moeilijke gezinnen. Bovenal spanden ze zich in om ouders van begaafde kinderen te overtuigen hun zoon de kans te geven om hogere studies aan te vatten . Men vergeet niet dat de meeste ouders in die tijd blij waren dat hun kinderen op hun twaalfde of veertiende naar de fabriek mochten en wat centen binnen
Hieronder : Eeuwfeest in 1938. Onthulling van een gedenkplaat , welke er nu nog steeds hangt.
Bij het uitbreken van de 1e WO telde de kloostergemeenschap naast de overste, broeder Petrus, acht broeders. Eén onder hen, broeder Andreas, zal op 22 juli 1917 in Hoogstade sneuvelen. In de loop van 1914-18 werd de school herhaaldelijk bezet. Een paar maand kregen de leerlingen onderdak in de Marché Couvert, daarna in de refter van de broeders en op de zolder van de pastorie. Op 11 september 1918 ging de school definitief dicht. Tijdens de laatste oorlogsmaanden hadden de gebouwen enorm veel schade opgelopen. Toch hernamen de lessen op 1 oktober 1919 in vier klassen: twee in de vleugel die de minste schade had geleden, één in de refter van de broeders en één op de zolder van de pastorie.
Hieronder :
Tweedaagse grote feesten in 1938. Theater, spelen, Fancy Fair noemde het toen. De bedoeling om geld in de kas te krijgen wat ook lukte en ten goede kwam aan de inrichting van de school.
We naderen het jaar 1938 het eeuwfeest van de school. Met de voorbereiding van het eeuwfeest werd al in 1936 een aanvang gemaakt. Niets werd onverlet gelaten om aan het feest de luister te geven dat het verdiende. Het feest duurde twee dagen. Op 3 juli folkloristische stoet en groot nachtfeest met verlichting van het Astridpark en op 4 juli groot kinderfeest en vuurwerk als afsluiter.
Hieronder : Eeuwfeest. Groepsoptreden van turners op de speelkoer. Rechts de laatst aangebouwde klassen van het zevende en achtste leerjaar, Trouwens ook het leslokaal van Broeder Paulinus. De woning aan de Kapelstraat is nu verdwenen en is de huidige ingang van de koer.
De school telde twee afdelingen: een Franse en een Vlaamse. Wie de Franse afdeling volgde, kreeg - tegen een kleine vergoeding - twee of drie uur Franse les per week. De meeste ouders stuurden hun kroost naar de Franse kant. Daardoor was de Vlaamse kant onderbezet en moesten telkens twee klassen samengevoegd worden: het eerste en tweede leerjaar samen in één lokaal evenals het derde en het vierde leerjaar.
Hieronder : Het lerarenkorps. Een aantal broeders maar ook de leraars Gerard Vantieghem, Georges Pattoor en Maurice Devolder.
Met de opbrengst van het eeuwfeest hadden de broeders tijdens het groot verlof de klassen een beurt gegeven zodat bij de opening van het schooljaar 39/40 alles fonkelde. Overal nieuwe borden en gekleurde wandplaten met Bijbelse en historische taferelen.Mozes in zijn rieten mandje, de Bruiloft van Kanaän, Jezus die met vijf broden en twee vissen een hele schare volgelingen voedt, Judas, de geniepigaard, die Jezus verraden heeft, de Vlaamse strijders die op de Groeningekouter met hun Goedendag de Franse ridders opwachten en de stoere Ambiorix van Tongeren, met snor en ontblote borst, die de Romeinse legioenen in de pan hakt.
Hieronder : Een jaarlijkse belevenis. Reclame “avant la Lettre”. De kameel van deegwarenfabriek Soubry deed alle scholen aan voor een foto met de leerlingen. Op de kameel ondergetekende Ronny Courtens, en fier dat we waren.
Maar het was vooral de klas van Br. Gordius die de bengels interesseerde. Broeder Gordius had een eigen bibliotheek. Had hij ze gekregen, gekocht of gebedeld, wie zal het zeggen, maar een echte bibliotheek vol boeken over verre ontdekkingsreizen missionarissen en heiligenlevens die tot voorbeeld moesten strekken. Daarnaast de Jeugdreeks van het Davidsfonds, de Vlaamse Filmpjes, en nog veel andere meer zoals Baeckelandt en de rovers van het Vrijbos, Zannekin, Lange Wapper, Scheve Zeven, Don Bosco, De Dolende Ridder, en de Blinde Bedelaar. Verhalen over zeerovers, cowboys en Indianen waren in trek, maar Conscience ‘s Leeuw van Vlaanderen spande de kroon.
