WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    19-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leopold I. De eerste koning van Europa
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DENECKERE, G., Leopold I. De eerste koning van Europa. A’pen, De Bezige Bij, 2011, 736 pp. – ISBN 978 90 8542 317 1   

    De eerste koning der Belgen leeft niet meer in het collectieve geheugen. In zijn tijd werd Leopold van Saksen-Coburg echter beschouwd als een grote seigneur. Hij heeft niet alleen als koning van België zijn sporen in de geschiedenis nagelaten, hij speelde tevens een belangrijke rol in de Europese politiek van de 19e eeuw.

    Leopold had een gigantisch correspondentienetwerk uitgebouwd over heel Europa. Daarmee onderhield hij persoonlijke en politieke banden met nagenoeg alle gekroonde hoofden en vooraanstaande politici. Via dat netwerk voerde hij een discrete diplomatie en had hij een stevige vinger in de pap op het schaakbord van de Europese politiek. Deze omvangrijke briefwisseling is de basis en leidraad van de biografie van Gita Deneckere, hoogleraar sociale geschiedenis aan de Universiteit Gent.

    Als eerzuchtige zoon van een verarmd hertogsgezin in het provincienest Coburg, raakte Leopold al snel betrokken bij de veldtochten tegen Napoleon. Op het Congres van Wenen, dat de kaart van Europa grondig herschikte, fungeerde hij als waarnemer. Hij verkeerde in de beste kringen van Parijs en Wenen en viel op door zijn savoir-vivre, manieren en stijl.

    Toen hij zijn hart verloor aan de Britse kroonprinses Charlotte van Wales leek zijn toekomst in Engeland te liggen. De dramatische en vroegtijdige dood van Charlotte besliste er anders over. Aan deze ontwikkeling hield Leopold echter een hechte band over met zijn nichtje Victoria, de latere koningin van Engeland. Zijn hele verdere leven volgde hij haar van nabij en heeft hij haar met raad en daad gesteund. Via hun intense briefwisseling speelde hij een belangrijke rol in het koningshuis van Engeland en indirect in de Britse politiek.

    Alhoewel het zachte klimaat hem aantrok, weigerde hij de troon van Griekenland omdat hij de voorwaarden niet vertrouwde. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Op het aanbod om koning te worden van het kersverse België met de meest liberale grondwet van Europa ging hij wel in. Hij was er meteen erg populair en werd het symbool van eenheid en onafhankelijkheid. Hij stimuleerde en ondersteunde tevens de economische en industriële ontwikkeling van België.

    Leopold zag zichzelf als de vader van zijn volk, de enige die, ongeacht de politieke wisselvalligheden van de prille parlementaire democratie, echt het belang van het land diende. Hij was geen democraat maar hij beschouwde democratische hervormingen als een manier om de revolutie te verhinderen. Hij vond de Belgische grondwet te liberaal, maar legde zich erbij neer.

    Zijn hele leven immers was Leopold als de dood voor een herhaling van de Franse Revolutie, die tot despotisme en oorlog had geleid. Hij was de overtuiging toegedaan dat de monarchie een nuttig bolwerk was tegen de mogelijke heropflakkering van de revolutie en tegen de verspreiding van liberalisme en nationalisme in Europa. En hij was zich altijd zeer bewust van de zwakke positie van België tegenover Frankrijk.

    In een tijd waarin de vorst nog werd beschouwd als een politieke figuur, die zijn land vertegenwoordigde, beperkte Leopold zich niet tot zijn taak als koning van het kleine België. Hij zag zichzelf als gezant van de vrede in Europa en dus als behoeder van orde en rust. Door middel van zijn correspondentienetwerk probeerde hij bij ieder conflict te bemiddelen en de gemoederen te bedaren.

    Geheel in de geest van zijn tijd hield hij zich ook bezig met een intensieve huwelijkspolitiek. Dit gold in de eerste plaats zijn eigen tweede huwelijk met de dochter van de Franse koning. Maar hij had ook de hand in het huwelijk van zijn nicht Victoria met Albert, ook een Coburger, en in de huwelijken van andere gekroonde hoofden van zijn tijd. Met het arrangeren van de huwelijken van zijn eigen kinderen had hij minder geluk.

    Langs de omvangrijke briefwisseling die hij en zijn correspondenten hebben nagelaten volgt Gita Deneckere Leopold van zijn geboorte in 1790 tot zijn overlijden op 10 december 1865. Het moet een immens werk geweest zijn om het overzicht te behouden in deze overvloedige correspondentie, en deze steeds weer in verband te brengen met het veelzijdige leven van Leopold en met belangrijke politieke en sociale ontwikkelingen.

    In dat opzet is de auteur jammer genoeg niet echt geslaagd. Dit boek wordt als biografie gepresenteerd, maar het levensverhaal van de hoofdpersoon komt niet goed uit de verf. De figuur van Leopold wordt bladzijden lang ondergesneeuwd door gedetailleerde verslagen van de ontwikkelingen in andere landen, vooral Groot-Brittannië. Geregeld gaat het boek meer over koningin Victoria dan over Leopold. Hoe hij zelf leefde en werkte, toch een belangrijk aspect van een biografie, wordt schaars belicht.

    Zijn opvattingen komen dan weer wel uitgebreid aan de orde. Via zijn brieven bekijken we de gebeurtenissen in België en Europa door zijn ogen. Hij stond daarbij natuurlijk op de eerste rij en was goed geïnformeerd. Dat is echter niet het geval voor de doorsnee lezer. Die zoekt tussen de bespiegelingen van Leopold tevergeefs naar een coherente en begrijpelijke uitleg over de feitelijke gebeurtenissen.

    De auteur veronderstelt bij de lezer een grondige kennis van de politieke ontwikkelingen na de nederlaag van Napoleon zowel in Europa als in het kersverse België. In haar streven naar een volledige en genuanceerde weergave van de geschiedenis verzandt ze echter in een overvloed aan details. Dit resulteert in lange slaapverwekkende passages, waarin de gewone lezer tevergeefs naar samenhang en overzicht zoekt.

    Het jarenlange minutieuze onderzoek van Gita Deneckere kan alleen maar ontzag inboezemen. Wie geïnteresseerd is in de politieke ontwikkelingen in de eerste helft van de negentiende eeuw zal er zeker een en ander uit opsteken. Als biografie, bestemd voor een ruim publiek, is het echter een gemiste kans.

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen TAVRIS, C. & E. ARONSON, Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij). Waarom we dwaze overtuigingen, slechte beslissingen en kwetsend gedrag rechtvaardigen. (Vert. Mistakes were mad (but not by me) – Why we justify foolish beliefs, bad decisions and hurtful acts, 2007) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2011, 280 pp. – ISBN 978 90 5712 339 9   

    De mens is ingewikkeld. Hij is tot alles bekwaam en bovendien in staat zichzelf gelijk te geven.
    Yehudi Menuhin

    Toen bleek dat Irak geen massavernietigingswapens bezat, geen banden had met Al Quaeda, het Amerikaanse leger niet op gejuich werd ontvangen en de oorlog na zes weken niet was afgelopen, verklaarde president Bush: “Ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat de beslissingen die ik heb genomen de juiste zijn.”   

    Met de regelmaat van een klok vernemen we hoe politici en andere belangrijke publieke figuren hun fouten en verkeerde beslissingen goedpraten of onder de mat proberen te vegen. Wij kijken geamuseerd toe of reageren geschrokken of ontzet. In wezen is wat zij doen psychologisch niet anders dan wat de meesten van ons weleens hebben gedaan.   

    We vergoelijken of bagatelliseren ons eigen aandeel in een misser. We voeren heftige echtelijke ruzies over wie gelijk heeft. We beschuldigen anderen van hypocriete beslissingen maar zien de onze niet. Zelfs als we beseffen dat we fout waren, zijn we vaak niet in staat het toe te geven. Maar meestal zijn we er ons helemaal niet van bewust dat we op die manier ons gedrag of standpunt proberen te rechtvaardigen.   

    Waarom is het voor de meeste mensen zo moeilijk om een fout toe te geven of te bekennen dat ze zich vergist hebben? Waarom blijven ze soms tegen alle evidente bewijzen in hardnekkig vasthouden aan hun opvattingen en handelwijze? En hoe kunnen we dit herkennen en voorkomen?   

    Geregeld houden we er verschillende opvattingen op na die elkaar uitsluiten. Het gebeurt ook dat ons handelen strijdig is met een belangrijke opvatting over onszelf of over de groep waartoe we behoren. Dat bezorgt ons een onprettig gevoel, dat in de psychologie cognitieve dissonantie wordt genoemd.

    Als we onze mening of gedrag zouden veranderen, dan zou dat vervelende gevoel eenvoudig verdwijnen. Maar dan moeten we toegeven dat wij ons vergist hebben of iets stoms hebben gedaan. En dat vinden we nog minder prettig. Zelfrechtvaardiging stelt ons in staat om die spanning op te heffen en onze innerlijke rust te hervinden. 

    Op zich is daar niets mis mee. Het is goed voor onze nachtrust. Zonder zelfrechtvaardiging zouden we gebukt gaan onder schaamte of spijt. Maar er kleven ook ernstige nadelen aan. We maken van onze verkeerde beslissingen niet alleen een bagatel, we worden er blind voor. Daardoor blijven we dezelfde fouten maken. Als we begrijpen hoe zelfrechtvaardiging werkt, zullen we er beter van kunnen leren.   

    De auteurs, beiden doortimmerde sociaal-psychologen, nemen ons mee op een boeiende tocht langs de verschillende wijzen waarop zelfrechtvaardiging ons bij de neus neemt, en onszelf en anderen schade berokkent. Met talloze voorbeelden maken ze duidelijk hoe hardnekkige vooroordelen en misplaatste trots gegrond zijn in zelfrechtvaardiging. Ze tonen aan hoe topmanagers erdoor aangezet worden tot hebzucht, en dictators aangespoord hun bevolking steeds meedogenlozer te onderdukken.   

    Zelfrechtvaardiging is de droevige achtergrond van hardnekkige gerechtelijke dwalingen en nefaste beleidsbeslissingen. Omwille van zelfrechtvaardiging doden fanatieke gelovigen in naam van God, en worden kinderen door geestelijken misbruikt. Wetenschappers negeren nieuwe gegevens en blijven vasthouden aan achterhaalde theorieën. En tegen beter weten in blijven zorgverleners schadelijke behandelingen toepassen.   

    Wij leren hoe zelfrechtvaardiging partners uit elkaar drijft en familieruzies in de hand werkt. Herinneringen worden onbewust vervormd en houden oud zeer in stand. Mensen blijven zich wentelen in hun slachtofferrol. Oeroude conflicten tussen volkeren worden levendig gehouden.   

    In het laatste hoofdstuk krijgen we handvatten aangereikt om de valkuil van de zelfrechtvaardiging te vermijden. Vergissen is menselijk, maar we kunnen kiezen of we onze fouten toegeven of toedekken. Onze diepgewortelde neiging om onze miskleunen te ontkennen en met de mantel der eigenliefde toe te dekken maakt dat zeker niet gemakkelijk. Maar er zijn frappante voorbeelden van werkelijk grote mensen die er, zij het met moeite, in geslaagd zijn.   

    “Uiteindelijk is ‘geen fouten maken’ niet de toetssteen waaraan het karakter van een volk of de integriteit van een individu wordt afgemeten. Bepalend is wat we doen nadat we een fout hebben gemaakt.”, aldus de auteurs.   

    Hebt u zich ooit hebt afgevraagd waarom politici evidente blunders blijven herhalen of hoe het mogelijk is dat fatsoenlijke mensen zich laten omkopen? Vindt u het moeilijk te begrijpen dat sommige mensen nog hardnekkiger geloven als de profetie van hun leider niet uitkwam? Had u weleens een hoogoplopende discussie met uw partner of een vriend over een herinnering? In dit boek leest u er alles over.   

    Het is gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek, zeer onderhoudend geschreven en met talloze sprekende voorbeelden geïllustreerd. Het kon me van begin tot einde boeien.   

    @  Minervaria 

    Deze recensie verscheen ook op Noorderlicht.
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitweg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CHABOT, B. & BRAAM, S., Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand. A’dam, Nijgh & Van Ditmar, 2010, 283 pp. – ISBN 978 90 388 9314 3   

    Niemand kan bestrijden dat zelfdoding dikwijls in overeenstemming is met ons eigen belang en onze plicht tegenover onszelf: ouderdom, ziekte of ongeluk kunnen het leven tot een last maken, een last die zwaarder kan wegen dan het leven zelf. 
     David Hume   

    Wat moet je als je hoogbejaard en hulpbehoevend bent, de vrienden wegvallen, je toekomst inkrimpt, vermoeidheid ieder bezoekje gauw te veel maakt en je vindt dat het genoeg geweest is? Wat kan je doen als je een ernstige chronische, maar niet dodelijke, ziekte hebt en steeds minder kunt, met 24 uur gedwongen bedrust en pijn in het vooruitzicht? Wat rest je als het verpleeghuis wenkt, waar zelfs de bedtijden voor je worden bepaald? Welke mogelijkheden zijn er nog voor mensen van wie het euthanasieverzoek klip-en-klaar wordt afgewezen?   

    Vaker dan bekend is overwegen mensen in voorliggende gevallen om zelf hun leven waardig te beëindigen. Dat is niet verboden, zolang men hiervoor zelf de verantwoordelijkheid neemt. Het is echter niet gemakkelijk om zonder hulp van een arts goede informatie te vinden over een waardig levenseinde in eigen beheer. Dit boek wil mensen met een weloverwogen doodswens informeren over hoe zij dat kunnen uitvoeren.   

    Om je leven zelf in waardigheid te beëindigen bestaan er twee manieren. De eerste is de medicijnmethode. Je stelt je eigen ‘pil van Drion’ samen, een combinatie van dodelijke medicijnen met slaapmiddelen, en neemt ze in. De andere methode is stoppen met eten en drinken. Anders dan gewoonlijk wordt gedacht, is bewust versterven geen gruwelijke dood. Met de juiste mondverzorging en verzachtende medicijnen, is stoppen met eten en drinken voor hoogbejaarden en ernstig zieken draaglijk. Bovendien biedt de periode van verzorging de mogelijkheid van een intens afscheid van de dierbaren, verspreid over meerdere dagen.  

    In Uitweg worden beide methoden uitgebreid en nauwkeurig beschreven. Als je stopt met eten en drinken is het belangrijk te weten wat je te wachten staat, hoelang het kan duren en welke maatregelen getroffen moeten worden om dorst en ander ongemak te vermijden. Kies je voor de medicijnmethode, dan dien je te weten welke medicijnen nodig zijn en in welke combinatie je ze moet innemen. Er wordt ook uitgelegd hoe je ze in bezit krijgt en hoe je ze moet innemen om te voorkomen dat je later in het ziekenhuis wakker wordt. Daarom belichten de auteurs ook verschillende onzekere en gevaarlijke methoden om uit het leven te stappen.   

    Rond het zelfgekozen levenseinde spelen allerlei wetten en regels een rol. De auteurs leggen de ongeschreven spelregels en valkuilen rond euthanasie bloot en geven praktische adviezen voor het doen van een succesvol euthanasieverzoek. Ze leggen uit  hoe je binnen de wet kan blijven als een dierbare je bijstaat bij zelfdoding en welke hulp strafbaar is.   

    De auteurs hebben alles gedaan om van Uitweg een echt praktisch handboek te maken. Bij iedere methode hoort een checklist en een geheugensteun met alle te nemen stappen. Er is een handig overzicht van alle potentieel dodelijke medicijnen, met vermelding van de juiste combinatie en dosis. Men vindt ze alfabetisch geordend terug in het medicijnregister, met vermelding van de betreffende pagina. In de uitklapbare tabel van de achterflap zijn diezelfde medicijnen te vinden, met hun merknamen in negen West-Europese en vier Engelstalige landen. Achter in het boek is bovendien een adressenlijst opgenomen van de instanties waar men in Nederland en Vlaanderen anoniem terecht kan met vragen over een doodswens.   

