WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    31-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is God een Turk?

    BURGGRAEVE, R & de TAVERNIER, J. (red.), Is God een Turk? Nationalisme en religie. Leuven, Davidsfonds, 1995, 173 pp. – ISBN 90 6152 886 0


    Toen dit boek werd geschreven waren de Oost-West tegenstellingen pas weggevallen. Een stijgend aantal etnische en nationalistische conflicten leidde echter tot verschillende bloedige conflicten in Europa. Nu deze grotendeels zijn uitgewoed en geblust, lijkt er weer rust gekomen. Toch beïnvloedt deze evolutie niet alleen de internationale verhoudingen en conflicten, maar ook de verhouding tussen de bevolkingsgroepen binnen eenzelfde land.


    In nagenoeg alle West-Europese landen is er een heel duidelijke verrechtsing merkbaar, en daarmee gepaard vreemdelingenhaat en afwijzing van migranten. Nu de politieke blokken zijn weggevallen, zijn economische en politieke globalisering een bron van onzekerheid geworden. In een dergelijke situatie zijn mensen geneigd zich vast te klampen aan traditionele waarden, die als volkseigen worden genoemd en beleefd. De religie is daarbij steeds meer een heet hangijzer.


    Nationalisme en religie delen immers een aantal fundamentele kenmerken. Net als het behoren tot een natie, bezit ook de godsdienst een passioneel en opvorderend aspect. Volksverbondenheid en religie appelleren allebei niet zozeer aan de rationele, als wel aan de emotionele mens. Natie en religie verschaffen bovendien een identiteit aan individuen en groepen. Toch is deze verhouding niet eenduidig. De wereldreligies bevatten immers ook een oproep tot universele solidariteit en overstijging van het groepsegoïsme.


    De meeste teksten in dit boek zijn de schriftelijke neerslag van referaten op twee Universitaire Vredesdagen aan de K.U.Leuven (1993 en 1994). Op een multidisciplinaire wijze wordt door vertegenwoordigers van verschillende disciplines (geschiedenis, ethiek, godsdienstwetenschappen, theologie) onderzocht hoe nationalisme en religie op elkaar inwerken. Voor dit onderzoek is het nationalisme het vertrekpunt. In verschillende bijdragen wordt ook uitdrukkelijk geprobeerd het  nationalisme vanuit een christelijk perspectief te benaderen en door te denken.


    Zoals bij elke bundel met bijdragen van verschillende auteurs, is er nogal wat verscheidenheid in kwaliteit en vormgeving. Een eerste tekst verheldert de aard en wordingsgeschiedenis van het nationalisme. De volgende bijdragen gaan telkens vanuit een andere invalshoek in op de verhouding met de religie. Binnen een Vlaams initiatief is het vanzelfsprekend dat de Vlaamse Beweging daarin een ruim aandeel krijgt.


    De specialisten uit ethische en religieuze hoek laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Nationalisme is potentieel een gevaarlijke ideologie, waarbij de grens met  etnocentrisme en racisme makkelijk overschreden wordt. Daarmee druist deze ideologie, en dan zeer specifiek de extreme variant, regelrecht in tegen de kernboodschap van alle wereldgodsdiensten, die om universaliteit draait. Deze boodschap zou volgens mij veel explicieter en goed hoorbaar door de religieuze vertegenwoordigers van verschillende gezindte mogen worden uitgedragen.


    Dit boek is meer dan tien jaar geleden verschenen, maar het thema is nog altijd even actueel. Een herwerkte en gemoderniseerde versie zou echter welkom zijn.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelijkheid en onbehagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LUCASSEN, L. & W. WILLEMS, Gelijkheid en onbehagen. Over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006, 143 pp. – ISBN 90 351 3107 x


    Zijn migratie en een multiculturele samenleving problematisch? De historici Leo Lucassen en Wim Willems bezetten sinds kort de gezamenlijke leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leden. In dit boekje bundelen zij een aantal toespraken over de geschiedenis van migratie in Nederland door de eeuwen heen.


    Deze geschiedenis leert immers dat Nederland, en bij uitbreiding geheel West-Europa, altijd al een land is geweest waar nieuwkomers een plaats zochten én vonden. Immigratie is helemaal niet nieuw, en heeft altijd problemen opgeleverd die ook opgelost werden. Wat wij nu typisch Nederlands of Europees noemen, is eigenlijk het product van de versmelting van sociale en culturele identiteiten die toendertijd als zeer conflicterend werden ervaren.


    De uitdrukking ‘joods-christelijke cultuur’ bijvoorbeeld heeft tegenwoordig bijna sloganeske proporties gekregen, vooral om het verschil met de islam te benadrukken. Maar dan vergeet men gemakshalve dat joden in Europa eeuwenlang als problematisch werden ervaren, en dat tot voor kort de verschillende christelijke gezindten elkaar wel konden verscheuren.


    Het onbehagen over multiculturaliteit stamt volgens de auteurs uit het Verlichtingsideaal van gelijkheid. In de premoderne tijd was ongelijkheid binnen de samenleving ‘normaal’, nu is het een norm. Dat algemeen wordt geëist dat migranten zich aanpassen vloeit voort uit het ongemak van de ongelijkheid.

    Tegelijk hanteren mensen een selectieve kijk op het recente verleden. Het heden wordt daardoor vergeleken met een verleden dat alleen bestaat in hun hoofd. Men vergelijkt een samenleving met hoe ze herinnerd wordt van vroeger. Zo wordt het verleden vaak geïdealiseerd. Er ontstaan dan ook blinde vlekken voor de continue veranderingen waaraan een samenleving onderhevig is.

    De auteurs pleiten voor een genuanceerde en vooral historische visie op hedendaagse verschijnselen. Alleen zo kunnen de huidige problemen met migratie op een serene wijze benaderd worden.


    Ook al hebben de auteurs het over de Nederlandse situatie, toch is de inhoud ook voor niet-Nederlanders zeer herkenbaar. Omdat de verschillende hoofdstukken de neerslag zijn van  toespraken, is het betoog zeer goed te volgen. De tekst is inzichtelijk en zeer vlot geschreven.

    Een boeiend boek!


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nieuwe weer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LYNAS, M., Het nieuwe weer. De gevolgen van klimaatverandering. (Vert. High Tide) A’dam/A’pen, De Arbeiderspers, 2005, 295 pp. – ISBN 90295 6285 4


    Mark Lynas is Brits journalist, lobbyist, nieuwscommentator en milieuactivist.

    In dit boek beschrijft hij zijn driejarige reis in verschillende werelddelen op zoek naar tekenen dat de aarde opwarmt. Nu hoeft men dit niet meer aan te tonen, het is een vaststelling, maar in de periode waarin hij zijn verslag schreef was dit nog een omstreden stelling.


    De tocht van Lynas leidt naar zeer uiteenlopende gebieden op aarde van de noordpool tot koraaleilanden in de Stille Zuidzee. Hij stelt vast dat hele ecosystemen beginnen uit elkaar te vallen, net als de levensstijl van de mensen die daarvan afhankelijk zijn. Hij geeft een goed beeld van hoe mensen zich enerzijds zorgen maken en anderzijds aanpassen aan die soms ingrijpende veranderingen.


    Dit boek is geen wetenschappelijk werk, maar een doelgericht reisverslag. En geheel in lijn met zijn beroep en overtuigingen is het relaas van Lynas doorspekt met alarmerende berichten over de wereldwijde klimaatverandering. De veelvuldige sfeerbeelden roepen dreigende beelden op van verval. Ik kreeg heel vaak de indruk dat zijn relaas erg gedramatiseerd is.


    Lynas is immers niet onbevooroordeeld en schrijft de tekenen van klimaatverandering ongenuanceerd en als vanzelfsprekend uitsluitend toe aan menselijke activiteiten. Vooral de fossiele brandstoffenindustrie moet het, niet geheel ten onrechte, daarbij ontgelden. Zelfs waar wetenschappers geen echte trends kunnen vaststellen, zoekt Lynas bewijzen voor de invloed van de mens op de klimaatverandering.  


    Zodoende heeft zijn reisverslag een duidelijk pamflettair karakter, dat culmineert in het laatste hoofdstuk. Daar geeft hij verslag van de klimaatconferenties in Den Haag (2000) en Bonn (2001).

    Wie echter afstand kan nemen van de activistische kleur van het boek, krijgt toch een beeld van hoe het veranderende klimaat van de aarde, of het nu wel of niet door menselijke activiteit wordt veroorzaakt, het leven en de tradities van mensen op een soms dramatische manier beïnvloedt.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het knuffelinstinct
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TAYLOR, S., Het knuffelinstinct. Over de essentiële rol van liefde en vriendschap in de evolutie van de mens. (Vert. The tending instinct. How nurturing is essential to who we care and how we live.) A’dam, Uitg. Contact, 2004, 319 pp. – ISBN 90 254 1652 7


    Wetenschappers die over de natuur van de mens schrijven, schilderen de mens maar al te vaak af als een egoïstisch, agressief individu dat erop uit is zoveel mogelijk voor zichzelf in de wacht te slepen. In deze visie is de mens iemand die alleen bereid is samen te werken als hij er op lange termijn zelf op vooruitgaat.