Hieronder : Een jaarlijkse klasfoto met 1 & 2 de gebroeders Steyt van aan de Stade. 3 – Freddy Seys uit de Vlasbloemstraat, later gekend voetballer. 4 – Georges Penninck. Links broeder Paulinus. Achteraan op de muur de gedenkplaat.
Toen op 10 mei 1940 de oorlog uitbrak moest de school sluiten. De meeste lekenleraars waren onder de wapens en enkele broeders waren naar Frankrijk vertrokken om zich bij de rekruteringscentra te melden. Vanaf de tweede helft van mei was de school overspoeld door vluchtelingen en van 20 tot 23 mei werd een deel van de klassen door het leger als verbandplaats opgevorderd . Maar begin juni waren al de broeders weer op post, behalve Br. Nilus die in Frankrijk tijdens een bombardement de dood vond . De lessen hernamen in de tweede week van juni '40. Het schooljaar 1940/41 begon op 2 september 1940 met 376 leerlingen en 210 leerlingen voor de avondlessen. Verliepen de eerste drie oorlogsjaren nog min of meer deftig, vanaf de tweede helft van 1943 liep door het voortdurend luchtalarm alles in het honderd. Driemaal tot viermaal toe per dag naar de kelder hollen, was geen uitzondering. Na de grote bombardementen van 1944 werden de klassen ter beschikking gesteld van geteisterde stadsgenoten. Na het bombardement van 21 juli ging de school definitief dicht. In september werd de school korte tijd door Britse soldaten bezet, maar op 20 september hernam het nieuwe schooljaar met 295 leerlingen.
Hieronder : Klasfoto vierde leerjaar (?) met meester Vantieghem Robert.
Op 14 augustus 1945 overleed broeder Daniël en werd de school voorlopig door Br. Octaaf geleid, tot op 18 maart 1946 broeder Asterius tot overste werd benoemd. Het Davidsfonds had in 1946 een opstelwedstrijd uitgeschreven voor veertienjarigen. Alle scholen uit het Kortrijkse namen eraan deel. Ook de grote scholen als het Atheneum, de Broeders Van Dale, het St. Jozefsinstituut en het St.-Amandscollege. Een tweehonderdtal jongens en meisjes werden naar het St. -Jozefsinstituut uitgenodigd om hun kunnen te bewijzen. De Zwerver luidde een van de onderwerpen. En wie kaapte de eerste prijs weg? Eén van de broederschool!
Hieronder : De schoolreis was de grote jaarlijkse belevenis. Allen de bus op met ons boterhammen en een “pulle” met “Kalissiesap” in en weg naar zee, de watervallen van Coo enz. en zeker eens stoppen onder de baan om een leerrijk oorlogsmonument te bezoeken.
Maar het einde begon te naderen. Vele oorzaken , maar vooral geldgebrek en het dalend aantal leerlingen lagen aan de basis van de teloorgang. In 1946 werd nog een extra inspanning gedaan. Een geldomhaling in de st. Elooiskerk bracht 15.000 fr. op. Een ultiem bewijs van de verknochtheid van de Overleienaars aan hun school. Maar het mocht niet baten. Begin de jaren zestig werd naar een samenwerking met het St Amandscollege uitgekeken en in 1963 werd de broederschool als basisafdeling collegegroep opgenomen. De broeders hadden hun taak volbracht. Broeder Paulinus beheerde de basisafdeling tot hij in 1969 op rust ging. Daarna werden leerlingen, leraars en gebouwen door de collegegroep overgenomen. Op 2 juli 1972 verlieten de broeders definitief Overleie. Het was mooi geweest ! Waarvoor onze dank.
Hieronder :
Een klassieke klas. De “Pupiter” ofte lessenaar met openklapbaar schrijfvlak en een inktepot in het midden, er werd nog met de pen geschreven. Aan weerszijden een haak om de boekentas aan op te hangen. Weinig zit en beenruimte. Een “schort” aan.
Maar het Sint-Amandscollege heeft die wijkschool intussen verkocht aan een private vormingsorganisatie. De gebouwen bestaan nu nog en zijn bezet door taalstages Depauw. De oude speelkoer en de gebouwen zijn nog te bezoeken via de Kapelstraat, de ingang naar de frituur De Pataterie.
Hieronder : Jaren lang een vaste waarde op school Broeder Paulinus Neyrinck. De minzame “Broeder Overste” die waarschijnlijk het langst les gaf op school. Meestal het zevende en achtste studiejaar. Onafscheidelijk van zijn pijp, steeds aanspreekbaar en altijd met een glimlach. Volksvriend die nog huisbezoeken aflegde bij de ouders van de leerlingen.
