WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    30-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Praten alleen is niet genoeg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GAYLIN, W., Praten alleen is niet genoeg. Hoe psychotherapie echt werkt. (Vert. Talk Is Not Enough. How Psychotherapy Really Works) A’dam, Ambo, 2001, 263 pp. – ISBN 90 263 1671 2


    Wat is psychotherapie? Hoe werkt het eigenlijk en wat kan je ervan verwachten? En vooral: hoe kan gedrag veranderd worden door alleen maar te praten? Dit zijn de hoofdvragen die Willard Gaylin in dit boek beantwoordt. Gaylin is in de VS een gerenommeerde psychoanalyticus, met meer dan 30 jaren praktijkervaring in psychotherapie en –analyse. Hij doceert ook aan Colombia University te New York.


    In dit boek wil Willard Gaylin de psychotherapie demystificeren. Psychotherapie heeft immers een ietwat ondoorzichtig en magisch imago. Veel zogenaamde psychotherapie is bovendien die naam niet eens waardig. De laatste jaren kenden een wildgroei aan therapieën en wat daarvoor moet doorgaan. Steeds meer mensen zoeken therapie op verkeerde plaatsen, bij verkeerde mensen, om verkeerde redenen en met verkeerde verwachtingen. En hoe valt te verklaren dat zeer verschillende therapeutische richtingen in het algemeen gelijkaardige resultaten behalen?


    Gaylin onderzoekt en verheldert de zeer complexe en vaak verwarrende interacties tussen therapeut en patiënt die leiden tot belangrijke veranderingen in gedrag en waarnemingen van de patiënt. Het resultaat is een diepzinnige analyse van de elementen die psychotherapie haar eigenheid geven en wat haar doet werken. Op een boeiende, diepgaande en toch heldere wijze behandelt hij onder andere de waarde van praten, de beperktheid van kennis voor verandering, het belang van het verleden, de aard van de therapeutische relatie, en de motiverende rol van emoties voor gedragsverandering.


    Gaylin is een onorthodoxe psychoanalyticus die open staat voor alternatieve visies en methoden, zoals advies en counseling. Problemen ontstaan immers wanneer elke denkrichting volhoudt dat het eigen verhaal het verhaal is, als een soort evangelie. Volgens hem vormen de gereedschappen van de psychoanalyse echter nog altijd de basis van elke praattherapie.

    Willard Gaylin is bovendien een begenadigd schrijver. Zijn betoog is zeer inzichtelijk en helder geschreven in een directe stijl. Hij illustreert inzichten rijkelijk met behulp van zijn uitgebreide praktijkervaringen. De lezer vindt er een schat aan opmerkelijke en diepzinnige uitspraken. Dit is een zeer boeiend boek over moeilijk grijpbare materie en het leest als een roman.

    Een regelrechte aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Praten met je kind
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VERBOVEN, A., Praten met je kind. De weg naar een harmonieus gezin. A’pen, Standaard Uitgeverij, 2007, 3303 pp. – ISBN 90 02 22261 0


    Opvoeden is geen effen pad, geen rechtlijnige beweging. Het is een weg met veel vallen en opstaan, bijsturen en anders bekijken, en steeds opnieuw uitproberen wat werkt en wat niet. Kinderen in hetzelfde gezin verschillen bovendien van elkaar, en wat voor het ene goed is kan voor het andere helemaal anders aflopen.


    Ann Verboven geeft vorming over opvoeding en biedt opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen met een handicap. In haar boek wil ze enkele communicatieve handvatten bieden om de dagelijkse relatie tussen ouder en kind (en iedereen die met opvoeding begaan is) te ondersteunen en hierin enkele inzichten te bieden. Hiervoor maakt ze gebruik van wat ze in haar opleiding tot ouderbegeleider heeft geleerd over opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning. De visie van Thomas Gordon, die in de 70-er jaren van de vorige eeuw furore maakte met zijn boek Luisteren naar kinderen, is voor haar een belangrijke inspiratiebron. De oorspronkelijke inzichten van Gordon zijn uiteraard door hemzelf en anderen verder uitgewerkt en verfijnd. Maar dit is allemaal al meer dan 30 jaar oud en een meer moderne versie zou misschien welkom zijn.


    Hierin heeft het boek van Ann Verboven mij toch zwaar teleurgesteld. Zij behandelt de belangrijkste knelpunten in de opvoedingssituaties, van het ondersteunen van je kind wanneer het problemen heeft over het stellen van grenzen tot het omgaan met conflicten. Deze waardevolle inzichten blijken echter niet meer dan een samenraapsel van alles wat zij in haar opleiding en haar werk heeft bijeen gesprokkeld.


    De essentie van haar gedachtegang wordt jammer genoeg al te vaak ondergesneeuwd door randinformatie en details. Haar betoog mist structuur en systematiek en ze valt voortdurend in herhaling. De talrijke voorbeelden kunnen daar niet aan verhelpen, want ze zijn vaak onvoldoende uitgewerkt. Bovendien is het taalgebruik ronduit storend. Onvolledige zinnen (bv. “Je kind te verplichten jouw oplossing te volgen.”), stroeve en spreektaal (bv. het kind zijn probleem) ontsieren de tekst. Daar mocht rigoureus in gesnoeid worden.

    De lay-out is ronduit onoverzichtelijk, zodat waardevolle schema’s en samenvattingen helemaal niet tot hun recht komen.


    Als je dus nood hebt aan enkele opvoedingshandvatten kan je die in het boek van Ann Verboven na enig zoekwerk wel vinden. Maar er zijn veel betere boeken over opvoeding op de markt. En voor een degelijke en overzichtelijke handleiding om echt met kinderen te praten en conflicten op te lossen kan je nog altijd beter bij Thomas Gordon zelf terecht.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cognitieve gedragstherapie voor dummies
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WILLSON, R. & R. BRANCH, Cognitieve gedragstherapie voor dummies. (Vert. Cognitive Behavioural Therapy for Dummies) Pearson Education Benelux, 2006, 333 pp. – ISBN 90 430 1300 5


    Cognitieve gedragstherapie (CGT) is in en wordt steeds populairder. Geen wonder, het is een van de weinige vormen van psychotherapie die ook werkelijk bewezen heeft blijvende resultaten op te leveren. Bovendien is ze gesteund op eenvoudige beginselen, en je kan ze bij lichte problemen ook zelf toepassen. CGT kan helpen ongeacht of je je problemen als minimaal beschouwt, jezelf een beetje depressief voelt  of al jarenlang met onaangename psychologische problemen kampt.


    Dit boek is een systematische en inzichtelijke inleiding in de theorie en toepassing van CGT-technieken. Het is vlot geschreven in een eenvoudige taal en er wordt slechts weinig vakjargon gebruikt. Handige schema’s in de tekst en de bijlagen vergemakkelijken het gebruik ervan. De auteurs besluiten met een nuttige trefwoordenindex.


    Voor wie een psychotherapeutische behandeling volgt is dit boek een waardevolle aanvulling.

     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De biologie van de overtuiging
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LIPTON, B., De biologie van de overtuiging. Hoe je gedachten je leven bepalen. (Vert. The Biology of Belief.) Deventer, Uitg. Ankh-Hermes, 2007, 254 pp. – ISBN 90 202 8451 5


    Een intrigerende titel, meer heeft een boek niet nodig om nieuwsgierigheid op te wekken. Zou Lipton de biologische basis van overtuigingen hebben ontdekt? Indien zo, dan zou hij een baanbrekend verband gezien hebben tussen biologische processen en een moeilijk te vatten psychologische eigenschap die een doorslaggevende invloed heeft op ons gedrag. De ondertitel is minder origineel, hierover is al meer geschreven.


    Ik had het kunnen weten. De ontdekkingen van Lipton zijn helemaal niet zo wereldschokkend als hij voorgeeft. Als celbioloog heeft hij gedurende ongeveer 20 jaar het metabolisme van de cel bestudeerd. Hierbij maakte hij de veranderende inzichten mee over de invloed van de genen op de werking van de cel. Vroeger dacht men dat de genen de celwerking autonoom aansturen. Omgevingsinvloeden kunnen echter genen aan- of uitzetten, waardoor ze al dan niet tot expressie komen. Er zijn vermoedens dat celeigenschappen die aldus verworven worden ook op volgende generaties kunnen worden overgedragen, maar dit moet nog verder onderzocht worden. De studie daarvan gebeurt in een nieuwe tak van de biologie, de epigenetica. Deze ontdekkingen druisen in tegen het genetisch determinisme, dat gedurende een tijd de biologie beheerste. Ondertussen is de “Nieuwe Biologie”, zoals Lipton ze noemt, al een hele tijd niet meer zo “nieuw”.


    Lipton stelt zichzelf echter voor als een roepende in de woestijn. Als je hem mag geloven, dan moet hij opboksen tegen een weerbarstig bastion van wetenschappers die star aan de vroegere denkbeelden vasthouden. Daarmee geeft hij een totaal vervormd beeld van het beoefenen van wetenschap. Theorieën worden er immers altijd als voorlopig beschouwd tot een ander model een betere verklaring geeft van de werkelijkheid. Voor men echter een nieuw model aanvaardt dient er deugdelijk wetenschappelijk bewijs te zijn. Bovendien sluit een nieuwe wetenschappelijke theorie niet per definitie de oudere uit. Beide verklaren vaak verschillende aspecten van dezelfde werkelijkheid. Lipton stelt de nieuwe theorie echter ongenuanceerd voor als een nederlaag voor de vorige. Ook Charles Darwin deelt in dit lot. Lipton heeft veel kritiek op de evolutietheorie, maar hij lijkt die toch niet goed te begrijpen. Hij verwart bijvoorbeeld neodarwinisme en sociaal-darwinisme.


    Een dergelijke houding is typerend voor iemand die zich miskend voelt. Door persoonlijke problemen heeft Lipton inderdaad een carrière aan de universiteiten van Wisconsin en Stanford moeten opgeven. Tijdens een opdracht aan een universiteit op de Caribische eilanden heeft hij een persoonlijk keerpunt meegemaakt. Om moeilijke leerstof aan de studenten inzichtelijk te presenteren maakte hij gebruik van de analogie tussen de werking van de cellen en het leven van mensen. De cel staat in wisselwerking met haar biologische omgeving, zoals de mens zijn leven ontplooit in wisselwerking met de sociale omgeving.


    Lipton zou geen goede celbioloog noch auteur zijn als hij het biologische proces niet helder en begrijpelijk kon voorstellen. De eerste hoofdstukken in zijn boek zijn dan ook zeer interessant en goed uitgewerkt. Hij slaagt er in om toch ingewikkelde materie inzichtelijk aan de ondeskundige  man/vrouw te brengen.

    Maar hij gaat de mist in waar hij zijn metafoor een werkelijkheidsstatus geeft. Biologische processen worden door hem kritiekloos gepsychologiseerd. Aan cellen kent hij bewustzijn toe, terwijl hij niet eens een definitie geeft van bewustzijn. Ook andere psychologische eigenschappen als intelligentie, emoties, perceptie, en …overtuigingen worden aan de cel toegeschreven. Daarvoor wordt, niet geheel onverwacht, de kwantumfysica ingeschakeld.

    En daar gaat Lipton helemaal uit de bocht. Waar serieuze wetenschappers hun levenswerk maken van de natuurwetenschappelijke verklaring van psychische fenomenen als gedachten en bewustzijn, heeft Lipton het al gevonden: gedachten zijn energie van de geest. Zijn verhaal raakt verder steeds meer doorspekt met aanvallen op de zogenaamd gevestigde medische orde, die de bewijzen van energetische geneeswijzen niet wil zien, en alternatieve geneeswijzen naar het verdomhoekje verwijst. De kracht van de geest, meer bepaald van overtuigingen, op het lichamelijk functioneren is inderdaad aanzienlijk, maar niet zonder meer af te leiden uit de kwantumfysica.


    Naarmate je verder komt wordt het betoog van Lipton slordiger en mistiger. Over hoe gedachten biologische processen beïnvloeden en vice versa, wat toch de kern van het boek zou moeten zijn, blijft hij – hoeft het te verwonderen? – bijzonder vaag en aan de oppervlakte. Aan de werking van stress worden hoogstens een paar bladzijden vuil gemaakt. De consequenties van zijn stellingen voor goed ouderschap zijn over het algemeen niet meer dan het intrappen van open deuren. Hij besteedt zeer veel aandacht aan het belang van de prenatale fase, maar vergeet te vermelden dat de resultaten van dergelijk onderzoek zeer discutabel zijn.


    In de epiloog komt uiteindelijk de aap uit de mouw. Van een niet-gelovige is Lipton onmiddellijk een gelovige geworden (p. 203). Het universum is volgens hem de instantie die de eiwitschakelaars in de cel bedient (p. 205) en de aard van het celmembraan heeft hem overtuigd dat we onsterfelijke spirituele wezens zijn (p. 204). De epiloog ruikt helemaal naar het doemscenario waarin de wetenschap speelt voor God. Wetenschap wordt verengd tot het gebruik van een pil bij problemen, en wordt beschouwd als de aanzet tot een amorele materialistische levenswijze. En als hij er ook nog het karma bij betrekt, weten we zeker hoe laat het is. Lipton heeft een ‘openbaring’ gekregen en overgiet deze met een wetenschappelijk sausje.


    In een addendum beveelt hij PSYCH-K (www.psych-k.com) aan, een psychologische energietechniek (sic). Het oordeel is aan de sceptici.

    Het boek sluit af met een uitgebreide bibliografie, maar ik heb er weinig gerenommeerde wetenschappers gevonden.


    “Schoenmaker, blijf bij je leest!” is de boodschap die Bruce Lipton zou moeten ter harte nemen. Dit boek is volgens mij alleen interessant voor de heldere uitleg over het celmetabolisme. Als geheel mag het gerust op de esoterische plank.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zoektocht naar het paradijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    RUSHBY, K., De zoektocht naar het paradijs. Drieduizend jaar zoeken naar de perfecte wereld. (Vert. Paradise. A History of the Idea that Rules the World) A’dam, Atheneum – Polak & Van Gennep, 2007, 271 pp. – ISBN 90 253 4691 1


    Wat hebben kruisvaarten, ontdekkingsreizen, plantenverzamelingen, dieetgoeroes, luxueuze winkelcentra en nationale parken gemeen? Ze hebben de realisatie van het paradijs voor ogen, een idyllische plaats waar volmaakte mensen leven in volmaakte omstandigheden.

    Lang voordat rond 900 v.C. het boek Genesis werd geschreven, bestonden er al paradijsmythes. Het paradijs werd al snel het voorrecht van de monotheïstische religies, als belofte in het hiernamaals voor diegenen die een deugdzaam leven op aarde hadden geleid. Maar vanaf de moderne tijd ging men steeds meer geloven dat het paradijs ook op aarde bereikbaar is. Het opdoen van wetenschappelijke kennis werd door deze mythe aangestuurd en de wetenschap heeft ze verder vorm gegeven.


    Kevin Rushby, journalist, vertelt hoe door de eeuwen heen in het Westen vorm is gegeven aan het paradijs. Zijn verhaal begint bij Pythagoras, en eindigt bij het moderne consumentisme. Een hachelijke onderneming, gezien het gaat over een tijdspanne van bijna 30 eeuwen. Hij heeft dus noodgedwongen moeten selecteren.


    Rushby laat een bonte stoet excentrieke en bevlogen figuren, die het pad naar gelukzaligheid en menselijke volmaaktheid hebben betreden en aanbevolen, de revue passeren. Hij maakte daarbij een selectie van persoonlijkheden die hem op een of andere manier aanspraken. Niet zozeer de grote filosofen komen daarbij als belangrijkste protagonisten aan de orde, maar wel de zoekers op de achtergrond. De lezer krijgt daarmee een glimp van de minder bekende, maar toch boeiende, petite histoire van de queeste naar het paradijs.


    De zoektocht naar het paradijs is een makkelijk leesbaar boek, dat echter meer diepgang had kunnen hebben. Rushby heeft zich, blijkens de uitgebreide notenlijst, degelijk gedocumenteerd. Hij heeft een loffelijke poging gedaan om een geschiedenis met veel vertakkingen inzichtelijk voor te stellen. Het is jammer dat hij zich, zeker vanaf de moderne tijden, beperkt tot minder algemeen bekende figuren vooral in Groot-Britannië.

    Kortom, een onderhoudend boek maar geen hoogvlieger.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cultuur van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FUREDI, F., Cultuur van angst. (Vert. Culture of Fear) A’dam, Meulenhoff, 2006, 304 pp. – ISBN 90290 7892 4


    In 1999 kregen 40 Belgische meisjes last van misselijkheid en maagkrampen na het drinken van Coca Cola. Onmiddellijk werden hele loten van het goedje uit de handel genomen en draaide de pr- afdeling van het bedrijf op volle toeren om de schade voor het bedrijf te beperken. Alle meisjes herstelden snel, en niemand vond ooit een oorzaak voor de klachten. Na een paar weken was de hele heisa vergeten.


    Een dergelijk voorval is volgens Furedi kenmerkend voor onze maatschappij. Draadloos internetten, microgolfovenstraling, telefoneren met gsm, ze worden meteen geassocieerd met vooralsnog niet aangetoond onheil. Er is een bijna panische angst voor de veiligheid van kinderen, voor verschillende vormen van misbruik en geweld, voor nieuwe technologie, voor de teloorgang van het milieu, voor gezondheid en voedingsproducten. De preventieve geneeskunde doet gouden zaken: mensen laten zich op alle mogelijke toekomstige gezondheidsproblemen screenen en de overheid doet daar lustig aan mee. Een Britse minister beweerde ooit zelfs dat we ons zorgen moeten maken over dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten. Overal liggen blijkbaar plagen te wachten om ontdekt te worden. Voor veel mensen is het leven zelf een veiligheidsprobleem geworden.


    Mensen zijn zich zeer scherp bewust van risico’s. De zorg voor veiligheid is overal gepromoveerd tot een van de grootste maatschappelijke deugden. Alles wat vroeger als pech of toeval werd beschouwd, moet nu een verklaring krijgen, die op een of andere manier te voorzien of te voorkomen was. Voor problemen die vroeger beschouwd werden als behorend tot het leven zelf, wordt nu specifieke hulpverlening voorzien.


    Het hele sociale leven is in de greep van de angst. Nooit voorheen is het zo veilig geweest als in onze Westerse samenleving, en tegelijk is nagenoeg iedereen van mening dat de wereld waarin we leven steeds gevaarlijker wordt. Het voortdurend uitvergroten van de gevaren van praktisch alle aspecten van het sociale leven moet volgens Furedi een symptoom zijn van een onderliggend probleem. Deze paradoxale situatie duidt er volgens hem op dat wij leven in een cultuur van angst. Op scherpe en bijwijlen hilarische wijze beschrijft hij hoe angst alle elementen van ons dagelijks leven, tot onze persoonlijke relaties toe, heeft doortrokken.


    Furedi merkt op dat deze obsessie met veiligheid en voorzorg is begonnen in de jaren ’80 van de vorige eeuw. In dit decennium zijn, door de economische liberalisering onder Reagan (VS) en Thatcher (UK), voor veel mensen enorm veel zekerheden verdwenen. Het waren de hoogtijdagen van het individualisme. Onder de vlag van persoonlijke vrijheid zijn echter ook de traditionele samenlevingsverbanden afgekalfd.


    Daardoor werden mensen op zichzelf terug geworpen, hebben zij het vertrouwen in hun medemens verloren en gingen ze de samenleving als geheel wantrouwen. En als niet meer duidelijk is wat je ergens van moet vinden of hoe je je dient te gedragen, worden dingen die vroeger tamelijk ongecompliceerd waren opeens als riskant gezien.

    Zelfs het gezin, als de toevlucht in geborgenheid en hoeksteen van de samenleving, is geworden tot een risicosituatie van misbruik en geweld. Het geloof in de mensheid is teloor gegaan, en de sociale cohesie brokkelt nog verder af. De oude gedeelde waarden en het onderling vertrouwen zijn vervangen door een ander gedeeld gevoel en waardepatroon: het risicobewustzijn en de preoccupatie met veiligheid. Niet bang zijn wordt door velen als onverantwoordelijk beschouwd. Dit gedeelde gevoel brengt echter geen nieuw samenhorigheidsgevoel mee, maar doet mensen zich nog meer op zichzelf terug plooien.


    Het betoog van Furedi is uitgebreid en grondig gedocumenteerd. Hij beperkt zich jammer genoeg tot vaststellingen en analyses, maar verschaft geen toekomstperspectieven. In het laatste hoofdstuk richt hij de aandacht op de politiek, die kritiekloos mee draaft en daardoor de cultuur van angst alleen maar versterkt. De politiek draagt volgens hem, en terecht, een grote verantwoordelijkheid. Toch beperkt hij zich tot een aanklacht, en laat hij in het midden wat politiekers meer kunnen doen.


    Het betoog van Furedi heeft vooral betrekking op de situatie in de VS en het VK. Zijn  sporadische vergelijking met de situatie op het Europese vasteland had hem toch op een belangrijke conclusie kunnen brengen. In zeer liberale economieën zoals de VS en het VK is het sociale vangnet slechts minimaal uitgebouwd. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat mensen veel meer onzekerheid ervaren over hun eigen situatie en leefwereld. Het kan Furedi toch niet ontgaan zijn hoe net in de VS angst en veiligheid tot in het absurde worden opgeklopt. Dan heeft de Britse econoom Richard Layard de zaken veel duidelijker gezien en gesteld: zorg voor een goed werkend sociaal vangnet, en mensen zullen meer vertrouwen hebben en zich gelukkiger voelen. Het is teleurstellend dat Furedi, die van maatschappelijke angst zijn thema heeft gemaakt, op de politieke vlakte blijft en zich hier niet over uitspreekt.


    Tijdens het lezen ergerde ik mij steeds meer aan de slordige opbouw van de tekst. De inhoud mag dan zeer herkenbaar zijn, en boeiend geschreven, de structuur van het betoog is eerder ondoorzichtig. Furedi herhaalt zichzelf voortdurend, geeft telkens weer dezelfde voorbeelden en overstelpt de lezer met gegevens die hij zelf niet overzichtelijk heeft gestructureerd. Het geheel lijkt op een bundeling van afzonderlijk geschreven pamfletten.


    basis van zijn vorige boek, Bange ouders, had ik van een onderlegde en politiek actieve  socioloog meer verwacht.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drogreden van het antisemitisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FINKELSTEIN, N., De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis. (Vert. Beyond Chutzpah – On the Misuse of the Anti-Semitism and the Abuse of History) A’dam, Mets & Schilt Uitg., 2006, 288 pp. – ISBN 90 8679 043 7


    Met zijn boek De Holocaust-industrie hekelde Finkelstein het misbruik van de Holocaust en veroorzaakte daarmee opschudding in pro-Israëlische kringen. In zijn nieuwste boek analyseert hij de felle debatten over het Israëlisch-Palestijnse conflict. De meeste kwesties en argumenten die daarbij door de Israëlische kant gebruikt worden, hebben volgens hem helemaal niets met het conflict zelf te maken. Ze worden er om politieke redenen bij gesleurd omdat de werkelijkheid alleen met afleidingen en verdraaiingen kan worden verhuld. De verdedigers van de Israëlische bezettingspolitiek gebruiken daarvoor verschillende argumenten. Finkelstein wil deze ontkrachten.


    Het eerste argument stelt dat het zou gaan om een ongehoord ingewikkeld conflict, een alomvattende botsing tussen godsdiensten, culturen of beschavingen. Met dit argument heeft Finkelstein snel afgerekend. Uit serieuze analyses blijkt immers dat het een conflict is zoals zovele over verdrijving, bezetting en zelfbeschikking.

    Veel meer aandacht besteedt hij aan de beschuldiging in Joodse kringen, dat er zowel in Europa als de VS een nieuw antisemitisme is ontstaan en groeit. Dit argument is echter niet nieuw, en heeft ook niets met antisemitisme vandoen. Het wordt door de Israëllobby in de VS geëxploiteerd om alle kritiek op de politiek van Israël verdacht te maken, de Joden als slachtoffer voor te stellen en de Arabische wereld van kwade wil te verdenken.

    Tenslotte wordt het beeld van de holocaust ten onrechte uitgesmeerd over de staat Israël. Men hangt een zwaar overdreven beeld op van de dreiging van het Palestijnse gevaar, dat alle Joden in zee zou verdrijven.


    In het eerste deel van zijn boek bespreekt Finkelstein de beschuldiging van antisemitisme. Het is waar dat er momenteel wereldwijd wrok groeit tegen de Joden. Maar uit elk onderzoek komt naar voor dat die samenhangt met de wrede onderdrukking van de Palestijnen door Israël. Deze politiek werkt dus averechts. Als Israël een einde zou maken aan de bezetting van Palestina, zou elke vorm van antisemitisme alle grond verliezen.


    In het tweede deel neemt Finkelstein het in joodsgezinde kringen gezaghebbend boek van Alan Dershowitz, professor geschiedenis te Harvard, als uitgangspunt. Op nauwgezette wijze, en op basis van de rapporten van diverse mensenrechtenorganisaties pareert hij de verdraaiingen over de uitgebreide en jarenlange schending van mensenrechten in de Palestijnse gebieden. De weerleggingen van Finkelstein zijn niet allemaal onomstreden, maar het leeuwendeel ervan berust wel op harde en soms gruwelijke waarheid.


    Zijn conclusie luidt dat er slechts twee mogelijkheden zijn: er is inderdaad een antisemitisch complot tegen Israël, ofwel internationaal erkende organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International hebben gelijk, en is het nieuwe antisemitisme een mythe. Uit zijn analyse moet men concluderen dat laatste het geval is.


    Een lijst met voetnoten van liefst 35 bladzijden ondersteunt het betoog van Finkelstein.

    Dit boek is een eye-opener. Al is het verre van vrolijke lectuur, het is zeer leesbaar geschreven. Een aanrader!


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autisme in de wereld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRINKER, R.R., Autisme in de wereld. Een persoonlijke zoektocht van een vader-onderzoeker. (Vert. Unstrange Minds) A’dam, Ambo, 2007, 384 pp. – ISBN 90 263 2083 5


    Toen er autisme vastgesteld werd bij zijn dochter, wist de antropoloog Roy Grinker daar nauwelijks iets over. Ruim 10 jaar later spreekt men over een epidemie. Maar is dat wel zo?

