MORLAND, P.,Het menselijk getij. Hoe demografie de moderne wereld heeft vormgegeven. (vert.The Human Tide: How Population Shaped the Modern World, 2019) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas/Contact, 2019, 440 pp. - ISBN 978 90 450 3707 3
In 1960 waren er 3 miljard mensen op de wereld. Nog voor het jaar 2000 was de wereldbevolking verdubbeld tot 6 miljard. De Verenigde Naties schatten dat de mondiale populatie halverwege 2017 de 7,6 miljard haalde. In 2050 zal de wereldbevolking bijna 8 miljard mensen bedragen. Dit is een gigantisch aantal.
Sedert de mensheid ongeveer tienduizend jaar geleden overging op de landbouw, leefden de meesten in vuiligheid en misère. De kindersterfte was ontzettend hoog en mensen stierven jong. In de 18e eeuw haalde naar schatting tussen een kwart en een derde van alle baby’s zijn eerste verjaardag niet.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw kwam daar verandering in. De aanvankelijk bescheiden maar substantiële verbeteringen in materiële omstandigheden, voeding, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs hebben een ingrijpende demografische transitie veroorzaakt. Dit is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep.
Nagenoeg alle moderne samenlevingen kennen een spectaculair lage kindersterfte en een hoge levensverwachting. Waar de gebruikelijke voordelen van modernisering beschikbaar komen en vrouwen toegang krijgen tot onderwijs en anticonceptiemiddelen, veranderen de patronen die bepalend zijn voor de gezinsomvang.
Overal op de wereld is de bevolking intussen niet alleen toegenomen, maar heeft zich ook een omwenteling voorgedaan in de samenstelling van de bevolking. De demografische explosie van de voorbije twee eeuwen heeft de wereld een ander aanzien gegeven.
De groeispurt van de bevolking ging hand in hand met de industriële revolutie. Dit proces begon in Europa. De Britten waren eerst, andere Europese volkeren volgden iets later. Dit verklaart de oorsprong van de superioriteit van de taal en cultuur van de Angelsaksische landen. De bevolkingsexplosie in de Europese landen vormde vervolgens de grondslag voor de hedendaagse wereld.
Intussen heeft de demografische vloed ook de rest van de wereld bereikt, met een veel groter oppervlak en bevolking. In Japan, China en Oost en Zuidoost-Azië woont tegenwoordig bijna een derde van de wereldbevolking. De laatste wereldregio waar de demografische transitie zich voordoet is Afrika ten zuiden van de Sahara.
InHet menselijk getijverheldert de gerenommeerde demograaf Paul Morland de rol van bevolkingsgrootte en -samenstelling in de moderne geschiedenis. Demografische factoren bepalen uiteraard niet als enige de loop van de geschiedenis. Ze kunnen echter wel de krachtsverhoudingen tussen en binnen staten drastisch veranderen met mogelijk ontwrichtende gevolgen. Dit boek gaat over de macht van het getal.
Er is bijvoorbeeld een opmerkelijk verband tussen de gemiddelde leeftijd en het geweld in een land. Een samenleving met veel jongeren vergroot de kans op conflicten. Zo heeft het Palestijns-Israëlische conflict meer dan andere conflicten een demografische oorzaak. Bevolkingsaantallen en –groei bepalen ook de militaire slagkracht van een land. Ook het hedendaagse populisme in de moderne wereld kan mede verklaard worden door demografische ontwikkelingen.
Morland toont aan hoe demografische veranderingen over de hele wereld de economische en politieke ontwikkelingen beïnvloedden en vice versa. Waar bevolkingsgroei en industriële ontwikkeling hand in hand gingen was een fundamentele verschuiving in de machtsverhoudingen en het wereldsysteem onvermijdelijk. Niets daarvan zou mogelijk zijn geweest zonder onderwijs, vooral aan vrouwen, zo beklemtoont hij verschillende malen.
Kan kennis van de demografie in het verleden ook een vooruitblik bieden op de toekomst? We zijn op weg naar de eindfase van de eerste demografische transitie, meent Morland. Afrika ten zuiden van de Sahara is het laatste deel van de wereld dat nog volop in de eerste fase verkeert, met alle ellende van dien. Maar naarmate dit werelddeel moderniseert zal ook daar zich dezelfde evolutie aftekenen als in de andere werelddelen.
Het menselijk getij geeft u inzicht in een doorgaans onderbelicht aspect van de geschiedenis. Het werk is wetenschappelijk degelijk gefundeerd. Morland baseert zich op de best beschikbare bronnen, namelijk de gegevens van de VN. Aan het einde zijn er twee appendices met uitleg over de berekening van de gehanteerde cijfers.
Bij demografie komt natuurlijk heel wat wiskunde kijken. Maar laat u daardoor niet afschrikken, want het is niet nodig dat u alle details van de berekeningen kent om het betoog te volgen. Bovendien is de tekst heel vlot te lezen.