Wie herinnert zich nog…
We gingen met de schoolrij naar huis, langs drukkerij Decaluwe, langs het “Farcenwinkeltje” de kerk en door het Astridpark waar we lekker konden ravotten. Soms maakten we samen ons huiswerk op een bank of…vergaten we gewoonweg ons boekentas !
Ter voorbereiding van de communies moesten we de ochtendmis van zeven uur regelmatig bijwonen. We mochten dan ons ontbijt nemen bij de broeders. Bij ons meegebrachte boterhammetjes kregen we koffie van de broeders waar Je de krant kon door lezen. Dit in een lokaal vol opgezette dieren en snuisterijen.
Aan de muren in de schoolgang hingen kaders met insecten welke de broeders meegebracht hadden van de Congo…fascinerend was dat.
Achteraan de speelkoer stonden de toiletten, kleine wc potten die om het vuilst waren.
Op het einde van het schooljaar was de prijsuitreiking steevast in de toneelzaal naast de school. We dienden er een “stukske” (Opvoering) te spelen. De slimme gingen naar huis met een pak boeken, de minder wijze met veel minder.
Lijfstraffen (We gingen er niet van dood). Hand houden en “De Langen” meester Devolder sloeg er op met zijn regel. Als Je de hand wegtrok kreeg Je een extra beurt.
Als internationaal artiest krijgt hij welverdiend zijn eigen straatnaam in Kortrijk. Maar wie was hij feitelijk en hoe kwam hij in Kortrijk terecht ? Zo kom je ook aan de weet dat hij zijn straatnaam wel degelijk verdient ! Hierna het verhaal van een topartiest, levensgenieter, Casanova en Kortrijkzaan waar we fier op mogen zijn
Jean woonde aan de Fabriekskaai te Kortrijk, achter zijn woning op de huidige Eandis-site op Overleie krijgt Hij zijn straatnaam.
Zijn woning in Kortrijk.
Jean Walter, geboren als Jean, Guillaume, Marie Wauman de elfde februari 1922 in de Lamstraat te Sint-Niklaas, zou aanvankelijk in de breigoedzaak van zijn ouders gaan werken. Jean kwam uit een begoede familie. Als kleuter trekt Jean naar de Sint-Carolus Basisschool. Hij gaat eerst naar het Sint-Jozefsinstituut in de Ankerstraat, vervolgens naar Het Scheppersinstituut op de Melaan in Mechelen en tot slot naar het Atheneum in Sint-Niklaas waar hij maar een paar maanden blijft, want in 1940 breekt de oorlog uit en vlucht Jean met zijn familie naar Frankrijk.
Papa Waumans mocht je in die tijd wel een soort textielbaron noemen die niets liever wou dan dat zijn zoon zou voortstuderen. Om pa te plezieren, trekt Jean twee jaar naar het Technisch Textielinstituut in Sint-Niklaas zodat hij na zijn studies bedrijfsleider kan worden in de zaak van zijn vader, maar Jean wil iets anders. Hij wil zanger worden! Papa Wauman produceerde als nevenactiviteit in zijn bedrijf opvouwbare en geponste kaarten voor draaiorgels. Dat lag Jean meer na aan zijn hart. Dat zijn zoon zanger wou worden, interesseerde zijn vader niet echt. Het muzikale moet hij van zijn Zuid-Franse moeder hebben geërfd, maar die stierf amper elf dagen na Jean’s geboorte. Op school toont Jean tijdens de muziekles wél veel belangstelling en sluit zich in 1933 aan bij het kapelkoor onder leiding van E.H. Verdurmen van het Sint-Jozefsinstituut. Thuis wordt er meer naar klassiek geluisterd en naar de Nederlandse liedjes van The Ramblers en Kees Pruis. In 1940 zet Jean schoorvoetend zijn eerste stappen in de richting van de muziek. Hij is dan achttien. Hij is vaak te vinden op café .
Bobbejaan Schoepen - Will Tura en Jean Walter.