    Grinker meent van niet. Autisme is geen besmettelijke ziekte die zich snel uitbreidt. Autisme is er altijd geweest. De groep symptomen, die we nu als autisme kennen, komt waarschijnlijk al lange tijd voor. Er zijn nog steeds culturen in de wereld waarin geen woord voor autisme bestaat, of waarin men zelfs de kenmerkende symptomen niet als een ziekte beschouwt.


    Het lijkt alsof steeds meer kinderen autisme krijgen, maar dat heeft te maken met de evolutie in de Westerse psychiatrie. In de afgelopen eeuw werden allerhande psychische stoornissen preciezer omschreven, met een onderscheid tussen de diverse vormen en afzonderlijke namen. Nadat Leo Kanner in 1943 en Hans Asperger in 1944 een specifieke combinatie van gedragsafwijkingen als autisme omschreven, werden steeds meer kinderen met gelijkaardige gedragsproblemen als autistisch onderkend. Hierdoor ontwikkelden zich ook specifieke behandelingen, waardoor de kinderen en volwassenen een hoopvoller perspectief kregen. De geschiedenis van ‘autisme van de kinderleeftijd’ naar een ‘stoornis in het autismespectrum’ is het onderwerp van het eerste deel.


    In het tweede deel heeft Grinker vooral oog voor de culturele factoren die de houding tegenover en omgang met autistische mensen bepalen. Hij  vertelt over de moedige strijd die vooral moeders voeren in o.a. Korea, India, Peru en Zuid-Afrika om met hun autistisch kind te overleven en het van de best mogelijke behandeling te voorzien. Diverse culturele veranderingen in de wereld, en vooral in de VS, hebben gemaakt dat autisme een erkende psychische stoornis is geworden. Een belangrijke vaststelling is dat mensen met autisme -, en bij uitbreiding met een psychische stoornis – beter af zijn in landelijke, niet-industriële gebieden. Daar kunnen deze mensen met minder spanning en afzondering geïntegreerd worden in het sociale en economische leven. Waarschijnlijk zijn goede communicatie en sociale vaardigheden daar ook minder belangrijk. Omdat ze een belangrijke economische en sociale rol kunnen vervullen, zijn de symptomen van mensen met psychische stoornissen als autisme in landelijke gebieden vaak minder erg.


    Meteen houdt hij een pleidooi voor de acceptatie van mensen die anders zijn. Als we in staat zijn om mensen niet in de eerste plaats te beoordelen op hun beperkingen, maar op hun mogelijkheden, zullen zij ook in staat zijn om een gewaardeerde bijdrage te leveren aan de samenleving als geheel.


    Toch een bedenking. Hoe in Europa met autisme wordt omgegaan komt in dit boek nauwelijks aan de orde. Uitzondering vormt Frankrijk, waar autisme nog altijd in de greep zit van de psychoanalytische visie op de relatie moeder-kind. Het lijkt alsof Europa voor Grinker geen deel uitmaakt van ‘de wereld’. Toch wordt autisme in Europa al minstens even lang als in de VS als specifieke psychische stoornis onderkend en erkend. De situatie voor ouders van kinderen met autisme staat er, althans in de meeste West-Europese landen, waarschijnlijk heel wat beter voor dan in de VS, waar zij nog steeds moeten vechten voor een optimale opvang voor hun kind. Misschien is dit meteen een verklaring voor dit hiaat?


    Niettemin is het een leerrijk, en tegelijk ook een ontroerend boek. Grinker verweeft heel wat informatie over het wel en wee van autisme in de wereld met zijn eigen ervaringen met zijn dochter. Het boek ademt een sfeer van solidariteit tussen alle moeders en vaders van een kind met autisme. Het is zeer vlot en onderhoudend geschreven, en goed gedocumenteerd.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klantgericht communiceren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRUBBEN, E. & R. PLATTEL, Klantgericht communiceren. Handleiding bij het schrijven van enthousiasmerende en overtuigende brieven. Den Haag, Sdu Uitgevers, Academic Service, 2006 (2e dr.), 164 pp. – ISBN 90 5261 563 2


    Correspondentie is een onmisbare communicatievorm. De brief wordt bovendien weleens het visitekaartje genoemd van een bedrijf of een instelling. Helaas ziet dit er nogal eens beduimeld uit. De relatie met de klant, de uniciteit, het taalgebruik en de presentatie komen er helaas vaak bekaaid af.


    Grubben en Plattel reiken in dit boek technieken aan om brieven te schrijven die de klant overtuigen van de meerwaarde van een organisatie. Het is een praktische gids voor iedereen die brieven schrijft of er verantwoordelijk voor is.

    Komen aan de orde:
    -  de succesfactoren voor effectieve correspondentie,
    - de drie hoofdeisen voor geslaagde schriftelijke communicatie: strategische, klantgerichte    en correcte en verzorgde correspondentie,
    -  technieken voor de opbouw van een brief en het formuleren van zinnen,
    -  veel voorkomende briefsoorten met tips en aandachtspunten, en
    -  adviezen voor standaardcorrespondentie, e-mails en faxen.


    Het is een prettig leesbaar boek, praktisch en overzichtelijk opgesteld en vlot te raadplegen. Ook voor andere doeleinden dan het schrijven van brieven kan het een nuttige handleiding zijn.

    De tweede druk is geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met het Spellingbesluit-2005.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het diepst van de ziel ...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIJNBERG, J., In het diepst van de ziel is niets te zien. Den Haag/Schiedam, Scriptum/Roularta, 2003, 157 pp. – ISBN 90 5466 733 8


    In de laatste decennia is de psychologie ongemerkt de nieuwe religie geworden. De psycholoog is op de stoel van de priester of dominee gaan zitten, en verspreidt een aantal nieuwe geloofsartikelen die een enorme invloed hebben op het denken en doen van ons allemaal. Wij worden om de oren geslagen met flink veel wartaal over zelfontplooiing, assertiviteit, kwetsbaarheid, de noodzaak van verwerking, ondoorgrondelijkheid en meer van dat fraais.


    In dit boek oefent Jeffrey Wijnberg scherpe kritiek uit op deze adagiums. Hij toont aan dat veel problemen in wezen non-problemen zijn. Ze horen gewoon bij het leven, maar worden vaak als onverteerbaar in stand gehouden en gecultiveerd door therapeuten en hulpverleners. Op radicale wijze ontmaskert hij zo de traditionele hulverlening. Maar hij biedt wel een alternatief: de provocatieve stijl, waarbij de mens/patiënt uitgedaagd wordt zichzelf te relativeren en zijn eigen leven in handen te nemen.


    Zijn zinnige visie sluit aan bij die van socioloog Frank Furedi. Zoals alle andere werkjes van Wijnberg, leest ook dit boekje als een trein. De verschillende hoofdstukjes behandelen ieder een gangbare misvatting over geestelijke gezondheid. De thema’s zijn wat systematischer uitgewerkt dan in zijn andere werkjes.


    Een aanrader voor wie uitgekeken is op diepzinnigheden en aan no-nonsens psychologie toe is.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geef je ouders maar de schuld!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN MUNCHING, P. & B. KATZ, Geef je ouders maar de schuld! Waarom jouw liefdesleven een puinhoop is, en wat je eraan kunt doen. (Vert. Actually, It Is Your Parents’ Fault) Vianen/Antwerpen, The House of Books, 2007, 224 pp. – ISBN 90 443 1904 0


    Verliefd worden mag gemakkelijk zijn, maar relaties zijn gecompliceerd. Om te beginnen gebeurt een romantische keuze niet willekeurig op basis van fysieke aantrekkingskracht (of een andere oppervlakkige reden). Ze is het resultaat van een complex proces, waarbij je onbewust eigenschappen in de ander herkent die op de een of andere manier met die van jou in elkaar zullen grijpen.


    De keuze van een partner en de wijze waarop je met elkaar omgaat is ontstaan in de relaties met belangrijke personen in je vroege kindertijd. En wanneer je een romantische partner kiest en een relatie begint worden die vroegste interpersoonlijke ervaringen opnieuw actief. Je herbeleeft de gevoelstoestanden die je als heel jong kind ervoer, en verwacht van de partner dat hij of zij tegemoet zal komen aan behoeften waarvan je je niet bewust bent. Je wordt verliefd op een beeld van jouw ideale partner. Als de verliefdheid overgaat zien je de  partner steeds meer zoals hij/zij werkelijk is.


    In een liefdesrelatie zijn vanaf het eerste moment voorspelbare patronen en duidelijk gedefinieerde fasen te onderkennen. Met inzicht in die processen kan een relatie meer bevredigend en de moeite waard gemaakt worden.


    In dit vlot geschreven boekje maken een relatietherapeut en een journalist je wegwijs in het kluwen van onbewuste relatiepatronen die een liefdesrelatie in de verschillende fasen kunnen doen bloeien en/of bezwaren. Ze maken je ook duidelijk hoe je er zelf iets kan aan doen. Een gelukkig liefdesleven berust volgens hen op zelfkennis, kennis van de partner én van de relatie. Je kan er zelf iets aan doen, je hoeft je ouders niet de schuld te geven.


    De schrijver/journalist heeft zijn best gedaan om de materie zo luchtig mogelijk voor te stellen. Deze typisch Amerikaanse soapstijl is op zijn best lachwekkend, en geleidelijk ergerlijk, maar als je hieraan voorbij kan kijken, is het best een boeiend en leerrijk boekje.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen twee hetzelfde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HARRIS, J.R., Geen twee hetzelfde. Menselijke natuur en menselijke individualiteit. (Vert. No Two Alike) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006, 392 pp. – ISBN 90 254 2657 3


    Mensen gedragen zich verschillend, en sommige van deze individuele verschillen blijven in de loop van hun leven bestaan. Sommige mensen zijn naar gewoonte gezagsgetrouwer, of argwanender, of vriendelijker, of meer geneigd om van slag te raken dan anderen. Psychologen schrijven deze consistente verschillen tussen individuen toe aan verschillen in persoonlijkheid.

    Waar komt deze unieke persoonlijkheid vandaan? Hoe komt het dat mensen van elkaar verschillen? Zelfs identieke tweelingen die in hetzelfde gezin zijn grootgebracht verschillen in persoonlijkheid en gedrag. Deze verschillen kunnen niet genetisch zijn, want identieke tweelingen hebben dezelfde genen. Aan de opvoeding ligt het echter ook niet helemaal. Algemeen wordt door onderzoekers geaccepteerd dat mensen van elkaar verschillen door de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding


    Judith Harris, auteur van het omstreden boek Het misverstand opvoeding, bestrijdt deze stelling. Volgens haar schieten de gangbare theorieën over de vorming van de persoonlijkheid, en de oorzaken van verschillen tussen mensen, tekort. Om dit aan te tonen heeft ze deze theorieën systematisch aan een kritisch onderzoek onderworpen. Ze heeft de resultaten van hopen studies naar de herkomst van de verschillen tussen mensen met elkaar vergeleken, en komt tot de conclusie dat hun uitkomst slechts een klein deel daarvan kan verklaren. De menselijke individualiteit blijft onverklaard. Harris wil in haar boek dit mysterie ophelderen.


    Zij gaat tewerk als in een speurdersverhaal. Alle algemeen aanvaarde theorieën worden daarbij als ‘verdachte’ beschouwd en aan een kritisch onderzoek onderworpen. Telkens blijkt dat de bewuste theorie niet kan standhouden. De gedragsgenetica levert de meest ondubbelzinnige gegevens. Ongeveer 45% van de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen is door genetische factoren te verklaren. De overige 55% is echter slechts heel beperkt te verklaren door de invloed van opvoeding, verschillen in opvoedingsomgeving of de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding.


    Harris ontwikkelde zelf een theorie over de ontwikkeling en vorming van de persoonlijkheid. Zij baseert zich hiervoor op de inzichten van de evolutionaire psychologie. Mensen zijn door de evolutie gevormd om samen te leven. Hiervoor beschikken ze over 3 aangeboren mentale systemen, die door hun onderlinge wisselwerking verantwoordelijk zijn voor de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen. Deze systemen, die in de loop van de individuele ontwikkeling achtereenvolgens actief worden, laten mensen toe verschillende soorten informatie over andere mensen en zichzelf te verzamelen. Die informatie beïnvloedt dan weer het gedrag. Slechts één systeem daarvan veroorzaakt volgens haar de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen, nl. het statussysteem. Hierdoor krijgen mensen informatie over hun positie tussen anderen, en dus over zichzelf. Deze informatie stelt hen in staat om een eigen plaats te verwerven in de groep en aldus specifieke eigenschappen te ontwikkelen. Vanuit mijn eigen interesse en inzichten in het zelfbeeld, kan ik mij daar zeer goed in vinden.


    Hiermee stelt Harris een nieuwe theorie voor over de ontwikkeling en oorsprong van de menselijke persoonlijkheid. Die is zeer plausibel, want in overeenstemming met de sociale ontwikkeling in de jeugd. Het is volgens Harris helemaal niet nodig, onrealistisch en foutief om onze ouders verantwoordelijk te stellen voor wie we zijn, zoals veel psychologen en therapeuten ons willen doen geloven.


    Voor de vorming van haar theorie is Harris niet over één nacht ijs gegaan. Ze heeft gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid onderzoekswerk op heel uiteenlopende gebieden in de psychologie en biologie: evolutionaire psychologie en gedragsgenetica, sociale psychologie, ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek en neurowetenschappen. Haar boek omvat dan ook een bronnenlijst van 25 pagina’s.


    Ongetwijfeld zullen er bedenkingen zijn en moet de theorie bijgewerkt, gecorrigeerd en verfijnd worden. De vraag blijft bijvoorbeeld of hiermee alle ouderlijke invloed op de persoonlijkheid (behalve de genetische) zomaar van de kaart kan worden geveegd, en tevens van alle opvoedingsfiguren. Een andere bedenking is dat Harris voor de empirische onderbouwing van haar inzichten in hoofdzaak verwijst naar de taalverwerving, een gebied dat zij goed kent maardat met persoonlijkheidskenmerken niets te maken heeft.  Harris erkent volmondig dat haar visie moet getoetst worden, en stelt daarvoor zelf een aantal procedures voor.


    Een gedurfd boek, zeer interessant en bovendien zeer onderhoudend en toegankelijk geschreven. Soms ergerde ik me aan de vele verwijzingen naar haar vorige publicatie en haar eigen particuliere situatie, waarvan vele niet relevant, maar dit mag de pret niet bederven. Het is een echte aanrader voor iedereen die geboeid is door de verschillen tussen mensen. Ik hoop dat we er verder meer over horen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Basisboek cognitieve therapie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BECK, J.S., Basisboek cognitieve therapie. (Vert. Cognitive Therapy: Basics and Beyond) Baarn, Uitg. Intro, 1999, 311 pp. – ISBN 90 5574 116 7


    Beck is directeur van het Beck Institute for Cognitive Therapy and Research in Philadelphia en doceert aan de universiteit van Pennsylvania. Zij heeft dit boek geschreven voor een brede groep geïnteresseerde hulpverleners, zowel met weinig als veel ervaring in de cognitieve therapie. Haar bedoeling is een overzicht te bieden van de grondbeginselen en de fundamenten voor de praktijk van de cognitieve therapie. Het is bedoeld als handboek voor cognitief therapeuten, dat de gesuperviseerde praktijkervaringen aanvult.


    De cognitieve therapie heeft zich de laatste jaren zeer sterk ontwikkeld. Ze werd rond 1960 aan de Universiteit van Pennsylvania ontwikkeld door Aaron T. Beck. Cognitieve therapie is een van de weinige vormen van psychotherapie die empirisch gevalideerd zijn. De effectiviteit ervan voor de behandeling van zeer verscheidene psychische problemen en stoornissen is door verschillende onafhankelijke onderzoekers bevestigd.


    De cognitieve stroming in de psychologie gaat ervan uit dat onze emoties en gedrag worden bepaald door gedachten over onszelf en onze situatie. Vervormde of disfunctionele denkgewoonten vormen de essentie van de meeste psychische problemen of stoornissen. Met dergelijke denkgewoonten gaan mensen hun ervaringen stelselmatig vooringenomen interpreteren. Als cliënten daar zicht op krijgen, en andere denkgewoonten aanleren, dan blijken symptomen vrij vlug te verminderen en voorgoed weg te blijven. De werkwijze van de cognitieve therapie is dus niet gericht op het verleden maar op het hier-en-nu.

    De cognitieve therapie stelt zich niet als doel alle problemen van een cliënt op te lossen. Dit is immers niet mogelijk. In de therapie worden de cliënt methodes en technieken aangeleerd waarmee hij zelf zijn problemen kan aanpakken. Mensen leren dus hoe zij hun eigen therapeut kunnen worden, door het gebruik van cognitieve en gedragsmatige methodes en probleemoplossingstrategieën. Deze methodes zijn vooral bruikbaar bij depressieve klachten en angststoornissen, maar kunnen ook bij andere psychische klachten toegepast worden.


    In dit boek komt nagenoeg alles aan de orde voor het opzetten van een cognitieve therapie, van de eerste sessie tot en met de afronding. Er wordt een schat aan cognitieve methodes en technieken aangeboden en besproken, telkens inzichtelijk geïllustreerd met behulp van praktijkvoorbeelden. Het is een nuttig naslagwerk, niet alleen voor therapeuten maar voor iedereen die mensen wil leren hoe zij met hun problemen op een effectieve manier kunnen omgaan.


    Het werk is zeer overzichtelijk gestructureerd, en bevat talloze bruikbare schema’s en werkbladen. Er is ook een uitgebreide bronnenlijst met basis- en meer uitgebreide literatuur. De belabberde vertaling door Hans Geluk vormt wel een storend element.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     CLOVER, C., Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert. (Vert. The End of the Line. How Overfishing is Changing the World) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2005, 334 pp. – ISBN 90 450 1542 0

    Een aantal courante vissoorten uit mijn jeugd, zoals tong, griet, schol, tarbot, zijn nog nauwelijks te krijgen of zeer duur geworden. Ondertussen is de visconsumptie is, vooral in het Westen, enorm toegenomen. Er wordt ons met de regelmaat van een klok door de gezondheidslobby voorgehouden meer vis te eten. Vis eten wordt door voedingsdeskundigen aangeprezen, soms als wondermiddel tegen nagenoeg alle kwaaltjes.


    Vis is inderdaad gezond, maar de echte prijs ligt veel hoger dan vermeld op de menukaart. De visvoorraden zijn over de gehele wereld enorm geslonken. Sommige vispopulaties zijn bijna uitgeroeid, voor andere zijn strenge vangstquota ingesteld. In tegenstelling echter tot wat algemeen aanvaard wordt, komt het gevaar niet zozeer van de vervuiling, maar wel van de visserij zelf.

    Om de vraag naar vis bij te houden heeft de industriële visserij grootse technologische middelen ingezet. Enorme treilernetten richten een ravage aan op de zeebodem en vernietigen onderweg alles wat ze tegenkomen, ook datgene waar niet op gevist wordt. Gesofisticeerde opsporingsapparatuur stelt vissersboten nu ook in staat te vissen op plaatsen die vroeger onbereikbaar waren. Niets is nog veilig voor de visserijvloot. Het resultaat hiervan is niet alleen overbevissing, maar de ondergang van hele ecosystemen.


    Wetenschappers, de vissers zelf en politici zijn het erover eens dat er drastische maatregelen nodig zijn om een ramp te voorkomen.  Aangezien veel vissoorten over grote afstanden migreren, zijn daarvoor internationale afspraken nodig. Maar politieke en bureaucratische onwil, belangenconflicten en struisvogelpolitiek beletten het tot stand komen van een sluitende regelgeving.


    Charles Clover  was 15 jaar lang milieuredacteur bij de Daily Telegraph. Hij stelt dat door overbevissing het einde in zicht is van visvoorraden en ecosystemen in de wereldoceanen en dat het tijd is om de dingen anders te regelen. In zijn boek geeft Clover een zeer uitvoerig en gedetailleerd verslag van zijn verschillende reizen en gesprekken met de betrokken personaliteiten. De meeste aandacht gaat naar de problemen in de Noordzee en Het Kanaal, die op zich enorm ingewikkeld zijn.


    Ook mogelijke oplossingen komen aan de orde. Die komen vooral neer op een mentaliteitsverandering bij de bevolking. Mensen moeten beseffen dat de zee van iedereen is, en geen particulier bezit van de visserijvloot. De visbestanden zijn ook hun verantwoordelijkheid. Geïnspireerd door het visserijbeleid in Australië en Nieuw-Zeeland, formuleert Clover een reddingsplan voor de Europese wateren. Zijn conclusie is echter zeer pessimistisch. De politieke desinteresse en onwil zullen volgens hem op termijn leiden tot een verdere achteruitgang van het visbestand, en de mogelijke uitroeiing van belangrijke vissoorten zoals de kabeljauw.


    Een geïnformeerde consument kan echter, binnen de filosofie van de consumentenactie, ook invloed en druk uitoefenen. Consumenten kunnen informatie eisen over de vis die ze eten, waar ze vandaan komt en hoe ze gevangen is. Als ze kiezen voor vis die op minder verkwistende manier gevangen is, zal de visserij wel verplicht zijn haar vangstmethodes aan te passen, en tegelijk zullen bedreigde vissoorten de kans krijgen hun populatie op peil te brengen.


    Maar het is voor een journalist al zeer moeilijk om aan degelijke informatie te komen. Voor de doorsnee consument is die al bijna helemaal niet beschikbaar. Daarom heeft Clover op het einde van zijn boek een gids opgenomen voor het kiezen van vis, met een lijst van soorten die beter gemeden, en andere die met een gerust hart kunnen gegeten worden. Waar blijven de consumentenorganisaties?


    Dit boek belicht een aspect van milieubeleid dat weinig aandacht krijgt. Vis heeft immers niet de aaibaarheidsfactor van kalfjes en lammetjes. Het bevat heel veel interessante gegevens over het visserijbeleid, vooral in Europa. Maar de meeste mensen, ook ik, zijn niet erg vertrouwd met de gangbare terminologie, procedures en instanties. Door de veelheid van gegevens gaat de overzichtelijkheid, en daarmee ook de toegankelijkheid van het boek verloren.


    Een en andere maakt het moeilijk om uit te maken of de situatie werkelijk zo dramatisch is als Clover ze voorstelt. Toch heeft dit boek me aangespoord om meer bewust te kiezen welke vis ik op het menu zet. Jammer genoeg zijn de keuzemogelijkheden veel beperkter dan die voor vlees en vleesgerechten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zorg voor allochtone ouderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TALLOEN, D., Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 144 pp. – ISBN 90 4651 279 1


    Tot voor kort waren oudere mensen in Vlaanderen hoofdzakelijk van Belgische herkomst. Daar is sedert een tiental jaren verandering in gekomen. Steeds meer mensen die afkomstig zijn uit een ander land worden in België oud. Veel gastarbeiders uit de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn al in de pensioengerechtigde leeftijd, en steeds meer onder hen worden zorgbehoeftig.


    Deze mensen komen meestal uit een cultuur van uitgebreide gezinnen waar de zorg voor oudere mensen traditioneel aan de familie toevalt, en bij voorkeur aan de kinderen. Maar nu leven ze in een maatschappij van gemeenschappelijke voorzieningen die zij niet kennen. Hun kinderen zijn in veel gevallen ook niet in staat hen de zorg te bieden die zij kennen uit hun thuisland. De dienst- en zorginstellingen in Vlaanderen worden dus geconfronteerd met een toenemende vraag naar zorg op maat van allochtone ouderen. Ook deze mensen hebben immers recht op zorg met kwaliteit.


    In dit boek worden de ervaringen met het ervaringen in het werken met allochtone ouderen in Vlaanderen en Brussel gebundeld. Het biedt een basis voor wie een bijdrage wil leveren aan diversiteit binnen de dienst- en zorgverlening voor ouderen.

    De auteur wil het thema ruimere bekendheid geven, en mogelijke oplossingen formuleren voor kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening aan iedereen, en aan allochtone ouderen in het bijzonder. Vooral de ouderen van Turkse en Marokkaanse herkomst vormen immers een risicogroep. In dit boekje wordt ook duidelijk gemaakt waarom dit zo is.


    Een en ander heeft te maken met culturele factoren, zoals religie en gebruiken. Toch relativeert Talloen het begrip cultuur: dit wordt veel te vaak van stal gehaald. Hij bespreekt dan ook enkele bezwaren tegen het teveel culturaliseren van de problemen. Allochtone ouderen hebben in de eerste plaats te maken met ouder worden, en dat stelt iedere mens voor dezelfde opgaven.


    Aan de nodige kennis, vaardigheden en attitudes van de zorgverleners wordt in het boekje ruim aandacht besteed. Het eindigt met een uitgebreid praktijkhoofdstuk. Daarin worden verschillende initiatieven van interculturele dienst- en zorgverlening aan allochtone ouderen uitgelegd en geïllustreerd. Hier wordt duidelijk dat de zorg voor allochtone ouderen ook in het voordeel is van de zorgverlening aan alle ouderen. De auteur besluit met een aantal suggesties voor het beleid en een lijst van nuttige adressen.


    Het boekje is verzorgd gepresenteerd, duidelijk gestructureerd en vlot leesbaar. Af en toe ergerde ik me toch aan slordig taalgebruik. Gelukkig gaat het hier om schoonheidsfoutjes. Hoe dan ook een instructief werkje, en een must voor wie nu of in de toekomst met allochtone ouderen te maken heeft.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote beschavingsoorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FISK, R., De grote beschavingsoorlog. De verovering van het Midden-Oosten. (Vert. The Great War for Civilisation) A’dam, Ambo/Anthos, 2006 (3e dr.), 1437 pp. – ISBN 90 8549 001 4


    Alle oorlogen worden uitgevochten in naam van de beschaving. Ze hebben grootse doelen: tegen de internationale terreur, tegen het Kwaad, om het land te zuiveren van terrorisme, voor een nieuwe wereldorde. Maar wie in de oorlog zit merkt bedroevend weinig van beschaving. Oorlog is een diep vat vol ellende. Oorlog gaat niet in de eerste plaats over winnen en verliezen, maar over lijden en dood. Oorlog is, aldus Robert Fisk, het ultieme falen van de menselijke geest. Oorlog is de arrogantie van de macht.

    Dit is de hoofdteneur van het imposante werk van Robert Fisk. Als Midden-Oostencorrespondent voor de Britse krant The Independent is hij gedurende meer dan 30 jaar getuige geweest van de talrijke gruwelijke oorlogen in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten.