250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
VERHOFSTADT, D., 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria. A’dam/A’pen, Uitg. Houtekiet, 2014, 303 pp. – ISBN 978 90 8924 314 0
‘Welke zijn nu de straffen, die behoren toegepast te worden op misdaden? Is de doodstraf een sanctie die werkelijk nuttig en noodzakelijk is voor de veiligheid van en de goede orde in de maatschappij? Is het aanwenden van pijnbank en foltering rechtvaardig en is daarmee het doel te bereiken dat de wetgeving nastreeft? Wat is de beste manier om het plegen van strafbare feiten te voorkomen?’
In Dei delitti delle e pene stelde Cesare Beccaria zijn principes over het strafrecht voor. Zijn uitgangspunt was dat elke mens, arm of rijk, recht heeft op een gelijke behandeling. Niemand mag beoordeeld worden op basis van zijn afkomst, familiebanden of connecties. Straffen moeten in verhouding staan tot de gepleegde misdrijven en de rechters die oordelen en bestraffen moeten onafhankelijk zijn. Een straf mag geen vergelding zijn, maar moet leiden tot het verminderen van misdaden in de samenleving. Ze moet de delinquent beletten zijn medeburgers nog eens te benadelen en de andere mensen ervan afhouden om hetzelfde te doen.
Dirk Verhofstadt heeft de 40 principes van Beccaria gebundeld tot negen. De basis is dat de regels van de groep ondergeschikt zijn aan die van het individu. Families, volkeren, naties of religies zijn niet het belangrijkste, wel het individu. Straffen moeten bovendien vastgelegd zijn in een wet, die voor iedereen geldt. Het strafrecht legt de basis voor rechtvaardigheid en tegen willekeur en het vormt de kern van een democratische en rechtvaardige samenleving.
Ons lijkt dit het intrappen van een open deur, maar in 1764 was Dei delitti e delle pene revolutionair. In die tijd werd het strafrecht beheerst door willekeur, machtsmisbruik en religieuze dogma’s. Hoe iemand berecht werd, was afhankelijk van diens plaats in de maatschappij. Rechters spraken straffen uit op basis van hun persoonlijke inschatting. Beklaagden werden gefolterd en op allerlei wijzen geïntimideerd om bekentenissen af te dwingen. Meningen en gedragingen die afweken van wat de kerk voorschreef werden zwaar bestraft.
De ideeën van Beccaria waren zeer vooruitstrevend voor die tijd. Ze waren zo radicaal dat ze onvermijdelijk botsten met die van de kerkelijke inquisitie. Beccaria werd daarom lang verguisd en bekritiseerd, vooral door de kerk. Hij had echter veel invloed op de Verlichte heersers. Hij inspireerde Verlichtingsdenkers en revolutionaire bewegingen, die een einde wilden maken aan het Ancien Regime en veel nadruk legden op de gelijke behandeling van alle burgers en zich keerden tegen het despotisme.
Tot de publicatie van het werk van Verhofstadt had ik nog nooit over Cesare Beccaria gehoord of gelezen. Een van de grootste Verlichtingsdenkers uit de geschiedenis lijkt compleet vergeten. In Milaan verdringen de toeristen zich voor de imposante duomo, terwijl de Piazza Cesare Beccaria op wandelafstand er nagenoeg verlaten bij ligt.
Toch hebben wij enorm veel aan te danken aan deze Italiaanse filosoof en rechtsgeleerde. Zijn werk heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de humanisering van het strafrecht van zowat alle Europese en Amerikaanse landen. Het vormt de basis voor de Universele Verklaring van de Mensenrechten en het bestaansrecht van de waakhonden Amnesty International en Human Rights Watch.
De denkbeelden van Beccaria blijven immers brandend actueel. Er zijn nog veel landen waar men mensen foltert en executeert, waar willekeurige arrestaties en processen plaats grijpen, rechtszittingen in het geheim gehouden worden, waar ketterij en godslastering worden bestraft, mensen zonder rechterlijk bevel worden vervolgd en opgepakt en waar homoseksuelen de doodstraf krijgen. En in de grootste democratie worden nog steeds mensen geëxecuteerd, sommigen compleet onschuldig.
Ook in democratische landen blijft het gevaar bestaan dat overheden buitensporige macht gebruiken tegenover de burgers, zodat ze opnieuw worden overgeleverd aan willekeur. Als we niet waakzaam blijven lopen zelfs de beste rechtssystemen het gevaar uitgehold te worden, bijvoorbeeld via kliklijnen.
Het werk bestaat uit twee delen: de samenvatting en bespreking van het boek van Beccaria door Dirk Verhofstadt wordt gevolgd door de meest recente vertaling van Dei delitti e delle pene. Een beetje tegendraads ben ik begonnen met het tweede en daar heb ik geen spijt van gehad. Dankzij de puike vertaling is het werk van Beccaria vrij goed leesbaar. En de prima duiding van Verhofstadt vormt daar een welkome aanvulling op.