    Toch is dit geen handleiding met hapklare recepten. Het boek belicht de verschillende facetten van een zelfgekozen levenseinde en situeert de zelfgekozen dood in een breder perspectief. De auteurs definiëren zelfeuthanasie ten opzichte van zelfmoord of suïcide en euthanasie. Ze houden een warm pleidooi voor een goede dood en de mogelijkheid om op je eigen manier te sterven. De algemene inzichten worden raak geïllustreerd met ontroerende verhalen van nabestaanden en interviews met deskundigen.   

    De delicate kwestie van het zelfgekozen levenseinde wordt in dit boek met een zeldzame openhartigheid besproken. Door te informeren willen de auteurs de bevoogding doorbreken van artsen en wetgevers inzake het levenseinde. Op geen enkele wijze willen zij een impulsieve, eenzame en verminkende zelfdoding bevorderen. Een waardig levenseinde vraagt een intensieve voorbereiding en de nabijheid en steun van medemensen en is alleen al daardoor onverenigbaar met een overhaaste beslissing.   

    Het boek is in eerste instantie bedoeld voor mensen met een weloverwogen doodswens en voor hun naasten. Maar je hoeft eigenlijk niet te wachten op een ziekte of doodswens om het te lezen en altijd binnen handbereik te hebben. Ik kan het iedereen aanraden die het levenseinde binnen eigen beheer wil houden als het aan de orde komt.   

    @  Minervaria 

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De prijs van een slecht geweten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BOEKESTIJN, A.J, De prijs van een slecht geweten. Waarom hulp in haar huidige vorm niet werkt. Soesterberg, Uitg. ASPEKT, 2010, 339 pp. – ISBN 978 90 5911 950 5

    Grauwe kinderen op rokende afvalbergen, zoekend naar dingen die nog een beetje geld zouden kunnen opbrengen. In verschillende derde wereldlanden kijken mensen er niet van op. De Westerse landen hebben de afgelopen 50 jaar grote sommen geld beschikbaar gesteld voor ontwikkelingshulp. Maar dit heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat de armen armer werden. Vooral in Afrika vallen de resultaten tegen.

    Hoe komt het dat het rijke Westen niet in staat is geweest om het lot van deze allerarmsten te verbeteren? In dit boek licht Arend Jan Boekestijn, historicus en ex-kamerlid van de VVD, het Nederlandse beleid inzake ontwikkelingssamenwerking kritisch door. Hij wil tevens een aanzet geven tot een effectiever beleid, meer specifiek voor de ontwikkelingshulp aan Afrika. Daar stellen zich de problemen zich het scherpst.

    Algemeen beleidsuitgangspunt is dat ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk moet afgerekend worden op zijn bijdrage aan economische ontwikkeling. Daarbij wordt aangenomen dat ontwikkelingshulp de arme landen helpt om de armoedeval te ontstijgen en om de weg op te gaan van duurzame economische groei, die zichzelf in stand houdt.

    Feiten en cijfers spreken dat echter tegen. Geld geven aan regeringen is als het vullen van een bodemloze put. Hulp aan arme landen leidt tot hulpafhankelijkheid en de bestendiging van dubieus beleid, doordesemd met graaien, corruptie en nepotisme. Goed bestuur is echter een wezenlijke voorwaarde voor economische groei. 

    Het Westen denkt dit probleem op te lossen, door hulp te koppelen aan voorwaarden voor goed beleid. Het mag intussen echter duidelijk zijn dat van buitenaf opgelegde hervormingen niet werken. Waarom dat zo is, wordt inzichtelijk gemaakt door de interessante theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Samenlevingen worden niet gemaakt, maar evolueren volgens bepaalde wetmatigheden. Het model van de ene samenleving valt dus niet zonder meer naar de andere te exporteren. In dit licht wordt het ook begrijpelijk waarom zelfs hulp aan landen met goed bestuur corruptie in de hand kan werken. 

    China heeft dit beter begrepen. Het land geeft geen hulp en stelt geen voorwaarden, maar voert handel en investeert. De toenemende Chinese belangen in Afrika zetten de Westerse optie onder druk om geen hulp te verlenen aan landen met slecht bestuur. We kunnen alleen maar leren van de Chinezen.

    De beste manier om de arme landen te helpen, bestaat erin voorwaarden te scheppen voor economische groei. De steun moet naar de burgers gaan en niet naar de regering. Ondersteuning van microfinanciering en stimulering van het bedrijfsleven hebben bewezen dat ze effectief bijdragen tot groei en armoedebestrijding. Als rechtgeaarde liberaal is Boekestijn natuurlijk ook voorstander van liberalisering van de handel. Hij erkent wel dat die in het nadeel van de Afrikaanse landen uitvalt, maar ziet heil in technische assistentie. Dit lijkt mij wel erg eenvoudig voorgesteld.

    Met de bevordering van democratie in ontwikkelingslanden moet, in overeenstemming met de inzichten van North, omzichtig worden omgesprongen. Als we de middenklasse versterken komt het geld bij de elites terecht, en komt het precaire politieke evenwicht in het gedrang. Meer economische groei is uiteindelijk de enige weg die kan leiden tot democratisering. Verder kunnen de Westerse regeringen op substantiële manier bijdragen tot het verhogen van de veiligheid. Ontwikkeling kan immers niet plaatsvinden als er onveiligheid heerst in een land.

    De Westerse ontwikkelingshulp is nog teveel gefundeerd op schuldgevoel en goede bedoelingen. Dat betekent echter niet meteen dat er ook resultaten worden geboekt. Hij pleit voor een rationeel ontwikkelingsbeleid, gebaseerd op verantwoordelijkheid, autonomie en creativiteit. 

    Ontwikkelingshulp wordt doorgaans beschouwd als een item voor politiek links. In dit boek maakte ik kennis met een rechts-liberale visie, geïnspireerd door de gevolgenethiek. Het heeft mijn inzicht in het ingewikkelde ontwikkelingsbeleid verruimd en verdiept. Ik heb er ook kennis gemaakt met de boeiende theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Die levert een plausibele verklaring voor de moeizame en soms ronduit teleurstellende economische en politieke ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

    Toch vind ik de benadering van Boekestijn in een aantal opzichten eenzijdig. Veel ontwikkelingshulp lijkt inderdaad op dweilen met de kraan open. Economische groei ís belangrijk voor de duurzame ontwikkeling van een land. Maar dit werkt vooral op de lange termijn. Intussen leven miljoenen mensen in doffe ellende en zonder perspectief op verbetering van hun situatie. Zij hebben zeer weinig invloed op het dubieuze graaibeleid van hun corrupte regeringen. De auteur heeft duidelijk niet veel op met NGO’s, maar ze zijn voorlopig wel de enige organisaties van wie deze arme mensen bijstand kunnen verwachten.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zwarte Zwaan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen TALEB, N.N., De Zwarte Zwaan. De impact van het onwaarschijnlijke. (Vert. The Black Swan 2e ed. 2011) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2011 (2e ed.), 399 pp. – ISBN 978 90 5712 325 2

    In het begin van de vorige eeuw kon de Belgische bourgeoisie zich geen veiliger belegging dromen dan een investering in de tramlijnen van Sint-Petersburg. De Russische economie was net geliberaliseerd en in steile opgang, en de trams werden gebouwd door Belgische bedrijven. Toen greep Lenin de macht.

    De Oktoberrevolutie van 1917 is een typische Zwarte Zwaan. Deze uitzonderlijke gebeurtenis met zeer ingrijpende gevolgen had niemand zien aankomen. En pas achteraf werden er verklaringen gevonden die de totaal onverwachte wending van de geschiedenis begrijpelijk en voorspelbaar moesten maken. Ook in het afgelopen jaar hebben zich verschillende ‘ondenkbare’ gebeurtenissen voorgedaan die de wereld veranderd hebben.
    Nagenoeg alles in onze wereld is volgens Nassim Taleb te verklaren aan de hand van een relatief klein aantal Zwarte Zwanen. Het succes van ideeën en religies, het verloop van de geschiedenis, wetenschappelijke ontdekkingen, de verkoop van boeken en films, en nog veel andere gebeurtenissen konden in de meeste gevallen op het moment zelf niet voorspeld worden. En met bijna alle belangrijke dingen in ons persoonlijke leven gaat het net zo.

    Het is niet zo dat we geen oog hebben voor de zeldzame gebeurtenissen. We aanvaarden dat ze zich voordoen en dat ze de belangrijkste bron van onzekerheid zijn. Toch zijn we tuk op voorspellingen. We laten er ons gemakkelijk door leiden en zijn dan telkens weer verrast. Hoe komt het dat we niet zien dat belangrijke gebeurtenissen ons bijna altijd volslagen onverwacht overvallen?

    De belangrijkste reden waarom de toekomst ons steeds weer overrompelt, is dat we alleen rekening houden met Zwarte Zwanen die zich werkelijk hebben voorgedaan. We zien wat er gebeurd is en negeren wat er had kunnen gebeuren, maar niet heeft plaats gevonden. Onzekerheid en gebeurtenissen die zich niet voordoen zijn te abstract voor onze geest. En dus leren we uit het verleden alleen wat onze ervaringen bevestigt, niet wat ze logenstraft. Zo vergeten we dat iets het product is van toeval. 

    De menselijke geest is er bovendien op gebrand om gebeurtenissen te verklaren en begrijpelijk te maken. Zo scheppen we orde in onze wereld. Maar de intuïtieve modellen die we daarvoor gebruiken stellen de complexe werkelijkheid eenvoudiger voor dan ze is. Uitschieters beschouwen we als ongewoon. We zien ze als toevallige varianten die niet in ons model passen. Zo zit de menselijke geest nu eenmaal in elkaar.   Veel erger is echter dat ook de wetenschap werkt met modellen die niet stroken met de werkelijke ervaring. Het leven staat bol van de uitzonderingen. Onze wereld wordt gedomineerd door het extreme, het onbekende en het zeer onwaarschijnlijke. Bijna alles in het sociale leven vloeit voort uit zeldzame en ingrijpende gebeurtenissen. Toch richten wetenschappers, die beter zouden moeten weten, zich in elke studie van het sociale leven op het ‘normale’ en het ‘gemiddelde’.    Als beurshandelaar heeft Nassim Taleb het vooral gemunt op de economen, die mensen op het verkeerde been zetten met onrealistische modellen van de grillige geldhandel. De toekomst is immers onvoorspelbaar, zo stelt hij. Ze vergast ons net zo goed op onverwachte meevallers of positieve, als op negatieve Zwarte Zwanen met een vernietigende werking. 

    Zijn we dan zonder meer overgeleverd aan een onvoorspelbare toekomst? Heel zeker zal niemand de meevallers erg vinden. Tegen de nefaste invloed van negatieve Zwarte Zwanen kunnen we ons echter wapenen. En van beide kunnen we leren. Taleb doet ons uit eigen keuken een aantal suggesties aan de hand hoe we met een, per definitie onbekende, toekomst kunnen omgaan. Hij waarschuwt ons voor goedgelovigheid, zelfs al komt de informatie van deskundigen. En we kunnen ons beter zorgen maken over verborgen risico’s dan over gekende, want op de laatste kunnen we ons voorbereiden.

    Nog meer dan in zijn vorige boek, Misleid door toeval, haalt Nassim Taleb conventionele wijsheden onderuit en toont hij overvloedig aan dat ze niet bruikbaar zijn in onze moderne en complexe leefwereld. Vooral zijn originele inzichten over de oorsprong van ongelijkheid en over de steeds grotere invloed van extremen door het cumulatieve voordeel, hebben mij geboeid. 

    De beurs is het domein bij uitstek van de onverwachte gebeurtenissen met grote gevolgen. Als succesvolle beurshandelaar is Taleb dan ook de geschikte gids om ons wegwijs te maken in de dynamiek van de Zwarte Zwanen. Minder geslaagd zijn de nodeloze uitweidingen, de moeilijke woordkeuze en de dikdoenerij. 
    De gretigheid waarmee hij anderen als schlemielen bestempelt doet vermoeden dat de auteur zich ver verheven acht boven de modale onkundige sterveling en de meerderheid van de wetenschappers. Desondanks houd ik aan de lectuur heel wat waardevolle inzichten over. 


    © Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erger dan oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen GOLDHAGEN, D.J., Erger dan oorlog. Volkerenmoord, eliminationisme en aanhoudende schending van de menselijkheid. (Vert. Worse than war. 2009) A’pen/A’dam, Manteau/De Bezige Bij, 2009, 719 pp. – ISBN 978 90 223 2418 9

    Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er geen moment geweest waarop niet ergens op de wereld volkeren het slachtoffer waren van massavernietiging. Voor zover we nu weten hebben die slachtingen tenminste 127 miljoen levens gekost. Daarbovenop hebben ze het leven en de toekomst van miljarden mensen grondig en blijvend verwoest. Dat is veel en veel meer dan het aantal militaire oorlogsslachtoffers. Toch krijgen massamoorden op het avondnieuws minder aandacht dan een huisbrandje en wordt er bedroevend weinig ondernomen om deze gruwel te voorkomen of te stoppen.

    Deze laksheid wordt veroorzaakt door een verkeerd begrip van de krachten achter massavernietigingen. Al te vaak wordt massamoord beschouwd als een uit de hand gelopen situatie of een ongewenste manifestatie van de menselijke natuur. Als je alle massamoorden uit de 20e eeuw grondig bestudeert kom je echter tot andere conclusies, stelt Daniel Goldhagen. Massamoord is geen oncontroleerbaar gebeuren, maar een min of meer systematische manier waarop groepen, volkeren of staten zich ontdoen van groepen mensen die niet gewenst zijn.

    In veel maatschappijen is men van oordeel dat bepaalde groepen schadelijk zijn voor het welzijn van de meerderheid of soms van een machtige minderheid. Zo groeit het verlangen om bepaalde bevolkingsgroepen te elimineren. Achter massamoord, massale verdrijvingen, enorme kampsystemen, uithongering en massaverkrachtingen zit een eliminatie-ideologie.   

    Vooroordelen, hatelijkheden en wraakzin kunnen lange tijd tamelijk onschuldig ondergronds smeulen, maar vervolgens snel uitlopen in gewelddadige en moorddadige handelingen. Alles wat daarvoor nodig is, zijn politieke leiders die gedreven zijn door een eliminatie-ideologie en de latent aanwezige eliminatieovertuigingen van mensen tot leven wekken. Zij zijn de hoofdrolspelers die het eliminatiebeleid bepalen en de massavernietigingen in gang zetten.   

    Leiders begaan deze misdaden immers niet zonder hulp van anderen. De uitvoering ervan wordt weliswaar slechts door een of een paar mensen in gang gezet, maar ze wordt gedragen door een groot deel van de bevolking, die er met genoegen aan meewerkt. Ieder lid van die samenleving dat niet nee zegt, draagt dus een zware persoonlijke verantwoordelijkheid. Binnen hetzelfde politieke en culturele klimaat vermoordt of martelt immers niet iedereen als de gelegenheid zich voordoet. Mensen maken die keuze op basis van hun visie op de samenleving.

    Goldhagen toont overvloedig aan hoe breed gedragen eliminatieovertuigingen in de afgelopen eeuw konden leiden tot een ontmoedigende reeks wrede massaslachtingen. De concrete realisatie ervan kan variëren, de onderliggende motieven zijn gelijkaardig. Sommige groepen mensen worden ongewenst of schadelijk geacht en moeten daarom verdwijnen. Uit de wijze waarop deze gewelddadige uitbarstingen ophouden, leren we welke doorslaggevende rol politieke leiders spelen.