    Deze visie heeft zeer lang stand gehouden, en ondersteunt de economische theorie van het eigenbelang, die aan de grondslag ligt van het ongebreidelde marktdenken, waarin concurrentie en competitie centraal staan.


    Dit is volgens Shelley Taylor een zeer onvolledige benadering, die te maken heeft met het feit dat vooral mannelijke onderzoekers als vanzelfsprekend uitgaan van een mannelijk standpunt. Als we de samenleving vanuit een vrouwelijk standpunt bekijken, dan moeten we onderkennen dat zorgzaamheid en vriendschap minstens even belangrijk zijn. Zonder zorg, empathie en vriendschap zouden wij als soort nooit zo succesvol geweest zijn. Het is verbazingwekkend wat genegenheid en liefde kunnen doen, en omdat we het zo vanzelfsprekend vinden staan we er nauwelijks bij stil.


    Shelley Taylor merkt op dat wetenschappers het vrouwelijk perspectief op de menselijke natuur gewoon genegeerd hebben. Als stressdeskundige kwam zij tot de ontdekking dat alle klassieke stresstheorieën vrijwel volledig gebaseerd zijn op het gedrag van mannen. De vechtvluchtreactie is echter niet de enige en zelfs niet meest voorkomende reactie op stress. Bij stressvolle gebeurtenissen zien we mensen elkaar opzoeken en elkaar steun verlenen. Dit is een vrouwelijke reactie op stress.


    Zorgzaamheid en vriendschap helpen vrouwen om met moeilijkheden om te gaan. Op soms ontroerende wijze verhaalt zij over de belangrijke rol van vrouwen voor de fysieke en psychische gezondheid van kinderen en mannen, en hoe vrouwen door vriendschap bij elkaar steun zoeken en voor elkaar zorgen.

    En al lijkt het vaak anders, ook in hun eigen groepen zorgen mannen voor elkaar op een wijze die je niet zou verwachten: door middel van de dominantiehiërarchie in mannengroepen zorgen ze dat ze elkaars agressie in toom houden.


    Taylor toont levendig en overtuigend aan dat zorgzaamheid een essentieel onderdeel is van het menselijke bestaan, en dat dit waarschijnlijk altijd zo is geweest. Wij zijn in wezen een zorgende soort en zorgzaamheid, vriendschap en altruïsme horen evenzeer bij onze natuur als agressie en de hang naar dominantie.


    Zij onderbouwt haar betoog vanuit verschillende invalshoeken: de neurologie, de biologie, de antropologie, de psychologie en de evolutietheorie. Omdat het boek bestemd is voor een groot publiek gaat ze jammer genoeg soms erg vlug tot generaliseren over.


    Tenslotte formuleert ze een aantal conclusies voor een zorgzame samenleving. Het wordt tijd en is noodzakelijk dat we de eenzijdige kijk op de mens als individualist en egocentrisch wezen opgeven, en zorgzaamheid herwaarderen. Voor mij blijft alvast één vraag openstaan: als vrouwen voor mannen de beste zorgverleensters zijn, wat mogen zij dan van hen verwachten?


    Het boek besluit met een uitgebreide notenlijst, een dito bibliografie en een handig namenregister.

    Een ondubbelzinnige aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De menselijke maat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KROONENBERG, S., De menselijke maat. De aarde over tienduizend jaar. A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2007 (9e dr.), 334 pp. – ISBN 90 450 1464 7


    Terwijl ik dit schrijf is het al meer dan een maand ongewoon droog en warm. En dan ga je je toch weer vragen stellen. Hoe zit het eigenlijk met ‘global warming’, de opwarming van het klimaat? En hoe groot is daarin het aandeel van menselijke activiteit?


    Twee opvattingen maken van de duidelijk waarneembare klimaatverandering op de aarde een hype: de eerste gaat over de tijdsduur, de tweede over de oorzaak. Volgens de spraakmakende klimatologen is het al bijna twaalf uur, en gaat de mensheid er straks aan ten onder. Als je de grafieken van het IPCC, het Intergovernmental Panel for Climate Change, mag geloven, zegt Kroonenberg, wordt het jaar 2100 al bijna catastrofaal. Twee generaties verder dan vandaag: de levens van onze kinderen en kleinkinderen. Kroonenberg betwist ook de algemeen verspreide opvatting dat de opwarming van de aarde door de mens zou zijn veroorzaakt.


    De kritische geoloog Krooneberg is daar niet zo van overtuigd. Volgens hem is de opwarming van de aarde gewoon een natuurlijk en voorspelbaar verschijnsel, waar de mens hoogstens een beetje aan toevoegt. Niks om zo ongemeen druk over te doen.

    Mensen nemen de natuur waar met mensenogen en vanuit het eigen perspectief, en hanteren een zeer beperkte maatstaf om natuurlijke processen te meten en te beoordelen. Klimaat en klimaatsverandering kunnen volgens Kroonenberg echter niet met mensenmaat gemeten worden. De afwisseling van ijstijden en warme perioden wordt door net zo’n astronomische cycliciteit gestuurd als die van zomer en winter, alleen op een grotere tijdschaal. We kwamen 10.000 jaar geleden uit een ijstijd, gaan naar een klimatologische hoogzomer en gaan dan weer naar de geleidelijke afkoeling van de volgende ijstijd over pakweg 10.000 jaar.


    We moeten dus leren denken in de logaritmische maat van de natuur: geen honderd jaar vooruit, maar tienduizend jaar en meer. Voor de doorsnee mens is dat een onoverzichtelijke periode.

    Maar niet alleen de lange tijdsduur maakt het voor mensen moeilijk vooruit te kijken. De aardse processen werken ook op verschillende manieren in de tijd. En daarvan zien wij slechts momentopnames. Mensen zijn geneigd de tijd als stroom te ervaren, waarin een verandering in dezelfde richting verder gaat. Maar er zijn ook nog cyclische processen (golven) en plotse veranderingen (pulsen).


    Kroonenberg laat ons kennis maken met die drie verschillende verschijningsvormen van tijd: de tijd als stroom, de tijd als golf en de tijd als puls. Die spelen samen een magistraal muziekstuk, van minieme tot immense tijdschalen. In een boeiend, voor de leek voldoende inzichtelijk relaas, komen nagenoeg alle aardverschijnselen aan de orde. Hij verheldert vulkanische activiteit, aardbevingen, overstromingen, hitte- en koudegolven, de loop van rivieren, wouden en savannes. Kroonenberg toont aan dat al deze verschijnselen gehoorzamen aan bepaalde wetmatigheden in de tijd, die de menselijke maat ver te boven gaan.


    Natuurlijk heeft de mens invloed op de aardse leefcondities, maar volgens de auteur heel zeker niet op de schaal zoals vandaag wordt voorgesteld. Wij zijn immers niet groter dan de natuur, maar maken er gewoon deel van uit. Als dusdanig zijn wij onderworpen aan processen die veel omvattender zijn dan we kunnen beïnvloeden.


    De mens kan zich echter zeer goed aanpassen aan warmere of koudere klimaten of hogere en lagere zeespiegels. Als de steentijdmens met berenvellen en stenen bijlen een hele ijstijd heeft weten te overleven, zo vraagt de auteur zich af, zouden wij met al onze hoogontwikkelde technologie dan niet een meter zeespiegelstijging aankunnen?


    Kroonenberg houdt een pleidooi om wat verder vooruit te kijken. Dit boek biedt een nuchtere kijk op klimaat en klimaatverandering. Je stelt je vragen over de hype die voor het moment overheerst. Het perspectief van een geoloog is dan zeer interessant. Hij relativeert de menselijke invloed en brengt ons weer naar onze nederige positie: wij zijn niet meer dan een ademtocht in de geschiedenis van de aarde. Wij vermogen eigenlijk nauwelijks iets tegen de wetten van de natuur.


    Het is een boeiend boek, ook voor een leek voldoende inzichtelijk en zeer vlot geschreven. Je kan het ook als naslagwerk gebruiken voor geologische processen.

    Er is een uitgebreide literatuurlijst opgenomen en een handig register.

    Een aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Wellnesskliniek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOEYBERGHS, J., De Wellnesskliniek. Uithoorn, Karakter Uitgevers B.V., 2006, 174 pp. – ISBN 90 6112 924 9


    Jeff Hoeyberghs, cosmetisch chirurg en auteur van het boek Een wereld van wellness, huldigt een wat hij noemt bioprogrammatische kijk op schoonheid. In deze optiek is schoonheid essentieel geweest voor het overleven van de menselijke soort. De manier waarop we naar onszelf kijken is terug te voeren op het feit dat we de best mogelijke afstammelingen op de wereld willen zetten. Volgens Hoeyberghs is het schoonheidsideaal dat mensen koesteren niet ingegeven door cultuur of de media. Die zijn alleen maar een uiting van onze instinctieve behoeften, een oerinstinct dat hij het bioprogram noemt.


    Hiermee hanteert hij een wel zeer eenzijdige en hoogst onvolledige kijk op het onderwerp. De psyche van de mens wordt gereduceerd tot zijn biologisch programma. Schoonheid en seksuele aantrekkingskracht worden op één hoop gegooid en alle sociaal-culturele invloeden worden zonder meer van tafel geveegd. Het is correct dat fysieke schoonheid een rol speelt bij de eerste indruk en de sociale positie van mensen. Bij cosmetische chirurgie gaat het echter vaak niet om het uiterlijk op zich, maar wel om hoe iemand zichzelf ziet en beleeft. En dit wordt door veel meer bepaald dan door het ‘biologisch programma’.