Dit boek stond heel wat jaren op mijn leeslijstje. Maar mijn troost is dat dit werk nooit achterhaald is. Het is bovendien een must voor iedereen die de mensenrechten genegen is.
MAZZUCATO, M., De waarde van alles. Onttrekken of toevoegen aan de wereldeconomie. A’dam, Uitg. Nw Amsterdam, 2018, 384 pp. – ISBN 978 90 468 2379 8
“Tussen 1975 en 2017 is het reële bbp van de Verenigde Staten ruwweg verdrievoudigd. Over deze periode nam de productiviteit met ongeveer 60 procent toe. Desondanks zijn de reële uurlonen van de meerderheid van de werknemers gestagneerd of zelfs gedaald. Dit betekent dat bijna vier decennia lang een kleine elite zich vrijwel de totale baten van een groeiende economie heeft toegeëigend. Is dit omdat zij zulke buitengewone productieve leden van de samenleving zijn, zoals ze beweren?”
Reeds in de eerste alinea wordt de toon gezet. Geheel in lijn met haar vorige boek stelt Mariana Mazzucato zich uiterst kritisch op tegenover de gang van zaken in een wereld waar de ongelijkheid van rijkdom en inkomen alleen maar toeneemt. Het hele bedrijfsleven is doordrenkt van financiële operaties en de mentaliteit die ermee gepaard gaat. Men gaat beslissingen nemen in functie van geld in plaats van nut of bijdrage.
Want dit is waarover productiviteit moet gaan, vindt Mazzucato. Het is hoog tijd dat er weer een ernstig debat gevoerd wordt over wat waarde is en hoe ze tot stand komt. Waardecreatie gaat in de kern om het voortbrengen van nieuwe en nuttige goederen en diensten. Alleen zo kan er een duurzame en eerlijke economie gecreëerd worden, waarin de welvaart breder gedeeld wordt.
Tot in de negentiende eeuw maakten economen en filosofen onderscheid tussen twee soorten economische activiteiten. Productieve activiteiten droegen bij aan het algemeen welzijn, activiteiten die niets bijdroegen bestempelden ze als improductief. Ze vonden het noodzakelijk om de productieve activiteiten te bevorderen en improductieve te beperken.
Tegenwoordig zijn winst en verlies echter de maatstaf voor waarde geworden. De waarde van goederen en diensten wordt afgemeten aan hun prijs. Als gevolg hiervan worden activiteiten die niets bijdragen aan de samenleving maar wel duur zijn of veel kosten, zoals vervuilende bedrijven, als waardevol beschouwd. En activiteiten die nuttig zijn maar niets kosten, zoals gezinszorg en mantelzorg, tellen niet mee. Ook de overheid is niet waardevol want een verliespost.
Zo werd een ongebreidelde groei van de financiële sector mogelijk gemaakt. De financiële markten bepalen de waarde van bedrijven. Bedrijven functioneren niet meer hoofdzakelijk in functie van hun nut, maar van de opbrengst voor hun aandeelhouders. In deze visie wordt winst uit financiële transacties, waarvoor men niets heeft moeten doen, beschouwd als een inkomen dat ‘verdiend’ is.
In de financiële sector beweegt zich tegenwoordig een groot aantal tussenpersonen die zich toeleggen op het beheer van fondsen, het vermogensbeheerkapitalisme. Deze verdienen geld aan financiële transacties, niet door de reële economie te bedienen maar zichzelf. En het verplaatsen van geld op verschillende manieren, het casino-kapitalisme, stelt een aantal individuen in staat heel rijk te worden zonder werkelijke bijdrage aan de rijkdom van de samenleving.
Zo heeft de financiële sector het aandeel van improductieve waarde enorm doen toenemen. Ze is mede-veroorzaker van de groeiende ongelijkheid in inkomen en vermogen. En alhoewel zij het zo doen voorkomen om de hoogte van hun beloningen te rechtvaardigen, zijn het niet de financiële tussenpersonen die de echte risico’s nemen. Die situeren zich in de innovatie-economie, waarmee zij zich niet inlaten.
Die risico’s worden voor een groot deel door de overheid genomen. Net als in De ondernemende staat toont Mariana Mazzucato ook hier aan hoe de overheid een cruciale rol speelt in de innovatie-economie en zodoende positieve waarde schept. Ze versterkt haar pleidooi voor de herwaardering van de overheid en formuleert een aantal ideeën over de herwaardering van de publieke sector.