    Hoe komen mensen op het idee dat leden van bepaalde groepen moeten uitgeschakeld worden? En waarom zijn daar in de afgelopen eeuw zoveel miljoenen mensen slachtoffer van geweest? Goldhagen betoogt dat eliminatiepolitiek in de hand gewerkt wordt door de wijze waarop de moderne politieke wereld is gestructureerd. Vooral in niet-democratische staten die aan natievorming doen, dromen politieke leiders, en met hen veel gewone burgers, over het radicaal veranderen van de maatschappij volgens een veelbelovend scenario. 

    De onderlinge afhankelijkheid van moderne staten en de toenemende democratisering heeft het gevaar op massale eliminatie over de gehele wereld misschien verminderd, maar op kleinere schaal bestaat het nog. De grootste actuele bedreiging gaat volgens hem uit van de politieke islam. Voor het moment is dit de enige hedendaagse politieke ideologie met mondiale ambities, die het gebruik van geweld predikt om het beleid, de maatschappij en de cultuur van andere landen te hervormen.

    Het is de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap de omvang van dit inhumane fenomeen onderkent en doeltreffende actie onderneemt. Hij toont aan hoe slecht de internationale instituties en het mondiale statenstelsel op dit moment toegerust zijn om een einde te maken aan massamoord en –eliminatie. De internationale arena kan bovendien moeilijk strikte en effectieve maatregelen treffen die gericht zijn op het bestrijden van massaslachtingen, en zeker niet op de vele verschijningsvormen van eliminatie. De organisatie van de Verenigde Naties en de internationale wetgeving maakt het voor staten zelfs mogelijk om een eliminatiebeleid uit te voeren.

    Alleen een fundamentele verandering van de internationale instituties en de ingesteldheid van de deelnemende landen kan een einde maken aan uitroeiingsbeleid. Ondertussen hoeven we echter niet machteloos toe te zien. Hij ziet mogelijkheden in een internationaal offensief om meer landen te democratiseren en in de afschrikking van een rigoureus strafbeleid. Deze interventies kunnen de politieke en culturele grond wegmaaien onder de voeten van politieke leiders die eliminatiebeleid overwegen en hen verhinderen het daadwerkelijk uit te voeren. Voorts wijst hij op de verantwoordelijkheid van de media om correcte en volledige informatie te verspreiden.

    Voor dit lijvige werk heeft Goldhagen met talloze slachtoffers en overlevenden van massaslachtingen gepraat en hun getuigenissen opgetekend. Hij heeft nagenoeg alle gevallen van massamoord in de afgelopen twintigste eeuw grondig bestudeerd, wat ook de politieke achtergronden, motieven en ideologische kleur van de daders waren. Daarom is het des te opvallender dat hij met geen woord rept over de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen door Israël, noch over de decennialange gijzeling in afgesloten gebieden zonder een reëel politiek en economisch perspectief. Hij kan natuurlijk aanvoeren dat het niet om massamoord gaat, maar het maakt wel deel uit van een eliminatiepolitiek, die zijn grond vindt in een zuiverheidsideologie.

    Toch kan niemand dit beklijvende werk zonder meer naast zich neerleggen. Geen mens kan onberoerd blijven bij de schrijnende onmenselijkheden, gruwelijkheden en wreedheden die miljoenen mensen in de afgelopen eeuw moesten ondergaan. Het moet onze diepe verontwaardiging wekken. Deze feiten moeten ons tevens waarschuwen voor iedere politieke leider die de bevolking, op welke manier ook, probeert op te zetten tegen een andere bevolkingsgroep. Een openbaar betoog dat slachtoffergroepen vernedert en kleineert zet mensen immers aan tot haat en baant de weg voor potentiële eliminatieprogramma’s.

    © Minervaria   

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Redirect
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WILSON, T., Redirect. The Surprising New Science of Psychological Change. NY, Boston, London, Little, Brown and Company, 2011, 278 pp. – ISBN 978 0 316 19904 9

    Wist u dat u een traumatische gebeurtenis beter te boven kunt komen met een eenvoudige schrijfoefening, dan met een programma dat speciaal opgezet is voor het verwerken van trauma’s? Onwaarschijnlijk? Toch heeft gedegen wetenschappelijk onderzoek dit uitgewezen. En het gebeurt wel vaker dat dure en ingewikkelde programma’s en behandelingen voor persoonlijke en sociale problemen niet werken, zegt Timothy Wilson.

    Allerhande beleidsmakers, zelfhulpgoeroes en coaches vertrouwen op het gezond verstand om problemen op te lossen. Dat zegt ons bijvoorbeeld dat mensen ingrijpende ervaringen beter kunnen verwerken als ze die met anderen delen, of dat het vooruitzicht op ernstige gevolgen iemand kan afhouden van riskant gedrag. Maar gezond verstand houdt geen rekening met hoe mensen zelf hun gedrag of probleem zien.

    Waarom werkt de schrijfoefening wel en het dure traumaprogramma niet? Omdat de schrijfoefening mensen in staat stelt om afstand te nemen en de gebeurtenis een betekenis te geven waarmee ze verder kunnen.  Dit mag helemaal niet verbazen, zegt Timothy Wilson. Mensen reageren niet in de eerste plaats op de objectieve feiten, maar op de voorstelling die zij ervan hebben gemaakt. Iedere gebeurtenis wordt bliksemsnel geïnterpreteerd en krijgt daardoor een unieke betekenis, die voor waar aangenomen wordt.

    We vertellen onszelf voortdurend verhalen over de wereld en over onszelf. Deze persoonlijke verhalen bepalen hoe we voelen en handelen. Als het goed gaat kunnen ze ons helpen om de uitdagingen in het leven met succes aan te pakken. Maar we kunnen gebeurtenissen ook zo interpreteren dat we vast komen te zitten in gedrag dat ons nog meer ellende bezorgt.

    We zouden ons dus heel wat hoofdbrekens kunnen besparen als we onszelf of anderen ertoe konden brengen andere verhalen te vertellen. Die kunnen tot een meer bevredigend leven leiden en minder problemen opleveren. Net als de oude houden de nieuwe verhalen vervolgens zichzelf in stand. Zo worden ze de basis van blijvende veranderingen.

    Natuurlijk zijn er interventies en behandelingen die mensen helpen met het hervormen van hun verhalen. Maar niet iedereen heeft behoefte aan een langdurige therapie of beschikt over de nodige middelen. Het hoeft overigens niet duur en ingewikkeld te zijn, zegt Timothy Wilson. Er zijn relatief eenvoudige ingrepen voorhanden, die bovendien wetenschappelijk getoetst en verantwoord zijn.

    Wilson toont aan hoe een schrijfoefening helpt om moeilijke gebeurtenissen te verwerken. Hij verheldert hoe je je persoonlijk welbevinden kan verhogen door middel van technieken die veel beter werken dan alles wat je in de overvloedige zelfhulpliteratuur kunt vinden. Aan ouders maakt hij duidelijk waarom noch strengheid noch toegeeflijkheid opleveren wat zij wensen, en hoe ze beter kunnen straffen en belonen. En hij legt uit hoe zij hun kinderen kunnen helpen een gezond beeld te vormen  over zichzelf en de wereld.

    Verder verduidelijkt Wilson hoe de gangbare programma’s om sociale kwesties aan te pakken hun doel vaak voorbij schieten. Seksuele voorlichting helpt niet om tienerzwangerschappen te voorkomen. Afschrikwekkende beelden en vooruitzichten houden jongeren niet af van jeugdcriminaliteit en drugs- en alcoholmisbruik. Vrijwilligerswerk, gemeenschapsdienst en een ordelijke leefomgeving hebben meer effect omdat ze aansluiten op hun verhaal. Discriminatie en vooroordelen kunnen met meer kans op succes bestreden worden wanneer mensen anders leren kijken naar zichzelf.

    We mogen er niet te snel van uitgaan dat een interventie werkt, zegt Wilson.  Nattevingerwerk doet meer kwaad dan goed. In het tweede hoofdstuk legt hij op een zeer begrijpelijke wijze uit hoe experimenteel wetenschappelijk onderzoek werkt. Alleen op deze wijze kan men uitvinden of een ingreep het beoogde effect heeft. Consequent met dit uitgangspunt wordt iedere methode om gedragsverandering te bewerken aan deze wetenschappelijke standaard getoetst.

    Met enige terughoudendheid ben ik aan dit boek begonnen. In iedere boekhandel vind je tientallen boeken die een nieuwe en revolutionaire methode aanprijzen waarmee je gelukkig kunt worden en je leven radicaal kan veranderen. Maar mijn argwaan bleek snel ongegrond. Dit werk hoort echt niet thuis tussen de onoverzichtelijke berg zelfhulpliteratuur. Het is geschreven door een eminente sociaal-psycholoog, professor aan de Universiteit van Virginia. Zijn inzichten zijn gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Met brio doorprikt hij de onnodig ingewikkelde constructies van de zelfhulpbusiness.

    Dit boeiende werk is uitermate toegankelijk geschreven en zelfs in het Engels opmerkelijk vlot te lezen. Een Nederlandse vertaling, met aanpassing aan de Nederlandse en Vlaamse situatie, zou dit waardevolle werk echter voor een veel ruimer publiek toegankelijk maken. Waar is de uitgever die deze uitdaging aangaat?

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom feedback niet werkt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen JACOBS, C.S, Waarom feedback niet werkt en andere managementlessen uit de neurowetenschap. A’dam, Paradigma, 2010, 253 pp. – ISBN 978 90 499 6024 7   

    Weinig mensen zijn echt op hun baas gesteld. Ze voelen zich vaak gekwetst door de managementpraktijken van hun chef. De meeste methodes die door veel leidinggevenden vanzelfsprekend gevonden worden, zijn bovendien ondoelmatig en zelfs contraproductief voor het bedrijf. 

    De aanpak van de doorsnee manager is meer geschikt voor levensvormen die niet kunnen denken, zegt Charles Jacobs. Bedrijven behandelen immers alle aangelegenheden als harde materie, objectief & zakelijk. Managers zitten gevangen in de gangbare opvattingen, en zijn gefrustreerd dat het hun niet lukt om van een organisatie met mensen gedaan te krijgen wat nodig is.

    Veel ‘vanzelfsprekende’ managementpraktijken zijn onproductief omdat ze geen rekening houden met hoe de menselijke geest werkt. Als we mensen beschouwen en behandelen als fysieke voorwerpen besteden we te weinig aandacht aan hun interpretatie van de wereld, zegt Charles Jacobs. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring als consultant bij diverse bedrijven. 

    Onze hersenen registreren de wereld niet objectief. We hebben allemaal een eigen versie van de werkelijkheid ontwikkeld, een unieke persoonlijke wereld. Ons perspectief op de situatie is steevast subjectief, en dat van ieder ander ook. We kunnen er niet van uitgaan dat andere mensen hetzelfde denken als wij. Medewerkers zien de dingen anders dan managers, en klanten en leveranciers kijken er weer anders tegenaan. 

    Charles Jacobs legt uit wat de nieuwste ontdekkingen in de neurowetenschap voor de managementpraktijk kunnen betekenen. Voor ieder belangrijk managementterrein wijst hij op de beperkingen van de huidige praktijk. Hij stelt nieuwe methoden voor die beter passen bij de manier waarop de menselijke geest functioneert. En hij geeft aan hoe managers deze bevindingen kunnen gebruiken om de resultaten van hun bedrijf te verbeteren. 

    Deze nieuwe, andere benaderingswijze zet de huidige managementaanpak op zijn kop, aldus Charles Jacobs. In bijna alle opzichten druist ze in tegen de ‘vanzelfsprekende’ praktijk. Veel taken uit de traditionele aanpak van management komen te vervallen. In het nieuwe management wordt er niet meer gestraft, beloond of gecontroleerd. Medewerkers worden niet langer gedwongen maar gestimuleerd. 

    Of die veranderingen echt zo gemakkelijk door te voeren zijn, zoals Jacobs beweert, is maar de vraag. Voor managers die hun huidige aanpak grotendeels moeten omgooien lijkt mij dat niet zo vanzelfsprekend. Anders dan de auteur belooft bevat het boek toch iets te weinig concrete handvatten om dat met succes te volbrengen. 

    De inzichten uit de cognitieve neurowetenschap, waarop Jacobs zijn betoog baseert, zijn helemaal niet zo nieuw. Het onderzoek en de experimenten die zijn betoog moeten ondersteunen zijn bovendien vaak reeds achterhaald. Heel wat begrippen worden op een slordige manier gebruikt en de tekst is doorspekt met onnauwkeurige uitdrukkingen als “ging zijn amygdala met hem op de loop” (p. 226) en “managers erkennen de zelfzuchtige genen” (p. 221). 

    Maar de essentie klopt als een bus. Dit boek legt een zeldzame brug tussen twee zeer uiteenlopende werelden, de zakenwereld en de cognitieve neurowetenschappen. Het laat leidinggevenden op een vlotte manier kennis maken met de werking van de geest en de uitdagende toepassingsmogelijkheden in het bedrijfsleven. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Debatteren om te winnen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen VAN GRIEKEN, R., A. NOORDHUIS & D. PIRAS, Debatteren om te winnen. De kunst van het overtuigen. Zaltbommel, Uitg. Haystack, 2011, 165 pp. – ISBN 978 90 7788 138 5   

    Wil je sneller en doeltreffender kunnen reageren in vergaderingen, presentaties, debatten of discussies? Moet je mensen kunnen overtuigen van je inzichten, om iets te kopen of een beslissing te nemen? Dan is Debatteren om te winnen iets voor jou.   

    De auteurs hebben duizenden professionals getraind en begeleid in het overtuigend presenteren, argumenteren en debatteren. In dit boek helpen ze je op weg om overtuigender te spreken, te argumenteren en te debatteren. Ze geven inzicht in de basisprincipes van retorica en vertalen deze naar de dagelijkse praktijk.   

    Je leert hoe je je goed kunt voorbereiden op discussies, presentaties, onderhandelingen en vergaderingen. Je krijgt handvatten aangereikt om zelfverzekerd over te komen, en tips om de zenuwen te bedwingen en om spreekangst te overwinnen. Een spreker die zichzelf geloofwaardig presenteert is immers van doorslaggevend belang voor de overtuigingskracht van het betoog.   

    Een goede spreker beroert ook de emoties van het publiek. De auteurs leggen daarom uit hoe je een gestroomlijnd betoog kan opbouwen, dat de toehoorders blijft boeien. Ze stellen ook een aantal effectieve stijlfiguren voor waarmee je je verhaal krachtiger kan maken.   

    Een deugdelijk betoog moet uiteraard ook stevig onderbouwd zijn. In het boek wordt uitgebreid ingegaan op deugdelijke argumentatie. Aan de orde komen het onderscheid tussen sterke en zwakkere argumenten, hoe je je op replieken kan voorbereiden en hoe je adequate tegenargumentatie levert. Inzicht in de wetmatigheden van het debat kan helpen om strategischer te argumenteren.   

    De auteurs geven verder een beknopt overzicht van de meest voorkomende soorten drogredenen. Ze vertellen je hoe je ze vlot kunt herkennen, je er zo goed mogelijk kunt op voorbereiden en hoe je ze onschadelijk kunt maken. Zo worden debatten inhoudelijk naar een hoger plan getild.   

    Wil je overtuigen dan moeten je presentatie, stijl en inhoud ook afgestemd zijn op de doelgroep. Je krijgt tips om soepel in te spelen op je publiek, door middel van een passende presentatie en vorm, en door de argumentatie toe te spitsen op de toehoorders.    

    In een goed debat worden ideeën, concepten en standpunten duidelijk uitgelegd en scherp getoetst. Dit draagt bij aan nieuwe inzichten en degelijke besluitvorming. In het laatste hoofdstuk komt de essentie van een goed debat aan de orde en hoe je dit in praktijk kunt brengen. Niet voor niets wordt het debat meer dan eens de ‘zuurstof van de democratie’ genoemd, menen de auteurs.   