Zijn interesse,"De Jazzkring" in Sint-Niklaas waar hij uren lang van jazzmuziek kan genieten. In die tijd leert Jean ook Jef Burm en Bob Benny kennen, stadsgenoten van hem. Hij wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog in zijn stad een paar keer door de Gestapo opgepakt die hem verplichten in Duitsland te gaan werken. Daar ontdekken zij dat Jean goed kan zingen. Hij komt in 1942 in Duitsland voor de eerste maal in zijn leven in contact met professionele muzikanten en de Duitsers dwingen hem te gaan optreden met een, hoe vreemd het ook mag klinken, joods orkest. Of zij nu in Münster, Mannheim, Magdeburg, Berlijn, Würtzburg of bij ons optraden, zij werden overal op handen gedragen. Deze ervaring stimuleert Jean om na de bevrijding als zanger door te gaan. Om zich na dit avontuur wat veiliger te voelen, duikt hij onder tot aan de bevrijding. In Brussel wordt hij van dan af orkestzanger en zingt vooral jazzy getinte liedjes op een Amerikaanse leest geschoeid
In 1951 treedt Jean op in de betere Brusselse clubs m vervolgens de bühnes van de grote theaters te ontdekken. In Parijs en London leert hij van gekende artiesten als Aznavour en Becaud. Hij leert er ook met de betere orkesten op te treden.
België heeft behoefte aan Nederlandstalige zangers waar Jean op inspeelt en hij zich als Crooner manifesteert, hij wordt er dan ook door het vrouwelijk publiek door aanbeden. Hij treedt op onder de namen Jean Woodman en John Newman. Hij wordt vaak vergeleken met Frankie Laine en covert ook deze zijn muziek.
Hij mikt op een internationale carrière en gaat eerst richting Frankrijk en vrij snel nadien naar Duitsland waar Hij samen met een pak bekende orkesten optreedt, al was hij achteraf beschouwd veel liever in Frankrijk gebleven omdat de Franse flair en de Franse taal hem beter ligt. Met het orkest van Kurt Edelhagen concerteert Walter in Wenen alleen al zo'n vierentwintig keer. De mooiste herinneringen bewaart hij aan zijn optredens samen met het orkest van Helmut Zacharias. Hij trekt met Helmut op tournee door Duitsland, Frankrijk, Scandinavië, Zwitserland en Oostenrijk.
En dan is er begin jaren 50 het haast onafscheidelijke Tulpen uit Amsterdam, tevens de grootste hit die Jean Walter ooit scoorde. Tulpen uit Amsterdam werd zowel in het Nederlands als in het Duits door Jean als allereerste op plaat gezet.
In 1956 gaat hij naar Venetië om daar deel te nemen aan het "Festival van de Gouden Gondel". Jean rijdt zelf met zijn Mercedes naar Venetië. Doodop moet hij daar optreden. Voor alle zekerheid heeft hij zijn Italiaanse tekst op een spiekbriefje geschreven, maar ziet tijdens zijn optreden dat hij het in de verkeerde richting vastheeft. Hij brabbelt dan maar ter plekke een taaltje dat op Italiaans moet lijken. De Belgische ploeg krijgt "De Zilveren Gondel", zij eindigen tweede. Eén van Jeans mooiste opnamen ooit, Twee blauwe kinderogen, levert hem "De Grote Prijs van het Nederlandse lied" in Antwerpen op.
En dan is het in één klap voor hem afgelopen. Het succesverhaal is voorbij. Jean Walter verliest in 1960 eerst zijn zangstem, iets later ook zijn spreekstem en moet alle geplande contracten en optredens afgelasten. Intussen gaat Jean, om toch maar in de running te blijven, op zoek naar werk waarvoor hij zijn stem niet echt nodig heeft. Omdat hij knap oogt, wordt hij mannequin en fotomodel. Hij verdient in die tijd 35 euro per uur, wat toen een méér dan behoorlijk bedrag was.
Na vier geduldige jaren krijgt hij in 1962 zijn zangstem terug en kan hij opnieuw optreden. Vanaf de maand oktober 1962 neemt hij deel aan "Canzonissima" waarin de VRT op zoek gaat naar de geschikte deelnemer voor het Eurovisiesongfestival, waar Jacques Raymond echter met de pluimen gaat lopen. In 1965 doet hij TV optredens bij o.a. de Jo Leemans show samen met Nand Buyl en Henk Van Montfoort. De jaren later verzorgt hij op een regelmatig tempo zijn optredens.
In 1983, als Jean zijn veertigjarige loopbaan viert, krijgt hij van toenmalig cultuurminister Poma het lint van "Ridder in de Kroonorde". Drie jaar later ontdekt Jean het zangtalent van de jonge sopraan Katrien Gallez. Jean gelooft in haar kunnen en wil haar daar mee voorthelpen. Zij groeien almaar dichter naar elkaar toe en besluiten hun leven voortaan samen te delen. Jean is dan vierenzestig, Katrien negenentwintig. Katrien zal naam maken in de wereld van de operette en de musical met rollen in "Die lustige Witwe" en "West Side Story".