    Na deze inleiding over het schoonheidsideaal, legt hij in het eerste deel verder uit hoe de plastische chirurgie is ontstaan en hoe daaruit de cosmetische chirurgie is gegroeid. Op zich is dit interessant, ware het niet dat hij elke gelegenheid te baat neemt om de eigen kundigheden en prestaties dik in de verf te zetten en nagenoeg alle anderen als knoeiers af te schilderen. Hetzelfde gebeurt bij de presentatie van zijn eigen privé-kliniek.
    Het gehele eerste deel komt daardoor over als een gigantische reclame voor de eigen winkel.


    In het tweede deel, De strijd tegen de tand des tijds, krijgen verouderingsverschijnselen en de meest voorkomende cosmetische ingrepen een grondige bespreking. Voor zover ik kan oordelen, is die informatie correct en genuanceerd. Toch zijn tekst en illustraties vaak tendentieus, want suggestief in de richting van een noodzaak aan ‘sleutelen’. In het eerste hoofdstuk over het gelaat bijvoorbeeld wordt het begin van de elasticiteit van de huid gesitueerd rond het veertigste levensjaar. De foto’s tonen echter vrouwen van meer dan 80 jaar, met alle symptomen van extreme huidverslapping. En toch zonder meer mooie mensen!


    In het laatste hoofdstuk werpt Hoeyberghs een korte blik op de toekomst. Omdat de chirurg hier werkt op vraag van de patiënt en niet omgekeerd zoals in de reguliere gezondheidzorg, pleit Hoeyberghs ervoor dat de overheid het privé-initiatief (de privé-klinieken) ondersteunt en niet sanctioneert. Over de consequenties met betrekking tot terugbetaling van geneeskundige zorgen rept hij echter met geen woord.

    Het boek leest heel vlot en is verzorgd gepresenteerd.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bewustzijn. Een korte rondleiding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    RAMACHANDRAN, V., Het bewustzijn. Een korte rondleiding. (Vert. The Emerging Mind) Nijmegen, Bagas & partners, 2006, 152 pp. – ISBN 90 430 1307 2


    Vilayanur Ramachandran is een vooraanstaand neurowetenschapper en hoogleraar in de psychologie en neurowetenschappen aan de Universiteit van Californië. Hij is bekend geworden met zijn boek Het bizarre brein.


    Het bewustzijn is de neerslag van een aantal lezingen die Ramachandran in 2003 hield op verschillende plaatsen in Groot-Brittannië. In deze lezingen stelde hij zich tot doel niet alleen specialisten aan te spreken maar neurowetenschap ook toegankelijk te maken voor een breed publiek. Ik vind dat hij hierin slechts ten dele is geslaagd. Dit is echter niet eigenaardig, gezien de complexiteit van het onderwerp.


    Neurowetenschap is vooral gebouwd op de kennis over symptomen van patiënten met hersenletsel.  Hieruit probeert de neurowetenschapper af te leiden wat deze symptomen ons vertellen over het functioneren van normale hersenen. Pas als er iets fout gaat, beseffen we immers hoe bijzonder subtiel de hersenmechanismen zijn van onze waarneming, het geheugen, de  motoriek, denken en taal, emoties en andere functies. Zijn ervaring met patiënten levert Ramachandran dan ook zeer sprekende voorbeelden.


    De meest toegankelijke bijdragen in zijn boek gaan over zijn ‘traditionele’ onderwerpen: fantoomledematen, visuele waarneming en synesthesie.

    Ramachandran waagt zich daarnaast aan een neurologische verklaring van de zin voor esthetiek. Hij formuleert ook een eigen, plausibele theorie over hoe in het menselijk brein universele maatstaven voor kunst verankerd zijn.


    De moeilijkste bijdrage – hoe kan het anders? – is die over de neurologische grondslagen van het bewustzijn en de vrije wil. Ook al heeft de auteur eenvoud nagestreefd, en worden de betrokken hersengebieden door middel van overzichtelijke tekeningen gepresenteerd, het vraagt van de lezer wel degelijk een ernstige inspanning om het betoog te volgen.


    In het boek zijn uitgebreide noten en een literatuurlijst voorhanden ten behoeve van lezers die zich in de verschillende onderwerpen verder willen verdiepen. En er is gelukkig ook een verklarende woordenlijst opgenomen van de meest gebruikte neurologische termen.

    Het is dus een werk om regelmatig opnieuw te lezen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eerlijke globalisering
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    STIGLITZ, J., Eerlijke globalisering. (Vert. Making Globalization Work) Utrecht, Het Spectrum, 2006, 360 pp. – ISBN 90 274 2609 0


    Toen Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar Economie 2001, net vertrokken was bij de Wereldbank, schreef hij zijn eerste boek Perverse globalisering. Het was de bloeitijd van het vrije marktfundamentalisme. De meeste economen gingen ervan uit dat, als men de vrije markt maar liet werken zonder overheidsbemoeienis, de globalisering uiteindelijk voor iedereen goed zou zijn (het druppeleffect). Iedereen werd geacht er door de globalisering op vooruit te gaan zoals nooit tevoren. Deze beloften en vooruitzichten zijn niet waar gemaakt. Rijke geïndustrialiseerde landen hebben ervan geprofiteerd, veel arme landen zijn erop achteruit gegaan. Bovendien is er binnen alle landen een groeiende ongelijkheid gekomen tussen arm en rijk. 


    Stiglitz toonde in zijn vorige boek al aan hoe en waarom deze vorm van globalisering niet werkte, noch voor de stabiliteit van de economie, noch voor de armen. Zijn huidige boek is hierop een vervolg. Ondertussen is de politieke en economische situatie in de wereld veranderd, en hebben veel economen ingezien dat markten ook beperkingen kennen.


    Globalisering is onvermijdelijk, zegt Stiglitz, en niet op zich goed of slecht. Maar we kunnen de wijze waarop ze verloopt veranderen zodat ze beter zou kunnen werken. Ook in dit boek blijft hij bij deze stelling. Zonder passende overheidsregulering en –interventie leiden markten niet tot economische efficiëntie en werken ze vaak desastreus voor alle landen, maar vooral voor de ontwikkelingslanden. Dit is het geval op alle gebieden: het milieu, het welzijn en inkomen van de bevolking, de werkgelegenheid, de overheidsschuld, onderwijs en gezondheidszorg. In Eerlijke globalisering betoogt hij grondig en gedetailleerd waarom dit zo is.


    Voor de verschillende thema’s toont hij eerst aan hoe de huidige gang van zaken, waarbij het Internationaal Monetair Fonds een cruciale rol speelt, niet werkt om de economie in dienst te laten staan van de ontwikkeling van de gehele wereldbevolking. Vervolgens laat hij zien hoe  goed bestuurde globalisering een positieve invloed kan hebben op de stabiliteit van de economie en de levensstandaard van burgers in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden en hoe dit zou moeten gebeuren. Globalisering hoeft immers niet slecht te zijn voor het milieu, de sociale ongelijkheid te doen toenemen, de culturele diversiteit te verzwakken en alleen de belangen van de bedrijven te dienen. Deze evolutie kan iedereen ten goede komen, mits ze maar zorgvuldig en rechtvaardig wordt gestuurd en geleid.


    Economische globalisering zonder politieke globalisering werkt averechts. Economie en politiek zijn immers nauw verweven. Er is behoefte aan mondiale instituties die democratisch werken, en waarin ieder land optimaal vertegenwoordigd is. Zonder rechtvaardige politieke globalisering stevent de wereld af op meer conflicten wegens de toename van sociale ongelijkheid.


    Stiglitz gelooft sterk in de democratie en democratische besluitvorming als middel om de globalisering eerlijk te doen verlopen. In de bedrijfsvoering moet de ethiek terugkeren. En om dit allemaal optimaal te doen werken zijn geïnformeerde burgers noodzakelijk. Hoe dit alles in zijn werk gaat en kan gaan is het onderwerp van dit werk, dat in diepgang en inzichtelijkheid de vergelijking met zijn vorige boek glansrijk doorstaat.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drugs. De mythes en de leugens.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DALRYMPLE, T., Drugs. De mythes en de leugens. (Vert. Romancing Opiates – Pharmalogical Lies and the Addiction Bureaucracy) A’dam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006, 160 pp. – ISBN 90 468 0148 9


    Theodore Dalrymple is bekend van zijn cultuur- en maatschappijkritische columns in verschillende kranten. Hij is arts en werkte in een ziekenhuis en een gevangenis in een Engelse achterstandswijk. Hier deed hij ruime ervaring op met heroïneverslaafden. In dit boek formuleert en beargumenteert hij zijn kritiek op de wijze waarop deze mensen ‘behandeld’ worden.
    Volgens Dalrymple is behandeling hier immers niet relevant, want druggebruik en –verslaving zijn geen ziekte. Toch wordt dit beeld door nagenoeg alle betrokkenen, van verslaafde tot medicus en overheid, gekoesterd en in stand gehouden.