    Dit boek is bestemd voor iedereen die overtuigend moet kunnen communiceren. De voorbeelden suggereren dat de auteurs vooral mensen uit het bedrijfsleven op het oog hebben. Volgens mij kunnen ook leerkrachten en werkers in de non-profitsector er hun voordeel mee doen.   

    De tekst is helder geschreven en laat zich zeer vlot lezen. Het boek is gebonden, heeft een harde kaft en is daardoor zeer gemakkelijk als naslagwerk te gebruiken. Wie een boodschap kort en helder wil kunnen overbrengen en snel en doeltreffend wil kunnen reageren zal met dit werk zeker zijn voordeel kunnen doen.  

    ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste kruistocht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ASBRIDGE, T., De eerste kruistocht. De oorsprong van het conflict tussen islam en christendom. (Vert. The First Crusade. A New History. The Roots of Conflict between Christianity and Islam, 2004) A’dam, Atheneum – Polak & Van Gennep, 2010 (5e dr.) 384 pp. – ISBN 978 90 253 6796 1

    “Een Gode absoluut onwelgevallig volk is het land der christenen binnen gevallen en heeft de bevolking te vuur en te zwaard vervolgd en geplunderd. Met hun vuige praktijken hebben zij de altaren bezwadderd en geschonden. Zij hebben de christenen besneden en het besnijdenisbloed aan de altaren gesmeerd of in de doopvonten gegoten.”

    In november 1095 hield paus Urbanus II een gezwollen toespraak tot een grote menigte. De christenen in het Oosten, betoogde hij, werden vreselijk onderdrukt en uitgebuit door hun ‘woeste’ islamitische heersers. Daarom moest katholiek Europa de wapens opnemen en een wraakexpeditie uitrusten ter herovering van die gebieden. Door deel te nemen aan deze heilige oorlog, zouden alle ‘christenstrijders’ bovendien van hun zonden zouden worden gereinigd. Dit zette de hele christenheid in lichterlaaie.

    Het door de paus opgeroepen beeld van moslims als brute onderdrukkers was pure oorlogspropaganda. De islam was in de loop der eeuwen immers juist veel toleranter geweest ten opzichte van andere godsdiensten dan het katholieke christendom. Europa was bovendien beslist niet verwikkeld in een felle, gigantische strijd om zijn voortbestaan. Er waren wel latente spanningen, die af en toe aanleiding gaven tot schermutselingen. Maar de islam en het christendom leefden al eeuwenlang in een betrekkelijk vreedzame co-existentie.

    Het kruisvaardersvuur verspreidde zich in 1096 door heel Europa. Tienduizenden Latijnse christenen verlieten huis en haard voor de lange reis naar Jeruzalem. Weinig deelnemers zullen enig idee hebben gehad van de afschrikwekkende lengte en zwaarte van de reis. De meesten werden gedreven door een opwelling van spontane geestdrift en gingen zonder veel overleg of voorbereiding op weg. Het was een bijzonder onbezonnen onderneming, en velen zouden al volkomen berooid zijn of de dood vinden voordat ze het Westen achter zich hadden gelaten.

    Thomas Asbridge, verbonden aan London University en specialist in de vroegmiddeleeuwse geschiedenis, heeft het beschikbare bronnenmateriaal diepgaand bestudeerd en bezit een gedegen kennis van de Levant. In dit boek verheldert hij de ontstaansgeschiedenis van de eerste kruisvaart, beschrijft hij hoe de onderneming verliep en analyseert de gevolgen. En hij ontkracht enkele hardnekkige mythes.

    De kruisvaarders waren geen bende op eigenbelang beluste, jongere zoons die geen land hadden geërfd en dat in het Oosten hoopten te verwerven, zegt Asbridge. Hebzucht is niet het belangrijkste motief geweest voor de deelnemers. In de leef- en denkwereld van de 11e eeuw werd het dagelijkse leven totaal beheerst en gestuurd door het geloof. De gemoedsrust van middeleeuwers werd belaagd door één overweldigende, ongeruste gedachte: het gevaar van een zondig leven. Het idee van een strijdvaardige pelgrimstocht waardoor de deelnemers vrij konden gemaakt worden van hun zonden was dan ook een schot in de roos.

    Dit van wapengekletter weergalmend tijdperk werd bovendien beheerst door een typisch Middeleeuwse moraal. Europa was toen een bijzonder gewelddadige samenleving, met een strijdlustige adel die beheerst werd door bloedige vetes en wraakoefeningen. In de gedachtewereld van de kruisvaarders sloten innige vroomheid, barbaarse strijdmethoden en belustheid op materieel gewin elkaar niet uit. We mogen de kruistochten dus niet met moderne normen beoordelen.

    De expeditie begon onvoorbereid en ordeloos. We volgen de bonte schare deelnemers op hun riskante tocht door onbekend en vijandig gebied. We krijgen een gedetailleerd en omstandig beeld van hun samenstelling en hun uitrusting, van de organisatie en de krijgsverrichtingen, van de bondgenootschappen en rivaliteit tussen de leiders en van de moeilijkheden die ze op hun weg moesten overwinnen.

    Na een barre tocht vol ontberingen en tegenslagen, werd bijna vier jaar na de oproep van Urbanus het doel bereikt: Jeruzalem werd ingenomen. De terugtocht naar het Westen was een zware en geldverslindende onderneming. Duizenden kruisvaarders ploeterden moeizaam terug naar Europa, velen uitgeput, ziek en berooid. In de Levant bleven een aantal geïsoleerde christelijke satellietstaatjes over, die zichzelf uitputten in de verdediging tegen steeds vijandiger wordende moslimregimes.

    De eerste kruistocht vormde een keerpunt in de betrekkingen tussen de islam en het Westen. Door dit conflict koersten de beide wereldgodsdiensten af op een diepgaande animositeit en blijvende onmin. Tussen 1100 en 1300 veranderden katholiek Europa en de islam van elkaar af en toe bestrijdende partijen in gezworen tegenstanders. De demonisering van de islam werd vooral in de hand gewerkt door de mythische geschiedschrijving. De herinnering aan de eerste kruistocht werd in het collectieve bewustzijn van de westerse én de oosterse samenleving verankerd als een fanatieke godsdienstoorlog. De echo hiervan is tot op de dag van vandaag voelbaar.

    De onderneming heeft niet alleen de betrekkingen tussen het christendom en de islam ingrijpend veranderd, zegt Asbridge. Ze was bovendien de basis voor een kerkelijke ideologie van onverdraagzaamheid tegenover andere godsdiensten, die er voorheen niet was. In hun kruisvaardersijver gingen de verhitte pelgrims zich te buiten aan een brute en gewelddadige massamoord op de Joden van Europa, de eerste holocaust genoemd.

    Dit indrukwekkende werk heeft me van begin tot einde geboeid. Het is, behalve uitermate interessante geschiedschrijving, een onverholen waarschuwing voor iedere vorm van vijanddenken in het algemeen en deze van demagogische politici in het bijzonder.

    De tekst is heel onderhoudend geschreven en uitermate degelijk gedocumenteerd. Er zijn verschillende kaarten opgenomen, die de lezer toelaten het hele gebeuren ook geografisch te situeren.
    Het boek is uitgegeven in een handig klein pocketformaat. Dit heeft echter als nadeel dat een onooglijk klein lettertype werd gebruikt.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canon van de natuurkunde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De LANG, H., V. ICKE e.a, Canon van de natuurkunde. De grootste ontdekkingen en theorieën van 100 belangrijke natuurkundigen. Diemen, Veen Magazines, 2009, 348 pp. – ISBN 978 90 857 1235 0

    Gedachteloos knippen we het licht aan, draaien we de thermostaat van de verwarming hoger of lager, zetten we het koffiezetapparaat aan, luisteren we naar de radio of kijken we televisie. Treinen, auto’s, computers, draadloos internet, telefoon en gsm, ze zijn niet meer uit ons leven weg te denken. En we raadplegen de buienradar als we een wandeling of fietstocht willen maken.

    We staan er zelden bij stil dat nagenoeg de hele inrichting van ons moderne leven berust op een ononderbroken technologische evolutie. Nog minder vaak denken we eraan dat die ontwikkeling alleen maar mogelijk was door het werk en de ontdekkingen van een lange reeks gedreven en inventieve wetenschappers. Daaronder nemen de natuurkundigen een belangrijke plaats in.

    In dit boek worden honderd van de belangrijkste natuurkundigen voorgesteld met hun onderzoek en publicaties. Hiermee willen de redacteurs van de Canon van de natuurkunde een overzicht bieden van meer dan twee millennia ontwikkeling van de natuurkunde. 
    In chronologische volgorde passeren een reeks meer en minder bekende, briljante en soms excentrieke geesten de revue, te beginnen met de antieke natuurfilosofen tot de hedendaagse ontdekkers van de astrodeeltjes en het relativistische kwantum-Hall-effect. Deze wetenschappers waren hun tijd vaak ver vooruit. Hun baanbrekende theorieën kregen soms geen gehoor omdat er geen publiek was dat onbevooroordeeld naar hen wilde luisteren.

    Het doel van de canon is niet zozeer om de lezer de finesses van deze theorieën bij te brengen, maar in de eerste plaats een cultuurgeschiedenis van de natuurkunde te bieden. We lezen hoe de Griekse natuurfilosofen als eersten de wereld beschreven en verklaarden, zonder terug te vallen op bovennatuurlijke verschijnselen of godheden. We maken kennis met de eerste natuurwetenschappers uit de zeventiende eeuw die hun theorieën door middel van experimenten testten. De schat aan nieuwe gegevens die deze werkwijze in de achttiende en negentiende eeuw opleverde was de aanzet tot de ontwikkeling van een deterministisch wereldbeeld. En in onze tijd is dat eenvoudige verklaringsmodel door nieuwe onderzoeksmethoden en preciezere meetapparatuur alweer helemaal achterhaald.

    De Canon van de natuurkunde is geschreven door een keur van onderlegde  natuurkundigen, met een brede interesse en passie voor het schrijven over de natuur en de mensen die de natuur onderzoeken. Alle auteurs willen hun kennis en enthousiasme delen met anderen en respect en bewondering afdwingen voor de schoonheid van de natuurkunde en de slimheid van haar beoefenaars.

    Hoe interessant en leerrijk de Canon ook is, volgens mij schieten de auteurs hun doel voorbij. Veel bijdragen veronderstellen een voorkennis, die alleen lezers met een gedegen opleiding in de natuurkunde bezitten. Wie vooral geïnteresseerd is in de ontwikkeling van de natuurkunde kan zich beperken tot de teksten die de verschillende tijdsperiodes inleiden. Die zijn toegankelijker geschreven. 

    De tekst is gedrukt op hoogwaardig glanspapier en overvloedig geïllustreerd met prachtige foto’s en sprekende tekeningen. Een handige index van de gebruikte vaktermen sluit het geheel af. De stevige kaft laat toe het boek helemaal open te leggen tijdens het lezen. De aantrekkelijke vormgeving is echter een schrale troost voor de natuurkundige leek die dit prijzige boek heeft aangekocht. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kinderen van Hiram
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN DEN ABEELE, A, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en vrijmetselarij. Roeselare, Roularta Books, 2011, 405 pp. – ISBN 978 90 8679 266 5

    Over de vrijmetselarij bestaat veel onwetendheid. De kennis van de doorsnee burger beperkt zich meestal tot stereotypen, onjuistheden of fantastische verhalen. Er wordt veel kletspraat verkocht en de obediënties en loges zijn zelf niet bereid om veel objectieve informatie te verschaffen. In De kinderen van Hiram maakt Andries Van den Abeele een diepgaande studie van de bijzondere wereld van de vrijmetselarij.

    In het eerste deel ontdoet hij haar duistere geschiedenis van haar mythologische kantjes. Hij neemt ons mee naar het achttiende eeuwse Londen, waar de vrijmetselarij is ontstaan als een van de talrijke clubs en sociëteiten. Blijkbaar spraken opzet en symboliek velen aan, want algauw kreeg de Freemasonry internationale uitstraling. Al zeer snel na haar ontstaan brachten Britten, die om politieke redenen uitgeweken waren, de Vrijmetselarij naar Frankrijk.

    Daar kreeg de oorspronkelijke beweging een grondige facelift. De Fransen vonden de Engelse organisatie te prozaïsch naar hun smaak en smukten haar op met een keur van occulte ingrediënten en esoterische ritualen. Romantische zielen legden haar oorsprong onterecht bij kruisvaarders en tempeliers of zelfs Noach en Adam zelf. Geheel in overeenstemming met de tijdgeest stonden de leden te dringen om op te klimmen en een van de talloze en fantasierijke graden te verwerven. Daardoor ging de vrijmetselarij op het vasteland een eigen koers varen.

    Het tweede deel biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis en ontwikkeling van de Belgische vrijmetselarij tot heden. We lezen hoe de Belgische loges en obediënties evolueerden tot een organisatie waar de strijdende vrijzinnigheid belangrijker werd dan de traditionele en ritualistische vrijmetselarij. Ook nu is de vrijmetselarij in België vooral bekend als antiklerikaal en ronduit atheïstisch, en bovendien politiek geëngageerd. Van den Abeele toont aan dat de werkelijkheid zoals altijd veel genuanceerder is.

    Wie nieuwsgierig is naar de vrijmetselarij zelf zal in het derde deel zeker aan zijn trekken komen. Dit biedt een uitgebreide introductie in het reilen en zeilen van de vrijmetselarij. We krijgen een rondleiding in de organisatie, de graden en de riten. We leren waarin reguliere en irreguliere obediënties zich onderscheiden. We lezen over de verschillende soorten loges en hun activiteiten. We worden vertrouwd gemaakt met de maçonnieke basiswoordenschat en ingeleid in de symbolische en allegorische wereld van de vrijmetselarij.

    Zo maakt de auteur ons wegwijs in het schijnbaar onontwarbare en onoverzichtelijke kluwen van obediënties, tempels en strekkingen. Verschillende keren benadrukt hij dat elk vermoeden van een stevig georganiseerde wereldvereniging totaal ongegrond is. Dé loge bestaat niet, aldus Andries van den Abeele, wel een kleurrijk en zeer gediversifieerd mozaïek van onafhankelijke organisaties. En het ‘geheim’ is helemaal niet zo geheim als algemeen wordt aangenomen.

    Dit boeiende boek werpt een objectief en kritisch licht op een wereldwijde controversiële stroming met hooggestemde idealen maar een onduidelijk project. Het verhaal over de feiten is correct en goed gedocumenteerd, en dit wordt door de insiders niet ontkend. Het is dan ook onderbouwd door meer dan 20 jaar intensieve studie. Een groot deel betreft de situatie van de Belgische loges, maar de auteur besteedt ook ruim aandacht aan de mondiale ontwikkelingen.

    Kritisch is de auteur voor de maatschappijgerelateerde aspecten van de vrijmetselarij. Zo uit hij bedenkingen over de consequenties van de geheimhouding, de toelating en positie van vrouwen en zwarten, en de ingewikkelde en gespannen relatie met de kerken.

    Het komt de buitenstaander echter niet toe te oordelen over het ‘metselen’ zelf, stelt hij. Dit is een geestelijk avontuur, dat persoonlijk en onmededeelbaar is. Van den Abeele vestigt uitdrukkelijk de aandacht op de mooie en bevredigende kanten van het vrijmetselaarschap. Ik was aangenaam verrast over zijn open en respectvolle houding.