In De waarde van alles maakt ze brandhout van de fabeltjes van de gangbare neoliberale economische theorieën. Er zijn verschillende inconsistenties in de manier waarop economische groei tegenwoordig bepaald wordt. Mazzucato verheldert waar economische groei echt over moet gaan en verduidelijkt wanneer, waarom en hoe deze uit de hand gelopen is. Ze kleedt de financiële sector uit en ontwart het ondoorzichtige kluwen van financiële machinaties waarvan vooral de actoren zelf rijker worden.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat vooral het laatste een buitengewoon taaie brok was. Ik heb de drie hoofdstukken over de financiële sector met heel veel moeite doorploegd, zonder dat ik er veel wijzer uit werd. Gelukkig rondt Mazzucato ze af met inzichtelijke conclusies. In ieder geval weet ik nu veel beter hoe de pakkers erin slagen om zoveel meer te verdienen dan de doeners.
De waarde van alles is een doordacht en leerrijk, maar ronduit ontluisterend en vaak ontmoedigend boek van een gerespecteerde econome over de neoliberale economie. Een index van de gebruikte terminologie zou het voor een leek toch beter te behappen maken.
BRUSATTE, S. De opkomst en ondergang van de dinosaurus. (Vert. The Rise and Fall of the Dinosaurs. A New History of a Lost World, 2018) A’dam, Uitg. Ambo/Anthos, 2018, 408 pp. – ISBN 978 90 263 3644 7
In mijn schooltijd was ik bijzonder geboeid door dinosauriërs. Mijn klasgenoten hebben ettelijke spreekbeurten over deze reusachtige dieren moeten doorstaan. Maar dat betekent niets vergeleken met de fascinatie van Steve Brusatte. Als paleontoloog heeft hij van de studie van de dinosauriërs zijn levenswerk gemaakt. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de kennis van het uitsterven van de dinosauriërs. In dit boek biedt hij een overzicht van wat we weten over deze indrukwekkende dieren.
De eerste dinosauriërs ontstonden ongeveer 230 miljoen jaar geleden in wat nu Zuid-Amerika is. Ze leefden in een heel andere wereld dan wij nu kennen. Er waren geen afzonderlijke werelddelen, maar één grote ononderbroken landmassa, Pangea, omringd door één grote oceaan. Ze leefden er samen met reusachtige amfibieën en reptielen. Toen Pangea zeer geleidelijk scheurde, veranderden de leefomstandigheden op aarde drastisch. Het gevolg was een massa-uitsterving, die de dinosauriërs overleefden.
In deze nieuwe wereld waren de dinosauriërs bijzonder succesvol. Ze gedijden meer dan 150 miljoen jaar lang buitengewoon goed. Ze waren geweldig succesvol en sommige kregen kolossale afmetingen. Elke landmassa had een uniek scala aan dinosauriërs en iedere soort had zijn eigen niche. Ze waren bijzonder goed aangepast aan hun omgeving. Sommigen kregen veren en werden vogels, zo’n tienduizend nieuwe soorten.
De inslag van een asteroïde maakte 66 miljoen jaar geleden echter een einde aan hun triomftocht. Tegen deze bijzondere crisis bleken ze niet opgewassen. De succesnummers van de evolutie verdwenen en maakten daarmee uiteindelijk de weg vrij voor de moderne wereld. Maar de dinosauriërs zijn niet weggevaagd. De huidige vogels stammen rechtstreeks af van de voorouder van de dinosauriërs en zijn daarmee echte dinosauriërs.
Alles wat wij weten over deze indrukwekkende dieren is afgeleid uit de fossielen. Fossielen vertellen ons iets over hoe de dieren eruit zagen, hoe ze zich voortbewogen, wat ze aten, waar ze leefden en hoe ze stierven. Steve Brusatte laat uitgebreid zien hoe paleontologen dit verhaal reconstrueren met behulp van allerlei nieuwe onderzoeksmethoden en technologieën. Zo werden een aantal raadsels opgelost. Men denkt nu bijvoorbeeld te weten waarom een aantal dino’s zo reusachtig waren en waarom alleen de dinosauriërs uitstierven en niet de andere dieren.
Dit boek is dus niet alleen het verhaal van de dinosauriërs, maar evenzeer het relaas van de zoektocht naar fossielen en hun betekenis. U krijgt een levendig beeld van de uitdagende werkomstandigheden van paleontologen. In ieder geval is duidelijk dat dit geen werk is voor wie niet beschikt over een uitstekende fysieke conditie.
Het blijkt dan ook dat de onderzoekers in kwestie verre van gewone mensen zijn. Brusatte zet de verdiensten van zijn collega’s dan ook graag en terecht in de verf. De uitgebreide beschrijvingen van hun vestimentaire en culinaire voorkeuren zijn volgens mij echter niet relevant en leiden af van de essentie van het verhaal.
Ik vond het ook jammer dat de afbeeldingen van de hoofdpersonages beperkt blijven tot fossiele beenderen en enkele tekeningen van tot de verbeelding sprekende dinosaurussen zoals de T.Rex. Ik miste duidelijke reconstructies hoe de dieren er moeten hebben uitgezien. Enkele kleurenplaten zouden het boek meteen veel aantrekkelijker gemaakt hebben voor de geïnteresseerde leek.