    Dalrymple wil met zijn boek aan deze benadering tegenwicht bieden. Zijn grondstelling luidt dat verslaving weliswaar fysieke gevolgen heeft die een medische behandeling vereisen, maar zelf geen ziekte is. Het is een moreel probleem, een antwoord op existentiële vragen.


    Deze stelling onderbouwt hij op verschillende manieren. Eerst ontkracht hij het gangbare slachtofferbeeld dat verslaafden van zichzelf ophangen en dat in de maatschappij door velen wordt overgenomen. Over verslaving wordt algemeen gedacht in termen van overmacht: de verslaafde is in de greep van de drugs en kan er zonder behandeling niet aan ontsnappen. Met nietsontziend nuchter realisme ontmaskert Dalrymple stap voor stap de leugens en uitvluchten die drugsverslaafden vertellen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag te ontlopen. De vooral medische hulpverlening in Groot-Brittannië gaat hier volgens hem kritiekloos in mee door verslaafden te behandelen met vervangdrugs als methadon, wat het probleem eigenlijk nog versterkt. Daar valt heel veel voor te zeggen. Maar hij beweert ook dat de hele hulpverleningssector deze ineffectieve behandelingsstrategie slechts in stand houdt om zichzelf werk en een inkomen te verschaffen. Dit is naar mijn mening een zeer goedkope beschuldiging, die hij op geen enkele manier hard maakt en die riekt naar onterechte verdachtmakerij en populisme.


    Volgens Dalrymple wortelt het gangbare beeld van drugverslaving in de romantische literatuur van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Coleridge en De Quincey, die aan opium verslaafd waren, verspreidden allerlei fantasieverhalen zowel over hun gebruik zelf als over de ontwenningsverschijnselen. Die verhalen pasten in de romantische cultuur van het gevoel, met haar verheerlijking van het subject dat zweeft tussen onuitsprekelijk lijden en extatisch genot. Romantici voelden zich ver verheven boveneen de modale burger in de banaliteit van het dagelijkse bestaan. Hierdoor kregen drugs het aureool van middel om het eigen bestaan te verrijken en te verdiepen.


    Binnen onze samenleving doet zich eigenlijk hetzelfde voor. Wij zien een toenemende tendens om het gewone dagelijkse leven als weinig interessant te beschouwen en steeds meer opwinding en exuberante ervaringen op te zoeken. Ook al is voor iedereen het leven in zekere zin teleurstellend, vooral voor jongeren uit achterstandswijken lijkt het nog uitzichtlozer. Ze zijn ontevreden, arm binnen de context van de samenleving, slecht opgeleid en ze voelen zich slachtoffer van onrechtvaardigheid. Hun leven is leeg, en de toekomst lijkt somber. Het leven met heroïne is echter minder saai dan zonder, want drugverslaving is een opwindend bestaan.


    Tenslotte  onderzoekt D. hoe deze situatie best kan worden aangepakt. Hij is een tegenstander van de legalisering van drugs, omdat de argumenten pro minder zwaar wegen dan de argumenten contra. Zijn eigen voorstel is echter evenzeer teleurstellend. Volgens hem is enige oplossing het stopzetten van alle medische behandeling, behalve voor de zuiver fysieke gevolgen van druggebruik. Voor een arts die jarenlang met de problematiek van drugsverslaving werd geconfronteerd, is dat een bijzonder magere balans. Als hij voorheen de uitzichtloze situatie van de (potentieel) verslaafde jongeren als uitlokkende factor aanwijst, waarom gaat hij daar dan niet meer op in?


    Misschien is hij wel bang te ‘links’ te zijn, mocht hij enige maatschappijkritische noot laten horen. Het is inzake drugs immers een favoriet rechts argument tegen sociale politiek, dat niet alle jongeren uit dezelfde situatie verslaafd worden. Derhalve kan men de verantwoordelijkheid helemaal in hun schoenen schuiven en hoeft de maatschappij geen geld uit te geven aan hulp in eender welke vorm.


    Niettemin is het boek van Dalrymple wel de moeite van het lezen waard. Hij gaat helder en met gedrevenheid in tegen de goegemeente en verdedigt zijn politiek incorrecte ideeën met verve en stevige argumenten. Ik maakte er kennis met een rechttoe-rechtaan kijk op druggebruik, geschreven in een dito stijl. Het leest ook zeer vlot.


    De waarheid over druggebruik ligt echter noch links noch rechts, maar in het midden. Het is zeker zoMen dat individuele keuzes en verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen. Maar alleen al in het belang van de maatschappij kunnen mensen niet aan hun lot worden overgelaten, omdat ze zelf verkeerde keuzes hebben gemaakt.


    En dan is het heel merkwaardig dat Dalrymple de therapeutische gemeenschappen dood zwijgt. Daar zwicht men niet voor het vermeende slachtofferschap van de verslaafde en spreekt hem/haar elke dag aan op de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Het zou onvergeeflijk zijn indien hij als deskundige daar niet eens van afwist. Daarom verdenk ik hem ervan aan stemmingmakerij te willen doen, door deze vorm van hulpverlening niet eens te vermelden.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WALZER, M. Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen. Een ethische beschouwing met historische illustraties. (Vert. Just and Unjust Wars. A Moral Argument with Historical Illustrations, 2000) A’dam, Atlas, 2006, 511 pp. – ISBN 90 450 0528 x


    De Amerikaanse politicoloog Michael Walzer was actief in de anti-Vietnambeweging.

    Dit boek is dertig jaar geleden geschreven en voor het eerst verschenen, maar het thema blijft verrassend actueel. De wereld is niet geweldlozer geworden, oorlog in verschillende vormen maakt nog altijd een belangrijk deel uit van het wereldnieuws.

    De manier waarop oorlog gevoerd wordt mag dan wel uiterlijk veranderd zijn, fundamenteel is alles hetzelfde gebleven. En ook de ethische overwegingen die aan oorlogshandelingen voorafgaan en gingen zijn nagenoeg onveranderd gebleven.


    Volgens Walzer wordt bij de beoordeling van een oorlog te weinig rekening gehouden met ethische overwegingen, en teveel met politieke en juridische criteria. Met zijn boek wil hij de rechtvaardige oorlog weer een plaats geven in de politieke en de ethische theorie. Zijn doel is een omvattende theorie van de rechtvaardige oorlog te leveren. Wanneer is een oorlog en zijn oorlogshandelingen gerechtvaardigd, en wanneer is dat niet het geval?


    Een oorlog kan immers niet beoordeeld worden met de maatstaven van een individueel conflict. Oorlog is altijd een misdaad. Het is agressie op grote schaal en veroorzaakt  onnoemelijk veel leed aan alle betrokken partijen. Oorlog is bovendien een schending van het rechtsbeginsel van de soevereiniteit van een land. Daarom moeten er goede redenen zijn om een oorlog te beginnen en te voeren, en is het noodzakelijk om het leed van de partijen zoveel mogelijk te beperken. Oorlog is dus aan regels gebonden.



    De meeste oorlogen worden gerechtvaardigd op utilistische basis: omwille van het nut of het resultaat op korte en lange termijn. Het utilistische denken beheerst ook de oorlogshandelingen: de kosten worden tegen de (mogelijke) baten afgewogen. Walzer vindt deze criteria ontoereikend. Voor hem is rechtvaardigheid nauw verbonden met (mensen)rechten. Een rechtvaardige oorlog is dus een oorlog omwille van rechten en gevoerd binnen de grenzen van (mensen)rechten. Dit is bijvoorbeeld een cruciaal criterium bij een interventieoorlog.


    Walzer toetst in zijn boek de verschillende aspecten van oorlog aan het rechtvaardigheidscriterium. Eerst komen de redenen aan de orde die landen of groepen geven om oorlog te voeren. Dit noemt hij ‘de theorie van agressie’. Daarna gaat zijn aandacht naar de oorlogsconventies of de afspraken over oorlogsmiddelen. Dit is het meest gedateerde deel, want de wijze waarop oorlog wordt gevoerd is ondertussen wel veranderd. Nucleaire afschrikking is nu behoorlijk minder aan de orde, maar over terrorisme valt er wel veel meer te zeggen. Rechtvaardigheid moet ook betracht worden wanneer moeilijke keuzes moeten gemaakt worden. Breekt nood wet en in welke omstandigheden is dit ethisch correct?


    Tenslotte komt de kwestie aan de orde van de verantwoordelijkheid voor foutieve oorlogsbeslissingen en –misdaden. Ook hier voldoet het utilistische standpunt niet volgens Walzer.


    Een alternatief voor vechten is het geweldloos burgerverzet. Hoe ethisch verantwoord ook, toch blijkt het meestal niet te werken.  De conclusie is dat we in bepaalde gevallen niet kunnen zonder vechten. Dan is het des te meer zaak om de rechtvaardigheid altijd goed voor ogen te houden en de oorlog op dit criterium te beoordelen.


    Het thema van dit boek spreekt waarschijnlijk iedereen aan. Weinig mensen zullen zich zonder meer uitspreken vóór een oorlog, en oorlog laat niemand onverschillig. Oorlogen lokken ook heftige discussies uit tussen voor- en tegenstanders ervan. In dergelijke situaties wil men goed beslagen ten ijs komen.