    Deze herziene en aangevulde uitgave is twee keer zo dik als het eerste boek uit 1990, maar het is de moeite van het lezen meer dan waard. Het werk wist mij van begin tot eind te boeien. Ik heb zeer veel geleerd over een beweging waarover ik als kind veel negatieve zaken hoorde, en die in verdachte geheimzinnigheid bleef gehuld.

    Andries Van den Abeele is bovendien een begenadigd schrijver. Door zijn levendige en humoristische stijl leest De kinderen van Hiram als een roman.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamse migranten in Wallonië 1850-2000
    Klik op de afbeelding om de link te volgen GODDEERIS, I & R. HERMANS (Red.), Vlaamse migranten in Wallonië. Lannoo Campus, 2011, 247 pp. – ISBN 978 90 209 9586 8   

    De geschiedenis van de mens is wezenlijk verbonden met migratie. Mensen hebben altijd al hun vertrouwde huis en goed verlaten op zoek naar een beter leven. Ze vluchtten voor een ondraaglijke thuissituatie of werden aangetrokken door een hoopvolle situatie elders. Zelden gaan migranten op stap voor rijkdom. 

    Zo dreven uitzichtloze leefomstandigheden en schrijnende armoede talloze Belgen tussen 1850 en 1950 tot emigratie. Een minderheid zocht zijn heil in overzeese gebieden, zoals de Verenigde Staten en Canada. Honderdduizenden Vlamingen zochten een beter bestaan in de bloeiende en uitdijende industrie van Wallonië. Ze werden er tewerkgesteld in de Waalse steenkoolmijnen, glasfabrieken en metaalnijverheid. 

    Dit boek verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling “Vlaamse migranten in Wallonië, 1850-2000”. Het bundelt bijdragen van historici die zich in verschillende onderdelen van het onderwerp hebben verdiept. Hiermee willen zij een systematisch en objectief beeld schetsen van een welhaast vergeten en daarom geslaagde migratie. 

    Als start wordt de Vlaamse emigratie naar Wallonië in een historische context geplaatst. De trek naar Wallonië was voor Vlamingen in zekere zin minder vreemd dan nu. In die periode identificeerden mensen zich veeleer met hun dorp of streek dan met een landsgedeelte. De taalgrens bestond toen nog niet, tenminste niet in de hoofden van de mensen. In de bijdrage over de migratiebewegingen en vestigingspatronen lezen we dat de migranten zich vooral oriënteerden op hun streekgenoten. 

    Toch waren er heel wat inspanningen van Vlaamse verenigingen, ook in Wallonië, om de uitgeweken Vlamingen in hun eigen taal te laten deelnemen aan het sociale en culturele leven. We lezen over de talrijke initiatieven die zowel in Vlaanderen en als in Wallonië werden genomen. Een aantal daarvan ontstonden en werkten in de schoot van de opkomende Vlaamse Beweging. De meeste echter ambieerden enkel ontspanning en cultuur in de eigen taal.

    Ook de kerk liet zich niet onbetuigd. Ze maakte zich zorgen over het zedelijke en religieuze verval van de emigranten in de industriële leefomgeving. De vreemde taal, de aard en organisatie van de arbeid, waaronder zondagswerk, en het leven buiten het toezicht van de vertrouwde instituties brachten de moraliteit in gevaar. Ze ontplooide dan ook heel wat initiatieven om de uitgeweken Vlamingen op het rechte pad te houden.

    Begrijpelijkerwijs waren de Waalse ingezetenen daar niet zonder meer enthousiast over. Zoals overal ter wereld werden ook de Vlaamse migranten geconfronteerd met wantrouwen en vooroordelen van de plaatselijke bevolking, organisaties en de pers. Evenals de huidige migrantenpopulatie waren ze het voorwerp van negatieve stereotypering en stigmatisering. Opvallend is dat hen net hetzelfde werd verweten. Ze zouden achterlijk zijn, een barbaarse cultuur en gewoonten hebben en een haard van criminaliteit vormen.

    Maar de initiatieven van het thuisfront doofden langzaam uit en de vooroordelen werden bijgestuurd. Binnen enkele generaties zijn de Vlamingen in Wallonië volledig geïntegreerd. Sommigen onderhouden nog sporadisch contact met de verre familie, bij de meesten herinnert alleen de naam aan hun Vlaamse wortels. 

    Op basis van onontgonnen archiefmateriaal worden in het boek ook nieuwe, minder gekende thema’s aangeboord. Zo wordt de migratie van honkvaste Vlaamse boeren naar het veel dunner bevolkte Wallonië belicht. In een interessante epiloog wordt tenslotte de Vlaamse migratie naar Wallonië vergeleken met die naar de industriesteden van Noord-Frankrijk.

    Dit boek ontsluit een weinig gekend hoofdstuk in de sociale geschiedenis van België. Het zet belangrijke aspecten van de huidige communautaire spanningen in een breder perspectief. Het laat tevens toe de huidige migratiestromen beter te begrijpen. Zoals vroeger ontvluchten mensen nog altijd het platteland op zoek naar een beter leven. Migranten behoren vaak tot de laagste sociale klassen. Ze klampen zich vast aan hun taal en groep, en verwelkomen iedere steun van het thuisfront. Ze worden geconfronteerd met negatieve beeldvorming en afwijzing. En uiteindelijk gaan ze zich na verloop van tijd meer of minder moeizaam integreren.

    Dit werk is een echt tijdsdocument. Het is aantrekkelijk gepresenteerd en overvloedig geïllustreerd. Getuigenissen van uitgeweken Vlamingen of hun afstammelingen maken de algemene bijdragen concreet. Door de vlot geschreven tekst en de grote druk is deze historische studie toegankelijk voor een zeer ruim publiek. 

    Een aanrader voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de gewone mens.

     ©  Minervaria      
       
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten we van elkaar houden?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen HEIJNE, B., Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed. A’dam, De Bezige Bij, 2011, 143 pp. – ISBN 978 90 234 3587 7

    Eigen volk eerst.
    Meer muziek van eigen bodem op de radio of in de metro.
    Onderwijs in de tweede landstaal afschaffen.
    Aanpassen of opkrassen.

    De landen in West-Europa zijn in de ban van hartstochten waar men na de tweede wereldoorlog niet meer van wilde weten. Identiteit, groepsdenken, blind geloof in de eigen geschiedenis en eigen cultuur zijn aan de orde van de dag. Slogans over ‘eigen volk’ en nationale trots verdringen de verlichte humanistische grondbeginselen van de naoorlogse democratieën.

    In een wereld van hartstocht en emoties lijkt de Verlichtingstaal van de naoorlogse democratie versleten. Gelijkheid, tolerantie, rechtvaardigheid en solidariteit, de universele waarden van de Verlichting, worden als onpersoonlijk en afstandelijk ervaren. Ze moeten het afleggen tegen verwantschap, eigenheid en nationale trots.

    Hoe was de opkomst van het nieuwe populisme mogelijk? En hoe kunnen we verklaren dat de verdedigers van het naoorlogse humanistische ideeëngoed nauwelijks invloed hebben?

    In dit stilistisch verfijnd essay presenteert Bas Heijne een min of meer samenhangende verzameling beschouwingen die voor verschillende gelegenheden zijn geschreven. Ze leiden tot zijn eigen persoonlijke diagnose van de oorsprong en het succes van het huidige politieke populisme. Dit laat zich niet zuiver rationeel verklaren omdat de kern ervan heel weinig met redelijkheid te maken heeft, stelt hij.

    Het vertrouwde landschap lijkt van alle kanten bedreigd te worden. De gewone man is bang voor de gevolgen van globalisering en immigratie. In de alles doordringende mediacultuur worden feiten en objectieve kennis weggespoeld door een emotionele beeldcultuur. Rationele overwegingen delven het onderspit tegen gevoelens en diepgewortelde menselijke behoeften.

    Twee denkoefeningen hebben mij in het bijzonder aangesproken. De eerste is een verkenning van de mysterieuze aantrekkingskracht van identiteit. De tweede een analyse van de huidige politieke stromingen als een botsing tussen twee tegengestelde opvattingen over moderniteit, de Verlichting en de antiverlichting.

    Eindelijk hoeven we niet meer van elkaar te houden, zo lijkt het wel. Misschien hoeven we elkaar niet eens aardig te vinden, zegt Bas Heijne. Vijandigheid en uitsluiting zijn deel van de menselijke natuur. Maar we moeten ook niet zonder meer toegeven aan de kretologie van het populisme, dat de geloofsartikelen van de Verlichting slappe leugens noemt. Gelijkheid, tolerantie en vrijheid mogen niet overboord gegooid worden maar herdacht, zodat zelfs in een zakelijk georganiseerde maatschappij ogenschijnlijk irrationele verlangens naar gemeenschap en identiteit tot hun recht kunnen komen.

    Hiermee is natuurlijk geen concrete oplossing gegeven, maar dit was ook niet de bedoeling van de auteur. Typerend voor dergelijke essays is echter dat ze een maatschappelijke realiteit als abstractie bekijken. Ik mis de inbreng van wetenschappelijk onderzoek en vooral de stem van de gewone man over wie het gaat. We moeten immers niet van elkaar houden, we moeten een manier vinden om met elkaar te kunnen leven.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Passies van het brein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SITSKOORN, M., Passies van het brein. Waarom zondigen zo verleidelijk is. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2010, 224 pp. – ISBN 978 90351 3223 8

    Bezit u veel meer boeken dan u ooit gelezen krijgt? Hebt u stapels serviesgoed dat u nooit gebruikt? Is een stukje chocolade de aanleiding tot het verslinden van het hele pak? Haalt u zich geregeld een vervelende onenigheid op de hals door een totaal onnodige woedeuitbarsting? Vindt u uw collega’s maar klungels? Zit u stiekem te gluren naar de borsten van uw vrouwelijke medewerkster? Geniet u van een uitgebreide roddelpartij? 

    Over het rijtje van de zeven hoofdzonden of ondeugden zijn de meeste filosofen en theologen het al sedert de oudheid eens. Ze zijn ‘des menschen’, van iedereen en van alle tijden. Als ze alleen maar nefaste gevolgen hadden voor de persoon zelf was het niet zo erg. Maar ze liggen aan de basis van ontelbaar veel misstanden en rampen in de wereld. De meeste oorlogen vinden hun oorsprong in machtshonger en zelfingenomenheid. 

    We beseffen dat we teveel gedronken hebben, te snel uit onze slof zijn geschoten of weer iets overbodigs gekocht hebben. We kunnen het niet laten om ons over te geven aan achterklap en pootje lichten, diefstal en bedrog, burenruzies en veldslagen. Maar als we de gelegenheid krijgen doen we het weer. Waarom blijven we ons, tegen beter weten in, bezondigen aan gedrag waarvan we achteraf spijt hebben, omdat het onszelf en anderen schade berokkende? 

    De onweerstaanbaarheid van dit gedrag wortelt in onze hersenen, zegt hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet Sitskoon. In dit boek verheldert ze de processen in ons brein die ons aanzetten tot gulzigheid, afgunst, vraatzucht, lust, woede, trots en luiheid. En meteen wordt duidelijk dat deze ondeugden niet voor niets zo krachtig zijn. Ze zijn immers nuttig in de strijd om te overleven. Daarom zijn ze nauw verbonden met pijn en genot. 

    Die hartstochten zijn echter niet enkel bron van leed en spijt, ze hebben ook hun goede kanten. En het vermogen om ze in aanvaardbare banen te leiden is evenzeer terug te brengen tot processen in de hersenen. Het mag soms moeilijk zijn om het zondigen te laten, wijsheid heeft ook zijn wortels in ons brein. Margriet Sitskoorn legt uit hoe je je hersenen zelf in die richting kunt sturen. 

    Onze hersenen werken immers niet op zichzelf, ze worden beïnvloed door gebeurtenissen, de omgeving en ons eigen gedrag. Sitskoorn legt uit hoe macht en status ons ongevoeliger maken voor het lot van anderen en zelfzuchtig gedrag bevorderen. Ze maakt duidelijk waarom rechtvaardigheid hebzucht tegengaat en op zijn beurt rechtvaardigheid bevordert, en waarom vergeven de meest effectieve manier is om woede kwijt te geraken. En we leren waarom er zout in koekjes zit en suiker in chips. 

    Voor zover mogelijk voor een boek over de werking van de hersenen is Passies van het brein een vrij toegankelijk werk. Margriet Sitskoorn gebruikt zo weinig mogelijk vaktermen en waar noodzakelijk verwijst ze naar een vereenvoudigde tekening van de hersenen achter in het boek. Daarop worden de belangrijke gebieden in de hersenen aangegeven die een rol spelen in het voelen van genot en pijn. Je kunt de bladzijde met deze figuur uitklappen zodat je hem kunt raadplegen tijdens het lezen. Wie het op een bepaald ogenblik toch gaat duizelen van de moeilijke termen hoeft zich geen zorgen te maken. Het is helemaal niet noodzakelijk alle details te begrijpen om de kern van het betoog te vatten. De tekst is bovendien met zwier geschreven en laat zich vlot lezen. 

    Dit populairwetenschappelijke werk doet wat het belooft. Je wordt meegenomen op een fascinerende ontdekkingsreis naar het verband tussen je onweerstaanbare neigingen en het brein. Het biedt niet alleen inzicht, maar doet je nadenken over hoe je zelf met verleidingen omgaat. En als je dat wil kan je het als werkboek gebruiken om je onbeheersbare neigingen beter onder controle te krijgen. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Free
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ANDERSON, C., Free. Hoe het nieuwe Gratis de markt radicaal verandert. (Vert. Free. The Future of a Radical Price) A’dam, Nw A’dam, 2009, 318 pp. – ISBN 978 90 468 0508 4   

    Werkt u met de Firefox-webbrowser? Gebruikt u een mailadres van Google? Raadpleegt u Google-maps als u ergens heen gaat? Hebt u een account op Twitter of Facebook? Zoekt u regelmatig iets op Wikipedia? Tikt en bewaart u uw teksten op Googledocs? En blijft u op de hoogte van nieuws uit alle hoeken van de wereld via gratis nieuwsbrieven?   

    U betaalt niets voor de applicaties van Google en toch is het een van de meest winstgevende ondernemingen in Amerika. Het gratis ‘Linux –ecosysteem’ is dertig miljard dollar waard. Chris Anderson, journalist en hoofdredacteur van het toonaangevende Amerikaanse magazine Wired, noemt dit de paradox van Gratis: mensen verdienen een hoop geld aan het verlenen van diensten waarvoor de gebruikers niets betalen. Hoe werkt dat dan en waarom wordt het zo vaak verkeerd begrepen of gevreesd?   

    Gratis is nochtans niet nieuw. In het begin van de twintigste eeuw werd het voor het eerst als marketingtruc gebruikt. Om een onbekend product te lanceren werden gratis kookboekjes uitgedeeld. Het product ging als zoete broodjes over de toonbank en Gratis werd een strategisch onderdeel in de verkoop. Gratis verrassing, gratis verzendkosten, 3 halen 2 betalen, een gratis proefproduct, het zijn alle variaties op hetzelfde thema. Ze komen in meer of mindere mate neer op het verschuiven van geld. We weten allemaal dat de verbruiker het toch betaalt. Maar het blijft werken omdat Gratis een grote aantrekkingskracht heeft. Zelfs de meest achterdochtige consument laat zich erdoor verleiden.   

    Maar in de digitale wereld is Gratis meer dan een truc om geld van de ene zak naar de andere te verplaatsen. Veel digitale producten zijn werkelijk gratis. Je kan ze gebruiken en je betaalt er echt niets voor als je dat niet wil. Hoe kan dat? En hoe blijven de bedrijven, die deze producten aanbieden, overeind en maken ze zelfs winst?   