    In De grote beschavingsoorlog kijkt hij terug op deze woelige periode, en probeert hij een samenhang te vinden in al de gebeurtenissen en herinneringen uit de tijd waarin hij het te druk had met in leven te blijven. Volgens Fisk vloeit de tragische recente geschiedenis van het Midden-Oosten voort uit de verdragen die tussen de toenmalige machthebbers werden gesloten na de Eerste Wereldoorlog, die de Grote Beschavingsoorlog werd genoemd. Hun ambities hebben geleid tot het trekken van kunstmatige grenzen en staten, waardoor hele volkeren werden uiteen getrokken en kapot gemaakt. Dit leidde weer tot de talrijke conflicten en oorlogen van de afgelopen en huidige eeuw in dat gebied. De hele moderne geschiedenis van het Midden-Oosten berust op een opeenstapeling van historisch onrecht en historische vergissingen van de laatste eeuw.  En als men dit inziet, dan krijgt men een verklaring voor het feit dat zoveel Arabieren het Westen zijn gaan haten.


    Het boek van Robert Fisk is een levendig, dramatisch, ontnuchterend, persoonlijk en vaak ontroerend verslag van een correspondent in een gebied dat al decennialang door oorlog wordt geteisterd. Hij heeft deze gebeurtenissen van zeer dichtbij meegemaakt, van de Russische bezetting in Afghanistan tot en met de Amerikaanse bezetting van Irak. Hij verschaft geen strikt historische analyse van de gebeurtenissen, maar legt heel veel feiten en verbanden bloot die ons door de westerse pers nooit werden verschaft. Hij was getuige van het vele onrecht en de verschrikkelijke ellende van miljoenen mensen in het Midden-Oosten die onschuldig lijden onder list, bedrog, verraad en hypocrisie van de machthebbers van verschillende pluimage


    Fisk steekt zijn verontwaardiging over deze gruwelijkheden, gewelddadigheden en onrechtvaardigheden niet onder stoelen of banken. Zijn boek is een aanklacht tegen en afrekening met leugenachtige journalistiek die de taal van de machthebbers kritiekloos overneemt. Het is het schokkende relaas van een moedige en integere journalist die altijd op zoek was naar de waarheid en die tot op de bodem wilde uitspitten. Want als wij dat niet doen, zo zegt hij zelf, “dan dragen wij bij aan precies die vooroordelen die er juist voor zorgen dat er oorlogen ontstaan.” (p. 370)


    Het lezen van dit boek heeft behoorlijk wat tijd gevraagd. Het is een dikke turf, bovendien in kleine druk gezet. Het verhaal is weliswaar vlot en meeslepend geschreven, maar het is vaak moeilijk om in dit uitgebreid relaas met de vele details door de bomen het bos nog te zien. 


    Bij het lezen over zoveel ellende overviel mij bovendien geregeld een gevoel van machteloosheid. Maar het was de moeite meer dan waard, omwille van de herkenning, het medeleven en de nieuwe inzichten. 


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dit is psychoanalyse
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHALKWIJK, F., Dit is psychoanalyse. A’dam, Uitg. Boom, 2006, 359 pp. – ISBN 90 8506 242 X


    Psychoanalyse, het woord alleen al roept de meest verscheidene associaties op, van kritiekloze adoratie tot onverholen afkeer. Ongelooflijk veel mensen hebben er wel op een of andere manier over gehoord, en allerlei psychoanalytische begrippen, zoals projectie, ego of onbewuste, zijn in het alledaagse taalgebruik ingeburgerd en worden gebruikt om psychische verschijnselen te verduidelijken, vaak op een foutieve wijze.


    Schalkwijk wil de niet-ingewijde lezer, die een beter zicht wil krijgen op de psychoanalyse, wegwijs maken in de essentie van de psychoanalyse en in het bijna onoverzichtelijke kluwen van scholen en stromingen daarbinnen. Zeker het laatste is geen sinecure, want na Freud is de psychoanalytische leer zo uitgewaaierd dat de meest recente loten aan de boom door sommigen al geen psychoanalyse meer worden genoemd.


    Schalkwijk besteedt daarom terecht eerst aandacht aan de typisch psychoanalytische manier van denken: de aandacht gaat naar de individuele emotionele belevingen van mensen en de betekenissen die zij daaraan toekennen. Voor die betekenissen gaat de psychoanalyse terug naar het verleden, gebeurtenissen en relaties in de kindertijd. In het eerste deel bespreekt Schalkwijk de uitgangspunten van de psychoanalyse. Hij verheldert een aantal gangbare begrippen en verdiept zich in de emotie schaamte. Dit is een zeer boeiend en inzichtelijk onderdeel.


    Evenzeer boeiend is zijn verheldering van de psychoanalytische praktijk. Hij bespreekt een langdurige psychoanalytische behandeling en de minder intensieve en kortdurende psychoanalytische psychotherapie. Het is wel jammer dat hij niet verduidelijkt waarom de eerste vorm niet ook gewoon als psychotherapie wordt beschouwd. Blijkbaar zit er toch een elitair tintje aan de klassieke sofa-analyse.


    In de andere delen van het boek gaat de aandacht naar achtereenvolgens de geschiedenis van de psychoanalyse, met de focus op een paar ‘afwijkende’ coryfeeën (Adler, Jung, Fromm en Lacan), de verschillende vertakkingen en nieuwste trends in theorie en praktijk, en de relatie met wetenschappelijk onderzoek. Daarbij schuwt hij, als psychoanalyticus, geen kritische bedenkingen, al gaat hij daarin naar mijn mening niet ver genoeg. Deze delen zullen misschien niet zo interessant zijn voor de doorsnee-lezer en ze zijn ook niet zo onderhoudend geschreven als de vorige.


    Tot besluit verheldert Schalkwijk zijn eigen psychoanalytische visie. Dit roept natuurlijk vragen op over de geldigheidswaarde van de hele psychoanalytische invalshoek. Als zoveel verschillende practici hun eigen weg gaan, weliswaar binnen een summier gemeenschappelijk kader, in hoeverre kan je dan nog spreken over een bepaald soort psychotherapie?


    Hoe dan ook is dit een instructief samenvattend werk over een controversiële psychotherapeutische stroming. Het boek bevat een uitgebreide literatuurlijst, een namen- en zakenregister. Een lijst van de gangbare psychoanalytische terminologie ontbreekt, maar was ook nuttig geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meneer doktoor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VANDEKERCKHOVE, P., Meneer Doktoor. Verhalen over leven en dood, lijf en lust 1937-1964. Roeselare, Roularta Books, 2006, 405 pp. – ISBN 90 5466 927 6


    Weet u dat de huisdokter in 1945 over hooguit 15 geneesmiddelen beschikte om de meest verscheidene ziekten aan te pakken? Hoe was het om per fiets bij nacht en ontij op huisbezoek te gaan naar afgelegen boerderijen langs slecht onderhouden niet-verharde wegen?


    Vroeger spraken de mensen niet over de dokter, maar over ‘meneer den docteur’. De huisdokter van voor en na de Tweede Wereldoorlog deed zowel bevallingen als kleine operaties. Hij was ook biechtvader, apotheker, verpleger, ambulancier, psycholoog, maatschappelijk werker en financiële raadgever. De mensen hadden een blind vertrouwen in hun huisdokter. Dit alles is veranderd met de opkomst van de moderne geneeskunde.


    Peter Vandekerckhove heeft 62 dokters, ouder dan 75 jaar, geïnterviewd.

    Zijn boek is een verzameling prachtige en soms humoristische verhalen over de geheimen van het dokterskabinet. De meest verscheidene thema’s komen aan de orde, van kwakzalvers over de medicamenten, de rol van de kerk, tot de studies en de cadeaus van de farmaceutische industrie.


    Voor wie zich deze tijd nog herinnert zal er veel herkenning zijn, voor de jongere lezers is het een leuke en leerrijke kennismaking met het dagelijks leven van ouders en grootouders. En het boek is zeer vlot geschreven en leest als een trein.


    ©  Minervaria

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De naakte vrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MORRIS, D,, De naakte vrouw. Een studie van het vrouwelijk lichaam. (Vert. The Naked Woman) Houten, Uitg. Unieboek, 2005, 288 pp. – ISBN 90 269 6574 5


    De bekende zoöloog Desmond Morris heeft iets met naakt. Na zijn studie van het menselijk lichaam in De naakte aap, heeft hij zich toegelegd op het lichaam van de vrouw. De vrouw heeft gedurende haar evolutie enorme veranderingen ondergaan, veel meer dan de man. Het resultaat is volgens Morris een prachtig lichaam, dat het voorlopig eindpunt is van miljoenen jaren evolutie. Het vrouwenlichaam zit vol verbazingwekkende aanpassingen en subtiele verfijningen. Het uitgangspunt en referentiekader van Morris is de evolutietheorie: het (vrouwelijk) lichaam heeft die kenmerken gekregen in functie van de voortplanting van de menselijke soort. Sommige van die kenmerken zijn nu minder belangrijk geworden.


    Toch hebben culturen op zowel aangename als pijnlijke wijze geprobeerd om de vrouw nog mooier te maken dan ze van nature al is. Veel van die ingrepen wortelen in de mannelijke dominantie, die niet in overeenstemming is met de ontwikkeling van de soort Homo Sapiens in de loop van miljoenen jaren.

    In zijn boek belicht Morris drieëntwintig delen van het vrouwelijk lichaam, elk daarvan krijgt een hoofdstuk toebedeeld. De meeste daarvan zijn niet specifiek vrouwelijk, maar ze verschillen toch in een aantal opzichten van hun mannelijke tegenhanger. Morris beschrijft van elk lichaamsdeel eerst de opmerkelijke biologische kenmerken, en daarna hoe die benadrukt of verdrongen zijn, uitvergroot of juist verkleind in functie van het verhogen of verbergen van de seksuele aantrekkingskracht. Voor veel thema’s mis ik echter een vergelijking met de mannelijke tegenhanger, waardoor het specifiek vrouwelijke minder uit de verf komt.


    Morris heeft zich goed gedocumenteerd, en presenteert veel interessante weetjes over biologische kenmerken en culturele gebruiken en hun oorsprong. Hij legt ook verbanden waar je die niet meteen zou zien. Hij hanteert een eenvoudige taal, en daardoor leest het boek vlot. Het is een soort naslagwerk, wat het voordeel biedt dat je het niet in een keer hoeft uit te lezen om de gedachtegang te kunnen volgen. Alle onderwerpen worden geïllustreerd met mooie en treffende foto's.


    Hij heeft echter gekozen voor kwantiteit, maar naar mijn mening is dit ten koste van de diepgang gegaan. De uitwerking van het thema blijft nogal oppervlakkig en vooral voor de typisch vrouwelijke kenmerken herhaalt hij eigenlijk wat hij al in De naakte aap schreef.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Consumensjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BOTTELBERGHS, I., Consumensjes. Over kinderen, reclame en communicatie. Leuven, Lannoo/Campus, 2007, 134 pp. – ISBN 90209 6937 5


    Kinderen worden op steeds jongere leeftijd geconfronteerd met en aangesproken door merkproducten en reclame. Ze zijn de ‘consumensjes’,  een bijzonder gegeerde doelgroep binnen marketing en communicatie. Ze hebben immers heel wat ‘spending power’, want ze kopen hun spullen zelf én ze hebben invloed op de aankopen die hun ouders doen. De kleinsten zijn ontdekt en er worden grote sommen geld tegenaan gegooid om ze zoveel mogelijk te laten consumeren. Want kinderen zijn zeer beïnvloedbaar én de consumenten van de toekomst. Marketing gericht op kinderen is nog altijd een van de snelst groeiende commerciële activiteiten. En het werkt. Maar vanuit sociale en educatieve hoek komt allengs meer weerstand tegen de ‘kidsmarketing’.


    Ingrid Bottelberghs, zelf reclamemaker, ziet dit graag genuanceerder. Zij gaat ervan uit dat kinderen niet zomaar overgeleverd zijn aan de grote boze reclamewereld. Zij zijn veel mondiger en kritischer dan algemeen gedacht wordt, en verplichten hun ouders om anders te denken. Bovendien leven we nu eenmaal in een commerciële wereld en steeds groeiende consumptiemaatschappij. Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk om kinderen daar helemaal voor af te schermen.


    Bottelberhgs staat in voor het dagelijks management van de kinderafdeling van een reclamebureau. Zij meent dat het mogelijk is om reclamecampagnes te maken waarin een product wordt aangeprezen met respect voor de kinderen zelf en hun belevingswereld. Reclame kan ook op een eerlijke en informatieve manier, vindt zij, met respect voor de consumensjes en voor de ouders.

    In dit boek wil ze duidelijk maken hoe reclamemakers creatieve concepten kunnen ontwikkelen die in de eerste plaats rekening houden met de belevingswereld en de communicatievoorkeuren van de kinderen zelf. Voorwaar een nobel streefdoel! Als kritische consument was ik benieuwd.


    Bottelberghs staat eerst stil bij de trends in het consumentengedrag van kinderen, en geeft daarna een overzicht van de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Dit verschaft haar een checklist voor de aandachtspunten waarop reclame voor kinderen zich kan richten. Daarna gaat ze na hoe je de ouders, die tenslotte het geld verschaffen, ook kan bereiken. Aandacht gaat natuurlijk ook naar strategieën om de consumensjes te veroveren. Tenslotte geeft ze kort verslag van een aantal campagnes die haar reclamebureau met behulp van voorgaande inzichten heeft verzorgd.


    Van een dergelijk boekje moet je natuurlijk geen maatschappijkritische invalshoek verwachten. Als je ervan uitgaat dat een maatschappij zonder kindgerichte reclame niet (meer) denkbaar is, dan kan je er inderdaad naar streven om die zo kindvriendelijk mogelijk te maken. Maar wat is kindvriendelijk? Bottelberghs zwaait graag met uitdrukkingen als ‘respect voor de authenticiteit’ van het kind, maar legt nergens helder uit wat ze daarmee bedoelt. Met voldoende kennis over de ontwikkeling van het kind en zijn belevingswereld kan je het een kind beïnvloeden met het oog op zijn welzijn, maar het evenzeer manipuleren om je eigen doelen te bereiken. Het zal toch duidelijk zijn dat reclamemakers zich niet bezig houden met de eerste doelstelling.


    Met haar bondige overzicht van de ontwikkeling van het kind biedt Bottelberghs reclamemakers een paar waardevolle hints. Toch is naar mijn mening de informatie voor deze doelgroep veel te bondig. Zij wil zich immers niet teveel door concurrerende reclamebureaus in de kaarten laten kijken. De andere betrokkenen, de ouders, kunnen anderzijds toch ook niet veel met de inhoud, want er wordt zeer weinig uitleg gegeven over de manier waarop campagnes worden gevoerd en uitgebouwd.


    Het is misschien ook veelzeggend dat de illustraties in meerderheid betrekking hebben op reclame voor educatieve programma’s. Ze zijn wel geschikt om aan te tonen hoe je reclame kan afstemmen op de belevingswereld van het kind. Maar het is niet moeilijk om de campagnes voor dergelijke evenementen te voeren met ‘respect’ voor de ‘authenticiteit’ van het kind. Ik ben benieuwd hoe dat lukt in campagnes voor ‘platte’ consumentenproducten. Een paar voorbeelden kunnen mij niet overtuigen. Bottelberghs wil echter aantonen dat het ook ‘anders’ kan. Dan zullen cijfers over omzet de belanghebbenden waarschijnlijk meer aanspreken, en die geeft ze natuurlijk niet.


    Omdat het een vlot leesbaar boekje is, met een aantrekkelijke lay-out, kost het weinig moeite om het door te nemen. Zo maakte ik ook kennis met het vaak opgefokte taalgebruik in de marketingwereld, bijvoorbeeld de term ‘kids’ voor ‘kinderen’. Wie echter een kritische blik verwacht op reclame voor kinderen komt in dit boekje zeker niet aan zijn trekken.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe match ik met mijn kind?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHENK, C., Hoe match ik met mijn kind? A’dam, Uitg. Ploegsma, 2007, 157 pp. – ISBN 90 216 1880 7


    Opvoeden in je eigen stijl en toch rekening houden met je kind, kan dat wel? Want iedereen is anders. Waar jij als ouder misschien van afwisseling houdt, heeft je kind het graag rustig of andersom. Soms heeft je kind dezelfde voorkeur als jij, maar vaak ook niet. De meeste tijd gaat dat prima samen, maar af en toe botsen de karakters flink.

    Het effect van die botsingen kan groot zijn. De soms kleine verschillen tussen ouders en kinderen kunnen uitgroeien tot een kloof. Hoe ga je daar goed mee om?


    Cees Schenk begeleidt al vijfentwintig jaar veranderingen in bedrijven, bij teams en individuele werknemers. Zijn methode steunt op de cognitieve gedragstherapie en de oplossingsgerichte therapie. Op basis van deze ervaringen ontwikkelde hij een aanpak voor opvoeders: de BONZ-methode. Die staat voor Bewust Opvoeden Naar Zelfstandigheid.  Opvoeden volgens BONZ is dus gericht op het zoeken van efficiënte oplossingen voor opvoedingsproblemen. Het zoeken naar oorzaken is volgens Schenk minder belangrijk. Je kan beter kijken naar de wijze waarop je als opvoeder handelt en dit gedrag bijstellen zodat het effectiever wordt.


    Daarvoor is het in de eerste plaats nodig dat je als ouder nadenkt over het eigen gedrag en dit probeert af te stemmen, te matchen met dat van je kind. Want opvoeden is vooral doen. Veranderingen moeten dus in de eerste plaats gedragsveranderingen zijn. Het enige dat we immers van elkaar zien is gedrag. Wat er achter dat gedrag schuilgaat kunnen we hooguit vermoeden. Toch menen we vaak de denkbeelden en gevoelens van anderen te kennen, en gaan we hun gedrag razendsnel interpreteren en elkaar beoordelen. Dit leidt heel vaak tot onnodig onbegrip, vooral als de persoonlijke gedragsstijl van ouder en kind verschillen.


    In dit boek krijg je inzicht in wat belangrijk is om je eigen opvoedingsgedrag af te stemmen op je kind, zodat botsende karakters geen oorzaak hoeven te worden voor een groeiende afstand tussen ouders en kinderen. Door middel van theorie, maar vooral oefeningen krijg je inzicht in je eigen opvoedstijl, hoe je die kan ontwikkelen en verfijnen én vooral afstemmen op de stijl van je kind. Met gerichte tussenkomsten kan je ook proberen de stijl van je kind te veranderen, uit te breiden en te verfijnen, zodat het ook zijn gedragsrepertorium verruimt.


    Respect voor de eigen stijl van zowel ouder als kind staat daarbij centraal. Het is vooral een praktisch boek, met veel tips en buikbare schema’s om jezelf te trainen en doelgericht actie te ondernemen in heel verscheidene opvoedingssituaties. Opvoeden hoeft niet moeilijk te zijn, als men zich maar richt op afstemming op elkaar.


    Het is geschreven in eenvoudige taal, en leest enorm vlot. Een waardevol werkboek over opvoeden, een aanrader. Bovendien zijn, mits aanpassing, de inzichten en methode ook toepasselijk op andere dan opvoedingssituaties.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dood van mijn vader
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    McKERNAN, R., De dood van mijn vader. Over medische wetenschap, liefde en verlies. (Vert. Billy’s Halo. Love, science and my fathers dead) A’dam, A. de Jonge, 2007, 303 pp. – ISBN 90 501 8804 3


    Wat heb je aan wetenschappelijke kennis als je op het punt staat een dierbare te verliezen? Wat baat het dat je veel weet over hersenen, de chemische stoffen die er circuleren en hoe dat allemaal werkt, als je vader doodziek wordt en gaat sterven? Kunnen deze inzichten je ook maar beetje helpen om dat allemaal te verwerken en een plaats te geven?

    Wetenschap kan liefde immers niet reduceren tot een patroon van neuronenactiviteiten en geen verdriet uitdrukken als een wiskundige formule. Wetenschap houdt zich bezig met het bestuderen en verklaren van feiten. Wij gaan er dan ook snel van uit dat wetenschap en emoties niets met elkaar te maken hebben. Toch komt deze kennis pas echt tot leven dankzij het persoonlijke, wanneer de wetenschap ons raakt in ons eigen leven. Dan raken wetenschap en emotie nauw verweven.


    Dit heeft Ruth McKernan zeer dichtbij ervaren. Zij is hoofd van de onderzoeksafdeling van een groot farmaceutisch centrum en hoogleraar aan het London Institute of Psychiatrie. In dit boek beschrijft ze het laatste levensjaar van haar vader. De ziektegeschiedenis van haar vader brengt haar in contact met haar herinneringen, hoe de ziekte van haar vader evolueert, de complicaties, de prognose. Elk onderdeel van dat verhaal krijgt een pendant in haar wetenschappelijke kennis: het geheugen, het bewustzijn, stamcellen, de genen, bacteriën. Deze thema’s vormen meteen de indeling van het boek. Door haar persoonlijke verhaal te verbinden met wetenschappelijke thema’s probeert ze greep te krijgen op haar eigen emoties.


    Maar, zoals ze zelf schrijft op bladzijde 295: “het feit dat ik wetenschapper ben heeft me nergens voor behoed; het was geen schild tegen het noodlot, geen bescherming tegen verdriet. Dat ik wist hoe emotie ons geheugen beïnvloedt, kon de beelden van die paar laatste ademtochten niet op een afstand houden. Dat ik wist hoe genen en ontwikkeling gezamenlijk onze persoonlijkheid vormen, kon er niet voor zorgen dat ik meer van mijn vader hield. Wat we ook allemaal van de menselijke geest weten, verandert niets aan wie we zijn.”

    Toch heeft ze in de wetenschap een manier ontdekt om haar vader als onsterfelijk te beschouwen. Een wetenschappelijke kijk staat immers niet haaks op menselijkheid, ze is ermee verweven en biedt ook troost.


    Het boek houdt het midden tussen een roman en een wetenschappelijke verhandeling. Het leest dan ook zeer vlot, en de inhoud is voor iedereen herkenbaar. Ruth McKernan slaagt er in om complexe wetenschappelijke onderwerpen toegankelijk te maken voor een groot publiek. En wat Bill Bryson op de voorpagina zegt is werkelijk zo. Het is een prachtig boek, ontroerend en betoverend.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De weermakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FLANNERY, T., De weermakers. (Vert. The Weather Makers. The History and Future Impact of Climate Change) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2006, 325 pp. – ISBN 90 450 1385 1


    Moeten we ons zorgen maken over de toekomst van ons klimaat? Dertig jaar geleden lagen de experts nog met elkaar overhoop of de aarde nu juist warmer dan wel kouder werd. Ondertussen is het pleit beslecht: de aardatmosfeer wordt warmer. Alpiene milieus bijvoorbeeld worden overal ter wereld bedreigd, de permafrost in het hoge Noorden is op bepaalde plaatsen aan het ontdooien.


    Over de oorzaak van de opwarming zijn de meeste klimatologen het eens: er is teveel koolzuurgas in de atmosfeer. Volgens hen is dit het gevolg van luchtverontreiniging door het gebruik van fossiele brandstoffen: steenkool, olie en aardgas. Toch zijn er ook deskundigen die deze stelling willen relativeren. In zijn recent bekroonde boek  De menselijke maat legt Kroonenberg uit waarom. Over de mogelijke aanwijzingen en gevolgen van de klimaatverandering bestaat nog meer onenigheid.


    De paleontoloog Tim Flannery
    hoort bij de eerste groep. Hij wil de lezer verduidelijken hoe koolstofuitstoot aan de basis ligt van de opwarming van de aarde, en het klimaat ingrijpend zal doen veranderen. Hij spit het thema uit met behulp van gegevens uit zeer verscheidene wetenschappelijke disciplines.


    Flannery pakt het probleem systematisch aan. Een bondig overzicht van de geschiedenis van klimaatveranderingen op aarde moet ons op weg zetten. Daarna beschrijft hij hoe de recente opwarming van de aarde zich in verschillende gebieden manifesteert en wat we nog kunnen verwachten. Verwachtingen moeten echter gebaseerd zijn op betrouwbare voorspellingen. Dus legt hij ook uit hoe klimaatmodellen worden opgesteld en gehanteerd, en welke zekerheid zij bieden. 


    Ingrijpen op de koolstofuitstoot heeft echter economische en politieke implicaties. Klimaatverandering is een wereldprobleem, en alle landen moeten het erkennen en maatregelen nemen. Dit loopt niet gesmeerd, onder andere omdat machtige geïndustrialiseerde landen als Australië en Noord-Amerika hun eigen kortetermijnbelangen vooropstellen. Flannery licht een tipje van de sluier over de machinaties achter het Kyoto-verdrag en andere klimaatovereenkomsten. Als de machthebbers het probleem niet met vereende krachten zullen aanpakken, en men het te ver laat komen, is volgens Flannery de installatie van een wereldwijd controlerend machtsorgaan onontkoombaar.
    Het zal de enige uitkomst zijn voor een politiek van afwachten, maar tegelijk een belangrijke aanslag op de individuele vrijheid. We kunnen dat vermijden door nu op vrijwillige basis aan wereldwijde samenwerking te doen.

    I
    n de afgelopen decennia werden voor de koolstofuitstoot verschillende oplossingen bedacht. Flannery bespreekt elke aanpak met kosten en baten, voor- en nadelen. Voor hem is alleen de overschakeling naar duurzame energiebronnen op korte en lange termijn de enige goede oplossing. In een laatste hoofdstuk stelt hij voor wat ieder van ons hier en nu al kan doen. Elke keer immers, als we in de auto stappen, het licht aandoen, eten koken of het licht aandoen maken we CO2 aan. Door rationeel energieverbruik kan iedere burger een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van het klimaat op aarde.


    Flannery verheldert moeilijke materie op een boeiende, begrijpelijke en inzichtelijke wijze. Hij heeft zich zeer degelijk en veelzijdig gedocumenteerd. Hoewel hij een klimaatactivist is, vermijdt hij stemmingmakerij, en probeert hij vooral objectieve informatie te verschaffen. Er is dan ook een uitgebreide bronnenlijst opgenomen en een namenregister.


    Voor een kritische leek is het moeilijk om uit te maken in hoeverre de gegeven informatie werkelijk klopt. Dagelijks zijn er trouwens nieuwe wetenschappelijke bevindingen die vroegere hypothesen kunnen wijzigen of ontkrachten. Bovendien is Flannery in klimatologisch wereldje een omstreden figuur: als paleontoloog wordt hij er immers als niet onderlegd beschouwd, als activist als te weinig objectief. Maar ook wie zich niet wil laten meeslepen in de klimaathype, maar toch goed geïnformeerd wil zijn, zal in dit boek heel wat kunnen opsteken.
     