    In dit opzicht heeft dit boek mij teleurgesteld. Walzer heeft zijn theorie grondig uitgewerkt en overvloedig geïllustreerd met voorbeelden uit concrete oorlogen. Hij heeft zich zeer degelijk gedocumenteerd, waarvan de neerslag in de omvangrijke noten achteraan.

    Zijn betoog is echter erg onoverzichtelijk en weinig gestructureerd.  Het taalgebruik is bovendien nodeloos ingewikkeld, waardoor de essentie van zijn gedachtegang slechts met moeite te volgen is. Een herwerkte en meer toegankelijke versie zou zeer welkom zijn.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aap in ons
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    de WAAL, F., De aap in ons. Waarom we zijn wie we zijn. (Vert. Our Inner Ape. A Leading Primatologist Explains Why We Are What We Are) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006 (6e dr.), 264 pp. – ISBN 90 254 2945 0


    Frans de Waal begint zijn boek met een opvallende zin: “Je kunt de aap wel uit de jungle halen, maar niet de jungle uit de aap.” Een waarheid als een koe, dat zal iedereen beamen die weleens in de dierentuin heeft rond gelopen. Maar volgens de Waal geldt dit evenzeer voor de mens, de tweebenige mensaap.

    Met De aap in ons heeft de bekende en vooraanstaande primatoloog het zoveelste boeiende en gedenkwaardige boek neergezet. Zoals al zijn andere werken is het zeer toegankelijk, want vlot geschreven en wars van vakterminologie.


    Dat de mens een naaste verwant is van de mensapen wordt nu alleen nog door fanatieke creationisten bestreden. Maar dat het menselijk gedrag, dat door velen als ‘hoger’ wordt beschouwd, zoveel gelijkenissen vindt bij die verwanten is niet zo bekend en wordt vaker bestreden. Zelfs de meest menselijk geachte eigenschappen als empathie, mededogen, doordachte beslissingen, samenwerking en moraal, blijken echter al zeer prominent én gelijkaardig aanwezig bij chimpansees en bonobo’s. Het sociale leven van mensapen is duidelijk doordringen van intelligente besluitvoering.


    In zijn boek verkent de Waal de fascinerende en soms angstaanjagende parallellen tussen het gedrag van primaten en dat van ons. Macht, seks, geweld en vriendelijkheid blijken zowel bij mensapen als mensen even belangrijk en hebben nagenoeg dezelfde rol in de samenleving.


    De Waal noemt de mens een bipolaire mensaap. Wij verenigen in ons immers de twee tegenstrijdige aspecten die kenmerkend zijn voor respectievelijk chimpansees en bonobo’s. De menselijke natuur is als een januskop. Zowel de hiërarchische en op macht beluste chimpansee als de egalitaire en vredelievende bonobo lijken zich in de mens te verenigen.

    Maar het zijn net die tegenstrijdige tendensen die ons mens maken, en die de mens in staat hebben gesteld om te evolueren tot wat hij nu is. De Waal toont bovendien haarscherp aan dat die tegenstrijdige neigingen alleen maar kunnen bestaan bij gratie van elkaar.


    Ook in dit boek demonstreert de Waal zijn enorme kennis en inzicht in de psychologie van dieren en mensen. Hij illustreert zijn inzichten overvloedig met sprekende voorbeelden uit zijn eigen onderzoekswerk met chimpansees en bonobo’s. Het is overduidelijk dat hij van hen houdt. Hij beschouwt en behandelt hen dan ook als gelijkwaardig.


    De Waal zet zich krachtig af tegen alle eenzijdige en ongenuanceerde visies op dieren en mensen. Mensen en primaten zijn zeer nauwe verwanten. Wij hebben allemaal een aap in ons. Dit zien en beseffen maakt ons alleen maar menselijker. Het zou ons moeten aansporen om zorgzaam om te springen met onze neven, want hun voortbestaan is onrustbarend bedreigd. Maar als ze eenmaal uitgestorven zijn, zullen ze ons geen spiegel meer kunnen voorhouden.

    Een regelrechte aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bouwen aan zelfvertrouwen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BISSCHOP, M., Bouwen aan zelfvertrouwen. Als tiener anders denken over jezelf. Tielt, Lannoo, 2004, 125 pp. – ISBN 90 209 5723 6


    Als een schoolkind tiener wordt verandert er heel wat op korte tijd. Niet alleen het lichaam verandert, maar ook de wijze waarop de tiener in het leven staat. Daar zijn die jonge mensen, en evenmin hun ouders, vaak nauwelijks op voorbereid.
    Tieners gaan ook anders denken. Hun hersenen zijn nog in volle ontwikkeling. Pas de laatste jaren is hier aandacht aan besteed.


    Voor veel tieners breekt een chaotische tijd aan. De dingen zijn niet meer vanzelfsprekend. Ze denken meer na, over gebeurtenissen, anderen en zichzelf. Vooral meisjes hebben het er nogal eens moeilijk mee en verliezen vaak veel van het zelfvertrouwen dat ze in hun lagere schooltijd hebben opgebouwd.


    Marijke Bisschop schreef daarom dit boekje voor de tiener zelf. Op een zeer bevattelijke wijze legt ze uit wat er op deze leeftijd allemaal verandert en hoe een tiener zelf de chaos in zijn/haar hoofd beter te lijf gaat. Tieners hebben vaak sombere gedachten over zichzelf en anderen.

    Stap voor stap legt ze uit hoe je als tiener met de sombere gedachten en gevoelens kan omgaan, en hoe je ze kan laten plaats maken voor meer positieve gedachten en gevoelens. De recepten zijn niet alleen toepasselijk voor tieners maar voor ons allemaal.


    Het boekje is geschreven op de maat van jonge tieners, van 11 tot 14 jaar. Het is geïllustreerd met de leuke tekenfiguurtjes Posi en Nega.

    Een aanrader voor tieners én voor hun ouders!

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evolutionair denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUSKES, C., Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld. A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2006 (2e dr.), 476 pp. – ISBN 90 5712 180 7


    De evolutietheorie ligt de laatste jaren weer onder vuur. Creationisme en Intelligent Design blijken steeds meer mensen aan te spreken als verklaring voor de ontwikkeling van het leven op aarde, en derhalve voor hun eigen bestaan. Dat deze kwestie hoogoplopende disputen veroorzaakt, heeft te maken met de ingrijpende invloed van de evolutietheorie op filosofie en levensbeschouwing. Volgens de evolutietheorie is het leven immers niet voortgekomen uit het ‘hogere’ maar uit het ‘lagere’. Een bovennatuurlijke verklaring voor het leven is overbodig geworden, en dat is voor veel mensen moeilijk verteerbaar.


    Veel van de kritiek op de evolutietheorie spruit echter voort uit een verkeerd begrip ervan. Buskes wil met zijn boek een wegwijzer en handleiding bieden voor wie nader kennis wil maken met de evolutietheorie en haar mogelijke implicaties voor de meest verscheidene gebieden van wetenschap, politiek en maatschappelijk handelen.


    Hierin is hij naar mijn mening met glans geslaagd. Evolutionair denken is een breed en toegankelijk overzichtswerk. De lezer krijgt eerst een zeer inzichtelijke inleiding in de evolutietheorie zelf, waarin de centrale begrippen zeer duidelijk worden verhelderd. In de daaropvolgende hoofdstukken overloopt Buskes systematisch hoe de evolutietheorie de meest uiteenlopende levensgebieden beïnvloedt: van taal over cultuur, religie en moraal tot geneeskunde.

    Ook de negatieve uitwassen van het evolutionair denken komen aan de orde: het sociaal-darwinisme en de eugenetica. Buskes toont hier duidelijk aan dat en hoe deze stromingen berusten op een verkeerde interpretatie van de basisbegrippen van de evolutietheorie.


    Hij eindigt – hoe kan het anders? – met het ecologische vraagstuk. Waar evolutie verloopt in de richting van een toenemende diversiteit van soorten, vormt de ecologische kortzichtigheid van de mens zelf een gevaar voor de evolutie.

    Voor wie zich verder wil verdiepen in de materie heeft de auteur bij elk hoofdstuk een zestal aanbevolen bronnen aangegeven. Er is een ook uitgebreide literatuurlijst en dito register.


    Voor wie meer wil weten over de evolutietheorie, en of de eigen kennis wil opfrissen is dit vlot leesbare boek een echte aanrader!


    ©  Minervaria


     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar slaat dat nou weer op?

    van EEMEREN, F. & R. GROOTENDORST, Waar slaat dat nou weer op? De taal van het meningsverschil. A’dam, Uitg. Contact, 1996, 142 pp. – ISBN 90 254 0458 8


    Hoe maken mensen kenbaar dat ze het niet met elkaar eens zijn? En wat zeggen ze zoal als ze in een discussie met elkaar tot overeenstemming proberen te komen? Hoe laten ze elkaar weten of ze door elkaars argumentatie overtuigd zijn? Welke woorden en uitdrukkingen gebruiken ze daarbij? Waar slaat dit nou weer op is een inventarisatie van de taal van het meningsverschil.


    In dit dunne boekje vind je een heleboel gangbare en minder gangbare woorden, uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden die gebruikt worden bij een meningsverschil. Ze zijn geordend volgens het ideaalmodel van een redelijke discussie. De indeling van het boekje gaat dus van de uiteenzetting van het standpunt, over de argumentatie in verschillende vormen tot de afsluiting van het de discussie.