Ondanks deze bedenkingen blijft de waarde van dit boek overeind. Het is bovendien zeer vlot te lezen en het kon mij boeien tot het einde.
BECKERT, S., Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie. (Vert. Empire of Cotton, 2015) A’dam, Hollands Diep, 2016, 762 pp. - ISBN 978 90 488 3460 0
Als we denken aan de industriële revolutie en het kapitalisme zien we spontaan steenkoolmijnen, spoorwegen en staalfabrieken. Toch is volgens Sven Beckert, Harvard-professor in de geschiedenis van de 19e eeuw, de katoenindustrie de gangmaker geweest van de moderne wereldeconomie. Katoen maakte zowel het ontstaan van het kapitalisme mogelijk als de hervorming ervan.
Tot ver in de 18e eeuw waren katoen en katoenen stoffen in Europa een marginaal product. De katoenplant gedijt immers enkel in tropische en subtropische gebieden. Daar werd hij overal geteeld en al eeuwenlang verwerkt en verhandeld. Toch kwam de wereldhandel in katoen niet op gang in India of China, maar in Europa. Hoe komt het dan dat het deel van de wereld dat het minst met katoen te maken had, de katoennijverheid ging overheersen en daardoor plots zoveel rijker is geworden?
De gangbare verklaringen zoals rationaliteit, verlichtingstradities, het klimaat en de geografische gesteldheid, zijn volgens Sven Beckert ontoereikend. Het katoenimperium steunde op een oorlogseconomie, de gewelddadige toe-eigening door Europa van land en arbeid in de katoenstreken.
De eerste vorm van kapitalisme was een oorlogskapitalisme. Gebieden werden veroverd en verdeeld en de oorspronkelijke bevolking verjaagd of gedecimeerd. In Amerika zette men slaven aan het werk. De nog steeds bestaande kloof tussen arme en rijke landen gaat terug op die eerste industrie.
Het oorlogskapitalisme werd de basis van het industriële kapitalisme. Voor die nieuwe industrie was arbeidskracht nodig. Die haalde men voornamelijk bij de zwakkere leden van de samenleving, nl. vrouwen en kinderen. Het ontwrichtte de hoofdzakelijk agrarische samenlevingen van Europa en creëerde een stadsproletariaat.
Het industriële kapitalisme kon niet gedijen zonder een machtige regulerende staat met een overheid die leningen verschafte, zorgde voor infrastructuur, verre afzetmarkten creëerde, een protectionistische politiek voerde. Dit versterkte de kloof tussen de geïndustrialiseerde landen en landen met een zwakke staat. De mondiale katoennijverheid creëerde ook een omvangrijke nieuwe klasse van tussenpersonen: handelaren, kredietverleners, makelaars, importeurs, …
Door hun vermogen de wereldwijde katoennetwerken te vormen en vervolgens te domineren veroverden de Europeanen een prominente plaats in de wereld van het katoen. Hetzij door landonteigening, hetzij door kolonialisme, verwierven ze uitgestrekte nieuwe gebieden waar katoen kon worden geteeld. De explosie van de Europese industriële katoenverwerking leunde zwaar op de slavenarbeid in Noord- en Zuid-Amerika.
De afschaffing van de slavernij en de Amerikaanse burgeroorlog haalden echter de hele katoennijverheid overhoop. Ze leidde tot de opkomst van een nieuw soort imperialisme. Koloniale heersers probeerden de boeren te dwingen tot monocultuur voor de wereldmarkt in katoen.
Net als destijds in Europa leidde dit tot ingrijpende veranderingen in de maatschappelijke structuren. Katoenproductie voor de export betekende minder verbouwing van voedsel en leidde meestal tot een moeras van hongersnood, armoede, schulden en onderontwikkeling. Dit is de achtergrond van de dekolonisatie en onafhankelijkheidsstrijd van het Zuiden. Daarin vervulden katoenarbeiders een belangrijke rol.
De gekoloniseerde gebieden namen de touwtjes zelf in handen. Zij beperkten zich niet meer tot de productie van de ruwe katoen maar gingen zelf spinnen en weven op industriële schaal. Dit veroorzaakte dezelfde sociale veranderingen als destijds in het westen: agrarische landarbeiders die voor zichzelf werkten werden loonarbeiders. Net als destijds in Europa ontstond er een stedelijk proletariaat.
Halverwege de 20e eeuw ging de heerschappij van Europa over het katoenimperium als een nachtkaars uit. Maar intussen was er een mondiale economie op gang gekomen, waarin de Westerse landen heel lang een voortrekkersrol speelden. Het verhaal van katoen staat model voor de vorming en hervorming van het mondiale kapitalisme en daarmee van de moderne wereld.