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ziektemakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BLECH, J., De ziektemakers. Hoe wij tot patiënt gemaakt worden. (Vert. Die Krankheitserfinder. Wie wir zu Patienten gemacht werden) A’dam, Wereldbibliotheek, 2005, 191 pp. – ISBN 90 284 2021 5


    In een Frans bergdorpje gaat de oude dorpsdokter met pensioen. Een jonge arts, Knock geheten, neemt zijn plaats in. Binnen de kortste keren heeft hij een bloeiende praktijk. Zijn recept? Hij praat de mensen hun gezondheid uit het hoofd. Elke dorpsbewoner die het kabinet van Knock binnen gaat, komt er buiten met een of andere kwalijke ziekte onder de leden. Want Knock handelt in ziekte. Zijn devies luidt: “Elke gezonde mens is een zieke die nog niet weet dat hij ziek is”.


    Het toneelstuk Knock of de triomf van de geneeskunst uit 1923 van de Franse schrijver Jules Romain wordt tot op de dag van vandaag in de scholen gelezen en vertoond. Toen was het fictie, vandaag is het echter bloedige ernst. De moderne geneeskunde praat mensen hun gezondheid uit het hoofd. Ze maakt de mens wijs dat de natuur hem met steeds met nieuwe ziektes geselt die alleen door artsen te genezen zijn. Gezondheid wordt tot een toestand gemaakt die niemand meer kan bereiken.

    Tegenwoordig vinden farmaceutische ondernemingen en medische belangengroepen kwalen uit.

    Jörg Blech, bioloog en wetenschapsjournalist, laat in zijn boek zien hoe de uitverkoop van de gezondheid in zijn werk gaat en hoe we ons daartegen kunnen beschermen. Hij verzet zich niet tegen de farmaceutische industrie en de moderne geneeskunde als zodanig . Zolang zij zich bezig houdt met het voorkomen en behandelen van werkelijke ziekten,  heeft ze haar nut ruimschoots bewezen. Echte ziektes moeten niet gebagatelliseerd worden.


    Ziekte is echter een industrieel product geworden. Voor elke ziekte is er een pil, en steeds vaker voor elke pil een nieuwe ziekte. Het leven zelf wordt gemedicaliseerd. Normale levensprocessen als zwangerschap en ouderdom, en persoonlijke en sociale problemen als bang of verdrietig zijn worden als medische problemen bestempeld. Risico’s worden tot ziektes verklaard, zeldzame symptomen opgeblazen tot een om zich heen grijpende epidemie, en onschuldige symptomen uitgeroepen tot voorboden van zware ziektes. Het gevolg is een steeds groeiende reeks van overbodige therapieën. Dit kost enorm veel aan de ziekteverzekering, waardoor de middelen om echte ziekten te bestrijden worden beperkt.


    Gelukkig verzetten steeds meer artsen zich tegen de medicalisering van het leven, in gang gezet door de industrie en haar medische handlangers. Ook de gewone mens kan een en ander doen om het eigen leven uit de medische sfeer te houden. Volgens Blech is een goed geïnformeerde en kritische mens het best opgewassen tegen de opdringerige marketingstrategieën van de moderne geneeskunde. Wie aan een ziekte lijdt moet naar de dokter gaan. Maar alle anderen zouden moeten weerstand bieden tegen de verleiding zich door ziektemakers in de luren te laten leggen.


    Blech pleit daarom voor meer scepsis tegenover de medische wereld: aan een kritische en geïnformeerde persoon is het moeilijker een overbodig product te slijten. In het laatste hoofdstuk geeft hij daarvoor een aantal suggesties. Ik vraag me af in hoeverre dit realistisch en haalbaar is. Als het om hun gezondheid gaat spelen mensen immers graag op veilig. De meesten nemen liever een pil teveel dan een te weinig, ook al haalt het niets uit. Toch is het belangrijk om de kat de bel te blijven aanbinden.


    Je vraagt je bij het lezen van De ziektemakers geregeld af of de situatie werkelijk zo ernstig is als Blech die voorstelt. In het nawoord relativeert Ivan Wolffers toch een en ander. Hij wijst erop dat de situatie in Duitsland niet zonder meer van toepassing is in andere landen. Niet in alle landen is het geneesmiddelengebruik zo hoog. De farmaceutische industrie is in Duitsland immers zeer machtig. Verder is ziekte ook cultuurgebonden: bepaalde syndromen komen alleen voor in bepaalde landen of taalgebieden. En tenslotte lukt het de industrie ook niet altijd om nieuwe ziektes ingevoerd te krijgen. De gewone mens slikt immers niet alles op commando.


    Toch is het boek van Blech een aansporing om ook inzake gezondheid en ziekte als kritische consument te handelen. Het kan geen kwaad je af te vragen en je te informeren welke preventieve onderzoeken echt zinvol zijn, of bepaalde medicatie echt wel nodig is, of inname van supplementen iets bijbrengt. Blech neemt daartoe op het einde van zijn boek een interessante checklist op.

    Blech heeft voor zijn boek degelijk onderzoekswerk gedaan, er is een ruime bronnenlijst en het werk leest vlot.

    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gladiatoren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MEIJER, F., Gladiatoren. Volksvermaak in het colosseum. A’dam, Atheneum - Polak & Van Gennep, 2003, 253 pp.


    Gladiatorenshows waren gruwelijk en wreed, maar mateloos populair in Rome. Vanaf de derde eeuw v.C. hebben miljoenen toeschouwers zich vergaapt aan het spel met de dood in de arena. Vooral na de inwijding van het Colosseum waren de shows van een ongekende omvang.


    Meijer beschrijft de gladiatorengevechten en alles wat daarbij hoorde. De gladiatorenshows waren het hoogtepunt van een dagvullend programma, dat bestond uit 3 onderdelen: in de ochtenduren vochten allerlei wilde dieren tegen elkaar of werden door gladiatoren bejaagd, over de middag vonden tallozen de dood in brute of kunstig opgezette executies, in de namiddag streden gladiatoren tegen elkaar. Er wordt ook aandacht besteed aan de vraag wat er na afloop van de voorstelling gebeurde met de talrijke lijken en kadavers.


    De auteur is eigenlijk op zoek naar een antwoord op de vraag wat de aantrekkingskracht uitmaakte van deze bloedige shows voor de Romeinen van deze tijd. Hij heeft het echter niet gevonden. Misschien ligt het wel in de aard van de mens? In een zeer sprekende inleiding trekt hij paralellen met de hedendaagse vormen van geweld door mensen op mensen. Verder in het boek laat hij zien hoe ook moderne heersers zich in hun grootheidswaan lieten leiden door de geschiedenis van de Romeinse keizers. Nil novum sub sole?


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Freud en Darwin op de sofa
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MAGIELS, G., Freud en Darwin op de sofa. A’pen, Houtekiet, 2006, 181 pp. – ISBN 905240 899 8


    Wat hebben Freud en Darwin met elkaar gemeen? Hoe zwaar wegen hun theorieën in de weegschaal van de wetenschap? En waarom moeten ze op de sofa?

    Deze illustere bijna-tijdgenoten hebben een revolutie ontketend in het denken over de mens, en nieuwe inzichten aangedragen over de wereld en onze plaats daarin. Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie, Freud de bedenker van de psychoanalyse. Beide theorieën claimen een wetenschappelijke status. Toch beantwoordt slechts één ervan aan de kenmerken van een echt wetenschappelijke theorie. Darwin ging op een strikt wetenschappelijke manier te werk, de evolutietheorie is een sluitende wetenschappelijke theorie. Freud ontwikkelde de psychoanalyse, die al meer dan 100 jaar de psychotherapeutische praktijk beheerst, maar alle kenmerken van een pseudo-wetenschap in zich verenigt. De psychoanalyse omvat enorm veel scholen, die van elkaar afwijken en elkaar zelfs bestrijden.


    Dit boek gaat over weten en niet weten, en vooral over wetenschappelijke kennis. Mensen zoeken spontaan oorzakelijke verbanden tussen verschijnselen. Deze bezigheid levert kennis op. Niet elke vorm van kennis kan wetenschap genoemd worden. De kennis die ons bereikt door middel van een verhaal, een gedicht, een schilderij of muziek is persoonlijk en subjectief. Kunstenaars pretenderen echter niet wetenschappelijke kennis te verschaffen.

    Wetenschappelijke kennis is betrouwbaar, herhaalbaar en systematisch. Door haar betrouwbaarheid is ze nuttig, want ze helpt te begrijpen hoe de wereld werkelijk in elkaar zit en helpt je te overleven. Sommige kennis echter wordt door haar aanhangers als wetenschappelijk voorgesteld, alhoewel ze deze naam niet verdient. Hun kennis is pseudo-wetenschap.


    Door de analyse van de werkwijze van Darwin en Freud wil Magiels verduidelijken wat wetenschappelijk werken is. Hij vergelijkt systematisch hoe beide heren hun kennis hebben vergaard, hoe ze hun hypothesen toetsten, hoe ze hun theorie verwoordden en uitbouwden, hoe ze omgingen met fouten en mislukkingen en hoe ze die verwerkten in hun theorieën. Al doende verheldert hij de criteria voor wetenschappelijke kennis, en ontmaskert hij de wegen van de pseudo-wetenschap. Tegelijk doorprikt hij een aantal mythes en misverstanden over deze grote namen. Hij illustreert hoe wetenschap veel meer is dan een mooi verhaal vertellen en zeker dan de ambitie om beroemd te worden.

    En als wetenschappelijke kennis ook nuttig moet zijn, dan doorstaat de evolutietheorie deze toets veel glansrijker dan de psychoanalytische therapie. Uit gedegen onderzoek blijken andere therapievormen veel effectiever, en in de meeste gevallen scoort ze niet beter dan een placebo. De evolutietheorie daarentegen heeft haar nut ruimschoots bewezen in allerlei andere vakgebieden als de genetica, de psychologie, de pedagogie en de geneeskunde.


    Magiels schrijft zeer vlot, het boek leest dan ook als een trein. Ook al kan ik zijn mening  delen over het wetenschapsgehalte van de psychoanalyse resp. evolutietheorie, toch stoorde mij op het einde het triomfantelijke sfeertje dat hij rond de laatste creëert.


    Een geselecteerde bibliografie over de essentiële thema’s sluit het werk af.

    Een aanrader voor wie op een ontspannen manier wil reflecteren over wetenschappelijke kennis.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik hou van twee mannen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VEENEMANS, A., Ik hou van twee mannen. Polyamorie, liefhebben zonder grenzen. Andromeda, 2007, 280 pp. – ISBN 90 55992 12 6


    Je komt een aantrekkelijke man tegen en wordt verliefd. Wat moet dat nu met die andere man, met wie je getrouwd bent, of samenwoont en met wie je eventueel kinderen hebt? Een heikele zaak, temeer omdat monogamie de norm is. Vreemdgaan of scheiden, met alle nare gevolgen, zeker voor de duurzaamheid van het gezinsleven, worden dan vaak als enige oplossing gezien.


    Je hoeft echter niet voor de ene of de andere te kiezen, meent Ageeth Veenemans, je kan ze ook beide houden. Ze is niet de enige, er zijn nog vrouwen en mannen die openlijk meer dan één liefdesrelatie hebben, al zijn ze niet met velen. Deze leefwijze wordt polyamorie genoemd, of ‘meervoudige liefde’. Binnen polyamorie zijn veel verschillende relatievormen mogelijk, waarin vriendschap, intimiteit, een emotionele band, spirituele verbondenheid en/of seksualiteit een plaats kunnen vinden. Polyamorie is volgens haar een respectvol alternatief voor vreemdgaan, scheiden en onthouding. Maar houden van meer dan één persoon tegelijk, past niet binnen de huidige moraliteit, aldus Veenemans.


    In haar boek wil Veenemans het publiek laten kennis maken met polyamorie, het taboe doorbreken dat rust op het hebben van meerdere liefdesrelaties, en een steun bieden aan mensen in dezelfde situatie. Haar eigen ervaringen vormen het uitgangspunt. Sedert enkele jaren heeft ze een liefdesrelatie met twee mannen, haar echtgenoot en een vriend. Alle partijen kennen elkaar en zijn min of meer nauw op elkaar betrokken.


    Ze start met haar eigen verhaal, hoe deze situatie is gegroeid en hoe zij hiermee omgaan en leven. In de volgende hoofdstukken legt ze uit wat polyamorie betekent en bespreekt ze bondig de geschiedenis van de monogamie. Vervolgens heeft ze het over de voordelen van polyamoreuze relaties, hoe je het succesvol kan maken, maar ook over de valkuilen ervan. Verliefd worden op een andere man/vrouw, en houden van twee mannen/vrouwen zijn immers twee verschillende zaken. Om dit te doen slagen moet er open over gecommuniceerd worden, en dit loopt zeker niet vanzelfsprekend. Er moeten ook praktische regelingen getroffen worden.


    Maar kan dat wel, houden van twee mannen? Kan iemand wel evenveel van twee verschillende mensen houden? En is dat niet verschrikkelijk ingewikkeld? Ja het kan, zegt Ageeth Veenemans, en het is helemaal niet ongewoon. Je houdt toch ook van al je kinderen, ook al is dat van elk op een verschillende manier? En je kan toch niet van één persoon verwachten dat hij aan al je behoeften voldoet? Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen, al is ouderliefde toch wel iets anders dan liefde tussen twee volwassenen.


    Als je Veenemans mag geloven is polyamorie het ei van Columbus. Daarover heb ik wel twijfels en bedenkingen. Volgens haar is monogamie een mythe. De mens is en gedraagt zich van nature niet monogaam. Antropologisch onderzoek heeft echter herhaaldelijk aangetoond dat de mens van nature weliswaar niet monogaam is, maar wel serieel monogaam en dus niet polyamoureus. Mensen hebben nagenoeg altijd voorkeur voor één persoon als liefdespartner. Wanneer zich een derde aandient worden ze jaloers. Polyamorie is dus helemaal niet zo natuurlijk als Veenemans het voorstelt. Toch is ze daar niet blind voor. Jaloezie is het onderwerp van het laatste hoofdstuk.


    En wat met de eerste partner? Veenemans gaat er wel erg vlotjes van uit dat zich met polyamorie ook voor hem/haar een beter leven aandient. Dit is volgens mij niet zo evident. Die man/vrouw heeft er immers niet voor gekozen de partner met een ander te delen. Ook de kinderen hoeven niet perse gelukkig te zijn met de nieuwe situatie. Alles went natuurlijk, maar of het van harte is?


    Polyamorie wordt door haar bovendien geregeld verheerlijkt als een weg naar geluk en verheven liefde. Het zou bovendien een blijk van liefde zijn, een polyamoureuze levensstijl bij de partner te tolereren en actief te steunen, ook als je er zelf niets mee op hebt. Veenemans stelt het voor als een soort spiritueel streven om natuurlijke gevoelens als jaloezie en naijver te overstijgen in onthechting en vreugde om het geluk van de andere. Zij is van mening dat door echte liefde deze natuurlijke neiging kan ‘overwonnen’ worden. Het tegenovergestelde van jaloers, ‘jalief’ (sic!), wordt voorgesteld als een soort extatische toestand. Is polyamorie dan de poort naar de hemel?


    Volgens mij is dit behoorlijk overtrokken en erg onrealistisch. Het is in ieder geval de vraag of dit spoort met de menselijke realiteit. Ook zuiver praktisch lijkt mij deze levenswijze nogal ingewikkeld, omwille van de vele afspraken en de zorg beide partners niet tekort te doen. En soms moest ik denken aan een manier om van twee walletjes te eten zonder al te veel brokken te maken. En wat doe je wanneer je binnen een polyamoreuze situatie verliefd wordt op wéér een ander?


    Toch is dit boek een boeiende en leerrijke kennismaking met deze relatievorm, ook als je er zelf niets mee te maken hebt. Er zijn immers verschillende manieren om uiting te geven aan gevoelens voor anderen, en om relaties vorm te geven. Bovendien zijn de richtlijnen, strategieën en stappen voor een succesvolle polyamoreuze relatie evenzeer geldig voor het slagen van een monogame relatie. Alle goede relaties hebben immers gemeen dat ze zijn gebaseerd op liefde, respect, openheid en eerlijkheid. Ook dit kan een reden zijn om het boek te lezen. Het controversiële onderwerp zet aan tot bedenkingen, het innemen van een standpunt, en zeker tot reflectie over hoe je zelf met relaties omgaat.


    Het boek leest heel vlot, en de algemene inzichten worden rijkelijk geïllustreerd met persoonlijke ervaringen van de auteur zelf en van anderen.


    ©  Minervaria



     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het halssierraad van de Neanderthaler
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ARSUAGA, J.L., Het halssieraad van de Neanderthaler. Op zoek naar de eerste denkers. (Vert. El collar del neandertal 1999) A’dam, Wereldbibliotheek, 2006, 302 pp. – ISBN 90 284 2025 8


    Anders dan je uit de hoofdtitel zou afleiden, gaat dit boek niet over de Neanderthalmens. Het is een zoektocht naar de oorsprong van de mens als bewust en denkend wezen. Juan Luis Arsuaga, hoogleraar paleontologie in Madrid en Londen, is een van de leiders van de opgravingen in Atapuerca in Spanje. Dit is een van de belangrijkste prehistorische vindplaatsen in de wereld. Een uitdaging dus, temeer omdat Spaanse paleontologen zelden het wereldnieuws halen.


    In zijn boek wil Arsuaga de vraag beantwoorden hoe mensen geworden zijn wie ze zijn. Mensen zien er niet alleen anders uit dan de meeste dieren, ze hebben ook een heel afwijkende geest. We beschikken over zelfbewustzijn, we hebben een scheppende geest en denken en handelen symbolisch. Wanneer en hoe zijn deze specifieke kenmerken ontstaan? Wat vertelt ons de paleontologie over de oorsprong en evolutie van de mens? Om een degelijk antwoord te krijgen op zijn vragen, wil Arsuaga zich verdiepen in de oorsprong van ons lichaam én van onze manier van leven.


    In het eerste deel van zijn boek bespreekt hij in vogelvlucht de eerste miljoenen jaren van de menselijke evolutie, die zich in Afrika afspeelde tot er een soort ontstond die in staat was om zich eerst in Azië en daarna in Europa te vestigen. Over de geest van deze hominiden kunnen we enkel iets weten door de studie van hun werktuigen. Van deze soort stamt de Neanderthalmens af, die tot de verbeelding spreekt omdat hij evenveel op ons gelijkt als van ons verschilt. Wij hebben immers een gemeenschappelijke voorouder, de Homo Antecessor waarvan Arsuaga zelf de ontdekking op zijn palmares heeft staan.


    Het tweede deel geeft een beeld van de omgeving waarin de mens evolueerde, de ecosystemen, gemeenschappen van planten en dieren waarvan hij deel uitmaakte, en de veranderingen die zich hebben voltrokken als gevolg van de ijstijden. Beter inzicht in de context waarin de mens evolueerde geeft ons een duidelijker beeld van wat nodig was om daarin te overleven. Daarvan zijn op het Iberisch schiereiland, meer bepaald in Spanje, nog zeer veel resten te vinden. Door zijn ligging tijdens de ijstijden, heeft vooral het Atapuercagebergte een prominente plaats in de prehistorie van Europa. Hier zijn zeer rijke en interessante vondsten gedaan die een licht werpen op de evolutie van de mens.


    In het derde deel komt Arsuaga uiteindelijk tot de kern van zijn zoektocht naar de geest en het gedrag van de Neanderthaler en de vroege mens. Allebei zijn ze als volwaardige mensen te beschouwen. Maar ze verschilden van elkaar op belangrijke aspecten, omdat ze een verschillende koers kozen om dezelfde ecologische problemen op te lossen. Volgens Arsuaga heeft de Homo Sapiens de strijd gewonnen door zijn meer aan symbolisch gedrag, waarvan het gebruik van taal een van de belangrijkste uitingen is. Of deze hypothese overeenstemt met de realiteit, zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid weten.

    Het geheel is een boeiend boek van een wetenschapper die de vondsten van opgravingen kritisch toetst aan verschillende hypothesen en tenslotte voorlopige conclusies trekt.


    Er zijn wel een paar beperkingen aan deze publicatie. In de eerste plaats dateert het boek uit 1999, en zijn de meest recente vondsten en hun interpretaties er uiteraard niet in opgenomen. Vervolgens is het wetenschappelijk bronnenmateriaal vrij beperkt tot het Spaanstalige gebied. Anderzijds biedt dit dan weer het voordeel dat een gewoonlijk onbekende invalshoek wordt belicht. Ik miste ook regelmatig een geografisch overzicht van de vindplaatsen.


    Niettemin is het een zeer instructief boek over de herkomst en evolutie van de mens en zijn geestelijke vermogens. Arsuaga komt duidelijk beslagen op het ijs. Hij heeft tevens geprobeerd zijn ingewikkeld verhaal zo boeiend mogelijk te maken. Daarin is hij zeker geslaagd, al vraagt het toch behoorlijk wat concentratie om de veelheid van gegevens op te nemen en te ordenen.


    Het werk bevat een uitgebreide bronnenlijst. Daarin zijn jammer genoeg de meeste aangehaalde werken Spaanstalig, en dus niet toegankelijk voor de doorsnee Nederlandstalige lezer.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nut van ziekte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MOALEM, S., Het nut van ziekte. Een eigenzinnige medicus over de samenhang tussen ziekte en evolutie. (Vert. Survival of the Sickest) A’dam, De Bezige Bij, 2007, 256 pp. – ISBN 90 234 2244 0


    Waarom komt het overgrote deel van de mensen met type1-diabetes uit Noord-Europa? Waarom erven zoveel Europeanen een genetische aandoening waardoor er teveel ijzer in hun organen wordt opgehoopt? Waarom kunnen we met een griep het bed niet uit, maar met een gewone verkoudheid gewoon naar ons werk? Waarom hebben we zoveel DNA dat overbodig lijkt? Waarom hebben Afrikanen vaker ene hoge bloeddruk? Omdat die nu soms levensbedreigende aandoeningen hen in het verleden in staat stelden een ijstijd, de slavenschepen of de pest te overleven.


    Zo is de evolutionaire oplossing voor een probleem van de ene generatie vaak het evolutionaire probleem van volgende generaties. Het lichaam van onze voorouders paste zich aan hun omgeving aan, en dit heeft een grote invloed op de gezondheid en aanleg voor ziekten van de moderne mens.

    Ziekten hebben immers evolutionair nut. Een teveel of tekort dat je hier en nu beschermt tegen de dood is te verkiezen boven de nadelen ervan binnen veertig jaar. Veel genen beschermen ons tegen een ziekte waaraan mensen vroeger op prille leeftijd stierven. De meeste mensen werden toen ook niet oud genoeg om de nadelen ervan te ondervinden. Nu bestaan er voor veel van die jeugdziekten probate remedies, maar we worden zo oud dat de negatieve effecten ervan wel tot uiting komen.


    Moalem legt uit hoe de omgeving van onze voorouders heeft bijgedragen aan de vorming van onze genen. Hij onderzoekt ook de invloed van de evolutie van planten en dieren, en van bacteriën en virussen op de evolutie van mensen, en dus ook op hun gezondheid en ziektes. Het mooie hiervan is, dat dit alles uitzicht geeft op andere, en vaak minder ingrijpende, behandelingen tegen veel voorkomende ziektes.


    In een boeiend en afwisselend betoog leidt Moalem ons doorheen de rimboe van medische en biologische termen wetenswaardigheden en termen. Het is een leerrijk boek, een opfrissing van kennis en tegelijk kennismaking met nieuwe inzichten. De tekst is vlot geschreven. Aan het eind van het boek volgt een uitgebreide reeks noten en een handig register.

    Een aanrader voor wie een nieuwe en andere kijk wil krijgen op ziekte en gezondheid.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grootmeester in beslissen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUELENS, M., & H. VAN den BROECK, Grootmeester in Beslissen. Tielt/Schiedam, Lannoo/Scriptum, 2006, 180 pp. – ISBN 90 774 3207 5


    Elk duurzaam professioneel managementsucces is gebaseerd op het nemen van heldere, onderbouwde beslissingen. Je kunt natuurlijk tijdelijk succesvol zijn door geluk, lef of improvisatie. Of je kunt zonder veel na te denken gewoon wat harder en langer werken dan de anderen. Veel bedrijven beginnen overigens met een passionele droom. Maar de droom wordt al snel getoetst aan de realiteit. Als de meeste beslissingen niet onderbouwd zijn, duren die mooie liedjes niet lang. Niet in ons privéleven, niet in het bedrijfsleven, niet in het verenigingsleven.

    Aan de lopende band worden op zeer verscheidene maatschappelijke domeinen zwaarwegende beslissingen op een zeer lichtvoetige manier genomen. Een goede beslissing is, zoals bij alle menselijke prestaties, vooral een kwestie van aanleg én inspanning, van talent en volharding en van inspiratie en heel veel transpiratie. Wie enkele keren een belangrijke beslissing heeft moeten nemen weet dat dit niet in een handomdraai gebeurd is. Goede beslissingen liggen zeker niet te grabbel.


    Met dit boek willen Buelens en Van den Broeck iedereen helpen die geregeld beslissingen neemt met ernstige gevolgen. Zij presenteren daarvoor een eenvoudig schema: OSCAR. De letters in dit woord staan elk voor een belangrijk aandachtspunt in het beslissingsproces

    Elk van deze punten wordt in een afzonderlijk hoofdstuk uitgewerkt. Daarin krijgen vooral de valkuilen in het beslissingsproces veel aandacht. Dit is goed en veelzijdig gedocumenteerd en levert leerrijke en nuttige informatie op.


    De nadruk op wat je dient te vermijden gaat echter ten nadele van hoe men dan best wél handelt. Wie wil weten hoe efficiënt omgaan met de don’ts, blijft op zijn honger zitten. Ook wie wil leren over de fasen in het methodisch beslissingsproces, moet zich eerst elders documenteren en bekwamen. Het is dus een boek voor gevorderden. Ik vind het jammer dat dit in de inleiding niet duidelijk wordt vermeld.