    Vooraleer de typerende woordenschat aan de orde komt, wordt elke fase van de discussie ook kort toegelicht. Hieronder horen onder andere: wat is argumentatie, deugdelijke en ondeugdelijke argumentatie, de spelregels voor een redelijke discussie, het verdraaien van standpunten.


    Het is een handig en leuk naslagwerkje, leerzaam en tegelijk een opfrissing voor wie regelmatig aan mondelinge en schriftelijke discussies deelneemt. En wie de eigen woordenschat terzake wil uitbreiden is er zeker aan het goede adres.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dus jij denkt dat je een mens bent?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FERNANDEZ-ARMESTO, F., Dus jij denkt dat je een mens bent? (So You Think You’re Human? A Brief History, 2004) A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2005, 200 pp. – ISBN 90 351 2720 x


    De historicus Fernandez-Armesto heeft iets met ideeën. In zijn laatste boek maakte hij een inventaris van ideeën die de wereld veranderden. In dit boek verdiept hij zich in de geschiedenis van het concept ‘mens’.

    Gedurende de laatste dertig, veertig jaar is er immers bijzonder veel aandacht , betrokkenheid, kosten en moeite besteed aan wat we menselijke waarden noemen en het opkomen voor de menselijke waardigheid en het menselijke leven. In diezelfde periode echter hebben wetenschap en filosofie onze traditionele opvattingen over het menszijn in vraag gesteld. Wetenschappen als de primatologie, de genetica, de dierenrechtenbeweging en het onderzoek naar kunstmatige intelligentie. Ook maatschappelijke evoluties als de legalisering van abortus noodzaken ons tot een nieuwe definitie van menszijn. Wanneer is iemand mens te noemen? En wat blijft er nog over van menselijke waarden?


    Fernandez-Armesto probeert deze vragen te beantwoorden door terug te kijken naar de manier waarop het concept ‘mens’ zich historisch heeft ontwikkeld. Ons huidige concept bestaat immers nog niet zo lang. Op de vraag ‘Wat betekent het om mens te zijn?’ en dus ‘Wie is er mens?’ volgt tegenwoordig een ander antwoord dan in het verleden of in andere culturen.

    We zijn echter geneigd dit over het hoofd te zien, en beschouwen ons huidig concept van menszijn als vanzelfsprekend. Door een studie van de geschiedenis van dit concept hoopt hij een bijdrage te leveren aan de discussie over het concept mens en dit te verbreden.


    Het resultaat is een verzameling van vijf boeiende en zeer leesbare essays waarin hij het begrip mens volgt zoals het is afgelijnd en gedefinieerd in verschillende tijden. De criteria om zichzelf mens te noemen zijn doorheen de geschiedenis immers voortdurend veranderd en herzien, onder invloed van de verandering en uitbreiding van zijn leefwereld en (wetenschappelijke) ontdekkingen. Achtereenvolgens komen aan de orde: het onderscheid met dieren, het fysische voorkomen, de cultuur, de evolutionaire afstamming van de mens, en genetica, bewustzijn en intelligentie. Het betoog is zeer goed gedocumenteerd, en gebaseerd op de inzichten van de meest diverse onderzoekers.


    In zijn boeiend relaas, vol onverwachte en originele inzichten, geeft F-A geen antwoorden. Hij stelt vooral vragen die oproepen tot bezinning over onze aflijning van wat wij menselijk vinden. Wat op het eerste zicht vanzelfsprekend lijkt, is het bij nader inzien immers niet. Misschien komen we nooit tot een sluitend antwoord, het is in elk geval belangrijk dat we ons blijven vragen stellen naar de essentie van ons bestaan. Dit boek geeft daar in ieder geval een interessante aanzet toe.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De volmaakte ketterij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    O’SHEA, S., De volmaakte ketterij. Leven en dood van de Middeleeuwse Katharen. (The Perfect Heresy) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 320 pp. – ISBN 90 274 7960 7


    “Doodt hen allen, God zal de zijnen herkennen.” Of Arnaud Amaury, de monnik die de kruistocht tegen de Albigenzen leidde, deze uitspraak werkelijk heeft gedaan is niet zeker. In ieder geval werden op 22 juli 1209 alle inwoners van de stad Béziers, meer dan 20.000, genadeloos afgeslacht. Na deze gebeurtenis was het slechts een kwestie van tijd vooraleer de ketterij helemaal was uitgeroeid. Toen het kathaarse geloof al decennia lang zieltoogde werd de laatste kathaarse parfait Guillaume Bélibaste in 1321 op de brandstapel ter dood gebracht.


    Stephen O’Shea, journalist en vertaler, schreef het relaas van het kathaarse drama voor niet-specialisten. Hij heeft hiervoor uitgebreide research gedaan en zich gebaseerd op grondig historisch onderzoek in de afgelopen vijtig jaar. Zijn verhaal gaat niet over de hele geschiedenis van het kathaarse geloof, noch over het geloof zelf, maar over de periode vanaf de eerste vervolging tot de definitieve ondergang van de katharen.


    De ketterij van de katharen kwam op in een periode waarin West-Europa aan een religieuze heropleving begon. Het was een soort pacifistisch christendom, dat tolerantie en armoede nastreefde. Het fundamentele twistpunt tussen de katholieke orthodoxie en de kathaarse heterodoxie was de rol en de invloed van het Kwaad. De katharen waren de voorbode van een reeks nieuwe denkbeelden over godsdienst en geloof, die uiteindelijk het christendom diep zouden verdelen.


    De katharen leunden aan bij de vroege gnostische stromingen van het christendom, en hechtten grote waarde aan de vrijheid van het individu voor zijn eigen verlossing. Zijzelf noemden zich ‘goede christenen’. Zij verwierpen alle autoriteit inzake wereldse en religieuze zaken, alsook de gehechtheid aan materiële en aardse goederen. Ze namen vooral aanstoot aan de exuberante rijkdom van de katholieke kerk, en de hebzucht en het wereldse leven van haar autoriteiten. Voor Rome was vooral het laatste een doorn in het oog. Het katharendom was dus de volmaakte afvalligheid, de volmaakte ketterij, die met de grote middelen aangepakt moest worden.


    Het was waarschijnlijk niet toevallig dat het katharisme grote aanhang kende in de Languedoc,in het zuiden van het huidige Frankrijk. Alhoewel feodaal georganiseerd, waren zowel adel als het gewone volk er zeer gesteld op onafhankelijkheid en vrijheid, ook van mening en geloof. Ook door katholieke edelen werden de katharen geduld en beschermd. Het was bovendien een rijk gebied, en dus zeer aantrekkelijk voor de edelen van het Noorden die op gebiedsuitbreiding uit waren.


    O’Shea beschrijft bijna minutieus hoe deze streek in de loop van een kleine eeuw ten prooi viel aan de hebzucht van zowel kerk als de opkomende Franse staat. Kerk en staat sloegen op voorheen nooit geziene wijze de handen ineen om zowel de ketterij uit te roeien als gebieden onrechtmatig in te palmen. De verdeelde Occitaanse adel slaagde er nooit in voor lange tijd een aaneengesloten front te vormen en de agressie het hoofd te bieden. In hun kielzog werden de katharen systematisch en meedogenloos door de Inquisitie, met de methodes van de latere politiestaat, vervolgd, veroordeeld en vermoord.


    Deze indroevige geschiedenis van Middeleeuwse wreedheid, verraad en intimidatie wordt door O’Shea nauwgezet verteld. Het boek leest als een oogetuigenverslag, en sommige delen als een roman. Vooral de laatste hoofdstukken ontroeren, wanneer de auteur de trieste balans opmaakt van meer dan honderd jaar strijd om het gelijk. “De Languedoc leert ons een les over de gevaren van het absolutisme”, schrijft de auteur, en daarin kan ik hem volmondig bijtreden..


    Vanaf de 19e eeuw werd de geschiedenis van de katharen geromantiseerd en voorzien van een dikke laag esoterische verzinsels. Dit verhaal komt aan de orde in het nawoord. Dit is een boeiend onderdeel, omdat het een licht werpt op de wijze waarop de waarheid door al te fantasierijke lieden graag verdraaid wordt ter eigen eer en glorie en voor de inkomsten van een streek. Ook nu nog krijgen dergelijke overtrokken geromantiseerde versies veel weerklank bij het grote publiek door spannende samenzweringsverhalen zoals de Da Vinci Code.


    Het boek leest over het algemeen vlot. Toch werkt de veelheid van gegevens, zeker op het eind, vaak verwarrend. De protagonisten droegen heel vaak dezelfde naam, en dat maakt het er ook niet gemakkelijker op om de geschiedenis te volgen. Aan het begin van het boek staat wel een lijst met de belangrijkste personages, maar die is toch nog niet duidelijk genoeg uitgewerkt. Een gedetailleerd kaartje van de streek is een handig hulpmiddel om de bewegingen van de verschillende partijen te kunnen volgen. Het werk is degelijk gedocumenteerd, en eindigt met een lijst van bronnen en vaak zeer interessante noten.