    Voor bedrijven die enkel in de digitale wereld opereren is het een volstrekt logische benadering om veel weg te geven en geld te verdienen aan een paar dingen, zegt Chris Anderson. Digitale bedrijven verhandelen immers geen goederen maar informatie. De kosten daarvan zijn razendsnel gedaald tot bijna nul, en dat heeft geleid tot geheel nieuwe bedrijfsmodellen met gratis diensten. Het werkt voor bedrijven zoals Google, die geld verdienen met reclame-inkomsten. Het werkt op andere manieren voor mediabedrijven, de amusementsindustrie en de modewereld.   

    In de digitale wereld draait het immers allemaal om schaal. Gratis is nuttig als je een breed publiek wil bereiken waarvan een klein deel misschien betalende klant wordt. Je verliest misschien geld bij veel mensen, maar wint dat terug bij een klein aantal. Dat kan nog altijd over honderdduizenden mensen gaan. Hoe meer mensen er meedoen, des te meer kans dat er betaald wordt. En er zijn verschillende manieren om dat te bereiken. Zelfs piraterij kan het oorspronkelijke product ondersteunen als een vorm van gratis marketing.   

    Maar is het dan helemaal niet meer zo dat alleen de zon voor niets opgaat? Je moet toch betalen voor je aansluiting op internet? Zitten er achter Gratis niet een hoop verborgen kosten? Deze en andere veel geopperde twijfels en bezwaren tegen het Gratisconcept worden door Anderson in het laatste hoofdstuk op de korrel genomen. Helemaal gratis zal inderdaad nooit kunnen, zegt hij. Maar we moeten onderscheid maken tussen atomen of goederen en bits. Voor de eerste moet nog steeds betaald worden, voor het laatste niet noodzakelijk. Gratis is niet voldoende, op een of ander manier moet je het altijd combineren met betaald.   

    Met Gratis moet dus zorgvuldig worden omgegaan. Als toemaatje serveert Anderson daarom een aantal tactieken waarmee je Gratis kan invoeren in je bedrijf en 50 voorbeelden van bedrijfsmodellen waarin Gratis wordt toegepast. En geheel in overeenstemming met het onderwerp is Free gratis te downloaden op Lifehacking.   

    Je hoeft geen Einstein te zijn om te begrijpen hoe Gratis werkt op internet, beweert Anderson. Toch duurde het een hele tijd voor ik het principe echt door had. Ik werd door de auteur echter gerustgesteld. Een reden waarom we vaak niet zo goed snappen hoe Gratis werkt, is dat het geen ding is maar juist het ontbreken van een ding. Talrijke schema’s en overzichten helpen de lezer over deze drempel.   

    Maar mijn moeite werd ruimschoots beloond. In verschillende opzichten is dit een zeer leerrijk boek. Anderson doet echt wat hij belooft. Hij maakt de lezer die opgegroeid is met het Gratis van de twintigste eeuw wegwijs in een mysterieus concept van de eenentwintigste eeuw.   

    Als u zich ook al afgevraagd hebt hoe het mogelijk is dat u gebruik kunt maken van internetdiensten zonder dat u daar een cent voor betaalt, dan is dit boek beslist iets voor u.   

    ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Microcanon
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SMIT, H., REIJNDERS, H., van DOORN, J., van der OOST, J. & P. WILLEMSEN (Red.), Microcanon. Wat je beslist moet weten over microbiologie. Uitg. Veen Magazines, 2011, 246 pp. – ISBN 978 90 8571 327 2
       
    Met bacteriën hebben de meeste mensen liever niet te maken. Ze roepen beelden op van een rauwe keel, koorts, buikpijn en meer nare toestanden. Infecties en voedselvergiftiging kunnen we missen als kiespijn. Daarom laten we onze kinderen inenten en nemen we vrede met conserveringsmiddelen in onze voeding.
       
    Microbiologen stellen ons echter gerust. Die akelige ziekteverwekkers vormen slechts een fractie van het totale aantal micro-organismen op de aarde. Het leeuwendeel leeft vredig samen met mens, plant en dier en is zelfs nuttig. Brood, bier, wijn, kaas, yoghurt en salami danken we aan micro-organismen. Zonder deze piepkleine organismen zouden we ons voedsel niet kunnen verteren, ons niet kunnen verwarmen en we zouden stikken in ons afval. Microben zijn essentieel voor de instandhouding van de kringlopen op aarde en voor het handhaven van een levensvatbare atmosfeer op onze planeet. Zonder micro-organismen is leven zelfs onmogelijk.   

    Dat tonen ruim zestig microbiologen overvloedig aan in de Microcanon. Dit indrukwekkende boek werd uitgegeven ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie. Het is een initiatief van de ‘Microbenclub’, een groep gepassioneerde microbiologen die werkzaam zijn aan verschillende universiteiten, instituten, onderwijsinstellingen en in het bedrijfsleven. Ze begeleiden ons bij een boeiende ontdekkingsreis door de fascinerende wereld van de micro-organismen.   

    Deze eencellige wezens zijn de oudste levensvormen op aarde. Ze zijn alomtegenwoordig en kunnen overleven in de meest extreme omstandigheden. Er bestaan naar schatting miljoenen soorten en daarvan is slechts een klein deel bekend. En voortdurend worden nieuwe soorten ontdekt.   

    Omdat micro-organismen zo klein zijn weten we slechts een paar eeuwen van hun bestaan af. Met de ontdekking van ‘kleijne diertgens’ in zijn eenvoudige microscoop ontsloot Antoni van Leeuwenhoek in de zeventiende eeuw een intrigerend universum, de microkosmos. Een nieuwe tak in de wetenschap was geboren: de microbiologie. We lezen hoe die ontwikkeling werd ondersteund door de perfectionering van de microscopen, en leidde tot technieken om micro-organismen te kweken.   

    Daaruit heeft men enorm veel geleerd over hoe micro-organismen leven en zich ontwikkelen. De Microcanon legt uit hoe de microbenwereld wordt beheerst door de race tegen de evolutionaire klok. We worden ingewijd in de verbluffende verscheidenheid aan strategieën om concurrenten te slim af te zijn of uit te schakelen.   

    De toenemende kennis over de lifestyle van eencelligen is onontbeerlijk om de strijd tegen ziekteverwekkende bacteriën succesvol te maken. Daaraan wordt in het boek uitgebreid aandacht besteed. De ontdekkingen van Louis Pasteur ontketenden een revolutie in de geneeskunde. Van de meeste onaangename en besmettelijke ziekten werd de microscopisch kleine veroorzaker ontmaskerd. Dank zij vaccinatie en antibiotica is de mens geen weerloos slachtoffer meer van ziekten die vroeger dood en verderf zaaiden. Maar u leest ook waarom nieuwe ziekten ons zullen blijven verrassen en hoe resistente microben ons het leven nog behoorlijk zuur kunnen maken.   

    Ook virussen, de kleinste en meest voorkomende levensvorm op aarde, worden niet vergeten. We kennen ze vooral van hun schadelijke effecten op onze gezondheid en uit de biologische oorlogvoering. Maar ook hun nuttige functie als gereedschap in de gentherapie wordt belicht.   

    Tenslotte krijgen we een uitgebreide inkijk in de biotechnologie, het werkterrein van de microbiologen. De zoektocht naar nieuwe manieren om micro-organismen in te zetten ten voordele van de mens, levert goedkope en milieuvriendelijke productiewijzen om kwalitatief hoogstaande voedingswaren en gebruiksvoorwerpen te vervaardigen. Micro-organismen worden op grote schaal ingezet om afvalwater te zuiveren. Ze worden ook al gebruikt om zelfherstellend beton te maken. En er dienen zich steeds weer nieuwe ontwikkelingen aan. In de toekomst kunnen we wellicht de fossiele brandstoffen inruilen voor biobrandstoffen, die door micro-organismen geproduceerd worden.   

    De samenstellers van dit boek hebben niets aan het toeval overgelaten. De bijdragen zijn bondig en overzichtelijk. Toch is er een stevige basiskennis van biologie en scheikunde nodig om de tekst goed te begrijpen. Voor een gering aantal hoofdstukken schoot de mijne echt tekort. Gelukkig is er voldoende afwisseling tussen meer en minder gemakkelijke delen, zodat je als lezer de moed niet verliest.   

    Het werk is bovendien zeer aantrekkelijk vormgegeven. De tekst is gedrukt op hoogwaardig glanspapier en overvloedig geïllustreerd met prachtige foto’s en sprekende tekeningen. Een handige index van de gebruikte vaktermen sluit het geheel af. De stevige kaft laat toe het boek helemaal open te leggen tijdens het lezen.   

    Het onderzoeksdomein van de microbiologie is zo uitgebreid dat de samenstellers zich moesten beperken. Maar de ondertitel van de Microcanon wordt zeker waar gemaakt. De kennismaking met de wonderlijke wereld van de micro-organismen vervult je met diep ontzag voor de ongelooflijke complexiteit en genialiteit van de natuur. In dit boeiende boek is inderdaad te vinden wat je beslist moet weten over microbiologie.   

    De Microcanon heeft overigens ook een prachtige website met vele extra's.  

    ©  Minervaria   

    Deze recensie is ook te lezen op Noorderlicht .
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kans op slagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DE GROOF, K. & T. DE GENDT (Red.), Kans op slagen. Een integrale kijk op geweld in gezinnen. Leuven, Lannoo Campus, 2007, 284 pp. – ISBN 978 90 209 7419 5

    ‘Een 35-jarige man werd veroordeeld tot een celstraf van 12 maanden, waarvan de helft effectief‘, voor het mishandelen van zijn 28-jarige vriendin. Volgens de burgerlijke partij zou de man het slachtoffer niet alleen gedurende drie dagen hebben geslagen, maar probeerde hij haar ook te verstikken. Op de rechtbank ontkende de man de feiten. Tijdens zijn voorarrest kreeg hij verschillende malen bezoek van zijn vriendin.’   

    Het gezin is de plaats waar we liefde en warmte verwachten te ontvangen. Daarom zijn we altijd geschokt wanneer we lezen over kinder- of partnermishandeling. Toch is geweld binnen gezinnen de meest voorkomende vorm van geweld in een samenleving. Maar omdat het tot de intieme leefsfeer behoort, wordt het afgedekt en zelden openlijk besproken. Het is beladen met schaamte, angst en machteloosheid, en daardoor taboe. Het geweld dat aan de oppervlakte komt is slechts het topje van de ijsberg.
    Huiselijk geweld is ‘stil’ geweld.

    Huiselijk geweld moet nochtans wel degelijk besproken en aangepakt worden, want het stopt nooit vanzelf. Bovendien weten we dat iemand die geweld in het gezin ervaart, hetzij als getuige of als slachtoffer, een beduidend grotere kans loopt later in het leven zelf geweld te plegen of te ondergaan.
    Hulpverleners dienen dus alert te zijn op signalen van huiselijk geweld. Ze moeten inzicht hebben in de mechanismen achter het geweld om er op gepaste wijze mee om te gaan.

    Dit boek bevat bijdragen van academici en praktijkmensen. Ze bespreken diverse aspecten van huiselijk geweld, waarvan mannen en vrouwen, kinderen en ouderen het slachtoffer zijn. Alle auteurs vertrekken van een integrale en gezinsgerichte benadering. Geweld binnen gezinnen is immers een complex fenomeen, dat vaak van generatie op generatie doorgegeven wordt en waarvan de verschillende componenten nooit los van elkaar gezien mogen worden. 

    In het eerste deel komen algemene aspecten van huiselijk geweld en de hulpverlening aan de orde. De auteurs lichten de verschillende vormen van huiselijk geweld toe alsook waarom het zo vaak voorkomt. Ze geven inzicht in de geweldspiraal bij dader en slachtoffer, en benadrukken het belang van situationele factoren en van het kunnen omgaan met conflicten zonder tot geweld over te gaan. De auteurs belichten ook de taak en positie van de hulpverlener in geval van vermoeden van geweld. Ze wijzen tenslotte op de noodzaak van een efficiënt netwerk van hulpverlening en nauwe samenwerking tussen justitie en de welzijnszorg.

    Het tweede deel laat praktijkwerkers aan het woord over specifieke thema’s. Aan de orde komen onder andere het bespreekbaar maken van geweld in het gezin, stalking, werken met plegers van gezinsgeweld en het omzichtige werken met kinderen als slachtoffer en getuige. De twee boeiende bijdragen over huiselijk geweld in allochtone kringen plaatsen huiselijk geweld in een sociaal-cultureel perspectief. En ouderenmishandeling, een vaak ‘vergeten’ vorm van geweld, werd hier niet vergeten.

    In het derde deel tenslotte zijn een aantal bruikbare methodische kaders voor de hulpverlening opgenomen. Zij vullen de praktische richtlijnen uit het vorige deel goed aan. 

    Het opzet van de redacteurs was om te verduidelijken hoe de verschillende vormen van geweld in gezinnen met elkaar samenhangen. Daarin zijn ze met glans geslaagd. Op overtuigende wijze breken ze een lans voor een integrale en gezinsgerichte benadering. Het geheel is met zorg samengesteld en de verschillende bijdragen zijn inhoudelijk diepgaand uitgeschreven.

    Dit boek is vooral bestemd voor professionele hulpverleners. Uiteraard is de inhoud voor hen belangrijker dan de vorm. Toch had hier meer aandacht aan mogen besteed worden. Het houterige en afstandelijke taalgebruik van veel bijdragen is storend. Een slordige redactie heeft bovendien heel wat taalfouten laten staan, zoals het door elkaar gebruiken van enkel- en meervoud. 
    Ook een boek voor beroepskrachten verdient echter een aantrekkelijke presentatie en vlot leesbare tekst.

    Niettemin kan ik dit werk aan alle geïnteresseerden aanbevelen. Het mag zeker niet ontbreken in de bibliotheek van agogische opleidingen en centra voor welzijnszorg.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De terugkeer van het gezag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FUREDI, F., De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren. (Vert. Wasted, 2009) A’dam, Meulenhoff, 2011, 304 pp. – ISBN 978 90290 8629 5   

    Het gebeurt vaker dat de titel van een vertaald boek de lading niet dekt, maar hier heeft de uitgever de bal toch flink mis geslagen. Niet de terugkeer, maar de teloorgang van het gezag baart de notoire Britse socioloog Frank Furedi zorgen. Dit is immers de belangrijkste reden waarom een grote groep jongeren niet meer de basiskennis verwerft om met succes een voortgezette opleiding te volgen. Als gevolg daarvan hebben onderwijsinstellingen hun normen verlaagd en leveren zij ondermaatse diploma’s af.   

    Nog nooit is er zoveel geld en energie gepompt in het onderwijs. Zijn sociale en economische gewicht nemen alleen maar toe. Toch kan het de hooggespannen verwachtingen niet waarmaken. Furedi noemt dit de paradox van het onderwijs: hoe meer de samenleving investeert in en verwacht van het onderwijs, des te minder resultaten het oplevert. Hoe komt het dat het onderwijs zoveel moeite heeft met onderwijzen?   

    De crisis in het onderwijs is een crisis van het gezag, zegt Furedi. De moderne samenleving heeft een ongemakkelijke verhouding met volwassenheid en het gezag van volwassenen. Het gevolg is dat de traditionele taak van het onderwijs onder druk staat. De samenleving heeft het belang van cultuuroverdracht als een intrinsiek waardevolle activiteit uit het oog verloren. Daarmee verspilt ze een groot deel van de middelen en energie die in het instituut onderwijs worden gestoken. Verspilde kansen, verspild potentieel en verspilde jeugd zijn het resultaat.   

    De wortels van de Westerse samenleving liggen in het verzet tegen traditioneel gezag. Dat heeft veel positieve gevolgen gehad. Gezag kan niet meer willekeurig worden uitgeoefend, men moet rekenschap afleggen van zijn handelen. Bewegingen die opkomen voor meer democratische rechten zien het als hun doel om het gezag te beperken. Maar voor veel mensen is gezag inmiddels per definitie het tegenovergestelde van vrijheid. Gezag in al zijn gedaanten wordt door velen vaak verdacht gevonden.   