    Het was ook goed geweest het gehanteerde schema visueel te presenteren, en dit schema doorheen het boek bij ieder hoofdstuk op te nemen. Dit was de structuur en samenhang van de tekst ten goede gekomen. Een boek dat bestemd is voor drukbezette professionele managers, moet immers overzichten bieden die vlot te interpreteren zijn. Die ontbreken helemaal.

    En wie de materie diepgaander wil bestuderen, zal zeker een bronnenlijst missen. Dit belangrijke onderwerp verdiende volgens mij meer en beter.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is God een Turk?

    BURGGRAEVE, R & de TAVERNIER, J. (red.), Is God een Turk? Nationalisme en religie. Leuven, Davidsfonds, 1995, 173 pp. – ISBN 90 6152 886 0


    Toen dit boek werd geschreven waren de Oost-West tegenstellingen pas weggevallen. Een stijgend aantal etnische en nationalistische conflicten leidde echter tot verschillende bloedige conflicten in Europa. Nu deze grotendeels zijn uitgewoed en geblust, lijkt er weer rust gekomen. Toch beïnvloedt deze evolutie niet alleen de internationale verhoudingen en conflicten, maar ook de verhouding tussen de bevolkingsgroepen binnen eenzelfde land.


    In nagenoeg alle West-Europese landen is er een heel duidelijke verrechtsing merkbaar, en daarmee gepaard vreemdelingenhaat en afwijzing van migranten. Nu de politieke blokken zijn weggevallen, zijn economische en politieke globalisering een bron van onzekerheid geworden. In een dergelijke situatie zijn mensen geneigd zich vast te klampen aan traditionele waarden, die als volkseigen worden genoemd en beleefd. De religie is daarbij steeds meer een heet hangijzer.


    Nationalisme en religie delen immers een aantal fundamentele kenmerken. Net als het behoren tot een natie, bezit ook de godsdienst een passioneel en opvorderend aspect. Volksverbondenheid en religie appelleren allebei niet zozeer aan de rationele, als wel aan de emotionele mens. Natie en religie verschaffen bovendien een identiteit aan individuen en groepen. Toch is deze verhouding niet eenduidig. De wereldreligies bevatten immers ook een oproep tot universele solidariteit en overstijging van het groepsegoïsme.


    De meeste teksten in dit boek zijn de schriftelijke neerslag van referaten op twee Universitaire Vredesdagen aan de K.U.Leuven (1993 en 1994). Op een multidisciplinaire wijze wordt door vertegenwoordigers van verschillende disciplines (geschiedenis, ethiek, godsdienstwetenschappen, theologie) onderzocht hoe nationalisme en religie op elkaar inwerken. Voor dit onderzoek is het nationalisme het vertrekpunt. In verschillende bijdragen wordt ook uitdrukkelijk geprobeerd het  nationalisme vanuit een christelijk perspectief te benaderen en door te denken.


    Zoals bij elke bundel met bijdragen van verschillende auteurs, is er nogal wat verscheidenheid in kwaliteit en vormgeving. Een eerste tekst verheldert de aard en wordingsgeschiedenis van het nationalisme. De volgende bijdragen gaan telkens vanuit een andere invalshoek in op de verhouding met de religie. Binnen een Vlaams initiatief is het vanzelfsprekend dat de Vlaamse Beweging daarin een ruim aandeel krijgt.


    De specialisten uit ethische en religieuze hoek laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Nationalisme is potentieel een gevaarlijke ideologie, waarbij de grens met  etnocentrisme en racisme makkelijk overschreden wordt. Daarmee druist deze ideologie, en dan zeer specifiek de extreme variant, regelrecht in tegen de kernboodschap van alle wereldgodsdiensten, die om universaliteit draait. Deze boodschap zou volgens mij veel explicieter en goed hoorbaar door de religieuze vertegenwoordigers van verschillende gezindte mogen worden uitgedragen.


    Dit boek is meer dan tien jaar geleden verschenen, maar het thema is nog altijd even actueel. Een herwerkte en gemoderniseerde versie zou echter welkom zijn.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelijkheid en onbehagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LUCASSEN, L. & W. WILLEMS, Gelijkheid en onbehagen. Over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006, 143 pp. – ISBN 90 351 3107 x


    Zijn migratie en een multiculturele samenleving problematisch? De historici Leo Lucassen en Wim Willems bezetten sinds kort de gezamenlijke leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leden. In dit boekje bundelen zij een aantal toespraken over de geschiedenis van migratie in Nederland door de eeuwen heen.


    Deze geschiedenis leert immers dat Nederland, en bij uitbreiding geheel West-Europa, altijd al een land is geweest waar nieuwkomers een plaats zochten én vonden. Immigratie is helemaal niet nieuw, en heeft altijd problemen opgeleverd die ook opgelost werden. Wat wij nu typisch Nederlands of Europees noemen, is eigenlijk het product van de versmelting van sociale en culturele identiteiten die toendertijd als zeer conflicterend werden ervaren.


    De uitdrukking ‘joods-christelijke cultuur’ bijvoorbeeld heeft tegenwoordig bijna sloganeske proporties gekregen, vooral om het verschil met de islam te benadrukken. Maar dan vergeet men gemakshalve dat joden in Europa eeuwenlang als problematisch werden ervaren, en dat tot voor kort de verschillende christelijke gezindten elkaar wel konden verscheuren.


    Het onbehagen over multiculturaliteit stamt volgens de auteurs uit het Verlichtingsideaal van gelijkheid. In de premoderne tijd was ongelijkheid binnen de samenleving ‘normaal’, nu is het een norm. Dat algemeen wordt geëist dat migranten zich aanpassen vloeit voort uit het ongemak van de ongelijkheid.

    Tegelijk hanteren mensen een selectieve kijk op het recente verleden. Het heden wordt daardoor vergeleken met een verleden dat alleen bestaat in hun hoofd. Men vergelijkt een samenleving met hoe ze herinnerd wordt van vroeger. Zo wordt het verleden vaak geïdealiseerd. Er ontstaan dan ook blinde vlekken voor de continue veranderingen waaraan een samenleving onderhevig is.

    De auteurs pleiten voor een genuanceerde en vooral historische visie op hedendaagse verschijnselen. Alleen zo kunnen de huidige problemen met migratie op een serene wijze benaderd worden.


    Ook al hebben de auteurs het over de Nederlandse situatie, toch is de inhoud ook voor niet-Nederlanders zeer herkenbaar. Omdat de verschillende hoofdstukken de neerslag zijn van  toespraken, is het betoog zeer goed te volgen. De tekst is inzichtelijk en zeer vlot geschreven.

    Een boeiend boek!


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nieuwe weer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LYNAS, M., Het nieuwe weer. De gevolgen van klimaatverandering. (Vert. High Tide) A’dam/A’pen, De Arbeiderspers, 2005, 295 pp. – ISBN 90295 6285 4


    Mark Lynas is Brits journalist, lobbyist, nieuwscommentator en milieuactivist.

    In dit boek beschrijft hij zijn driejarige reis in verschillende werelddelen op zoek naar tekenen dat de aarde opwarmt. Nu hoeft men dit niet meer aan te tonen, het is een vaststelling, maar in de periode waarin hij zijn verslag schreef was dit nog een omstreden stelling.


    De tocht van Lynas leidt naar zeer uiteenlopende gebieden op aarde van de noordpool tot koraaleilanden in de Stille Zuidzee. Hij stelt vast dat hele ecosystemen beginnen uit elkaar te vallen, net als de levensstijl van de mensen die daarvan afhankelijk zijn. Hij geeft een goed beeld van hoe mensen zich enerzijds zorgen maken en anderzijds aanpassen aan die soms ingrijpende veranderingen.


    Dit boek is geen wetenschappelijk werk, maar een doelgericht reisverslag. En geheel in lijn met zijn beroep en overtuigingen is het relaas van Lynas doorspekt met alarmerende berichten over de wereldwijde klimaatverandering. De veelvuldige sfeerbeelden roepen dreigende beelden op van verval. Ik kreeg heel vaak de indruk dat zijn relaas erg gedramatiseerd is.


    Lynas is immers niet onbevooroordeeld en schrijft de tekenen van klimaatverandering ongenuanceerd en als vanzelfsprekend uitsluitend toe aan menselijke activiteiten. Vooral de fossiele brandstoffenindustrie moet het, niet geheel ten onrechte, daarbij ontgelden. Zelfs waar wetenschappers geen echte trends kunnen vaststellen, zoekt Lynas bewijzen voor de invloed van de mens op de klimaatverandering.  


    Zodoende heeft zijn reisverslag een duidelijk pamflettair karakter, dat culmineert in het laatste hoofdstuk. Daar geeft hij verslag van de klimaatconferenties in Den Haag (2000) en Bonn (2001).

    Wie echter afstand kan nemen van de activistische kleur van het boek, krijgt toch een beeld van hoe het veranderende klimaat van de aarde, of het nu wel of niet door menselijke activiteit wordt veroorzaakt, het leven en de tradities van mensen op een soms dramatische manier beïnvloedt.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het knuffelinstinct
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TAYLOR, S., Het knuffelinstinct. Over de essentiële rol van liefde en vriendschap in de evolutie van de mens. (Vert. The tending instinct. How nurturing is essential to who we care and how we live.) A’dam, Uitg. Contact, 2004, 319 pp. – ISBN 90 254 1652 7


    Wetenschappers die over de natuur van de mens schrijven, schilderen de mens maar al te vaak af als een egoïstisch, agressief individu dat erop uit is zoveel mogelijk voor zichzelf in de wacht te slepen. In deze visie is de mens iemand die alleen bereid is samen te werken als hij er op lange termijn zelf op vooruitgaat.

    Deze visie heeft zeer lang stand gehouden, en ondersteunt de economische theorie van het eigenbelang, die aan de grondslag ligt van het ongebreidelde marktdenken, waarin concurrentie en competitie centraal staan.


    Dit is volgens Shelley Taylor een zeer onvolledige benadering, die te maken heeft met het feit dat vooral mannelijke onderzoekers als vanzelfsprekend uitgaan van een mannelijk standpunt. Als we de samenleving vanuit een vrouwelijk standpunt bekijken, dan moeten we onderkennen dat zorgzaamheid en vriendschap minstens even belangrijk zijn. Zonder zorg, empathie en vriendschap zouden wij als soort nooit zo succesvol geweest zijn. Het is verbazingwekkend wat genegenheid en liefde kunnen doen, en omdat we het zo vanzelfsprekend vinden staan we er nauwelijks bij stil.


    Shelley Taylor merkt op dat wetenschappers het vrouwelijk perspectief op de menselijke natuur gewoon genegeerd hebben. Als stressdeskundige kwam zij tot de ontdekking dat alle klassieke stresstheorieën vrijwel volledig gebaseerd zijn op het gedrag van mannen. De vechtvluchtreactie is echter niet de enige en zelfs niet meest voorkomende reactie op stress. Bij stressvolle gebeurtenissen zien we mensen elkaar opzoeken en elkaar steun verlenen. Dit is een vrouwelijke reactie op stress.


    Zorgzaamheid en vriendschap helpen vrouwen om met moeilijkheden om te gaan. Op soms ontroerende wijze verhaalt zij over de belangrijke rol van vrouwen voor de fysieke en psychische gezondheid van kinderen en mannen, en hoe vrouwen door vriendschap bij elkaar steun zoeken en voor elkaar zorgen.

    En al lijkt het vaak anders, ook in hun eigen groepen zorgen mannen voor elkaar op een wijze die je niet zou verwachten: door middel van de dominantiehiërarchie in mannengroepen zorgen ze dat ze elkaars agressie in toom houden.


    Taylor toont levendig en overtuigend aan dat zorgzaamheid een essentieel onderdeel is van het menselijke bestaan, en dat dit waarschijnlijk altijd zo is geweest. Wij zijn in wezen een zorgende soort en zorgzaamheid, vriendschap en altruïsme horen evenzeer bij onze natuur als agressie en de hang naar dominantie.


    Zij onderbouwt haar betoog vanuit verschillende invalshoeken: de neurologie, de biologie, de antropologie, de psychologie en de evolutietheorie. Omdat het boek bestemd is voor een groot publiek gaat ze jammer genoeg soms erg vlug tot generaliseren over.


    Tenslotte formuleert ze een aantal conclusies voor een zorgzame samenleving. Het wordt tijd en is noodzakelijk dat we de eenzijdige kijk op de mens als individualist en egocentrisch wezen opgeven, en zorgzaamheid herwaarderen. Voor mij blijft alvast één vraag openstaan: als vrouwen voor mannen de beste zorgverleensters zijn, wat mogen zij dan van hen verwachten?


    Het boek besluit met een uitgebreide notenlijst, een dito bibliografie en een handig namenregister.

    Een ondubbelzinnige aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De menselijke maat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KROONENBERG, S., De menselijke maat. De aarde over tienduizend jaar. A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2007 (9e dr.), 334 pp. – ISBN 90 450 1464 7


    Terwijl ik dit schrijf is het al meer dan een maand ongewoon droog en warm. En dan ga je je toch weer vragen stellen. Hoe zit het eigenlijk met ‘global warming’, de opwarming van het klimaat? En hoe groot is daarin het aandeel van menselijke activiteit?


    Twee opvattingen maken van de duidelijk waarneembare klimaatverandering op de aarde een hype: de eerste gaat over de tijdsduur, de tweede over de oorzaak. Volgens de spraakmakende klimatologen is het al bijna twaalf uur, en gaat de mensheid er straks aan ten onder. Als je de grafieken van het IPCC, het Intergovernmental Panel for Climate Change, mag geloven, zegt Kroonenberg, wordt het jaar 2100 al bijna catastrofaal. Twee generaties verder dan vandaag: de levens van onze kinderen en kleinkinderen. Kroonenberg betwist ook de algemeen verspreide opvatting dat de opwarming van de aarde door de mens zou zijn veroorzaakt.


    De kritische geoloog Krooneberg is daar niet zo van overtuigd. Volgens hem is de opwarming van de aarde gewoon een natuurlijk en voorspelbaar verschijnsel, waar de mens hoogstens een beetje aan toevoegt. Niks om zo ongemeen druk over te doen.

    Mensen nemen de natuur waar met mensenogen en vanuit het eigen perspectief, en hanteren een zeer beperkte maatstaf om natuurlijke processen te meten en te beoordelen. Klimaat en klimaatsverandering kunnen volgens Kroonenberg echter niet met mensenmaat gemeten worden. De afwisseling van ijstijden en warme perioden wordt door net zo’n astronomische cycliciteit gestuurd als die van zomer en winter, alleen op een grotere tijdschaal. We kwamen 10.000 jaar geleden uit een ijstijd, gaan naar een klimatologische hoogzomer en gaan dan weer naar de geleidelijke afkoeling van de volgende ijstijd over pakweg 10.000 jaar.


    We moeten dus leren denken in de logaritmische maat van de natuur: geen honderd jaar vooruit, maar tienduizend jaar en meer. Voor de doorsnee mens is dat een onoverzichtelijke periode.

    Maar niet alleen de lange tijdsduur maakt het voor mensen moeilijk vooruit te kijken. De aardse processen werken ook op verschillende manieren in de tijd. En daarvan zien wij slechts momentopnames. Mensen zijn geneigd de tijd als stroom te ervaren, waarin een verandering in dezelfde richting verder gaat. Maar er zijn ook nog cyclische processen (golven) en plotse veranderingen (pulsen).


    Kroonenberg laat ons kennis maken met die drie verschillende verschijningsvormen van tijd: de tijd als stroom, de tijd als golf en de tijd als puls. Die spelen samen een magistraal muziekstuk, van minieme tot immense tijdschalen. In een boeiend, voor de leek voldoende inzichtelijk relaas, komen nagenoeg alle aardverschijnselen aan de orde. Hij verheldert vulkanische activiteit, aardbevingen, overstromingen, hitte- en koudegolven, de loop van rivieren, wouden en savannes. Kroonenberg toont aan dat al deze verschijnselen gehoorzamen aan bepaalde wetmatigheden in de tijd, die de menselijke maat ver te boven gaan.


    Natuurlijk heeft de mens invloed op de aardse leefcondities, maar volgens de auteur heel zeker niet op de schaal zoals vandaag wordt voorgesteld. Wij zijn immers niet groter dan de natuur, maar maken er gewoon deel van uit. Als dusdanig zijn wij onderworpen aan processen die veel omvattender zijn dan we kunnen beïnvloeden.


    De mens kan zich echter zeer goed aanpassen aan warmere of koudere klimaten of hogere en lagere zeespiegels. Als de steentijdmens met berenvellen en stenen bijlen een hele ijstijd heeft weten te overleven, zo vraagt de auteur zich af, zouden wij met al onze hoogontwikkelde technologie dan niet een meter zeespiegelstijging aankunnen?


    Kroonenberg houdt een pleidooi om wat verder vooruit te kijken. Dit boek biedt een nuchtere kijk op klimaat en klimaatverandering. Je stelt je vragen over de hype die voor het moment overheerst. Het perspectief van een geoloog is dan zeer interessant. Hij relativeert de menselijke invloed en brengt ons weer naar onze nederige positie: wij zijn niet meer dan een ademtocht in de geschiedenis van de aarde. Wij vermogen eigenlijk nauwelijks iets tegen de wetten van de natuur.


    Het is een boeiend boek, ook voor een leek voldoende inzichtelijk en zeer vlot geschreven. Je kan het ook als naslagwerk gebruiken voor geologische processen.

    Er is een uitgebreide literatuurlijst opgenomen en een handig register.

    Een aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Wellnesskliniek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOEYBERGHS, J., De Wellnesskliniek. Uithoorn, Karakter Uitgevers B.V., 2006, 174 pp. – ISBN 90 6112 924 9


    Jeff Hoeyberghs, cosmetisch chirurg en auteur van het boek Een wereld van wellness, huldigt een wat hij noemt bioprogrammatische kijk op schoonheid. In deze optiek is schoonheid essentieel geweest voor het overleven van de menselijke soort. De manier waarop we naar onszelf kijken is terug te voeren op het feit dat we de best mogelijke afstammelingen op de wereld willen zetten. Volgens Hoeyberghs is het schoonheidsideaal dat mensen koesteren niet ingegeven door cultuur of de media. Die zijn alleen maar een uiting van onze instinctieve behoeften, een oerinstinct dat hij het bioprogram noemt.


    Hiermee hanteert hij een wel zeer eenzijdige en hoogst onvolledige kijk op het onderwerp. De psyche van de mens wordt gereduceerd tot zijn biologisch programma. Schoonheid en seksuele aantrekkingskracht worden op één hoop gegooid en alle sociaal-culturele invloeden worden zonder meer van tafel geveegd. Het is correct dat fysieke schoonheid een rol speelt bij de eerste indruk en de sociale positie van mensen. Bij cosmetische chirurgie gaat het echter vaak niet om het uiterlijk op zich, maar wel om hoe iemand zichzelf ziet en beleeft. En dit wordt door veel meer bepaald dan door het ‘biologisch programma’.

    Na deze inleiding over het schoonheidsideaal, legt hij in het eerste deel verder uit hoe de plastische chirurgie is ontstaan en hoe daaruit de cosmetische chirurgie is gegroeid. Op zich is dit interessant, ware het niet dat hij elke gelegenheid te baat neemt om de eigen kundigheden en prestaties dik in de verf te zetten en nagenoeg alle anderen als knoeiers af te schilderen. Hetzelfde gebeurt bij de presentatie van zijn eigen privé-kliniek.
    Het gehele eerste deel komt daardoor over als een gigantische reclame voor de eigen winkel.


    In het tweede deel, De strijd tegen de tand des tijds, krijgen verouderingsverschijnselen en de meest voorkomende cosmetische ingrepen een grondige bespreking. Voor zover ik kan oordelen, is die informatie correct en genuanceerd. Toch zijn tekst en illustraties vaak tendentieus, want suggestief in de richting van een noodzaak aan ‘sleutelen’. In het eerste hoofdstuk over het gelaat bijvoorbeeld wordt het begin van de elasticiteit van de huid gesitueerd rond het veertigste levensjaar. De foto’s tonen echter vrouwen van meer dan 80 jaar, met alle symptomen van extreme huidverslapping. En toch zonder meer mooie mensen!


    In het laatste hoofdstuk werpt Hoeyberghs een korte blik op de toekomst. Omdat de chirurg hier werkt op vraag van de patiënt en niet omgekeerd zoals in de reguliere gezondheidzorg, pleit Hoeyberghs ervoor dat de overheid het privé-initiatief (de privé-klinieken) ondersteunt en niet sanctioneert. Over de consequenties met betrekking tot terugbetaling van geneeskundige zorgen rept hij echter met geen woord.

    Het boek leest heel vlot en is verzorgd gepresenteerd.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bewustzijn. Een korte rondleiding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    RAMACHANDRAN, V., Het bewustzijn. Een korte rondleiding. (Vert. The Emerging Mind) Nijmegen, Bagas & partners, 2006, 152 pp. – ISBN 90 430 1307 2


    Vilayanur Ramachandran is een vooraanstaand neurowetenschapper en hoogleraar in de psychologie en neurowetenschappen aan de Universiteit van Californië. Hij is bekend geworden met zijn boek Het bizarre brein.


    Het bewustzijn is de neerslag van een aantal lezingen die Ramachandran in 2003 hield op verschillende plaatsen in Groot-Brittannië. In deze lezingen stelde hij zich tot doel niet alleen specialisten aan te spreken maar neurowetenschap ook toegankelijk te maken voor een breed publiek. Ik vind dat hij hierin slechts ten dele is geslaagd. Dit is echter niet eigenaardig, gezien de complexiteit van het onderwerp.


    Neurowetenschap is vooral gebouwd op de kennis over symptomen van patiënten met hersenletsel.  Hieruit probeert de neurowetenschapper af te leiden wat deze symptomen ons vertellen over het functioneren van normale hersenen. Pas als er iets fout gaat, beseffen we immers hoe bijzonder subtiel de hersenmechanismen zijn van onze waarneming, het geheugen, de  motoriek, denken en taal, emoties en andere functies. Zijn ervaring met patiënten levert Ramachandran dan ook zeer sprekende voorbeelden.


    De meest toegankelijke bijdragen in zijn boek gaan over zijn ‘traditionele’ onderwerpen: fantoomledematen, visuele waarneming en synesthesie.

    Ramachandran waagt zich daarnaast aan een neurologische verklaring van de zin voor esthetiek. Hij formuleert ook een eigen, plausibele theorie over hoe in het menselijk brein universele maatstaven voor kunst verankerd zijn.


    De moeilijkste bijdrage – hoe kan het anders? – is die over de neurologische grondslagen van het bewustzijn en de vrije wil. Ook al heeft de auteur eenvoud nagestreefd, en worden de betrokken hersengebieden door middel van overzichtelijke tekeningen gepresenteerd, het vraagt van de lezer wel degelijk een ernstige inspanning om het betoog te volgen.


    In het boek zijn uitgebreide noten en een literatuurlijst voorhanden ten behoeve van lezers die zich in de verschillende onderwerpen verder willen verdiepen. En er is gelukkig ook een verklarende woordenlijst opgenomen van de meest gebruikte neurologische termen.

    Het is dus een werk om regelmatig opnieuw te lezen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eerlijke globalisering
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    STIGLITZ, J., Eerlijke globalisering. (Vert. Making Globalization Work) Utrecht, Het Spectrum, 2006, 360 pp. – ISBN 90 274 2609 0


    Toen Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar Economie 2001, net vertrokken was bij de Wereldbank, schreef hij zijn eerste boek Perverse globalisering. Het was de bloeitijd van het vrije marktfundamentalisme. De meeste economen gingen ervan uit dat, als men de vrije markt maar liet werken zonder overheidsbemoeienis, de globalisering uiteindelijk voor iedereen goed zou zijn (het druppeleffect). Iedereen werd geacht er door de globalisering op vooruit te gaan zoals nooit tevoren. Deze beloften en vooruitzichten zijn niet waar gemaakt. Rijke geïndustrialiseerde landen hebben ervan geprofiteerd, veel arme landen zijn erop achteruit gegaan. Bovendien is er binnen alle landen een groeiende ongelijkheid gekomen tussen arm en rijk. 


    Stiglitz toonde in zijn vorige boek al aan hoe en waarom deze vorm van globalisering niet werkte, noch voor de stabiliteit van de economie, noch voor de armen. Zijn huidige boek is hierop een vervolg. Ondertussen is de politieke en economische situatie in de wereld veranderd, en hebben veel economen ingezien dat markten ook beperkingen kennen.


    Globalisering is onvermijdelijk, zegt Stiglitz, en niet op zich goed of slecht. Maar we kunnen de wijze waarop ze verloopt veranderen zodat ze beter zou kunnen werken. Ook in dit boek blijft hij bij deze stelling. Zonder passende overheidsregulering en –interventie leiden markten niet tot economische efficiëntie en werken ze vaak desastreus voor alle landen, maar vooral voor de ontwikkelingslanden. Dit is het geval op alle gebieden: het milieu, het welzijn en inkomen van de bevolking, de werkgelegenheid, de overheidsschuld, onderwijs en gezondheidszorg. In Eerlijke globalisering betoogt hij grondig en gedetailleerd waarom dit zo is.


    Voor de verschillende thema’s toont hij eerst aan hoe de huidige gang van zaken, waarbij het Internationaal Monetair Fonds een cruciale rol speelt, niet werkt om de economie in dienst te laten staan van de ontwikkeling van de gehele wereldbevolking. Vervolgens laat hij zien hoe  goed bestuurde globalisering een positieve invloed kan hebben op de stabiliteit van de economie en de levensstandaard van burgers in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden en hoe dit zou moeten gebeuren. Globalisering hoeft immers niet slecht te zijn voor het milieu, de sociale ongelijkheid te doen toenemen, de culturele diversiteit te verzwakken en alleen de belangen van de bedrijven te dienen. Deze evolutie kan iedereen ten goede komen, mits ze maar zorgvuldig en rechtvaardig wordt gestuurd en geleid.


    Economische globalisering zonder politieke globalisering werkt averechts. Economie en politiek zijn immers nauw verweven. Er is behoefte aan mondiale instituties die democratisch werken, en waarin ieder land optimaal vertegenwoordigd is. Zonder rechtvaardige politieke globalisering stevent de wereld af op meer conflicten wegens de toename van sociale ongelijkheid.