Daarin gaan overheersing en uitbuiting hand in hand met bevrijding en creativiteit. Zo had de industrialisatie van het spinnen en weven aanvankelijk overal een ontwrichtend effect. Miljoenen thuisspinners en –wevers gaven al dan niet noodgedwongen hun zelfstandigheid op om in loondienst te werken. Op lange termijn betekende deze evolutie in een aantal opzichten echter een verbetering. De moderne economie kan bijvoorbeeld niet zonder een sterke staat, maar die laat de arbeiders ook toe om hun stem te laten horen en zich te emanciperen.
Geen enkele grote maatschappelijke ontwikkeling laat zich in een paar woorden vatten. Zo is ook de geschiedenis van het moderne kapitalisme geen eenvoudig verhaal. Sven Beckert heeft het grondig uitgespit en daarmee heeft hij een zeer degelijk tijdsdocument neergezet. Hij onderbouwt zijn stellingen met zorg en hij ontkracht een aantal mythes over de zegen en plagen van het kapitalisme.
In zijn streven naar volledigheid verliest hij zich naar mijn mening echter al te vaak onnodig in details. Daardoor worden de hoofdlijnen ondergesneeuwd. De bijzonderheden, zoals de namen van de ettelijke investeerders, zijn voor hem natuurlijk betekenisvol, maar niet voor de modale lezer zoals u en ik. Om door het bos de bomen nog te zien moet je je aandacht er zeer goed bij houden. Gelukkig is het boek in een grote letter gedrukt.
FRANKOPAN, P., De zijderoutes. (Vert. The Silk Roads, 2015) Houten, Uitg. Unieboek/Het Spectrum bv., 2016, 750 pp. – ISBN 978 90 00 35888 5
Reeds ettelijke decennia wordt de wereldpolitiek gedomineerd en bepaald door de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. En dat is geen toeval, meent Peter Frankopan. Deze landen zijn altijd op een of andere manier van doorslaggevend belang geweest in de geschiedenis van de wereld. En de recente ontwikkelingen tonen aan dat ze het voorlopig ook zullen blijven.
Mesopotamië en Centraal-Azië worden niet voor niets de wieg van de beschaving genoemd. Daar bevond zich duizenden jaren lang het centrum en zwaartepunt van de wereld. Het Midden-Oosten en Centraal-Azië vormden een knooppunt van handelswegen die koopkracht, luxe en welvaart brachten. Daar liep de zijderoute, een handelsroute door Centraal-Azië die China verbond met het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied.
Ze vormde de basis voor een bloeiend handelsnetwerk dat het fundament vormde van grote en machtige rijken. Het Perzische Rijk was een land van overvloed en stabiliteit. Daar vond men rijke metropolen en de intellectuele topcentra van de wereld. Zelfs de grootste huidige religies komen uit het Oosten. Ook noordelijke volkeren zoals de Vikingen (Roes) trokken naar Azië om handel te drijven. Ze stichtten er een koninkrijk, dat zou uitgroeien tot het latere Rusland.
De toonaangevende beschavingen in Europa, de Grieken en de Romeinen, waren bijna uitsluitend op Azië gericht. De Grieken hebben er verschillende kolonies gesticht. Het Oosten was voor de Romeinse keizers zo aantrekkelijk dat ze er een schitterende stad bouwden, Constantinopel, die na de val van Rome nog duizend jaar lang de hoofdstad van het keizerrijk zou blijven.
De intensieve handel met de oostelijke gebieden legde de basis voor de groei en bloei van de Italiaanse stadsstaten. Deze profiteerden van de groeiende onderlinge twisten en rivaliteiten in het Oosten om een voorrangspositie binnen te halen. Later verschoof het centrum van de handel en macht geleidelijk naar de steden en landen in het Noorden van Europa. En na de ontdekking van Amerika op het einde van de 15e eeuw werd Europa het nieuwe centrum van handel en politiek.
De opkomst van Europa was voor een groot deel te danken aan de voorsprong op wapengebied. Toch betekende ze een stimulans voor de commerciële netwerken in Midden- en Centraal-Azië. Maar na de ontdekking van onmetelijke olievoorraden, draaide het vooral om toegang tot de rijke oliebronnen. Dit was de aanleiding voor imperialistische oorlogen en de uitbuiting van deze gebieden door de Europese grootmachten.
Na WO II was Europa niet meer het centrum van de wereld, maar de controle over de Centraal-Aziatische gebieden bleef een cruciale rol spelen. De ligging tussen oost en west maakte deze regio van wezenlijk belang in het concurrentiespel van de supermogendheden. Ze bleef de speelbal van de supermachten en werd ondergedompeld in oorlog en geweld. Deze houden regimes in het zadel die passen in hun strategische plannen.
Deze bondige samenvatting doet absoluut geen recht aan de rijkdom en diepgang van dit boek. Peter Frankopan toont met verve aan hoe oorlog en veroveringen gemotiveerd worden door de drang naar macht over bronnen: voedsel en bodemschatten. De opkomst en het verval van machtscentra valt het best te begrijpen wanneer men door de bril van handelsroutes kijkt.