    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Marginalen in de geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VANHEMELRYCK, F., Marginalen in de geschiedenis. Over beulen, Joden, hoeren, zigeuners en andere zondebokken. Leuven, Davidsfonds, 2004 (2e druk), 302 pp. – ISBN 90 5826 2553


    Marginalen zijn een bijzondere groep in de samenleving. Ze leven in de schaduw en zijn daarom slechts laat voorwerp geworden van historisch onderzoek. Marginaal is wie door de gemeenschap en de heersende cultuur gedurende lange tijd uitgestoten wordt of die deze gemeenschap vrijwillig de rug toekeert. Marginaliteit is overigens een rekbaar begrip: wat in de ene maatschappij als marginaal gedrag beschouwd wordt, wordt in een andere probleemloos aanvaard.


    Marginale groepen inspireren weinig of geen eerbied en worden meestal misprezen door het grootste deel van de bevolking. Toch bewijzen zij de maatschappij een dienst. Door hun asociale gedrag bevestigen zij de sociale normen die door de gemeenschap als positief worden ervaren. Dit was vroeger zo, en het is ook nu het geval.


    In dit boek beschrijft Vanhemelryck, hoogleraar en specialist in de geschiedenis van criminaliteit en strafrecht aan de K.U. Brussel en Leuven, de geschiedenis van de meest in het oog lopende marginale groepen in het ancien régime in Europa en vooral in de Zuidelijke Nederlanden. In deze periode werden opvattingen en gedragingen van mensen zeer sterk bepaald door Kerk en Overheid. Mensen hoorden allereerst tot een groep. Vóór de Verlichting had het individu als persoon nauwelijks betekenis.


    Vanhemelryck bespreekt hoe de marginalisatie er concreet uitzag, welke sociale en ideologische overwegingen aan de basis lagen, en hoe de maatschappelijke houding tegenover de marginale groepen in het ancien régime evolueerde. Hij geeft hiermee tevens een illustratie van de hardnekkige vooroordelen, fobieën en obsessies in een maatschappij tegenover al wie om een of andere reden niet ten volle kan deelnemen. Tegelijk valt het op hoe herkenbaar dit alles is in onze tijd. De huidige marginaliteit treft grosso modo dezelfde groepen mensen en aan bepaalde groepen worden nog steeds dezelfde kenmerken toegedicht als zoveel eeuwen geleden.


    De auteur gaat vooral in op de wijze waarop de marginale groepen werden bejegend. Hij getuigt van een ontzettend gedetailleerde feitenkennis. Deze feiten krijgen in het boek teveel aandacht. Is de modale lezer wel echt geïnteresseerd in een opsomming van opeenvolgende verordeningen en maatregelen in diverse steden? Volgens mij is geschiedenis meer dan een verzameling feiten. Ze krijgen slechts zin en betekenis in een context. Die wordt hier slechts stiefmoederlijk behandeld. Ik had liever meer gelezen over de achtergronden van de marginalisatie, en de algemene tendens van de maatregelen in die tijd. Dit had een tijdsbeeld opgeleverd, waarin de feiten als ondersteuning dienen. Ik vind het ook jammer dat de marginalen zelf nauwelijks aan het woord komen. In bepaalde gevallen, waarbij geschreven getuigenissen van marginalen zijn overgeleverd, was dat toch mogelijk geweest.


    De auteur hanteert de chronologie van gebeurtenissen en reglementeringen ook niet consequent. Regelmatig heeft hij het over de 17e of 18e eeuw, om onmiddellijk daarna terug te keren naar een vroegere periode, maar dan m.b.t. een andere streek. Slechts gaandeweg wordt duidelijk dat hij een onderwerp streekgebonden behandelt.


    Verder had ik ook graag , voor zover beschikbaar, meer cijfermateriaal gezien. Nu moet je als lezer genoegen nemen met de subjectieve omschrijvingen van tijdgenoten, die echter gebaseerd zijn op hoe deze mensen het probleem ervaarden. Een aantal van die bedenkingen worden echter wel, toch wel een beetje te laat, in het besluit opgenomen.


    Desondanks is het boek de moeite van het lezen waard voor wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van zondebokken in de maatschappij.

    Het werk is vlot leesbaar, en heeft een aangename bladspiegel. Er mochten meer illustraties zijn.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevrijd de slaven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOCHSCHILD, A., Bevrijd de slaven! Het verhaal van de eerste mensenrechtencampagne. (Vert. Bury the Chains.  Prophets and Rebels in the Fight to Free an Empire’s Slaves) Meulenhoff, 2005, 478 pp.- ISBN 90290 7593 3

    Op een zomerse dag in juni 1785 reisde Thomas Clarkson naar Londen om het ambt van diaken te bekleden in de anglicaanse kerk. Clarkson had kort tevoren de prestigieuze essaywedstrijd van de universiteit van Cambridge gewonnen, met als titel: Is het wettig om anderen in slavernij te houden tegen hun wil? Het onderwerp liet hem niet los, en tijdens de rit bedacht hij dat iemand een eind moest maken aan deze ellende.


    Meteen was de beweging tegen de slavernij een feit. Onder impuls van de ondernemende Clarkson werd in Londen op 22 mei 1787 de antislavernijbeweging opgericht door twaalf mannen van verschillende afkomst en levensbeschouwing. Ze konden niet voorzien welke aardverschuiving hun initiatief zou teweegbrengen in een wereld waar slavernij vanzelfsprekend was en door de meeste mensen als een economische noodzaak werd beschouwd.


    Adam Hochschild vertelt in zijn boek de geschiedenis van de eerste mensenrechtencampagne die de wereld heeft gekend. Hij begint zijn verhaal met een beeld van een wereld van slavernij. Daarna volgt hij het verloop van de campagne op de voet. Hij geeft verslag van de acties van een aantal onvermoeibare en begeesterde mannen en vrouwen, hun successen en mislukkingen, en de wijze waarop zij de massa warm kregen voor hun ideeën.

    Pamfletten, petities, mailinglijsten, schrijfacties, geldinzamelingen, consumentenboycot, debatten, mediacampagnes. Voor ons zijn ze vanzelfsprekende acties van modern burgeractivisme. Toch waren ze een absolute nieuwigheid op het einde van de 18e eeuw.  In het spoor van de Verlichting vonden niet alleen twee belangrijke revoluties plaats, in Frankrijk en de Britse koloniën in Amerika. De antislavernijbeweging was het begin van een nieuw soort activisme, dat van de burger. In een wereld waar tot dan toe hiërarchie en overheersing de dienst uitmaakten, was de eerste overwinning  van dit  democratisch reveil de afschaffing van de slavenhandel.


    Al is het verbazingwekkend hoe snel de antislavernijbeweging bezit nam van de verbeeldingskracht van het publiek, toch heeft het nog 50 jaar geduurd voor de slavernij werd afgeschaft in het Britse Rijk. In 1838 werd de wet tot vrijmaking aangenomen, waarmee alle slaven in het Britse Rijk vrije mannen en vrouwen werden. Eenmaal zover konden de andere staten hun beleid niet langer ongemoeid voorzetten. Het nieuws ging als een lopend vuurtje rond, en de slavenopstanden gingen door.


    Toch betekende de vrijheid niet meteen dat de levensomstandigheden van de voormalige slaven veel verbeterden. Het einde van de slavernij betekende niet het eind van het onrecht. De voormalige slaven moesten nog tientallen jaren vechten voor arbeidsrecht, stemrecht, onafhankelijkheid en nog veel meer. Maar de antislavernijbeweging was wel de aanzet tot de strijd voor mensenrechten overal ter wereld: de afschaffing van kinderarbeid, het algemeen stemrecht, het recht op onderwijs, …


    Hochschild heeft dit verhaal werkelijk prachtig geschreven. Het is enorm boeiende lectuur. Hij weet de geschiedenis van de antislavernijbeweging bovendien zeer accuraat te situeren in het tijdsgewricht en de opvattingen en gebruiken van het einde van de 18e eeuw en begin van de 19e eeuw.

    Hij heeft zich zeer degelijk gedocumenteerd. De laatste 70 bladzijden van het boek bevatten uitgebreide noten, een omvangrijke bibliografie en een handig register.


    Dit boek is een hulde aan alle mannen en vrouwen die het ooit hebben opgenomen voor de rechten van andere mensen, ook al waren ze ver weg en hadden ze er geen direct voordeel bij. Het is ook een hart onder de riem voor ieder die zich inzet, hoe onbeduidend ook, om het onrecht in de wereld te bestrijden en de levensomstandigheden van mensen over de hele wereld te verbeteren.

    Een aanrader!

     

    Addendum

    De wettelijke strijd mag dan wel gewonnen zijn, en slavernij een misdaad tegen de mensenrechten, slavernij onder verschillende vormen (mensenhandel, seksbusiness, dwangarbeid, kinderarbeid, …) behoort in de praktijk nog helemaal niet tot het verleden. Vandaag zijn er nog 27 miljoen slaven op aarde, meer dan ooit tevoren.

    Verschillende internationale organisaties zetten zich in om het onrecht te beteugelen en ongedaan te maken. Daaronder is de erfgenaam van de antislavernijbeweging van de 18e/19e eeuw: Anti-Slavery International http://www.antislavery.org/, dat zijn hoofdkwartier heeft in het Thomas Clarkson House te Londen.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom zijn we niet gelukkig?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LAYARD, R., Waarom zijn we niet gelukkig? (Vert. Happiness) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2006 (3e dr.), 302 pp. – ISBN 90 450 1504 8


    Maakt geld gelukkig? Niet als je er genoeg van hebt, aldus Richard Layard, hoogleraar economie en adviseur van de regering-Blair. Meer maakt niet gelukkiger.