    Stiglitz gelooft sterk in de democratie en democratische besluitvorming als middel om de globalisering eerlijk te doen verlopen. In de bedrijfsvoering moet de ethiek terugkeren. En om dit allemaal optimaal te doen werken zijn geïnformeerde burgers noodzakelijk. Hoe dit alles in zijn werk gaat en kan gaan is het onderwerp van dit werk, dat in diepgang en inzichtelijkheid de vergelijking met zijn vorige boek glansrijk doorstaat.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drugs. De mythes en de leugens.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DALRYMPLE, T., Drugs. De mythes en de leugens. (Vert. Romancing Opiates – Pharmalogical Lies and the Addiction Bureaucracy) A’dam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006, 160 pp. – ISBN 90 468 0148 9


    Theodore Dalrymple is bekend van zijn cultuur- en maatschappijkritische columns in verschillende kranten. Hij is arts en werkte in een ziekenhuis en een gevangenis in een Engelse achterstandswijk. Hier deed hij ruime ervaring op met heroïneverslaafden. In dit boek formuleert en beargumenteert hij zijn kritiek op de wijze waarop deze mensen ‘behandeld’ worden.
    Volgens Dalrymple is behandeling hier immers niet relevant, want druggebruik en –verslaving zijn geen ziekte. Toch wordt dit beeld door nagenoeg alle betrokkenen, van verslaafde tot medicus en overheid, gekoesterd en in stand gehouden.


    Dalrymple wil met zijn boek aan deze benadering tegenwicht bieden. Zijn grondstelling luidt dat verslaving weliswaar fysieke gevolgen heeft die een medische behandeling vereisen, maar zelf geen ziekte is. Het is een moreel probleem, een antwoord op existentiële vragen.


    Deze stelling onderbouwt hij op verschillende manieren. Eerst ontkracht hij het gangbare slachtofferbeeld dat verslaafden van zichzelf ophangen en dat in de maatschappij door velen wordt overgenomen. Over verslaving wordt algemeen gedacht in termen van overmacht: de verslaafde is in de greep van de drugs en kan er zonder behandeling niet aan ontsnappen. Met nietsontziend nuchter realisme ontmaskert Dalrymple stap voor stap de leugens en uitvluchten die drugsverslaafden vertellen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag te ontlopen. De vooral medische hulpverlening in Groot-Brittannië gaat hier volgens hem kritiekloos in mee door verslaafden te behandelen met vervangdrugs als methadon, wat het probleem eigenlijk nog versterkt. Daar valt heel veel voor te zeggen. Maar hij beweert ook dat de hele hulpverleningssector deze ineffectieve behandelingsstrategie slechts in stand houdt om zichzelf werk en een inkomen te verschaffen. Dit is naar mijn mening een zeer goedkope beschuldiging, die hij op geen enkele manier hard maakt en die riekt naar onterechte verdachtmakerij en populisme.


    Volgens Dalrymple wortelt het gangbare beeld van drugverslaving in de romantische literatuur van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Coleridge en De Quincey, die aan opium verslaafd waren, verspreidden allerlei fantasieverhalen zowel over hun gebruik zelf als over de ontwenningsverschijnselen. Die verhalen pasten in de romantische cultuur van het gevoel, met haar verheerlijking van het subject dat zweeft tussen onuitsprekelijk lijden en extatisch genot. Romantici voelden zich ver verheven boveneen de modale burger in de banaliteit van het dagelijkse bestaan. Hierdoor kregen drugs het aureool van middel om het eigen bestaan te verrijken en te verdiepen.


    Binnen onze samenleving doet zich eigenlijk hetzelfde voor. Wij zien een toenemende tendens om het gewone dagelijkse leven als weinig interessant te beschouwen en steeds meer opwinding en exuberante ervaringen op te zoeken. Ook al is voor iedereen het leven in zekere zin teleurstellend, vooral voor jongeren uit achterstandswijken lijkt het nog uitzichtlozer. Ze zijn ontevreden, arm binnen de context van de samenleving, slecht opgeleid en ze voelen zich slachtoffer van onrechtvaardigheid. Hun leven is leeg, en de toekomst lijkt somber. Het leven met heroïne is echter minder saai dan zonder, want drugverslaving is een opwindend bestaan.


    Tenslotte  onderzoekt D. hoe deze situatie best kan worden aangepakt. Hij is een tegenstander van de legalisering van drugs, omdat de argumenten pro minder zwaar wegen dan de argumenten contra. Zijn eigen voorstel is echter evenzeer teleurstellend. Volgens hem is enige oplossing het stopzetten van alle medische behandeling, behalve voor de zuiver fysieke gevolgen van druggebruik. Voor een arts die jarenlang met de problematiek van drugsverslaving werd geconfronteerd, is dat een bijzonder magere balans. Als hij voorheen de uitzichtloze situatie van de (potentieel) verslaafde jongeren als uitlokkende factor aanwijst, waarom gaat hij daar dan niet meer op in?


    Misschien is hij wel bang te ‘links’ te zijn, mocht hij enige maatschappijkritische noot laten horen. Het is inzake drugs immers een favoriet rechts argument tegen sociale politiek, dat niet alle jongeren uit dezelfde situatie verslaafd worden. Derhalve kan men de verantwoordelijkheid helemaal in hun schoenen schuiven en hoeft de maatschappij geen geld uit te geven aan hulp in eender welke vorm.


    Niettemin is het boek van Dalrymple wel de moeite van het lezen waard. Hij gaat helder en met gedrevenheid in tegen de goegemeente en verdedigt zijn politiek incorrecte ideeën met verve en stevige argumenten. Ik maakte er kennis met een rechttoe-rechtaan kijk op druggebruik, geschreven in een dito stijl. Het leest ook zeer vlot.


    De waarheid over druggebruik ligt echter noch links noch rechts, maar in het midden. Het is zeker zoMen dat individuele keuzes en verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen. Maar alleen al in het belang van de maatschappij kunnen mensen niet aan hun lot worden overgelaten, omdat ze zelf verkeerde keuzes hebben gemaakt.


    En dan is het heel merkwaardig dat Dalrymple de therapeutische gemeenschappen dood zwijgt. Daar zwicht men niet voor het vermeende slachtofferschap van de verslaafde en spreekt hem/haar elke dag aan op de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Het zou onvergeeflijk zijn indien hij als deskundige daar niet eens van afwist. Daarom verdenk ik hem ervan aan stemmingmakerij te willen doen, door deze vorm van hulpverlening niet eens te vermelden.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WALZER, M. Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen. Een ethische beschouwing met historische illustraties. (Vert. Just and Unjust Wars. A Moral Argument with Historical Illustrations, 2000) A’dam, Atlas, 2006, 511 pp. – ISBN 90 450 0528 x


    De Amerikaanse politicoloog Michael Walzer was actief in de anti-Vietnambeweging.

    Dit boek is dertig jaar geleden geschreven en voor het eerst verschenen, maar het thema blijft verrassend actueel. De wereld is niet geweldlozer geworden, oorlog in verschillende vormen maakt nog altijd een belangrijk deel uit van het wereldnieuws.

    De manier waarop oorlog gevoerd wordt mag dan wel uiterlijk veranderd zijn, fundamenteel is alles hetzelfde gebleven. En ook de ethische overwegingen die aan oorlogshandelingen voorafgaan en gingen zijn nagenoeg onveranderd gebleven.


    Volgens Walzer wordt bij de beoordeling van een oorlog te weinig rekening gehouden met ethische overwegingen, en teveel met politieke en juridische criteria. Met zijn boek wil hij de rechtvaardige oorlog weer een plaats geven in de politieke en de ethische theorie. Zijn doel is een omvattende theorie van de rechtvaardige oorlog te leveren. Wanneer is een oorlog en zijn oorlogshandelingen gerechtvaardigd, en wanneer is dat niet het geval?


    Een oorlog kan immers niet beoordeeld worden met de maatstaven van een individueel conflict. Oorlog is altijd een misdaad. Het is agressie op grote schaal en veroorzaakt  onnoemelijk veel leed aan alle betrokken partijen. Oorlog is bovendien een schending van het rechtsbeginsel van de soevereiniteit van een land. Daarom moeten er goede redenen zijn om een oorlog te beginnen en te voeren, en is het noodzakelijk om het leed van de partijen zoveel mogelijk te beperken. Oorlog is dus aan regels gebonden.



    De meeste oorlogen worden gerechtvaardigd op utilistische basis: omwille van het nut of het resultaat op korte en lange termijn. Het utilistische denken beheerst ook de oorlogshandelingen: de kosten worden tegen de (mogelijke) baten afgewogen. Walzer vindt deze criteria ontoereikend. Voor hem is rechtvaardigheid nauw verbonden met (mensen)rechten. Een rechtvaardige oorlog is dus een oorlog omwille van rechten en gevoerd binnen de grenzen van (mensen)rechten. Dit is bijvoorbeeld een cruciaal criterium bij een interventieoorlog.


    Walzer toetst in zijn boek de verschillende aspecten van oorlog aan het rechtvaardigheidscriterium. Eerst komen de redenen aan de orde die landen of groepen geven om oorlog te voeren. Dit noemt hij ‘de theorie van agressie’. Daarna gaat zijn aandacht naar de oorlogsconventies of de afspraken over oorlogsmiddelen. Dit is het meest gedateerde deel, want de wijze waarop oorlog wordt gevoerd is ondertussen wel veranderd. Nucleaire afschrikking is nu behoorlijk minder aan de orde, maar over terrorisme valt er wel veel meer te zeggen. Rechtvaardigheid moet ook betracht worden wanneer moeilijke keuzes moeten gemaakt worden. Breekt nood wet en in welke omstandigheden is dit ethisch correct?


    Tenslotte komt de kwestie aan de orde van de verantwoordelijkheid voor foutieve oorlogsbeslissingen en –misdaden. Ook hier voldoet het utilistische standpunt niet volgens Walzer.


    Een alternatief voor vechten is het geweldloos burgerverzet. Hoe ethisch verantwoord ook, toch blijkt het meestal niet te werken.  De conclusie is dat we in bepaalde gevallen niet kunnen zonder vechten. Dan is het des te meer zaak om de rechtvaardigheid altijd goed voor ogen te houden en de oorlog op dit criterium te beoordelen.


    Het thema van dit boek spreekt waarschijnlijk iedereen aan. Weinig mensen zullen zich zonder meer uitspreken vóór een oorlog, en oorlog laat niemand onverschillig. Oorlogen lokken ook heftige discussies uit tussen voor- en tegenstanders ervan. In dergelijke situaties wil men goed beslagen ten ijs komen.


    In dit opzicht heeft dit boek mij teleurgesteld. Walzer heeft zijn theorie grondig uitgewerkt en overvloedig geïllustreerd met voorbeelden uit concrete oorlogen. Hij heeft zich zeer degelijk gedocumenteerd, waarvan de neerslag in de omvangrijke noten achteraan.

    Zijn betoog is echter erg onoverzichtelijk en weinig gestructureerd.  Het taalgebruik is bovendien nodeloos ingewikkeld, waardoor de essentie van zijn gedachtegang slechts met moeite te volgen is. Een herwerkte en meer toegankelijke versie zou zeer welkom zijn.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aap in ons
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    de WAAL, F., De aap in ons. Waarom we zijn wie we zijn. (Vert. Our Inner Ape. A Leading Primatologist Explains Why We Are What We Are) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006 (6e dr.), 264 pp. – ISBN 90 254 2945 0


    Frans de Waal begint zijn boek met een opvallende zin: “Je kunt de aap wel uit de jungle halen, maar niet de jungle uit de aap.” Een waarheid als een koe, dat zal iedereen beamen die weleens in de dierentuin heeft rond gelopen. Maar volgens de Waal geldt dit evenzeer voor de mens, de tweebenige mensaap.

    Met De aap in ons heeft de bekende en vooraanstaande primatoloog het zoveelste boeiende en gedenkwaardige boek neergezet. Zoals al zijn andere werken is het zeer toegankelijk, want vlot geschreven en wars van vakterminologie.


    Dat de mens een naaste verwant is van de mensapen wordt nu alleen nog door fanatieke creationisten bestreden. Maar dat het menselijk gedrag, dat door velen als ‘hoger’ wordt beschouwd, zoveel gelijkenissen vindt bij die verwanten is niet zo bekend en wordt vaker bestreden. Zelfs de meest menselijk geachte eigenschappen als empathie, mededogen, doordachte beslissingen, samenwerking en moraal, blijken echter al zeer prominent én gelijkaardig aanwezig bij chimpansees en bonobo’s. Het sociale leven van mensapen is duidelijk doordringen van intelligente besluitvoering.


    In zijn boek verkent de Waal de fascinerende en soms angstaanjagende parallellen tussen het gedrag van primaten en dat van ons. Macht, seks, geweld en vriendelijkheid blijken zowel bij mensapen als mensen even belangrijk en hebben nagenoeg dezelfde rol in de samenleving.


    De Waal noemt de mens een bipolaire mensaap. Wij verenigen in ons immers de twee tegenstrijdige aspecten die kenmerkend zijn voor respectievelijk chimpansees en bonobo’s. De menselijke natuur is als een januskop. Zowel de hiërarchische en op macht beluste chimpansee als de egalitaire en vredelievende bonobo lijken zich in de mens te verenigen.

    Maar het zijn net die tegenstrijdige tendensen die ons mens maken, en die de mens in staat hebben gesteld om te evolueren tot wat hij nu is. De Waal toont bovendien haarscherp aan dat die tegenstrijdige neigingen alleen maar kunnen bestaan bij gratie van elkaar.


    Ook in dit boek demonstreert de Waal zijn enorme kennis en inzicht in de psychologie van dieren en mensen. Hij illustreert zijn inzichten overvloedig met sprekende voorbeelden uit zijn eigen onderzoekswerk met chimpansees en bonobo’s. Het is overduidelijk dat hij van hen houdt. Hij beschouwt en behandelt hen dan ook als gelijkwaardig.


    De Waal zet zich krachtig af tegen alle eenzijdige en ongenuanceerde visies op dieren en mensen. Mensen en primaten zijn zeer nauwe verwanten. Wij hebben allemaal een aap in ons. Dit zien en beseffen maakt ons alleen maar menselijker. Het zou ons moeten aansporen om zorgzaam om te springen met onze neven, want hun voortbestaan is onrustbarend bedreigd. Maar als ze eenmaal uitgestorven zijn, zullen ze ons geen spiegel meer kunnen voorhouden.

    Een regelrechte aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouwen aan zelfvertrouwen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BISSCHOP, M., Bouwen aan zelfvertrouwen. Als tiener anders denken over jezelf. Tielt, Lannoo, 2004, 125 pp. – ISBN 90 209 5723 6


    Als een schoolkind tiener wordt verandert er heel wat op korte tijd. Niet alleen het lichaam verandert, maar ook de wijze waarop de tiener in het leven staat. Daar zijn die jonge mensen, en evenmin hun ouders, vaak nauwelijks op voorbereid.
    Tieners gaan ook anders denken. Hun hersenen zijn nog in volle ontwikkeling. Pas de laatste jaren is hier aandacht aan besteed.


    Voor veel tieners breekt een chaotische tijd aan. De dingen zijn niet meer vanzelfsprekend. Ze denken meer na, over gebeurtenissen, anderen en zichzelf. Vooral meisjes hebben het er nogal eens moeilijk mee en verliezen vaak veel van het zelfvertrouwen dat ze in hun lagere schooltijd hebben opgebouwd.


    Marijke Bisschop schreef daarom dit boekje voor de tiener zelf. Op een zeer bevattelijke wijze legt ze uit wat er op deze leeftijd allemaal verandert en hoe een tiener zelf de chaos in zijn/haar hoofd beter te lijf gaat. Tieners hebben vaak sombere gedachten over zichzelf en anderen.

    Stap voor stap legt ze uit hoe je als tiener met de sombere gedachten en gevoelens kan omgaan, en hoe je ze kan laten plaats maken voor meer positieve gedachten en gevoelens. De recepten zijn niet alleen toepasselijk voor tieners maar voor ons allemaal.


    Het boekje is geschreven op de maat van jonge tieners, van 11 tot 14 jaar. Het is geïllustreerd met de leuke tekenfiguurtjes Posi en Nega.

    Een aanrader voor tieners én voor hun ouders!

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evolutionair denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUSKES, C., Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld. A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2006 (2e dr.), 476 pp. – ISBN 90 5712 180 7


    De evolutietheorie ligt de laatste jaren weer onder vuur. Creationisme en Intelligent Design blijken steeds meer mensen aan te spreken als verklaring voor de ontwikkeling van het leven op aarde, en derhalve voor hun eigen bestaan. Dat deze kwestie hoogoplopende disputen veroorzaakt, heeft te maken met de ingrijpende invloed van de evolutietheorie op filosofie en levensbeschouwing. Volgens de evolutietheorie is het leven immers niet voortgekomen uit het ‘hogere’ maar uit het ‘lagere’. Een bovennatuurlijke verklaring voor het leven is overbodig geworden, en dat is voor veel mensen moeilijk verteerbaar.


    Veel van de kritiek op de evolutietheorie spruit echter voort uit een verkeerd begrip ervan. Buskes wil met zijn boek een wegwijzer en handleiding bieden voor wie nader kennis wil maken met de evolutietheorie en haar mogelijke implicaties voor de meest verscheidene gebieden van wetenschap, politiek en maatschappelijk handelen.


    Hierin is hij naar mijn mening met glans geslaagd. Evolutionair denken is een breed en toegankelijk overzichtswerk. De lezer krijgt eerst een zeer inzichtelijke inleiding in de evolutietheorie zelf, waarin de centrale begrippen zeer duidelijk worden verhelderd. In de daaropvolgende hoofdstukken overloopt Buskes systematisch hoe de evolutietheorie de meest uiteenlopende levensgebieden beïnvloedt: van taal over cultuur, religie en moraal tot geneeskunde.

    Ook de negatieve uitwassen van het evolutionair denken komen aan de orde: het sociaal-darwinisme en de eugenetica. Buskes toont hier duidelijk aan dat en hoe deze stromingen berusten op een verkeerde interpretatie van de basisbegrippen van de evolutietheorie.


    Hij eindigt – hoe kan het anders? – met het ecologische vraagstuk. Waar evolutie verloopt in de richting van een toenemende diversiteit van soorten, vormt de ecologische kortzichtigheid van de mens zelf een gevaar voor de evolutie.

    Voor wie zich verder wil verdiepen in de materie heeft de auteur bij elk hoofdstuk een zestal aanbevolen bronnen aangegeven. Er is een ook uitgebreide literatuurlijst en dito register.


    Voor wie meer wil weten over de evolutietheorie, en of de eigen kennis wil opfrissen is dit vlot leesbare boek een echte aanrader!


    ©  Minervaria


     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar slaat dat nou weer op?

    van EEMEREN, F. & R. GROOTENDORST, Waar slaat dat nou weer op? De taal van het meningsverschil. A’dam, Uitg. Contact, 1996, 142 pp. – ISBN 90 254 0458 8


    Hoe maken mensen kenbaar dat ze het niet met elkaar eens zijn? En wat zeggen ze zoal als ze in een discussie met elkaar tot overeenstemming proberen te komen? Hoe laten ze elkaar weten of ze door elkaars argumentatie overtuigd zijn? Welke woorden en uitdrukkingen gebruiken ze daarbij? Waar slaat dit nou weer op is een inventarisatie van de taal van het meningsverschil.


    In dit dunne boekje vind je een heleboel gangbare en minder gangbare woorden, uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden die gebruikt worden bij een meningsverschil. Ze zijn geordend volgens het ideaalmodel van een redelijke discussie. De indeling van het boekje gaat dus van de uiteenzetting van het standpunt, over de argumentatie in verschillende vormen tot de afsluiting van het de discussie.


    Vooraleer de typerende woordenschat aan de orde komt, wordt elke fase van de discussie ook kort toegelicht. Hieronder horen onder andere: wat is argumentatie, deugdelijke en ondeugdelijke argumentatie, de spelregels voor een redelijke discussie, het verdraaien van standpunten.


    Het is een handig en leuk naslagwerkje, leerzaam en tegelijk een opfrissing voor wie regelmatig aan mondelinge en schriftelijke discussies deelneemt. En wie de eigen woordenschat terzake wil uitbreiden is er zeker aan het goede adres.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dus jij denkt dat je een mens bent?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FERNANDEZ-ARMESTO, F., Dus jij denkt dat je een mens bent? (So You Think You’re Human? A Brief History, 2004) A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2005, 200 pp. – ISBN 90 351 2720 x


    De historicus Fernandez-Armesto heeft iets met ideeën. In zijn laatste boek maakte hij een inventaris van ideeën die de wereld veranderden. In dit boek verdiept hij zich in de geschiedenis van het concept ‘mens’.

    Gedurende de laatste dertig, veertig jaar is er immers bijzonder veel aandacht , betrokkenheid, kosten en moeite besteed aan wat we menselijke waarden noemen en het opkomen voor de menselijke waardigheid en het menselijke leven. In diezelfde periode echter hebben wetenschap en filosofie onze traditionele opvattingen over het menszijn in vraag gesteld. Wetenschappen als de primatologie, de genetica, de dierenrechtenbeweging en het onderzoek naar kunstmatige intelligentie. Ook maatschappelijke evoluties als de legalisering van abortus noodzaken ons tot een nieuwe definitie van menszijn. Wanneer is iemand mens te noemen? En wat blijft er nog over van menselijke waarden?


    Fernandez-Armesto probeert deze vragen te beantwoorden door terug te kijken naar de manier waarop het concept ‘mens’ zich historisch heeft ontwikkeld. Ons huidige concept bestaat immers nog niet zo lang. Op de vraag ‘Wat betekent het om mens te zijn?’ en dus ‘Wie is er mens?’ volgt tegenwoordig een ander antwoord dan in het verleden of in andere culturen.

    We zijn echter geneigd dit over het hoofd te zien, en beschouwen ons huidig concept van menszijn als vanzelfsprekend. Door een studie van de geschiedenis van dit concept hoopt hij een bijdrage te leveren aan de discussie over het concept mens en dit te verbreden.


    Het resultaat is een verzameling van vijf boeiende en zeer leesbare essays waarin hij het begrip mens volgt zoals het is afgelijnd en gedefinieerd in verschillende tijden. De criteria om zichzelf mens te noemen zijn doorheen de geschiedenis immers voortdurend veranderd en herzien, onder invloed van de verandering en uitbreiding van zijn leefwereld en (wetenschappelijke) ontdekkingen. Achtereenvolgens komen aan de orde: het onderscheid met dieren, het fysische voorkomen, de cultuur, de evolutionaire afstamming van de mens, en genetica, bewustzijn en intelligentie. Het betoog is zeer goed gedocumenteerd, en gebaseerd op de inzichten van de meest diverse onderzoekers.


    In zijn boeiend relaas, vol onverwachte en originele inzichten, geeft F-A geen antwoorden. Hij stelt vooral vragen die oproepen tot bezinning over onze aflijning van wat wij menselijk vinden. Wat op het eerste zicht vanzelfsprekend lijkt, is het bij nader inzien immers niet. Misschien komen we nooit tot een sluitend antwoord, het is in elk geval belangrijk dat we ons blijven vragen stellen naar de essentie van ons bestaan. Dit boek geeft daar in ieder geval een interessante aanzet toe.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De volmaakte ketterij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    O’SHEA, S., De volmaakte ketterij. Leven en dood van de Middeleeuwse Katharen. (The Perfect Heresy) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 320 pp. – ISBN 90 274 7960 7


    “Doodt hen allen, God zal de zijnen herkennen.” Of Arnaud Amaury, de monnik die de kruistocht tegen de Albigenzen leidde, deze uitspraak werkelijk heeft gedaan is niet zeker. In ieder geval werden op 22 juli 1209 alle inwoners van de stad Béziers, meer dan 20.000, genadeloos afgeslacht. Na deze gebeurtenis was het slechts een kwestie van tijd vooraleer de ketterij helemaal was uitgeroeid. Toen het kathaarse geloof al decennia lang zieltoogde werd de laatste kathaarse parfait Guillaume Bélibaste in 1321 op de brandstapel ter dood gebracht.


    Stephen O’Shea, journalist en vertaler, schreef het relaas van het kathaarse drama voor niet-specialisten. Hij heeft hiervoor uitgebreide research gedaan en zich gebaseerd op grondig historisch onderzoek in de afgelopen vijtig jaar. Zijn verhaal gaat niet over de hele geschiedenis van het kathaarse geloof, noch over het geloof zelf, maar over de periode vanaf de eerste vervolging tot de definitieve ondergang van de katharen.


    De ketterij van de katharen kwam op in een periode waarin West-Europa aan een religieuze heropleving begon. Het was een soort pacifistisch christendom, dat tolerantie en armoede nastreefde. Het fundamentele twistpunt tussen de katholieke orthodoxie en de kathaarse heterodoxie was de rol en de invloed van het Kwaad. De katharen waren de voorbode van een reeks nieuwe denkbeelden over godsdienst en geloof, die uiteindelijk het christendom diep zouden verdelen.


    De katharen leunden aan bij de vroege gnostische stromingen van het christendom, en hechtten grote waarde aan de vrijheid van het individu voor zijn eigen verlossing. Zijzelf noemden zich ‘goede christenen’. Zij verwierpen alle autoriteit inzake wereldse en religieuze zaken, alsook de gehechtheid aan materiële en aardse goederen. Ze namen vooral aanstoot aan de exuberante rijkdom van de katholieke kerk, en de hebzucht en het wereldse leven van haar autoriteiten. Voor Rome was vooral het laatste een doorn in het oog. Het katharendom was dus de volmaakte afvalligheid, de volmaakte ketterij, die met de grote middelen aangepakt moest worden.


    Het was waarschijnlijk niet toevallig dat het katharisme grote aanhang kende in de Languedoc,in het zuiden van het huidige Frankrijk. Alhoewel feodaal georganiseerd, waren zowel adel als het gewone volk er zeer gesteld op onafhankelijkheid en vrijheid, ook van mening en geloof. Ook door katholieke edelen werden de katharen geduld en beschermd. Het was bovendien een rijk gebied, en dus zeer aantrekkelijk voor de edelen van het Noorden die op gebiedsuitbreiding uit waren.


    O’Shea beschrijft bijna minutieus hoe deze streek in de loop van een kleine eeuw ten prooi viel aan de hebzucht van zowel kerk als de opkomende Franse staat. Kerk en staat sloegen op voorheen nooit geziene wijze de handen ineen om zowel de ketterij uit te roeien als gebieden onrechtmatig in te palmen. De verdeelde Occitaanse adel slaagde er nooit in voor lange tijd een aaneengesloten front te vormen en de agressie het hoofd te bieden. In hun kielzog werden de katharen systematisch en meedogenloos door de Inquisitie, met de methodes van de latere politiestaat, vervolgd, veroordeeld en vermoord.