    In de moderne samenleving wordt de waardering van het gezag van volwassenen op verschillende manieren ondermijnd, stelt Furedi. De uitoefening van volwassen verantwoordelijkheid geniet weinig culturele steun, integendeel. Onze samenleving idealiseert de eeuwige jeugd en associeert volwassenheid met oubolligheid. En wanneer het gezag van volwassenen betwist wordt, komt de kerntaak van het onderwijs, cultuuroverdracht, in het gedrang.   

    De afbrokkeling van het gezag van volwassenen heeft niet alleen de ordehandhaving in de klas ernstig bemoeilijkt en soms onmogelijk gemaakt, maar heeft ook de status van de leerkracht aangetast. Centraal in het onderwijs staat niet meer de kennisoverdracht maar wel het kwetsbare kind. Die zogenaamde ‘kindgerichtheid’ is echter een vrijbrief geworden voor een anti-intellectuele sfeer op school en heeft geleid tot de verlaging van het onderwijsniveau en devaluatie van diploma’s.   

    Aan de uitholling van het gezag doen onderwijskundigen trouwens gretig mee. Het belang van traditionele vakken als geschiedenis en literatuur wordt door hen in twijfel getrokken. Traditionele theoretische kennis zou volgens hen ‘beperkt’ zijn. Zij zweren bij ‘ervaringsgericht’ leren en beweren dat dit lonender is dan het ‘oude’ leren. Diezelfde onderwijskundigen en ook de beleidsmakers hebben zich bovendien bekeerd tot de doctrine van ‘levenslang leren’. Het reguliere leren wordt zelfs vaak in ongunstige zin vergeleken met informele vormen van leren. Daarmee wordt het gezag van regulier onderwijs impliciet of expliciet in twijfel getrokken.   

    De crisis in het gezag van volwassenen ondermijnt ook de opvatting dat volwassenen iets belangrijks kunnen doorgeven aan de jongere generaties. Ouders en gezagsdragers voelen zich vaak onzeker over wat zij kinderen en jongeren kunnen en mogen opleggen. Scholen krijgen zodoende de verantwoordelijkheid toegeschoven voor de socialisatie van hun leerlingen. Soms lijkt het er zelfs op dat scholen oplossingen moeten bedenken voor problemen waar de samenleving als geheel geen antwoord op heeft.   

    Gezag is echter essentieel voor het onderwijs. Kinderen en jongeren zijn niet uit zichzelf gemotiveerd om kennis en vaardigheden te verwerven die zij niet onmiddellijk kunnen gebruiken. Zonder de waardering voor het gezag van volwassenen is een groot deel van de maatschappelijke investeringen en van de noeste arbeid en inspanningen van docenten zinloos, aldus Furedi.   

    Het onderwijs moet weer autonoom kunnen functioneren, zegt hij. Het mag geen slagveld zijn waarop sociaal-politieke belangen worden uitgevochten. Onderwijs is doel op zich en niet een middel tot een ander doel. De kerntaak van het liberaal-humanistisch onderwijs is kennisverwerving en het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van de jeugd. Daarvoor zijn een gedegen lerarenopleiding nodig en solidariteit tussen volwassenen in de uitoefening van gezag.   

    Dit boek gaat over de situatie in Groot-Britannië en de Verenigde Staten maar onderwijsmensen hier te lande zullen hun bekommernissen zeker herkennen. Furedi legt immers de vinger op een pijnlijke wonde. Zijn vlijmscherpe betoog nodigt uit tot nadenken en discussie.   

    In zijn bevlogenheid valt Furedi vaak in herhaling, maar dit vond ik niet echt storend. Zoals we van hem gewoon zijn, is de tekst uitermate vlot geschreven. Dit boek is een regelrechte must voor iedereen die oprecht met het onderwijs begaan is.   

    © Minervaria 

    Lees ook het interview met Frank Furedi in Liberales: TERUG NAAR KENNISOVERDRACHT IN HET ONDERWIJS

           
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Informalisering
    Klik op de afbeelding om de link te volgen WOUTERS, C., Informalisering. Manieren en emoties sinds 1890. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2008, 388 pp. – ISBN 978 90 351 3289 4

    De buren met de voornaam aanspreken, zoenen in het openbaar, in gesprekken onverbloemd kenbaar maken dat je het er niet mee eens bent. Nu is het gewoon, tachtig jaar geleden was het niet denkbaar. In de Westerse samenlevingen werden heel wat omgangsvormen overboord gegooid die in de loop van de vorige eeuwen gemeengoed waren.

    In de twintigste eeuw zijn overal in het Westen de regels voor goede manieren soepeler en gevarieerder geworden. Tegelijk zijn steeds meer mensen deze manieren gewoon en goed gaan vinden. Vergeleken met de voorgaande eeuwen zijn ze bovendien veel vrijer om hun emoties te tonen. Dit informaliseringsproces begon volgens de socioloog Cas Wouters aan het einde van de negentiende eeuw.

    Op het eerste zicht is dit een eigenaardige evolutie. In 1976 beschreef de gerenommeerde socioloog Norbert Elias hoe het gedrag van mensen vanaf de Renaissance tot het einde van de negentiende eeuw steeds meer aan strikte en gedetailleerde regels werd onderworpen. Een aantal van die regels werden mettertijd in wetten gegoten, andere werden als goede manieren of omgangsvormen nageleefd, tenminste voor wie als beschaafd wilde doorgaan. Een geciviliseerde mens snoot bijvoorbeeld zijn neus in een zakdoek en at met vork en mes.

    Wie zich gedroeg toonde dat hij tot de betere kringen hoorde. Om op de sociale ladder te stijgen diende men zich verfijnde omgangsvormen eigen te maken. En aangezien in de Westerse samenleving, onder druk van de arbeidsdeling, de sociale klassen steeds nauwer verweven raakten, waren er steeds meer mensen die dat deden. Het resultaat was dat goede manieren vanzelfsprekend werden en deel gingen uitmaken van de persoonlijkheidsstructuur of de habitus van mensen. Het Westen werd steeds ‘beschaafder’.

    Dat proces kreeg een wending aan het einde van de negentiende eeuw. Cas Wouters bestudeerde een groot aantal etiquette- of manierenboeken van verschillende landen uit de periode tussen 1890 en het begin van de eenentwintigste eeuw. De manieren werden gaandeweg losser. Ongedwongenheid en spontaneïteit werden overal de norm. In bepaalde decennia verschenen zelfs helemaal geen nieuwe boeken over ‘hoe het hoorde’. Hoe komt dat?

    De verklaring ligt in aanzienlijke veranderingen in de sociaaleconomische verhoudingen van die periode, zegt Wouters. De sociale mobiliteit nam toe en mensen van allerlei slag kwamen vaker met elkaar in contact. Steeds meer mensen deelden in de groei van de welvaart. De verschillen in macht en rang tussen mensen werden kleiner en alle mensen werden ‘gewoner’.

    In deze toenemende sociale vermenging en democratisering werden openlijk vertoon van minachting en andere uitingen van superioriteit onaanvaardbaar. Manieren, als instrument om afstand te houden en ‘andere’ mensen buiten te sluiten of af te wijzen, kwamen in een kwade reuk te staan. De etiquetteboeken benadrukken steeds meer de noodzaak van vriendelijkheid in de menselijke omgang. Rekening houden met de gevoelens van anderen werd de norm bij goede omgangsvormen.

    Als je met mensen van alle slag moet kunnen omgaan heb je immers niets aan starre gedragsregels, die alleen gelden binnen de eigen coterie. Van een moderne westerling wordt verwacht dat hij met iedereen, althans oppervlakkig, overweg kan. Flexibiliteit en ongedwongenheid zijn dus de norm geworden, evenals de bereidheid tot het sluiten van compromissen. Dat wij dit intussen vanzelfsprekend zijn gaan vinden illustreert hoezeer dit intussen deel geworden is van onze persoonlijkheidsstructuur.

    In de Westerse landen gaan mensen van verschillende sociale klassen op verschillende wijze met elkaar om. Wouters maakt die verschillen en eigenheden begrijpelijk. Hij legt verband tussen de sociale en politieke geschiedenis van een land en de oorsprong van de ‘volksaard’. Maar de neergang van formele regels voor omgangsvormen verliep overal gelijkaardig, zij het met verschillende uitkomst.   

    Met het model van informalisering kunnen volgens Wouters veel andere, zowel historische als hedendaagse, perioden van sociale vermenging bestudeerd en begrepen worden. Mensen die afkomstig zijn uit landen waar de sociale afstand tussen de verschillende klassen veel groter is, hebben vaak moeite met onze informele omgangsvormen en de nadruk op onderhandeling en overleg, die wij als vanzelfsprekend ervaren.

    Anders dan we geneigd zijn te denken, zijn de lossere zeden dus niet iets van de laatste decennia, maar omspant dit proces al meer dan een eeuw. Toch is dat geen reden om niet attent te zijn op de teloorgang van goede manieren. Informalisering mag dan wel een meer ongedwongen omgang gebracht hebben, de keerzijde is een verruwing en vergroving van de omgangsvormen. Er wordt geklaagd over het gebrek aan ‘beschaving’ in onze samenleving. Geregeld gaan stemmen op om waarden en normen in ere te herstellen. Goede manieren en etiquette zullen nooit overbodig worden.

    In een interessante bijlage legt Wouters trouwens parallellen met de regulering van de globaliserende arbeidsmarkt. De globalisering heeft, zowel in de rijke westerse samenlevingen met hoge lonen als in de arme lageloonlanden, een deregulering gebracht. Die biedt bedrijven meer bewegingsruimte maar heeft de positie van arbeiders verzwakt. In de hogeloonlanden ging aan de informalisering van de arbeidsverhoudingen echter aanzienlijke regulering of formalisering vooraf. In de lageloonlanden was dit doorgaans niet of nauwelijks het geval. Daar bestaat het risico dat het ‘recht van de sterkste’ zegeviert.

    Hoewel een wetenschappelijke studie, is dit boek vrij toegankelijk geschreven. Het bevat ook een boeiend hoofdstuk over de geschiedenis van manieren in Europa vanaf de hofsamenleving tot de victoriaanse periode.

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spiegelpaleizen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DOOM, R., Spiegelpaleizen. Wat ’zij’ denken over ‘ons’. Brussel, Academic and Scientific Publishers, 2010, 233 pp. – ISBN 978 90 5487 764 6

    Eeuwenlang konden Europeanen het zich veroorloven om de mening van mensen uit andere werelddelen over hen te negeren. Nu zij echter over meer reële macht beschikken zal het echter steeds moeilijker worden om hun opvattingen als niet relevant opzij te schuiven. Maar hoe kijken zij dan naar ons? Woedende menigten die vlaggen verbranden, bomaanslagen op Westerse ambassades, minirokken in China, modeshows in Japan. Het beeld dat ons door de media wordt voorgehouden is fragmentarisch en gekleurd, zo betoogt Gie Goris in zijn voorwoord.

    De beelden die ‘zij’ over ‘ons’ koesteren zijn bovendien, evenmin als de opvattingen die wij over hen hebben, eenduidig en algemeen. Net als in een spiegelpaleis zien ‘wij’ en ‘zij’ wisselende beelden, afhankelijk van de positie die ingenomen wordt. In een internationale context gaat dat meer bepaald over politieke en economische macht.

    De rode draad in het boek van Ruddy Doom is dan ook hoe veranderende internationale machtsrelaties de kijk op anderen beïnvloeden. Daarvoor spit hij het ingewikkelde machtsspel tussen de gevestigde machtsblokken en nieuwkomers op het wereldtoneel uit. In een zeer interessant hoofdstuk toont hij aan hoe de verschillende spelers daarvoor dankbaar gebruik maken van het idee van morele superioriteit. Vervolgens analyseert hij uitgebreid de recente geopolitieke machtsverschuivingen in de wereld. Zo wil hij duidelijk maken hoe ingewikkeld beeldvorming over zichzelf en de andere is, want afhankelijk van de wisselende kansen op het politieke en economische slagveld.

    Een boeiend thema dus. De titel van dit boek riep hooggespannen verwachtingen op. Die lost de auteur echter niet in. Hij belooft wat hij redelijkerwijze niet kan beantwoorden. Ik heb mij bovendien slechts moeizaam door dit werk heen geworsteld. Ik kreeg veel feiten geserveerd maar weinig inzichtelijke duiding. De zeer erudiete Ruddy Doom veronderstelt een ruime en diepgaande politiek-economische voorkennis, waarover het brede en diverse publiek dat hij beoogt ongetwijfeld niet beschikt. Voor de gewone geïnteresseerde lezer is dit een ronduit ontoegankelijk boek.

    Het is bovendien geschreven in een ondoorzichtige academische taal met veel sociologenjargon. Ook de vormgeving is die van een wetenschappelijk werk, met voetnoten onderaan de bladzijde en een klein lettertype.
    Tot overmaat van ramp heeft een slordige redactie veel ingewikkelde zinnen en tikfouten ongemoeid gelaten. Gelukkig voor de lezer springt er geregeld een treffende oneliner uit de band.

    Dit is een gemiste kans, want voor dit thema is er heel zeker een ruim publiek. Een meer bevattelijke versie zou dus zeer welkom zijn.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De anderen en ik
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FILLIOZAT, I., De anderen en ik. Het belang van sociale intelligentie. (Vert. Les Autres et Moi, 2009) A’dam, De Arbeiderspers, 2011, 220 pp. – ISBN 978 90295 7390 0

    Er zijn van die mensen die zich overal in hun element voelen. Ze leggen vlot contacten, spreken zonder schroom in het openbaar, brengen leven in een groep en lossen conflicten op langs diplomatieke weg. Anderen voelen zich ongemakkelijk in gezelschap, weten niet hoe ze zich moeten gedragen en klappen dicht. Voor de meesten hangt het gemak waarmee zij zich in gezelschap bewegen af van hoe de anderen zich gedragen.

    Maar kunnen we leren om in alle omstandigheden vlot sociale contacten te leggen? Isabelle Filliozat, klinisch psychologe en psychotherapeute, is daarvan overtuigd. Als we beschikken over de juiste sociale vaardigheden kunnen we ons actief opstellen in menselijke relaties en hoeven we minder af te wachten wat anderen doen. Want wij hebben evenveel mogelijkheden om hun gedrag te beïnvloeden als zij het onze.

    Mensen handelen immers in interactie en beïnvloeden elkaar wederzijds. Net zoals wij op hen, reageren de anderen op ons. Een beter inzicht in ons gedrag en het effect ervan op anderen geeft ons meer greep op de omstandigheden. En hoe beter wij ons eigen gedrag begrijpen, des te beter we anderen kunnen begrijpen.

    Die wederkerigheid in de sociale omgang vormt de spil in het boek van Isabelle Filliozat. Als we ons bewust worden van onze medeverantwoordelijkheid kunnen we onze eigen houding tegenover anderen sturen. Daardoor zullen mensen anders naar ons kijken en anders met ons omgaan.
    Alle aspecten van de sociale omgang passeren de revue. Filliozat legt uit hoe een oprechte begroeting het ijs kan breken en waarom het nuttig is een doel voor ogen te hebben bij een ontmoeting. Ze toont aan hoe we kunnen geven, vragen, ontvangen en weigeren zonder mensen af te wijzen. We leren hoe we verlegenheid kunnen overwinnen, meer vrienden kunnen maken, en aan groepsdruk kunnen weerstaan. Ze laat ons kijken achter de façade van onbeleefd gedrag en breekt een lans voor het kennen en respecteren van sociale codes.