Jean en zijn echtgenote de gekende soprane Katrien Gallez, voor meer info :
In 1992 organiseert Jean Walter ter gelegenheid van zijn 50–jarige carrière een groots jubileumconcert en krijgt naar aanleiding daarvan vanwege de Vereniging van Belgische Artistieke Promotie (B.A.P.) een gouden eremetaal als bekroning voor heel zijn oeuvre. Hij voelt zich als herboren wanneer producer Marc De Coen eind jaren 90 op de idee komt hem samen met Bob Benny en Jacques Raymond te presenteren als het trio "De Gouden Tenoren". Hij denkt daarbij aan zijn idool Charles Aznavour die ook van geen ophouden weet. Jean heeft al zijn platen en luistert er vaak naar. Hij zal nooit vergeten dat hij in 1952 samen met Aznavour op de affiche van de "Ancienne Belgique" oftwel "Oud België" in Antwerpen stond, een week lang.En om het verhaal positief af te ronden, krijgt Jean op 21 november 2003 tijdens het gala van de "Eregalerij" in het Casino van Knokke uit handen van Johan Verminnen een onderscheiding voor "een leven vol muziek". Hij ontvangt dat jaar die prijs gelijktijdig samen met zijn vriend en collega Bob Benny.
Jean Walter trad in zijn loopbaan op met zowat alle gekende binnen en buitenlandse vedetten en werd door hen steeds als een gelijke aanzien, dit door zijn eenvoud, jovialiteit en zangtalent. Zijn repertorium was zeer uitgebreid een opsomming geven is onbegonnen werk.
Jean brengt nog altijd samen met zijn vrouw, als zij niet in Kortrijk verblijven, voor een groot deel van het jaar op hun appartement in het zonnige Marbella door. Het mondaine leven daar en die zuiderse levensstijl hebben hem altijd aangetrokken. Hier kan hij nagenieten van zijn carrière en vooral van de schoonheid die hem daar omringt. Zijn negentigste verjaardag viert hij in het gezelschap van Marco Bakker en Willeke Van Ammelrooy. Jean overlijdt de vijfde juni 2014. Op zijn doodsbrief lezen wij: "Oh mon amour, mon doux, mon tendre, mon merveilleux amour, de l'aube jusqu'à la fin du jour, je t'aime encore, tu sais je t'aime" (Jacques Brel). Jean overleed aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. Hij werd 92!
In 2007 bracht 'De Rode Loper' een bezoek aan de toen 85-jarige Jean Walter en zijn vrouw Katrien Gallez. "Ik ben in Vlaanderen bij de toppers, ik ben een begrip", vertelde hij toen zonder valse bescheidenheid.
Een zoektocht op Google en Youtube is de moeite waard om Jean verder te leren ontdekken.
Thanks Mr. Walter voor de gezellige ontspanning welke je bood aan honderdduizenden fans !!!
Met de opening van Uw straat zullen we zeker “Tulpen uit Amsterdam” luidkeels meezingen !
Werd in 1909 gebouwd aan de Damkaai onder de benaming “Société anonyme pour l’industrie de froid” (What's in a name) of ook de “Saca” (Société anonyme Courtraisienne d’alimentation) genoemd. Ze werd gebouwd naast en gedeeltelijk op de vroegere ”Cercle Musical et Choral” bij Kortrijkzaans gekend onder de naam “Kalotenpark” (Gesticht in 1868). In de jaren 1930 stelde het bedrijf meer dan 100 werknemers te werk.
De ijsfabriek in 1944 met links de Saca bewaarplaats van de eetproducten.
De afgevaardigde beheerder was Henri Everaert en werd later door zijn zoon Pierre opgevolgd. De fabriek werd gesloten en afgebroken in 1974 om plaats te maken voor het appartementsgebouw “Ten Broel”.
Het appartementsgebouw met rechts ervan de ijsfabriek zoals ze zich vroeger situeerde.
De hoofdactiviteit bestond erin ijs te vervaardigen voor herbergen, beenhouwerijen en bedrijven van voedingswaren. De fabriek werkte met compressoren die continu draaiden en blokken ijs vervaardigden van 20 x 20 x 100 cm en een gewicht van 25 kilogram. Deze werden door en voerman met paard en kar en later met een camion tot bij de klanten gebracht.
In de handelszaken werd het ijs geborgen onderaan een zinken frigo en bewaarde er meerdere dagen. Wanneer omwonenden ijs vandoen hadden werd het met een ijspriem afgebrokkeld en meegegeven gewikkeld in een handdoek.
De voerman had een lederen schouderstuk en een gebogen punthaak om het ijs te kunnen manipuleren.