    Deze indroevige geschiedenis van Middeleeuwse wreedheid, verraad en intimidatie wordt door O’Shea nauwgezet verteld. Het boek leest als een oogetuigenverslag, en sommige delen als een roman. Vooral de laatste hoofdstukken ontroeren, wanneer de auteur de trieste balans opmaakt van meer dan honderd jaar strijd om het gelijk. “De Languedoc leert ons een les over de gevaren van het absolutisme”, schrijft de auteur, en daarin kan ik hem volmondig bijtreden..


    Vanaf de 19e eeuw werd de geschiedenis van de katharen geromantiseerd en voorzien van een dikke laag esoterische verzinsels. Dit verhaal komt aan de orde in het nawoord. Dit is een boeiend onderdeel, omdat het een licht werpt op de wijze waarop de waarheid door al te fantasierijke lieden graag verdraaid wordt ter eigen eer en glorie en voor de inkomsten van een streek. Ook nu nog krijgen dergelijke overtrokken geromantiseerde versies veel weerklank bij het grote publiek door spannende samenzweringsverhalen zoals de Da Vinci Code.


    Het boek leest over het algemeen vlot. Toch werkt de veelheid van gegevens, zeker op het eind, vaak verwarrend. De protagonisten droegen heel vaak dezelfde naam, en dat maakt het er ook niet gemakkelijker op om de geschiedenis te volgen. Aan het begin van het boek staat wel een lijst met de belangrijkste personages, maar die is toch nog niet duidelijk genoeg uitgewerkt. Een gedetailleerd kaartje van de streek is een handig hulpmiddel om de bewegingen van de verschillende partijen te kunnen volgen. Het werk is degelijk gedocumenteerd, en eindigt met een lijst van bronnen en vaak zeer interessante noten.

    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Marginalen in de geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VANHEMELRYCK, F., Marginalen in de geschiedenis. Over beulen, Joden, hoeren, zigeuners en andere zondebokken. Leuven, Davidsfonds, 2004 (2e druk), 302 pp. – ISBN 90 5826 2553


    Marginalen zijn een bijzondere groep in de samenleving. Ze leven in de schaduw en zijn daarom slechts laat voorwerp geworden van historisch onderzoek. Marginaal is wie door de gemeenschap en de heersende cultuur gedurende lange tijd uitgestoten wordt of die deze gemeenschap vrijwillig de rug toekeert. Marginaliteit is overigens een rekbaar begrip: wat in de ene maatschappij als marginaal gedrag beschouwd wordt, wordt in een andere probleemloos aanvaard.


    Marginale groepen inspireren weinig of geen eerbied en worden meestal misprezen door het grootste deel van de bevolking. Toch bewijzen zij de maatschappij een dienst. Door hun asociale gedrag bevestigen zij de sociale normen die door de gemeenschap als positief worden ervaren. Dit was vroeger zo, en het is ook nu het geval.


    In dit boek beschrijft Vanhemelryck, hoogleraar en specialist in de geschiedenis van criminaliteit en strafrecht aan de K.U. Brussel en Leuven, de geschiedenis van de meest in het oog lopende marginale groepen in het ancien régime in Europa en vooral in de Zuidelijke Nederlanden. In deze periode werden opvattingen en gedragingen van mensen zeer sterk bepaald door Kerk en Overheid. Mensen hoorden allereerst tot een groep. Vóór de Verlichting had het individu als persoon nauwelijks betekenis.


    Vanhemelryck bespreekt hoe de marginalisatie er concreet uitzag, welke sociale en ideologische overwegingen aan de basis lagen, en hoe de maatschappelijke houding tegenover de marginale groepen in het ancien régime evolueerde. Hij geeft hiermee tevens een illustratie van de hardnekkige vooroordelen, fobieën en obsessies in een maatschappij tegenover al wie om een of andere reden niet ten volle kan deelnemen. Tegelijk valt het op hoe herkenbaar dit alles is in onze tijd. De huidige marginaliteit treft grosso modo dezelfde groepen mensen en aan bepaalde groepen worden nog steeds dezelfde kenmerken toegedicht als zoveel eeuwen geleden.


    De auteur gaat vooral in op de wijze waarop de marginale groepen werden bejegend. Hij getuigt van een ontzettend gedetailleerde feitenkennis. Deze feiten krijgen in het boek teveel aandacht. Is de modale lezer wel echt geïnteresseerd in een opsomming van opeenvolgende verordeningen en maatregelen in diverse steden? Volgens mij is geschiedenis meer dan een verzameling feiten. Ze krijgen slechts zin en betekenis in een context. Die wordt hier slechts stiefmoederlijk behandeld. Ik had liever meer gelezen over de achtergronden van de marginalisatie, en de algemene tendens van de maatregelen in die tijd. Dit had een tijdsbeeld opgeleverd, waarin de feiten als ondersteuning dienen. Ik vind het ook jammer dat de marginalen zelf nauwelijks aan het woord komen. In bepaalde gevallen, waarbij geschreven getuigenissen van marginalen zijn overgeleverd, was dat toch mogelijk geweest.


    De auteur hanteert de chronologie van gebeurtenissen en reglementeringen ook niet consequent. Regelmatig heeft hij het over de 17e of 18e eeuw, om onmiddellijk daarna terug te keren naar een vroegere periode, maar dan m.b.t. een andere streek. Slechts gaandeweg wordt duidelijk dat hij een onderwerp streekgebonden behandelt.


    Verder had ik ook graag , voor zover beschikbaar, meer cijfermateriaal gezien. Nu moet je als lezer genoegen nemen met de subjectieve omschrijvingen van tijdgenoten, die echter gebaseerd zijn op hoe deze mensen het probleem ervaarden. Een aantal van die bedenkingen worden echter wel, toch wel een beetje te laat, in het besluit opgenomen.


    Desondanks is het boek de moeite van het lezen waard voor wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van zondebokken in de maatschappij.

    Het werk is vlot leesbaar, en heeft een aangename bladspiegel. Er mochten meer illustraties zijn.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevrijd de slaven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOCHSCHILD, A., Bevrijd de slaven! Het verhaal van de eerste mensenrechtencampagne. (Vert. Bury the Chains.  Prophets and Rebels in the Fight to Free an Empire’s Slaves) Meulenhoff, 2005, 478 pp.- ISBN 90290 7593 3

    Op een zomerse dag in juni 1785 reisde Thomas Clarkson naar Londen om het ambt van diaken te bekleden in de anglicaanse kerk. Clarkson had kort tevoren de prestigieuze essaywedstrijd van de universiteit van Cambridge gewonnen, met als titel: Is het wettig om anderen in slavernij te houden tegen hun wil? Het onderwerp liet hem niet los, en tijdens de rit bedacht hij dat iemand een eind moest maken aan deze ellende.


    Meteen was de beweging tegen de slavernij een feit. Onder impuls van de ondernemende Clarkson werd in Londen op 22 mei 1787 de antislavernijbeweging opgericht door twaalf mannen van verschillende afkomst en levensbeschouwing. Ze konden niet voorzien welke aardverschuiving hun initiatief zou teweegbrengen in een wereld waar slavernij vanzelfsprekend was en door de meeste mensen als een economische noodzaak werd beschouwd.


    Adam Hochschild vertelt in zijn boek de geschiedenis van de eerste mensenrechtencampagne die de wereld heeft gekend. Hij begint zijn verhaal met een beeld van een wereld van slavernij. Daarna volgt hij het verloop van de campagne op de voet. Hij geeft verslag van de acties van een aantal onvermoeibare en begeesterde mannen en vrouwen, hun successen en mislukkingen, en de wijze waarop zij de massa warm kregen voor hun ideeën.

    Pamfletten, petities, mailinglijsten, schrijfacties, geldinzamelingen, consumentenboycot, debatten, mediacampagnes. Voor ons zijn ze vanzelfsprekende acties van modern burgeractivisme. Toch waren ze een absolute nieuwigheid op het einde van de 18e eeuw.  In het spoor van de Verlichting vonden niet alleen twee belangrijke revoluties plaats, in Frankrijk en de Britse koloniën in Amerika. De antislavernijbeweging was het begin van een nieuw soort activisme, dat van de burger. In een wereld waar tot dan toe hiërarchie en overheersing de dienst uitmaakten, was de eerste overwinning  van dit  democratisch reveil de afschaffing van de slavenhandel.


    Al is het verbazingwekkend hoe snel de antislavernijbeweging bezit nam van de verbeeldingskracht van het publiek, toch heeft het nog 50 jaar geduurd voor de slavernij werd afgeschaft in het Britse Rijk. In 1838 werd de wet tot vrijmaking aangenomen, waarmee alle slaven in het Britse Rijk vrije mannen en vrouwen werden. Eenmaal zover konden de andere staten hun beleid niet langer ongemoeid voorzetten. Het nieuws ging als een lopend vuurtje rond, en de slavenopstanden gingen door.


    Toch betekende de vrijheid niet meteen dat de levensomstandigheden van de voormalige slaven veel verbeterden. Het einde van de slavernij betekende niet het eind van het onrecht. De voormalige slaven moesten nog tientallen jaren vechten voor arbeidsrecht, stemrecht, onafhankelijkheid en nog veel meer. Maar de antislavernijbeweging was wel de aanzet tot de strijd voor mensenrechten overal ter wereld: de afschaffing van kinderarbeid, het algemeen stemrecht, het recht op onderwijs, …


    Hochschild heeft dit verhaal werkelijk prachtig geschreven. Het is enorm boeiende lectuur. Hij weet de geschiedenis van de antislavernijbeweging bovendien zeer accuraat te situeren in het tijdsgewricht en de opvattingen en gebruiken van het einde van de 18e eeuw en begin van de 19e eeuw.

    Hij heeft zich zeer degelijk gedocumenteerd. De laatste 70 bladzijden van het boek bevatten uitgebreide noten, een omvangrijke bibliografie en een handig register.


    Dit boek is een hulde aan alle mannen en vrouwen die het ooit hebben opgenomen voor de rechten van andere mensen, ook al waren ze ver weg en hadden ze er geen direct voordeel bij. Het is ook een hart onder de riem voor ieder die zich inzet, hoe onbeduidend ook, om het onrecht in de wereld te bestrijden en de levensomstandigheden van mensen over de hele wereld te verbeteren.

    Een aanrader!

     

    Addendum

    De wettelijke strijd mag dan wel gewonnen zijn, en slavernij een misdaad tegen de mensenrechten, slavernij onder verschillende vormen (mensenhandel, seksbusiness, dwangarbeid, kinderarbeid, …) behoort in de praktijk nog helemaal niet tot het verleden. Vandaag zijn er nog 27 miljoen slaven op aarde, meer dan ooit tevoren.

    Verschillende internationale organisaties zetten zich in om het onrecht te beteugelen en ongedaan te maken. Daaronder is de erfgenaam van de antislavernijbeweging van de 18e/19e eeuw: Anti-Slavery International http://www.antislavery.org/, dat zijn hoofdkwartier heeft in het Thomas Clarkson House te Londen.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom zijn we niet gelukkig?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LAYARD, R., Waarom zijn we niet gelukkig? (Vert. Happiness) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2006 (3e dr.), 302 pp. – ISBN 90 450 1504 8


    Maakt geld gelukkig? Niet als je er genoeg van hebt, aldus Richard Layard, hoogleraar economie en adviseur van de regering-Blair. Meer maakt niet gelukkiger.

    Een boek van een econoom over geluk, het is in elk geval een utdaging. De klassieke neoliberale vrije markteconomie gaat er immers van uit dat het geluk van mensen recht evenredig is aan hun koopkracht. Wie veel heeft of bezit, is volgens die redenering gelukkiger dan wie minder bezit. Layard is een andere mening toegedaan, en baseert zich hiervoor op wetenschappelijk onderzoek uit de neurologie, de psychologie van het geluk, de sociologie, de economie en de filosofie.

    In de welvaartsmaatschappij zouden alle mensen gelukkig moeten zijn. Niet echter. Wij leven in een maatschappij waar de koopkracht nog nooit zo groot is geweest. Ons bestaan is er wel veel prettiger op geworden. We hebben meer te eten, meer kleren, meer auto’s, grotere huizen, centrale verwarming, meer vakanties in het buitenland, en kortere werkweek, prettiger werk en bovenal een betere gezondheid. We hebben steeds meer, maar we zijn er niet echt gelukkiger op geworden. Het aantal depressies en zelfmoorden in onze moderne samenleving is de laatste jaren enorm toegenomen.


    Richard Layard gaat in dit boek na hoe dit komt en wat we eraan kunnen doen. 
    Wat kunnen we verstaan onder geluk, en, als we zo rijk zijn, waarom zijn we dan niet gelukkig, wat maakt ons wel gelukkig, en wat gaat er mis?


    De gangbare economie stelt ons in staat om vrij diensten en goederen te ruilen. Maar veel van wat ons echt gelukkig maakt is niet te krijgen via vrije uitruil op een markt. Want nagenoeg alles wat ons echt gelukkig maakt heeft te maken met de kwaliteit van onze relaties met anderen. En die zijn niet gediend met de huidige jacht op zelfrealisatie, maar met een gemeenschappelijk doel, het algemeen belang, het geluk van allen. 

    Maar wat is dan dit grootst mogelijke geluk, en hoe kunnen we dit bereiken? Hoe kunnen we de maatschappij inrichten zodat mensen er zo gelukkig mogelijk zijn?  Hoe kan de economie daarbij helpen? En hoe kunnen we zelf bijdragen tot ons eigen geluk en dat van anderen?

    Het antwoord van Layard komt neer op het ontmoedigen van de jacht op steeds meer inkomen en materiële goederen. Als extra inkomen zo weinig bijdraagt aan een gelukkiger samenleving, dan moet dit streven eerder ontmoedigd dan aangemoedigd worden. Ook de nadruk van de neoliberale economen op mobiliteit en flexibilisering moet verminderen.

    Maar mensen zijn niet helemaal afhankelijk van omstandigheden. Ze kunnen ook zelf hun eigen geluk bewerken. Je kan jezelf ook gelukkig denken en je andere doelen stellen. Ga je minder vergelijken met anderen, vooral zij die meer hebben. En maak van het geluk van de andere een streefdoel. Dan word je zelf ook gelukkig.

    Streven naar geluk, het is geen eenvoudig onderwerp. Je kan daarbij niet om de filosofie heen. Layard slaagt er in de visies van beroemde Verlichtingsfilosofen als Jeremy Bentham, Thomas Hobbes, John Hobbes, John Stuart Mill op een eenvoudige manier uit te leggen.

    Zijn gedachtegang is over het algemeen vlot te volgen. Elk hoofdstuk wordt geïllustreerd door een leuke en sprekende cartoon. Wie meer wil weten wordt getrakteerd op een uitgebreide notenlijst, bibliografie en register.

    Voor wie zich vragen stelt bij de ratrace en wat het ons uiteindelijk opbrengt, is dit boek een echte aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de greep van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van den BRINK, R., In de greep van de angst. De Europese sociaal-democratie en het rechtspopulisme. A’pen, Uitg. Houtekiet, 2005, 568 pp. – ISBN 90 5240 699 5


    In alle landen van de Europese Unie zagen sociaal-democratische partijen – overigens niet alleen zij – de afgelopen decennia een aanzienlijk deel van hun electoraat overstappen naar populistische en rechts-radicale partijen. Overal in Europa halen (extreem)-rechtse populistische partijen hun hoogste scores in steden die traditioneel rode bolwerken waren. Sociaal-democraten worden geconfronteerd met populistische radicaalrechtse of (extreem)-rechtse politieke bewegingen die een geduchte electorale concurrent zijn.


    De Europese sociaal-democraten zijn intussen – zij het een beetje laat – op  allerlei niveaus begonnen zich te verdiepen in het (extreem)-rechtse populisme en op zoek gegaan naar een strategie om de strijd met deze min of meer nieuwe uitdager aan te gaan. Dit boek geeft de stand van die discussie weer en brengt de diverse opvattingen binnen de Europese sociaal-democratie in kaart te brengen.


    Daartoe heeft Rinke van den Brink, redacteur van het NOS Journaal, gedurende twee jaar (2002-2004) gesprekken gevoerd met gezichtsbepalende sociaal-democratische politici, maar ook met adviseurs en denkers op de achtergrond en met politieke en sociale wetenschappers. Hij heeft gekozen voor zes landen met uiteenlopende ervaringen met (extreem)-rechtse populistische partijen. In vijf daarvan heeft de sociaal-democratie serieuze klappen gekregen, in het zesde (Zweden) heeft men de boot (nog) kunnen afhouden.


    In acht genomen de specifieke situatie in de verschillende landen, zijn de analyses gelijklopend. De oorspronkelijke electorale aanhang van de sociaal-democraten is de afgelopen decennia in omvang sterk afgenomen en hun sociale basis drastisch veranderd. Heel wat arbeiders hebben zich opgewerkt naar de middenklasse, terwijl tegelijkertijd veel industriële werkgelegenheid is verdwenen. Naast het restant van de traditionele arbeidersklasse is er een nieuwe onderklasse van mensen die veelal nooit een baan hebben gehad en aan de armoedegrens leven. Onder hen zijn veel migranten. Van partij van de arbeidersklasse zijn de sociaal-democraten steeds meer de partij van de middenklasse geworden.


    De traditionele achterban van de sociaal-democratie, de (laaggeschoolde) arbeiders, is in onze snel veranderende maatschappij het meest bedreigd. De gemiddelde burger heeft de laatste 15 jaar uitsluitend geprofiteerd van de mondialisering, maar dit geldt niet voor de laaggeschoolde arbeiders. Zij zijn het minst weerbaar, en het eerste slachtoffer van werkloosheid, immigratie en criminaliteit.


    In dat gat zijn de (extreem)rechtse populistische partijen gesprongen. Zij spitsen zich toe op thema’s die overwegend te maken hebben met angst: tegen verandering en terugkeer naar traditionele waarden, tegen immigratie en terug naar homogeniteit, tegen globalisering en voor nationalisme. Zij maken misbruik van het feit dat mensen in tijden van economische crisis en te snelle verandering hun houvast verliezen en vaak zoeken naar een zondebok. Die is snel gevonden bij de vreemdelingen. Van xenofobie hebben ze hun handelsmerk gemaakt. Hun oplossingen zijn echter discriminerend en absoluut niet sociaal. De (extreem)-rechtse populistische partijen bespelen immers met de ene hand het sociale register en met de andere hand, en al even vaardig, het neoliberale economische register.


    De sociaal-democraten hebben de problemen die modernisering, globalisering en immigratie meebrengen echter te lang genegeerd of ontkend. Ze hebben zich veel te weinig bekommerd om de verzuchtingen van de gewone mens, die niet weerbaar genoeg is om zich te handhaven en vooruit te komen in een snel veranderende maatschappij. In veel landen hebben ze zelfs een neoliberaal beleid gesteund of gevoerd. En ze hebben hun ideologisch profiel laten vervagen en zich onvoldoende bezig gehouden met een actieve integratiepolitiek voor de nieuwkomers. Immigratie is immers een essentieel aspect van een verantwoord sociaal-economisch beleid.


    In alle besproken landen zijn de sociaal-democraten voor het ogenblik druk bezig hun doelstellingen en werkwijze te herzien, met wisselend succes. Zij zijn op verschillende fronten bezig met een inhaalbeweging. Deze houdt vooral een terugkeer in naar de oorspronkelijke uitgangspunten, met een modern beleid.


    Het boek van van den Brink mag dan dik zijn, het is boeiende lectuur en het leest over het algemeen vlot. De waarde ervan ligt volgens mij in de veelzijdige aanpak. Behalve academici komen de sociaal-democraten zelf aan het woord, met een vaak opvallend scherpe en genuanceerde kritische analyse van de gevoerde politiek. Het democratische aspect komt goed tot zijn recht in de openheid waarmee verschillende meningen aan de orde komen.


    Er is een omvangrijke notenlijst opgenomen, met verantwoording en documentatie van achtergrondgegevens. Een slothoofdstuk, waarin de auteur zijn belangrijkste conclusies verwoordde,  was misschien nuttig geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vluchtende geest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MELECHI, A., De vluchtende geest. Over waanzin, slaap en andere schemertoestanden. (Vert. Fugitive Minds. On Madness, Sleep and other Twilight Afflictions) A’dam, Meulenhoff, 2004, 335 pp. – ISBN 90 290 7419 1


    Wat hebben manische toestanden, trance, spirituele ervaringen en ontvoering door buitenaardse wezens gemeen? Ze kunnen alle omschreven worden als schemertoestanden, en werden/worden min of meer als ziekte beschouwd. In dit boek bespreekt Antonio Melechi, socioloog en verbonden aan de Universiteit van York en aan het Welcome Institute for the History of Medicine, vijftig van dergelijke fenomenen.


    Voor elk ervan probeert hij een aantal vragen te beantwoorden. In hoeverre zijn de symptomen historisch en/of cultureel bepaald? Hoe verschuift de maatschappelijke kijk van een bovennatuurlijk concept van zonde en bezetenheid naar het ziektemodel van de huidige wetenschap? Zijn fenomenen als afwijkend of excentriek gedrag, opstandigheid en als taboe beschouwde emoties ten onrechte als ziekte behandeld? Welke aandoeningen zijn door de biologische en klinische benadering het minst begrepen en meest verwaarloosd en hoe komt dat?


    Melechi vertelt de geschiedenis van al deze ziekten en zaligheden, en probeert de klinische en culturele context te onderzoeken waarin ze gedij(d)en. Hiervoor doet hij beroep op zeer diverse bronnen als dagboeken en getuigenissen, en disciplines als de antropologie, psychiatrie, neurologie, psychologie en sociologie.


    In onze moderne tijd worden psychiatrische aandoeningen en andere schemertoestanden beschouwd als primaire dysfuncties in de hersenwerking. Toch zou alleen al de variëteit aan symptomen die bij een bepaalde aandoening komt kijken, moeten voorkomen dat deze uitsluitend worden toegeschreven aan een tekort aan serotonine, noradrenaline, dopamine of andere chemische stoffen in de hersenen.


    Melechi gaat ervan uit dat de neurologie niet echt in staat is om deze schemertoestanden echt te doorgronden en te begrijpen. Hij wil aantonen hoe cultuur en tijdsgeest in belangrijke mate bepalen op welke manier een psychische stoornis vorm krijgt, gediagnosticeerd wordt en behandeld. Vergelijkbare stoornissen krijgen onder invloed van historische en culturele factoren immers een ander gezicht. Sommige komen slechts in een bepaalde periode voor, andere schijnen plaats te maken voor symptomen die anders zijn, maar toch vergelijkbaar met een ‘vroegere’ stoornis.


    Meteen toont hij ook aan dat de grenzen tussen ziekte en gezondheid, waan en rationaliteit, tussen dromen en waken veel minder duidelijk zijn dan we geneigd zijn te denken. Ze houden verband met de betekenis die deze verschijnselen krijgen voor de persoon zelf en voor zijn sociaal netwerk.


    De vluchtende geest belicht een grote verscheidenheid aan soms lang vergeten, eigenaardigheden, kwalen en behandelwijzen als droomuitlegging, amok en noordpoolhysterie en mesmerisme. Van elk ervan behandelt Melechi de uitingsvorm ervan, en hoe deze door de eeuwen heen werd verklaard en behandeld. Deze toestanden en kwalen worden jammer genoeg niet alle even uitgebreid en diepgaand besproken. Een en ander zal natuurlijk te maken hebben met de beschikbare bronnen. Gelukkig bevat de bronnenlijst voor elk van de beschreven fenomenen verwijzingen naar meer uitgewerkt bronnenmateriaal voor de geïnteresseerde lezer.


    Je zou het boek kunnen beschouwen als een soort lexicon van schemertoestanden. Een uitgebreid register maakt het opzoeken gemakkelijk.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De crisis van de islam
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LEWIS, B., De crisis van de islam. Jihad en de wortels van de woede. (Vert. The Crisis of Islam) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 158 pp. – ISBN 90 274 8451 1


    Het (zelfmoord)terrorisme schijnt de laatste jaren bijna uitsluitend op rekening van moslims geschreven te kunnen worden. Hoe komt het dat het militante islamitisch-radicalisme verantwoordelijk is voor de meeste doden en gewonden in niet-militaire conflicten over de hele wereld, en vooral in het Westen? Deze vraag kan je niet echt beantwoorden als je geen inzicht hebt in de cultuur en geschiedenis van de moslims die de aanslagen plegen. Voor moslims is de geschiedenis immers van groot belang en ze blijft voor een moslim actueel, omdat ze een weerspiegeling is van Gods bedoelingen met zijn gemeenschap.


    Bernard Lewis is emeritus hoogleraar Midden-Oostenstudies aan de Princeton University. In dit handzame boek geeft hij een historische analyse van de conflicten tussen de islam en het Westen. Zijn overzicht vangt aan met de opkomst van de Profeet en loopt tot na de zelfmoordaanslagen door Al-Qaeda op het WTC.


    De opvattingen van moderne moslims kunnen immers slechts begrepen worden, als je je realiseert dat in de islam religie en politieke macht nauw verweven zijn. Mohammed zelf heeft immers door militaire acties aan gebiedsuitbreiding gedaan en ongelovigen bekeerd tot de islam. Die veroveringen hebben ertoe geleid dat de islam tegelijk de dominerende godsdienst en machthebber was in een uitgestrekt aaneengesloten gebied.


    Deze suprematie is echter verbrokkeld door o.a. de Westerse expansiedrang, de val van het Ottomaanse Rijk en de modernisering. Dit heeft geleid tot de ontluistering van het pan-Arabisme. De bevolking van de meeste islamitische landen wordt geregeerd door corrupte regimes, die in een aantal gevallen gesteund werden/worden door het Westen. Veel moslims uit de betrokken landen voelen zich dan ook machteloos en zien alleen nog heil in steun aan extremistische bewegingen die het modernisme afwijzen en willen terugkeren naar de ‘echte’ islam.


    Onder deze stromingen is de strenge wahhabitische islam zeer invloedrijk. In feite is die echter slechts een selectieve lezing en interpretatie van de Koran, die een randverschijnsel was gebleven, indien de thuisbasis ervan (Saoedi-Arabië) niet gezegend was met rijke oliereserves. Nu is het de basis voor het moslimfundamentalisme, dat de oorlog heeft verklaard aan westerlingen en de verwestersing, en diegenen die ervoor verantwoordelijk zijn. Omdat het wahhabisme ook het islamonderwijs financiert in het Westen, dreigt het de dominerende stroming te worden van de islam in niet-islamitische landen.