    Een boek van een econoom over geluk, het is in elk geval een utdaging. De klassieke neoliberale vrije markteconomie gaat er immers van uit dat het geluk van mensen recht evenredig is aan hun koopkracht. Wie veel heeft of bezit, is volgens die redenering gelukkiger dan wie minder bezit. Layard is een andere mening toegedaan, en baseert zich hiervoor op wetenschappelijk onderzoek uit de neurologie, de psychologie van het geluk, de sociologie, de economie en de filosofie.

    In de welvaartsmaatschappij zouden alle mensen gelukkig moeten zijn. Niet echter. Wij leven in een maatschappij waar de koopkracht nog nooit zo groot is geweest. Ons bestaan is er wel veel prettiger op geworden. We hebben meer te eten, meer kleren, meer auto’s, grotere huizen, centrale verwarming, meer vakanties in het buitenland, en kortere werkweek, prettiger werk en bovenal een betere gezondheid. We hebben steeds meer, maar we zijn er niet echt gelukkiger op geworden. Het aantal depressies en zelfmoorden in onze moderne samenleving is de laatste jaren enorm toegenomen.


    Richard Layard gaat in dit boek na hoe dit komt en wat we eraan kunnen doen. 
    Wat kunnen we verstaan onder geluk, en, als we zo rijk zijn, waarom zijn we dan niet gelukkig, wat maakt ons wel gelukkig, en wat gaat er mis?


    De gangbare economie stelt ons in staat om vrij diensten en goederen te ruilen. Maar veel van wat ons echt gelukkig maakt is niet te krijgen via vrije uitruil op een markt. Want nagenoeg alles wat ons echt gelukkig maakt heeft te maken met de kwaliteit van onze relaties met anderen. En die zijn niet gediend met de huidige jacht op zelfrealisatie, maar met een gemeenschappelijk doel, het algemeen belang, het geluk van allen. 

    Maar wat is dan dit grootst mogelijke geluk, en hoe kunnen we dit bereiken? Hoe kunnen we de maatschappij inrichten zodat mensen er zo gelukkig mogelijk zijn?  Hoe kan de economie daarbij helpen? En hoe kunnen we zelf bijdragen tot ons eigen geluk en dat van anderen?

    Het antwoord van Layard komt neer op het ontmoedigen van de jacht op steeds meer inkomen en materiële goederen. Als extra inkomen zo weinig bijdraagt aan een gelukkiger samenleving, dan moet dit streven eerder ontmoedigd dan aangemoedigd worden. Ook de nadruk van de neoliberale economen op mobiliteit en flexibilisering moet verminderen.

    Maar mensen zijn niet helemaal afhankelijk van omstandigheden. Ze kunnen ook zelf hun eigen geluk bewerken. Je kan jezelf ook gelukkig denken en je andere doelen stellen. Ga je minder vergelijken met anderen, vooral zij die meer hebben. En maak van het geluk van de andere een streefdoel. Dan word je zelf ook gelukkig.

    Streven naar geluk, het is geen eenvoudig onderwerp. Je kan daarbij niet om de filosofie heen. Layard slaagt er in de visies van beroemde Verlichtingsfilosofen als Jeremy Bentham, Thomas Hobbes, John Hobbes, John Stuart Mill op een eenvoudige manier uit te leggen.

    Zijn gedachtegang is over het algemeen vlot te volgen. Elk hoofdstuk wordt geïllustreerd door een leuke en sprekende cartoon. Wie meer wil weten wordt getrakteerd op een uitgebreide notenlijst, bibliografie en register.

    Voor wie zich vragen stelt bij de ratrace en wat het ons uiteindelijk opbrengt, is dit boek een echte aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de greep van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van den BRINK, R., In de greep van de angst. De Europese sociaal-democratie en het rechtspopulisme. A’pen, Uitg. Houtekiet, 2005, 568 pp. – ISBN 90 5240 699 5


    In alle landen van de Europese Unie zagen sociaal-democratische partijen – overigens niet alleen zij – de afgelopen decennia een aanzienlijk deel van hun electoraat overstappen naar populistische en rechts-radicale partijen. Overal in Europa halen (extreem)-rechtse populistische partijen hun hoogste scores in steden die traditioneel rode bolwerken waren. Sociaal-democraten worden geconfronteerd met populistische radicaalrechtse of (extreem)-rechtse politieke bewegingen die een geduchte electorale concurrent zijn.


    De Europese sociaal-democraten zijn intussen – zij het een beetje laat – op  allerlei niveaus begonnen zich te verdiepen in het (extreem)-rechtse populisme en op zoek gegaan naar een strategie om de strijd met deze min of meer nieuwe uitdager aan te gaan. Dit boek geeft de stand van die discussie weer en brengt de diverse opvattingen binnen de Europese sociaal-democratie in kaart te brengen.


    Daartoe heeft Rinke van den Brink, redacteur van het NOS Journaal, gedurende twee jaar (2002-2004) gesprekken gevoerd met gezichtsbepalende sociaal-democratische politici, maar ook met adviseurs en denkers op de achtergrond en met politieke en sociale wetenschappers. Hij heeft gekozen voor zes landen met uiteenlopende ervaringen met (extreem)-rechtse populistische partijen. In vijf daarvan heeft de sociaal-democratie serieuze klappen gekregen, in het zesde (Zweden) heeft men de boot (nog) kunnen afhouden.


    In acht genomen de specifieke situatie in de verschillende landen, zijn de analyses gelijklopend. De oorspronkelijke electorale aanhang van de sociaal-democraten is de afgelopen decennia in omvang sterk afgenomen en hun sociale basis drastisch veranderd. Heel wat arbeiders hebben zich opgewerkt naar de middenklasse, terwijl tegelijkertijd veel industriële werkgelegenheid is verdwenen. Naast het restant van de traditionele arbeidersklasse is er een nieuwe onderklasse van mensen die veelal nooit een baan hebben gehad en aan de armoedegrens leven. Onder hen zijn veel migranten. Van partij van de arbeidersklasse zijn de sociaal-democraten steeds meer de partij van de middenklasse geworden.


    De traditionele achterban van de sociaal-democratie, de (laaggeschoolde) arbeiders, is in onze snel veranderende maatschappij het meest bedreigd. De gemiddelde burger heeft de laatste 15 jaar uitsluitend geprofiteerd van de mondialisering, maar dit geldt niet voor de laaggeschoolde arbeiders. Zij zijn het minst weerbaar, en het eerste slachtoffer van werkloosheid, immigratie en criminaliteit.


    In dat gat zijn de (extreem)rechtse populistische partijen gesprongen. Zij spitsen zich toe op thema’s die overwegend te maken hebben met angst: tegen verandering en terugkeer naar traditionele waarden, tegen immigratie en terug naar homogeniteit, tegen globalisering en voor nationalisme. Zij maken misbruik van het feit dat mensen in tijden van economische crisis en te snelle verandering hun houvast verliezen en vaak zoeken naar een zondebok. Die is snel gevonden bij de vreemdelingen. Van xenofobie hebben ze hun handelsmerk gemaakt. Hun oplossingen zijn echter discriminerend en absoluut niet sociaal. De (extreem)-rechtse populistische partijen bespelen immers met de ene hand het sociale register en met de andere hand, en al even vaardig, het neoliberale economische register.


    De sociaal-democraten hebben de problemen die modernisering, globalisering en immigratie meebrengen echter te lang genegeerd of ontkend. Ze hebben zich veel te weinig bekommerd om de verzuchtingen van de gewone mens, die niet weerbaar genoeg is om zich te handhaven en vooruit te komen in een snel veranderende maatschappij. In veel landen hebben ze zelfs een neoliberaal beleid gesteund of gevoerd. En ze hebben hun ideologisch profiel laten vervagen en zich onvoldoende bezig gehouden met een actieve integratiepolitiek voor de nieuwkomers. Immigratie is immers een essentieel aspect van een verantwoord sociaal-economisch beleid.


    In alle besproken landen zijn de sociaal-democraten voor het ogenblik druk bezig hun doelstellingen en werkwijze te herzien, met wisselend succes. Zij zijn op verschillende fronten bezig met een inhaalbeweging. Deze houdt vooral een terugkeer in naar de oorspronkelijke uitgangspunten, met een modern beleid.


    Het boek van van den Brink mag dan dik zijn, het is boeiende lectuur en het leest over het algemeen vlot. De waarde ervan ligt volgens mij in de veelzijdige aanpak. Behalve academici komen de sociaal-democraten zelf aan het woord, met een vaak opvallend scherpe en genuanceerde kritische analyse van de gevoerde politiek. Het democratische aspect komt goed tot zijn recht in de openheid waarmee verschillende meningen aan de orde komen.


    Er is een omvangrijke notenlijst opgenomen, met verantwoording en documentatie van achtergrondgegevens. Een slothoofdstuk, waarin de auteur zijn belangrijkste conclusies verwoordde,  was misschien nuttig geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!