De verschillende zijderoutes die het Oosten doorsneden waren de oorzaak van wisselende coalities, militaire operaties en de onderwerping van volkeren. De talloze twisten over handelsroutes, macht en gebieden leidden tot nog altijd sluimerende vetes en conflicten in Centraal-Azië. Ik begrijp nu veel beter waarom de relatie tussen Rusland en de Centraal-Aziatische republieken zoals Tsjetsjenië zo explosief is.
Ook de opkomst en bloei van de grote religies krijgt hiermee een verklaring. Het wordt duidelijk hoe het komt dat de islam vanaf het begin zoveel succes had in deze streken. De islam lijkt nu overigens de vijand van andere godsdiensten, maar er was een periode waarin de verschillende godsdiensten vredig naast elkaar bestonden en bondgenootschappen sloten.
Een hele reeks misverstanden over figuren en groepen in de geschiedenis worden rechtgezet. De Mongolen waren geen barbaren zoals wij leerden, maar brachten een efficiënt bestuur tot stand gebaseerd op tolerantie. De achtergrond van de kruistochten was veel ingewikkelder dan doorgaans wordt aangenomen. En zo worden nog een aantal aspecten uit de geschiedenis belicht die doorgaans onder de radar blijven.
De zijderoutes is een van de zeldzame boeken die je steeds opnieuw ter hand neemt en waarin je telkens iets nieuws ontdekt. Laat u niet afschrikken door het aantal bladzijden, want het laat zich zeer vlot lezen.
HARARI, N.Y., Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst.(Vert. Homo Deus, 2015) A’dam, Thomas Rap, 2017, 447 pp.
Kun je een geschiedenis schrijven over wat nog komt? Net zomin als de geschiedenis zich herhaalt, laat de toekomst zich voorspellen. In dit boeiende boek probeert de historicus/filosoof Yuval Harari vat te krijgen op wat de toekomst voor ons in petto heeft.
Duizenden jaren lang hield iedereen zich bezig met dezelfde problemen: honger, ziekte, oorlog. Maar aan het begin van het derde millennium hebben we honger, ziekte en oorlog bijna onder controle. Wat komt er dan boven aan de menselijke agenda te staan? Dit is de hamvraag van dit boek.
Homo Deus bouwt verder op de gedachtegang van Sapiens. Dat de mens verhalen kan verzinnen maakt hem bijzonder en onderscheidt hem van de dieren. Die eigenschap stelde hem in staat om complexe menselijke samenlevingen te bouwen. Maar het geloof in deze verhalen zorgde er vaak voor dat de mens zich vooral inspande ter meerdere eer en glorie van fictieve entiteiten als goden en naties en er zelf nauwelijks beter van werd.
Dit veranderde met de opkomst van de moderne wetenschap. Het belangrijkste doel werd het verbeteren van het leven van echte, voelende mensen. Niet de goden of andere mythische wezens zijn het doel van alles, maar de mens zelf. Zo werd het humanisme de dominante wereldreligie. Het vormde de basis voor een liberaal pakket van individualisme, mensenrechten, democratie en vrije markt.
Met de spectaculaire vooruitgang van de wetenschap in de eenentwintigste eeuw, zal de mensheid waarschijnlijk serieus gaan streven naar onsterfelijkheid en geluk. In wezen komt het erop neer dat mensen zich proberen op te werken tot de status van goden.
De opkomst van posthumanistische technologieën en de biowetenschappen zou de humanistische revolutie echter teniet kunnen doen. Recent biowetenschappelijk onderzoek toont aan dat de vrije wil niet bestaat en het vrije individu een mythe is. En het is wellicht een kwestie van tijd voor de techniek zover is dat we de menselijke geest kunnen veranderen.
‘Nog even en we worden geconfronteerd met een stortvloed aan extreem nuttige apparaten, werktuigen en structuren die geen rekening houden met de vrije wil van individuele mensen.’Zullen de democratie, de vrije markt en de mensenrechten die vloedgolf overleven? En wat zal er gebeuren als de mens gaat sleutelen aan de mens? Zal de mens zelf dat overleven?
Harari ziet drie bedreigingen: mensen zullen hun waarde verliezen, ze zullen hun individualiteit verliezen, en er zal een opdeling groeien tussen een kleine elite van supermensen en de onbetekenende massa. De belangrijkste economische vraag van de 21e eeuw zou weleens kunnen worden wat we aan moeten met alle overbodige mensen.
Welke religie zal het humanistische geloof in de mens dan opvolgen? De meest waarschijnlijke kandidaat is volgens Harari het geloof in de kracht van informatie of data. In de eenentwintigste eeuw zou het homocentrisch wereldbeeld op een zijspoor gezet kunnen worden en vervangen door een datacentrisch wereldbeeld. Daarin zijn menselijke ervaringen waardeloos. Het individu wordt een chipje in een gigantisch systeem dat niemand nog helemaal begrijpt. Zodra het mondiale dataverwerkingssyteem alwetend en almachtig is, wordt verbondenheid met het systeem de bron van alle zingeving.