    Het doelwit bij uitstek ervan zijn de Verenigde Staten. In de bezetting en bevoogding door Westerse naties hebben de VS slechts de laatste 50 jaar een rol gespeeld. Maar in de laatste decennia was dat wel een prominente rol, zowel politiek als economisch. De VS worden in de islamitische wereld, zeker na het einde van de Koude Oorlog, dan ook beschouwd als de leider van het Westen, die heult met regimes die hun eigen volk onderdrukken.


    De analyse van Lewis is zeer verhelderend. Voor een Amerikaan is het natuurlijk niet evident een objectief beeld te leveren van de situatie in het Midden-Oosten en de landen in Noord-Afrika. Toch is hij daar naar mijn mening behoorlijk in geslaagd. De uitschuivers aan beide kanten worden besproken, al besteedt hij volgens mij toch wat meer aandacht aan die van de islamitische landen.


    Zijn betoog is makkelijk te volgen en inzichtelijk geschreven. Wie op relatief korte tijd meer inzicht wil verwerven in de achtergronden van de problematische situaties in de islamitische landen en de radicaal-islamitische bewegingen, komt met dit boekje heel ver.

    Elk hoofdstuk is voorzien van noten, en er is een uitgebreid register opgenomen. Wat ontbreekt: een bibliografie.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liever assertiever
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BECKER, I ., Liever assertiever. (Vert. Everybody’s darling, everybody’s depp) Utrecht, Forte Uitg., 2006, 236 pp. – ISBN 90 5877 656 5


    Veel vrouwen vinden het moeilijk de balans te vinden tussen zelfbewustheid en voor jezelf opkomen, en tegelijk harmonieuze relaties te onderhouden. Terwille van de lieve vrede schuiven ze maar al te vaak de eigen wensen op het achterplan.


    Harmonie is natuurlijk belangrijk en zonder de behoefte aan harmonie zou de mensheid allang uitgestorven zijn. Maar als er geen evenwicht is tussen geven en nemen wordt het streven naar harmonie ongezond.

    Becker verheldert in haar boek waarom veel vrouwen het moeilijk hebben met deze balans en legt uit hoe je de harmonieval kan vermijden. Ze heeft een programma ontwikkeld waarmee je stapsgewijs leert om nee te zeggen en toch aardig te blijven.


    Het is vooral een doe-boek, met heel verhelderende uitleg en praktische en realistische oefeningen. Het is vlot geschreven in een makkelijk leesbare taal. Het lettertype is groot en de bladspiegel aangenaam.


    Een aanrader voor vrouwen, maar ook mannen, die assertiever willen worden.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van instinct tot intuïtie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MEYNEN, M., Van instinct tot intuïtie. De evolutie van het menselijke bewustzijn. Kapellen/Baarn, Uitg. Pelckmans/Agora, 1999, 192 pp. – ISBN 90 289 2741 7


    Michel Meynen is doctor in de wijsbegeerte en doceert aan de Karel De Grote-hogeschool te Antwerpen. Dit boek is een verkenning van het bewustzijn als filosofisch en natuurwetenschappelijk vraagstuk, over het mysterie waarom en hoe fysische processen aanleiding geven tot het bewustzijn en een rijk inwendig leven.


    Mensen ervaren het leven door middel van hun bewustzijn. Homo Sapiens is de enige van alle levende wezens die de weetgierigheid bezit om zich vol verwondering of vertwijfeld af te vragen: wie ben ik?

    Het bestaan van het bewustzijn is in de wijsbegeerte en in de natuurwetenschappen altijd een opmerkelijk existentieel vraagstuk geweest. Wat is het, waarom en waartoe is het er, terwijl het er ook niet had kunnen zijn, en hoe kan het dat zoiets bestaat?


    Meynen gaat uit van een evolutionair perspectief: het bewustzijn is de resultante van een miljoenen jaren durende evolutie. Het is echter de vraag hoe deze evolutie, die vooral berust op materiële structuren en processen, het bewustzijn genereerde en kón genereren.

    In zijn boek exploreert Meynen een aantal vragen en veronderstellingen met betrekking tot het bewustzijn. Hoe hangt (zelf)bewustzijn samen met taal en geheugen? Hebben dieren bewustzijn en hoe verschilt het van het menselijk bewustzijn? Wat is dan specifiek voor het menselijk bewustzijn?

    Voor het antwoord op deze vragen heeft Meynen een enorme hoeveelheid gegevens uit neurologisch en filosofisch onderzoek verwerkt. Voor zijn visie op het menselijk, hogere-ordebewustzijn, baseert hij zich op de theorie van Edelman.


    De balans van zijn onderzoek helt over naar een geordende evolutie. Volgens hem is het ontstaan van het bewustzijn geen toevallig product van een toevallige evolutie, maar steunt leven op een ordenend beginsel. Het blijft de vraag wat dit kan betekenen en waaruit dit kan bestaan. Hiermee houdt Meynen een pleidooi voor een niet-reductionistische verklaring van het bewustzijn. Hierin kan ik hem enigszins volgen, echter niet wanneer hij daar het begrip ‘intelligentie’ aan koppelt. In elk geval werd dezelfde vraag (weer) opgenomen door natuurwetenschappers als Conway Morris.


    Dit boek bevat een schat aan gegevens over de stand van het (toenmalige) onderzoek naar de verschillende aspecten van het bewustzijn. Een respectabel aantal hiervan zijn nog steeds geldig, andere reeds achterhaald. Hierdoor krijgt het de allure van een soort samenvatting van onderzoeksresultaten binnen de neurologie en hun conclusies. Elk hoofdstuk kan daarom afzonderlijk gelezen en begrepen worden.


    Minder geslaagd zijn de opbouw en samenhang van het betoog. De opeenvolgende hoofdstukken vloeien niet (altijd) logisch uit elkaar voort, en de conclusies volgen niet logisch uit wat vooraf ging.

    Lezing was in een aantal opzichten een opfrissing van kennis, in een paar andere de gelegenheid tot meer inzicht in een theorie en de draagwijdte ervan (bijvoorbeeld die van Prigogine).

    Het werk is goed gedocumenteerd en bevat een handig trefwoordenregister.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De magie ven het winkelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    UNDERHILL, P., De magie van het winkelen. Wat verkoopt wel, wat niet? (Vert. Call of the Mall) A’dam, Forum, 2006, 238 pp. – ISBN 90 225 4454 0


    In een doorsnee weekend kan het erg druk zijn in een winkelcentrum. Voor veel kooplustigen is het winkelen in zo’n megacentrum niet alleen een noodzaak voor de aankopen, maar ook, zoniet vooral, een belevenis, een heerlijke bezigheid.


    Paco Underhill neemt ons in dit boek mee op tocht in een winkelcentrum. Winkelcentra  liggen doorgaans een eind buiten de woonomgeving. Een dagje winkelen begint dus met een min of meer lange autorit. Want in de VS, nog meer dan in Europa, zijn ze met het openbare vervoer nauwelijks bereikbaar. Een bezoek aan een winkelcentrum is dus een heuse en vaak dagvullende uitstap.


    Niets in het winkelcentrum ontsnapt aan zijn kritische blik: van de parking en in- en uitgangen, tot en met de WC’s. Winkelende mensen zorgen voor omzet van de winkels en inkomsten voor de verhuurders van winkelruimte. Maar als winkelen bovendien aangenaam is, blijven mensen langer en kopen ze meer. De analyse van Underhill toont echter aan dat het allemaal nog veel beter kan.


    Zelfs al gaat dit boek over winkelcentra in de VS, toch kunnen Europeanen er iets uit leren. In ieder geval wordt duidelijk dat veel handels- en verkoopsondernemingen te weinig rekening houden met het standpunt van de klant. Het strookt met mijn eigen ervaring dat je, alleen al om geld uit te geven, vaak moeite moet doen. Op zich is dat natuurlijk niet slecht, want het voorkomt vaak nutteloze en overbodige aankopen. Maar het is in het belang van de handelaars als dit makkelijker zou zijn.


    Dit is weer een vlot geschreven en onderhoudend boekje, waar je nogal wat kan leren over marketing en koopgedrag van mensen. Toch vind ik zijn eerste boek, Waarom we kopen wat we kopen, frisser en beter geslaagd.

    De korte hoofdstukjes zijn uitstekend apart te lezen. Geschikt voor lectuur in situaties waar concentratie moeilijk is.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laat het je een zorg zijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CARLSON, R., Laat het je een zorg zijn! Wat te doen bij belangrijke gebeurtenissen in je leven. (Vert. What About the Big Stuff). A’dam, Uitg. Luitingh-Sijthoff B.V., 2003, 288 pp. – ISBN 90 245 4956 6


    Richard Carlson, stressconsultant en auteur van de serie Maak van een mug geen olifant!, heeft iets met zorgen.

    In zijn eerste serie boekjes liet hij ons zien hoe we problemen niet groter moeten maken dan ze werkelijk zijn. In Laat het je een zorg zijn! geeft hij advies over kwesties die er echt toe doen. Hij behandelt onderwerpen zoals het verwerken van de dood van een geliefde, scheiden, met pensioen gaan, ziekte en handicap.


    Er zijn mensen wie alles meevalt en die zich helemaal niet gelukkig voelen. En er zijn ook mensen die de ene tegenslag op de andere te verwerken krijgen, en die ondanks alles gelukkig zijn. Hun geheim? De wijze waarop ze denken.

    De kern van Carlsons adviezen komt neer op de beginselen van de theorie van Albert Ellis: onze gevoelens worden veroorzaakt en in stand gehouden door onze gedachten over een situatie. Onze gedachten zorgen ervoor dat we ons druk maken over onbelangrijke zaken. Onze gedachten bepalen ook in belangrijke mate hoe gelukkig we ons voelen. Als we onze negatieve gedachten loslaten, helpt dat ons over dingen heen te komen; als we er aandacht aan besteden, blijven diezelfde dingen voortleven.


    En zeker als er belangrijke zaken op het spel staan, is het enorm belangrijk om ons bewust te zijn van de macht van ons denken. Ons denken bepaalt immers uiteindelijk of we ons leven als positief of negatief ervaren. Als we anders gaan denken, dan creëren we andere gevoelens en kunnen we bezwarende situaties beter aan. Dit betekent niet dat de problemen minder ernstig worden, of dat we ze moeten negeren. Sommige gebeurtenissen kunnen ons leven behoorlijk overhoop gooien, en het kost tijd en moeite om ze te boven te komen. Maar onze eigen ingesteldheid kan ons daarbij helpen.


    Het boek is bestemd en geeft steun aan iedereen die door een moeilijke periode gaat. Het laat ons zien hoe we op een vlottere en efficiëntere wijze kunnen omgaan met de grote gebeurtenissen in ons leven.

    Het is ingedeeld in korte, zeer leesbare en hapklare hoofdstukjes, die heel goed afzonderlijk te lezen zijn. Een boek om af en toe ter hand te nemen als je het even niet meer ziet zitten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergeven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRIFFIN, K., De formule om te vergeven. Hoe je kunt loslaten en waarom dat goed voor je is. (Vert. The Forgiveness Formula) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 238 pp. – ISBN 90 274 8744 8


    Kathleen Griffin is Brits radiojournaliste. Ze is als kind aangerand, en heeft daar meer dan twintig jaar onder geleden. Tot ze besloot de man in kwestie te vergeven. Ze heeft van vergeven haar merkartikel gemaakt, en maakte programma’s over vergeving door slachtoffers van de holocaust, over aids in Afrika, kinderen die de massamoorden in Afrika overleefden en het hiv-schandaal in Frankrijk. Ze geeft ook workshops over vergeven.

    Dit boek is de neerslag van haar weg naar vergeven.


    In het eerste deel vertelt ze waarom je zou vergeven, over het vergevingsproces zelf en de problemen die hierbij misschien boven komen.

    “Als wij de geheime geschiedenis van onze vijanden zouden kunnen lezen, zouden we in ieders leven genoeg verdriet en lijden aantreffen om alle vijandigheid te ontwapenen.”

    Met deze uitspraak van Henry Longfellow begint het eerste hoofdstuk. Meteen is de toon gezet. Het leed dat anderen ons aandoen ervaren wij als onrechtvaardig en het maakt ons boos. We begraven ons in ons eigen leed en zien allen de krenking en onrechtvaardigheid die ons is aangedaan. Maar als we een blik kunnen werpen achter het masker van de vijandigheid en agressie zien we iets anders. Als we onze woede en haat kunnen loslaten, zijn we in staat om te vergeven. En dan zullen we niet op onze beurt anderen met onze pijn belasten.


    Vergeven maakt het ons mogelijk om geen slachtoffer meer te zijn, en geeft de vrijheid om ons leven in eigen handen te nemen en door te gaan. Vergeving brengt rust in ons leven.

    We kennen allemaal mensen die we moeten vergeven. Er is minstens één persoon van wie we voelen of weten dat die ons echt kwaad berokkend heeft. Misschien zijn ze allang dood, of nog springlevend. Totdat we leren te vergeven, dragen we de pijn die zij ons aangedaan hebben mee in ons hart. En hoe meer kwaad ze ons hebben aangedaan, des te meer pijn dragen we met ons mee. Geen vergeving kunnen schenken heeft een ondermijnend effect op ons leven.


    Vergeven en vergeten worden ten onrechte vaak in een adem genoemd. Vergeven betekent niet dat het gebeurde vergeten wordt, begraven. De herinnering blijft, maar het verhaal wordt anders. Het is juist heel belangrijk dat we niet vergeten, omdat we kunnen leren uit wat gebeurd is. Maar vergeving betekent dat men de andere schadeloos stelt voor het herstel van wat er gebeurd is.


    Eenmaal je besloten hebt te vergeven, kan je het maar beter geleidelijk doen. Want vergeven is een moeilijk proces. Griffin noemt het een reis, die iedereen in een eigen tempo maakt. In haar boek legt ze ontelbare malen uit hoe belangrijk dat is: het is jouw proces, en jij hebt er de controle over. En er zijn ook heuse hindernissen te nemen. Wat moet je bijvoorbeeld met je gevoel voor rechtvaardigheid?


    Griffin presenteert in het tweede deel een methode om die reis stapsgewijs te maken. Zij onderscheidt daartoe 5 stappen. Zij reikt praktische handvatten om deze stappen door te komen. Het zijn als het ware sleutels voor verandering. Haar methode steunt op de techniek van de visualisatie. Voor wie dit minder aanspreekt biedt dit boek toch heel wat ondersteuning in het proces, want ook persperspectiefwisseling is een essentiële invalshoek. Als ervaringsdeskundige weet Griffin hoe moeilijk het is om te vergeven, en haar nadruk op veiligheid en controle werkt dan ook enorm geruststellend.


    Dit is een diepmenselijk en bijwijlen ontroerend boek. Het is een van de meest indrukwekkende boeken die ik de laatste tijd heb gelezen over de verwerking van trauma’s. En het gaat niet alleen over persoonlijk maar ook over maatschappelijk onrecht. Ik kan het zeker aanbevelen aan al wie een trauma te verwerken kreeg en al dan niet aan vergeving toe is. Maar omdat vergeven een opgave is voor ons allemaal, is het eigenlijk voor iedereen bestemd.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom je baby huilt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KITZINGER, S., Stil maar. Waarom je baby huilt en wat je eraan kunt doen. (Vert. Understanding Your Crying Baby) Houten/A’pen, Unieboek BV, 2006, 176 pp. – ISBN 90 269 6116 2


    Het geluid van een huilende baby – een baby die maar doorgaat, steeds harder huilt, en alleen iets rustiger wordt om vervolgens weer een keel op te zetten tot horen en zien je vergaan – is zo ongeveer het meest verstorende, veeleisende, schokkende geluid dat we kunnen horen. Er is geen geruststelling, geen onderhandeling mogelijk, er is geen redelijkheid. Het vreet aan de ouders, en vooral aan de moeder, voor wie het een regelrechte beproeving is.


    Sheila Kitzinger is sociaal antropologe, en heeft onder andere moeders en baby’s in verschillende culturen bestudeerd. Ze heeft baanbrekend onderzoek gedaan op het gebied van bevalling, moederschap en babyzorg en haar bevindingen in verschillende boeken vastgelegd.

    Dit boek gaat over huilbaby’s, baby’s die meer dan zes uren per dag huilen, en hun moeders tot wanhoop brengen. Het is gebaseerd op de antwoorden van moeders op een vragenlijst in twee tijdschriften over ouderschap. Uit de antwoorden bleek dat huilbaby’s hun moeders aan de rand van de wanhoop brengen, en dat hun uitzichtloze situatie vaak nauwelijks wordt onderkend. Veel zogenaamde steun heeft in werkelijkheid geen enkel effect, en veel moeders krijgen gewoon geen hulp en voelen zich geïsoleerd. Wie zelf een huilbaby heeft gehad, kan zich dit perfect voorstellen.


    In de eerste plaats vertelt Kitzinger wat een huilende baby met je doet. Deze eerste stap werkt meteen ontschuldigend: wij zijn geprogrammeerd om te reageren op een huilende baby, en een baby die blijft huilen veroorzaakt enorm veel stress bij volwassenen. Sommige adviezen, zoals het negeren van het huilen, zijn dan ook onterecht en onmenselijk. Zij gaan ervan uit dat de baby een vijand is tegen wie we ons moeten wapenen. Niets is minder waar. Moeders zijn echter gemakkelijke doelwitten voor advies, want onzeker en kwetsbaar. Het volgen van deze adviezen brengt vaak nog veel meer stress mee.


    Daarna probeert zij meer inzicht te verwerven waarom baby’s in het algemeen huilen, en waarom sommige baby’s ontroostbaar zijn. Alle mogelijke oorzaken passeren de revue. Meestal gaat het over een combinatie van verschillende factoren, zowel lichamelijke als psychische oorzaken.


    Vervolgens observeert zij hoe de verschillende betrokken volwassenen over het algemeen met huilbaby’s omgaan. Daarbij vond ik het hoofdstuk over de rol van de vader zeer verhelderend. Vooral haar genuanceerde kijk op de wijze waarop mannen in het algemeen met baby’s omgaan heeft mij aangesproken.


    In het laatste hoofdstuk vertelt Kitzinger over moeders en baby’s in andere niet-westerse culturen. Daar is moederschap een zaak van de vrouwengemeenschap, in tegenstelling tot de geïndividualiseerde Westerse maatschappij. Moeders hebben een hoge status, worden beschermd en gekoesterd, en hun taak wordt door velen gedragen. Huilbaby’s komen er ook voor, maar door het gedeelde moederschap is dit veel minder stresserend.

    Kitzinger breekt hier een lans voor solidariteit onder vrouwen en moeders.


    Dit is werkelijk een zeer interessant boek, en geschreven door een wijze vrouw. Het stelt moeders gerust, en haalt hen uit de schuldhoek. Geen insinuaties dat jij zelf verantwoordelijk bent voor het huilen van je baby of dat je je door hem in de luren laat leggen. Er is ontzettend veel begrip voor de wanhoop van moeders (en vaders) van huilbaby’s. Je vindt er realistische en steekhoudende verklaringen én een schat aan adviezen. Het is geen receptenboek, maar staat vol met ideeën die andere ouders hebben geprobeerd en die hebben gewerkt. De vormgeving is aantrekkelijk: vlot leesbaar, ordelijk ingedeeld, mooi geïllustreerd.


    Dit boek is een echte aanrader voor ouders met een huilbaby, maar ook voor alle aanstaande ouders. Niemand weet immers vooraf hoe de baby zal zijn. Naast Oei, ik groei weer een prachtig geboortecadeau!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ondergang
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DIAMOND, J., Ondergang. Waarom zijn sommige beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar ondergang voorkomen? (Vert. Collapse) Utrecht, Het Spectrum, 2005, 702 pp. – ISBN 90 274 9863 6


    In zijn internationale bestseller Zwaarden, paarden en ziektekiemen, onderzocht Jared Diamond hoe het mogelijk was dat beschavingen zo verschillend kunnen evolueren. Zijn nieuwste boek zou je een soort vervolg en tegenhanger kunnen noemen. Hierin probeert hij het verval van beschavingen te verklaren. Het is een uitermate boeiende turf geworden, waar je echter wel wat tijd moet voor uit trekken.


    Voor zijn studie gebruikt hij de vergelijkende methode, waarmee hij vertrouwd is door zijn werk als ornitholoog. Hierbij vergelijkt men natuurlijke situaties, die van elkaar verschillen, aan de hand van relevante factoren. Vijf factoren dragen volgens Diamond bij tot het behoud resp. de ondergang van een cultuur of beschaving: door de mens veroorzaakte schade aan het milieu, klimaatverandering, vijandigheden met andere culturen, handelsrelaties met andere gemeenschappen en culturele gewoonten.


    Diamond begint zijn speurtocht met een streek die hem zeer vertrouwd is, en die ondanks de schoonheid ervan, toch zeer te lijden heeft van milieuschade: de staat Montana. Vroeger was het een van de rijkste, nu een van de armste staten in de VS. Montana staat hierbij model voor de vele kwetsbare, en soms voor landbouw ongeschikte, gebieden op aarde. Milieuproblemen hebben er een onmiskenbare invloed op de cultuur en leefwijze van de bewoners. Die ingewikkelde problemen worden door de auteur op een inzichtelijke en zeer goed gedocumenteerde wijze verhelderd.


    In het volgende deel bestudeert Diamond een aantal verdwenen culturen die, mede door hun onvermogen om de milieuproblemen op te lossen die ze schiepen of ontmoetten, ten onder gingen. Achtereenvolgens komen aan de orde: Paaseiland, de Anasazi, de Maya’s, de Vikingen op Ijsland en Groenland. Diamond heeft opzettelijk gekozen voor verscheidenheid. De geschiedenis van de Maya’s maakt bijvoorbeeld duidelijk dat hoogontwikkelde en creatieve culturen hetzelfde kan overkomen als perifere culturen in een kwetsbaar milieu. Ook hier verbaast hij weer door zijn grondige en actuele kennis van deze beschavingen en van de problemen waarmee ze te maken hadden.


    Uit het lot van deze beschavingen kunnen we lessen trekken voor de huidige situatie. Maar we kunnen ook leren uit de successen. Er zijn immers verschillende wegen naar succes.  Sommige culturen ontwikkelen werkwijzen die overexploitatie vermijden en andere culturen slagen daar niet in. Daarom eindigt Diamond dit deel met een paar succesvolle culturen, waarmee hij aangeeft dat de mens niet machteloos staat tegenover vergelijkbare bedreigingen.


    Het derde deel brengt hedendaagse samenlevingen en hun problemen aan de orde: de volkerenmoord in Rwanda, de uiteenlopende ontwikkeling van de Dominicaanse Republiek en Haïti, de milieuproblemen van China en de exploitatie van Australië. Ook hier analyseert Diamond zorgvuldig alle factoren die bijdragen tot de problemen van deze culturen, en de wijze waarop ze werden/worden aangepakt. Hij hanteert hiervoor dezelfde werkwijze als voor de verdwenen culturen. Omdat het gaat over nog bestaande culturen kan hij duidelijk aantonen dat conflicten tussen (groepen) mensen vaak nauw samenhangen met milieuproblemen.


    In het laatste deel worden conclusies en lessen getrokken. Die hebben betrekking op de wijze waarop culturen omgaan met de gegeven omstandigheden. Wij kunnen immers alleen daarop invloed uitoefenen en dan niet zozeer als individu, maar als groep. Diamond wijdt een interessante bespreking aan de factoren die bijdragen tot een al dan niet succesvolle groepsbesluitvorming: het probleem moet eerst gezien worden, als het gezien wordt moet het onderkend worden, men moet pogingen (willen) doen om het op te lossen en de poging kan succesvol zijn resp. mislukken.


    Een volledig hoofdstuk wordt gewijd aan de rol van de industrie bij de milieuproblematiek. Hiervoor vergelijkt hij de wijze waarop binnen diverse industrietakken door verschillende bedrijven met de milieuproblemen wordt omgegaan. Hij komt tot de conclusie dat, in tegenstelling tot wat bedrijven vaak stellen, een verantwoord milieubeleid bijdraagt tot winst en duurzaamheid van de industrie.


    In het laatste hoofdstuk komt tenslotte de individuele consument aan de orde. Die moet niet passief toekijken, maar kan door zijn koopgedrag vrij veel invloed uitoefenen op de milieuproblematiek. Dit loopt parallel met de mening van Noreena Hertz m.b.t. de economische globalisering.

    Die globalisering is trouwens zowel het uitgangspunt als de conclusie van Diamond: zoals de verdwenen culturen afhankelijk waren van hun naaste buren, zo is nu de hele wereld afhankelijk van de hele wereld. Er bestaat geen cultuur meer die op eigen houtje kan overleven. Waar in het verleden de ene cultuur verdween en de andere bleef bestaan, is het nu voor de hele wereldbevolking hetzij op korte of lange termijn overleven of verzuipen.

    Het is een tamelijk alarmerende boodschap, waarbij Diamond toch gematigd optimistisch blijft. De belangrijkste opgave, en zeker niet eenvoudig, zal volgens hem zijn, te beslissen welke kernwaarden van onze cultuur verenigbaar zijn met het overleven van onze samenleving en welke we zullen moeten opgeven.


    In de gedachtegang van de auteur kon ik mij goed vinden. Ik heb ook meer inzicht gekregen in de complexe samenhang van de zeer verscheidene uitdagingen en de gevolgen ervan, waarvoor een cultuur zich gesteld ziet.


    Maar zelfs als je als lezer zijn conclusies niet deelt, blijft het een lezenswaardig boek. Het is enorm goed gedocumenteerd, de analyses zijn zeer nauwkeurig uitgewerkt en inzichtelijk gepresenteerd. Het bevat een schat aan (recente) informatie over verdwenen en nog bestaande culturen en is daarom alleen al het lezen waard. Voor elke cultuur is er een geografische kaart met de ligging van het betrokken gebied. Elk hoofdstuk kan bovendien op zichzelf gelezen worden, een niet te onderschatten voordeel voor een boek van deze omvang. Het is bovendien zeer toegankelijk en boeiend geschreven.

    Tenslotte: zoals het een boek van dit gehalte betaamt, is er een uitgebreide literatuur- en notenlijst, en een trefwoordenregister.

    Een ondubbelzinnige aanrader!


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!