Een zorgwekkende evolutie? Het is maar hoe je het bekijkt. Ze is trouwens al volop bezig. In de eenentwintigste eeuw zijn onze persoonlijke gegevens waarschijnlijk het waardevolste wat de meesten van ons nog hebben, en we geven ze zonder erg weg aan tech-giganten in ruil voor mailboxen en grappige kattenfilmpjes.
Miljoenen mensen leven nu al voornamelijk op sociale media. Ze checken om de haverklap hun smartphone om toch maar niets te hoeven missen, zijn van slag paniek als internet het laat afweten en geloven zonder meer wat hun daar voorgeschoteld wordt. De uitkomst van recente verkiezingen werd nu al grondig beïnvloed door fake news.
Het dataïsme kan het einde betekenen van de democratie en een totaal ander systeem inluiden. Maar we moeten niet in paniek slaan, zegt Harari, dit zal geleidelijk gebeuren.
Uiteraard blijft deze analyse speculatief. Maar ze is zeker niet uit de lucht gegrepen en zet op zijn minst aan het denken. Alleen al omwille van de originele en spitsvondige verbanden is dit boek echt de moeite van het lezen waard. En het is nog vlot geschreven ook.
ROSLING, H., ROSLING O. & A. R. ROSLING, Feitenkennis. 10 redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan we denken. (Vert. Factfulness, 2018) Houten, Uitg. Unieboek/Spectrum, 2018, 343 pp. – ISBN 978 90 00 351220
Hoeveel meisjes in de lage-inkomenslanden maken de basisschool af? Wat is de gemiddelde levensverwachting in de wereld? Hoeveel mensen op de wereld hebben toegang tot elektriciteit? Hoeveel eenjarige kinderen zijn ingeënt tegen een ziekte?
De afgelopen decennia heeft Hans Rösling talloze mensen bevraagd over armoede, onderwijs, bevolkingsaanwas, gezondheid, levensverwachting, energie en milieu. Wat bleek? De meeste ondervraagden scoorden heel slecht. Ze dachten bijna allemaal dat het veel slechter gaat met de wereld dan werkelijk het geval is.
Voor het eerst in de wereldgeschiedenis bestaan er data over vrijwel elk aspect van de mondiale ontwikkeling. Statistieken tonen aan dat het wereldwijd veel beter gaat dan we denken. Toch bestaat er een enorme onwetendheid over hoe het met de wereld echt gesteld is. De meeste mensen blijven houden vast aan een volledig achterhaald idee.
Wat houdt ons tegen om een waarheidsgetrouw, op feiten gebaseerd beeld van de wereld te vormen? Hoe komt het dat zoveel mensen denken dat de wereld angstaanjagender, gewelddadiger en hopelozer is dan ze feitelijk is?
Het ligt aan onze hersenen. Die zijn gespitst op alarmerende signalen en informatie die opvalt. Op basis hiervan trekken ze snel intuïtieve conclusies om gevaren te vermijden. Ons snel denkende brein en onze voorliefde voor drama leiden echter gemakkelijk tot misvattingen.
Zo delen we instinctief alles en nog wat op in twee afzonderlijke en vaak tegengestelde groepen, bv. rijk en arm. Deze sterke neiging tot binair denken - wij-zij, goed-slecht, vrij-onvrij – noemt Hans Rösling het kloofinstinct. In Feitenkennis maakt hij ons wegwijs in tien drama-instincten die de wereld in onze ogen slechter maken dan ze is.
Hij laat zien hoe je overdramatische verhalen kunt herkennen en doorprikt met cijfers en feiten een aantal veel voorkomende ideeën en meningen over de wereld. Hij maakt onder andere duidelijk hoe misleidend gemiddelden kunnen zijn en toont glashelder aan dat de doemscenario’s over de wereldwijde overbevolking helemaal niet kloppen.
Hij reikt bovendien een set eenvoudige denkgereedschappen aan om je drama-instincten te beheersen. Met een op feiten gebaseerd wereldbeeld laat je je minder verontrusten door de ingebeelde problemen van een overgedramatiseerde wereld. Je realiseert je dat de wereld niet zo slecht is als hij lijkt. Dit geeft ruimte om alerter te reageren op de echte problemen en hoe die opgelost kunnen worden.
‘Dit boek is mijn laatste gevecht in een levenslange strijd tegen onwetendheid over de wereld.’, schrijft de toen al doodzieke Hans Rösling. Samen met zijn zoon en dochter heeft hij een monument voor genuanceerd kijken neergezet. En het is tevens een persoonlijk, vaak ontroerend relaas hoe hij zelf in de valkuil van zijn instincten trapt.
Het voorbije jaar werd het overal in de pers omstandig bejubeld en aanbevolen. En dat was helemaal terecht.