    Zo herstelt ze de sociale omgangsvormen op een eigentijdse manier in ere. Die zijn immers veel meer dan willekeurige regels. Ze zijn het smeermiddel voor vlotte sociale contacten en een essentieel onderdeel van onze sociale vaardigheden. Ze verhogen onze sociale intelligentie en verschaffen ons meer vrijheid en comfort in het sociaal contact.

    Dit boek is geschreven met de Franse slag. De structuur laat nogal eens te wensen over, de lezer wordt overspoeld door een woordenwaterval en veel herhaling.
    Maar wie zich niet laat afschrikken door het rommelige aspect wordt ruim beloond. Dit is een zeer informatief en no-nonsensboek over sociale vaardigheden en hoe die ons gelukkiger kunnen maken. Het blijft dicht bij de dagelijkse realiteit en verliest zich niet in zwaarwichtigheid of zweverigheid. De theorie wordt ruim geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. De tekst laat zich bovendien vlot lezen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto-euthanasie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CHABOT, B., Auto-euthanasie. Verborgen stervenswegen in gesprek met naasten. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2007, 304 pp. – ISBN 978 90 351 3161 3

    Altijd al hebben mensen hun dood willen beheersen. Door de verbeterde medische diagnostiek en behandeling is dit pas in de laatste halve eeuw bij sommige ziekten ook mogelijk geworden. In westerse landen beschikken artsen over verschillende methodes om het overlijden te bespoedigen. Dank zij de euthanasiewetgeving kunnen zij mensen op verzoek uit hun ondraaglijke en uitzichtloze lijden verlossen zonder dat zij hiervoor gestraft worden. Maar in onze samenleving zijn er mensen die hun overlijden niet aan artsen willen overlaten. Ze willen zelf bepalen hoe en wanneer zij sterven.

    Over deze manier van sterven verkeert de samenleving in zalige onwetendheid. Weinig mensen weten welke middelen je nodig hebt om op een serene manier een einde te maken aan je leven noch hoe je er aan komt. Ook zijn niet alle artsen bekend met de manier waarop iemand zichzelf zonder fysieke ellende van kant kan maken. In hun opleiding en bijscholingen komt dat thema in ieder geval niet aan de orde.

    Als psychotherapeut en psychiater werd Boudewijn Chabot intensief met doodsverlangens van mensen geconfronteerd. Meer dan 10 jaar lang heeft hij verhalen verzameld over de wijzen waarop mensen proberen hun dood zelf te regisseren. Dit is mogelijk door het innemen van een dodelijke combinatie (slaap)middelen of door bewust te stoppen met eten en drinken. In beide gevallen gebeurt de levensbeëindiging in gesprek met een of meer naasten en zonder dat een arts een dodelijke handeling verricht. Chabot noemt deze methodes auto-euthanasie of zelfdoding in gesprek met naasten.

    Ieder jaar benemen een aantal mensen zich het leven door middel van auto-euthanasie. Het zal geen verbazing wekken dat deze praktijk met geheimzinnigheid omgeven is. Zelfdoding roept onmiddellijk beelden op van wanhoopsdaden en gruwelijke verminking. Er is bitter weinig vakliteratuur over voorhanden en nauwelijks onderzoek naar gedaan. Men weet niet over hoeveel sterfgevallen per jaar het gaat en waarom mensen daartoe overgaan, noch hoe het verloopt. Voor het euthanasiedebat is het nochtans belangrijk dat hierover meer informatie beschikbaar is.

    In dit boek presenteert Chabot de resultaten van een systematisch sociologisch onderzoek naar die twee vrij onbekende wegen om het eigen leven met opzet te beëindigen. Met behulp van een combinatie van vragenlijsten en diepte-interviews met naasten van de overledenen wilde hij te weten komen hoe vaak mensen met behulp van deze methoden hun eigen dood veroorzaken, wie dit doet, waarom en hoe het verloopt.

    Net omdat het over een zeer gevoelig onderwerp gaat, heeft hij dit onderzoek zeer zorgvuldig aangepakt. De methodologie is grondig doordacht en aan strenge criteria onderworpen. Hiermee heeft hij een solide basis gelegd voor later geactualiseerd onderzoek naar auto-euthanasie. Liefst twee hoofdstukken van het boek worden besteed aan de verantwoording van de gevolgde werkwijze. Wie daar geen boodschap aan heeft kan zich gerust beperken tot de interpretaties en conclusies.

    Het verhaal van tien naasten over het zelfdodingsproces van een familielid of bekende, die Chabot ‘dossiers’ noemt, zullen echter zeker iedere lezer boeien. Anders dan tegenstanders vaak beweren, blijkt uit deze gevalsbeschrijvingen dat bewuste levensbeëindiging in gesprek met naasten geen impulsieve daad is uit wanhoop, maar weloverwogen en zeer doordacht. Je kan alleen maar ontzag hebben voor de vastberadenheid waarmee deze mensen kozen voor een waardige dood, soms in strijd met hun arts.

    Uit het onderzoek blijkt dat beduidend meer mensen sterven als gevolg van auto-euthanasie dan in de overlijdensstatistieken vermeld wordt. Veel vaker dan men denkt worden artsen met dilemma’s geconfronteerd door patiënten die overwegen bewust ten dode te vasten en dorsten of een zelfdoding voor te bereiden met een dodelijke combinatie van middelen. Toch zouden zij patiënten met minder schroom van de nodige informatie moeten voorzien. Een goede relatie met de behandelende arts kan immers in belangrijke mate bijdragen tot een waardige dood.

    Chabot doorprikt meteen een aantal hardnekkige vooroordelen over de verschillende methodes van levensbeëindiging.
    Zijn centrale stelling is dat terminale sedatie, euthanasie en auto-euthanasie verschillende wegen zijn naar hetzelfde doel: een goede dood met zolang mogelijk contact met naasten. Dit wordt hier naar mijn mening met glans beargumenteerd.

    Voorlopig, zegt hij, is auto-euthanasie in alle opzichten onbekend terrein. Terugkijkend op het langgerekte publieke debat dat de euthanasiewet voorafging, zou het weleens een hele tijd kunnen duren voor de samenleving met auto-euthanasie leert omgaan. Maar de onbekendheid belet niet dat het vaker gebeurt dan men denkt.

    Dit leerrijke boek laat zich vlot lezen. Het is een ‘must’ voor iedereen die zich wil informeren over de mogelijkheden om bewust het eigen levenseinde in handen te nemen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tranen. Waarom mensen huilen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VINGERHOETS, A., Tranen. Waarom mensen huilen. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2011, 252 pp. – ISBN 978 90 251 3528 4

    Huilen lucht op en is gezond. Het is een natuurlijke manier van stressbestrijding. Tranen hebben een reinigende werking en bezitten helende kracht. Huilen is een teken van zwakte. Tranen zijn het waarmerk van gevoelige mensen. Vrouwen huilen vaker dan mannen.

    Er is bijna geen emotionele expressie waarover zulke ferme beweringen worden gedaan. Wat is daarvan waar, wat is interessante speculatie, wat is aperte onzin? En wat is er dan precies zo bijzonder en mysterieus aan tranen? En waarom zouden we ons daarin verdiepen?

    Huilen is blijkbaar belangrijk. Het is bovendien universeel en typisch menselijk. Dieren vertonen gedrag dat te vergelijken is met huilen, maar geen enkele andere diersoort huilt met tranen zoals de mens.
    We vergieten tranen bij een verbroken relatie, het overlijden van een dierbare, heimwee, zakken voor een examen, ontslagen worden. Maar huilen is niet voorbehouden aan verdriet. Ook een weerzien, een trouwpartij en het leveren van een uitzonderlijke prestatie doen de tranen stromen.

    Ad Vingerhoets heeft duidelijk iets met huilen en tranen. Acht jaar geleden schreef hij Huilen is menselijk. De wetenschap staat natuurlijk niet stil. Het werd dus tijd voor een nieuwe stand van zaken. Dit keer beperkt Vingerhoets zich niet tot wat de psychologie over huilen te vertellen heeft. Hij verwerkt ook de resultaten van onderzoek uit de evolutionaire biologie, de fysiologie, de antropologie, theologie en de cultuur- en kunstgeschiedenis.

    Zijn onderzoek heeft niet alleen een enorme hoeveelheid interessante en verrassende weetjes opgeleverd, maar tevens een samenhangende theorie. Huilen en tranen passen perfect in de evolutionaire ontwikkeling van de vermogens tot empathie, sociale binding en samenwerking bij de mens. Ook al zijn er indrukwekkende verschillen tussen culturen, overal horen tranen en sociale verbondenheid samen.

    Ad Vingerhoets maakt ons wegwijs in de rol van huilen in de evolutie. Hij verheldert het het verschil tussen sentimentele tranen en echte tranen, en het onderscheid tussen begroetingstranen, sociale tranen, rituele tranen en emotionele tranen.

    We leren over de huildrempel en over huilen als vorm van stresshantering. We maken kennis met de zeer uiteenlopende betekenis van huilen en tranen in verschillende culturen. En we krijgen informatie over de fysiologische functie van tranen en over de werking van het zenuwstelsel.

    Maar dit boek is veel meer dan een verzameling weetjes. Het is tevens een boeiende kennismaking met systematisch wetenschappelijk onderzoek. Vingerhoets vraagt zich immers af wat er in de populaire opvattingen over tranen en huilen wetenschappelijk waar is en aangetoond. Door de vele kritische vragen wordt de lezer uitgedaagd om mee te denken en geen genoegen te nemen met algemene uitspraken of snelle gevolgtrekkingen.

    Vingerhoets heeft een wetenschappelijk stiefkindje uit de verdomhoek gehaald. Op basis van zeer versnipperd onderzoek en uiteenlopende benaderingen, ontkracht hij verschillende misverstanden over huilen. Meer kennis over huilen kan bovendien onwetendheid en onbegrip in diverse situaties voorkomen. Zo kunnen interculturele contacten veel vlotter verlopen als we begrijpen hoe in een andere cultuur met emoties en in het bijzonder met huilen wordt omgegaan. En in hulpverleningssituaties kan een correcte inschatting van huilen het verschil betekenen tussen een ondoelmatige en efficiënte behandeling.

    Ondanks het wetenschappelijke gehalte is dit boek goed verteerbaar. In alle hoofdstukken zijn interessante anekdotes en opmerkelijke oudere theorieën verwerkt die inmiddels achterhaald zijn, maar wel illustreren hoe men vroeger over huilen dacht. En de vlot leesbare tekst garandeert ondubbelzinnig leesplezier.

    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gelijk van de dieren, het geluk van de mensen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen THIEME, M., Het gelijk van de dieren, het geluk van de mensen. A’dam, Cossee, 2009, 94 pp. – ISBN 978 90 5936 236 9

    Opgeblazen kalkoenen die niet langer kunnen lopen, kippen die zo snel groeien dat hun botten breken, kalveren die hun eerste en tevens laatste levensweken nagenoeg onbeweeglijk in een nauwe kooi slijten, varkens die onverdoofd gecastreerd worden. We weten het onderhand allemaal, we zijn verontwaardigd en toch blijven we vlees eten.
    Waarom denken wij ons alles met en jegens dieren te kunnen veroorloven? En wat levert ons dat op?

    Nooit in de geschiedenis zijn dieren op zo grote schaal misbruikt als vandaag het geval is, zegt Marianne Thieme, voorzitster van de Nederlandse Partij voor de Dieren. Alleen al in Nederland sterven per jaar honderden miljoenen dieren in de bio-industrie na een kort en ellendig leven. De rechtvaardiging van dat groteske misbruik steunt niet op redelijke argumenten maar uitsluitend op emoties. Die gaan ten koste van mededogen, duurzaamheid en langetermijndenken. Van die emoties is vooral de hebzucht de oorzaak van de verschillende crises waarmee de wereld de afgelopen decennia werd geconfronteerd.

    In dit heldere essay maakt Thieme duidelijk dat de intensieve veehouderij daar een zeer belangrijk aandeel in heeft. De bio-industrie is uitgegroeid tot een kweekvijver van problemen op het gebied van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid en biodiversiteit.
    De maatschappelijke kosten zijn enorm. Ze worden voor een deel verhaald op de proefdieren. Die moeten bijdragen tot de genezing van ziekten die het gevolg zijn van onze ongezonde leefstijl. Bovendien betalen wij er allemaal voor, want ze worden gesubsidieerd uit gemeenschapsgeld.

    Een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen door de intensieve veehouderij en een vermindering van de vleesconsumptie in de wereld vormen de grote uitdagingen voor het klimaatbeleid, stelt Thieme. Een betere wereld voor dieren zal ook een betere wereld voor mensen opleveren.
    Daarmee maken we niet alleen een pragmatische keuze voor welbegrepen eigenbelang maar kiezen we ook voor een ethiek van mededogen met andere levende wezens. Daarvoor is een mentaliteitsverandering nodig in de richting van duurzaamheid en mededogen.

    Zelfs als de samenleving nog niet zover is, kunnen we deze keuze reeds als individu maken en minder vlees eten. Thieme neemt dan ook de ‘Besparingstabel minder vlees’ op zoals berekend door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit Amsterdam (onderaan ogenomen).

    Wie van een voorvechter van milieu en dieren een hoogdravend en zweverig sentimenteel verhaal verwacht komt bedrogen uit. Ik was aangenaam getroffen door de heldere en nuchtere stijl van dit essay, dat zeer degelijk en rationeel onderbouwd is.

    Dit dunne boekje is een absolute stellingname tegen het lijden van dieren voor menselijk gewin of plezier. Het is zeer toegankelijk geschreven en laat zich derhalve zeer vlot lezen.
    Warm aanbevolen!

    Lees ook: NUSSBAUM, M., Een waardig bestaan. Over dierenrechten.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdorven genootschap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BLOM, P., Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting. (Vert. The Wicked Company, 2010) A’dam, Uitg. De Bezige Bij, 2010, 444 pp. – ISBN 978 90 234 5831 9

    Wanneer we over de Verlichting spreken denken we spontaan aan de grote namen Voltaire en Rousseau. Toch waren zij zeker niet de meest briljante denkers van hun tijd. De radicalen waren veel oorspronkelijker en revolutionairder. In Het verborgen genootschap vertelt de historicus Philipp Blom het verhaal van twee prominente filosofen die nagenoeg vergeten zijn, maar wier gedachten hun tijd ver vooruit waren.

    Denis Diderot is vooral bekend als redacteur van de grote Encyclopédie en als auteur van een paar vernieuwende romans. De naam Paul-Henri Thiry d’Holbach leeft alleen nog voort bij een paar gespecialiseerde wetenschappers. Toch ontwikkelde Diderot revolutionaire denkbeelden in zijn romans en schreef Holbach de eerste atheïstische boeken sinds de Oudheid.

    De kernboodschap van de Verlichting luidt dat de mens begaafd is met rede en vrije wil. Hij is het zichzelf en zijn medemensen verplicht om dit verstand te gebruiken en zelfstandig na te denken. De radicalen trokken dit uitgangspunt door tot zijn uiterste consequenties. Hun wereldbeeld was strikt naturalistisch. Lang voor Darwin beschouwden ze de mens als het resultaat van natuurlijke evolutie. Zoals ieder dier zoekt de mens genot en vlucht hij voor pijn. Er is geen leven na de dood, geen God of hogere intelligentie, geen goddelijk plan of Voorzienigheid. Er is alleen een natuurlijke wereld van leven en dood en de strijd om te overleven.

    Hieruit volgt dat wij de zin van ons leven moeten zoeken in het leven zelf. Iedere mens, ongeacht maatschappelijke status, geslacht, ras en geloof, heeft evenveel recht op het najagen van genot, en in laatste instantie geluk. In een samenleving kan dit alleen worden bereikt door middel van solidariteit en samenwerking. Deze visie laat geen ruimte voor een aristocratie, voor geboorterecht en voor een maatschappelijke hiërarchie. Zo formuleerden de radicalen een eenvoudige theorie over sociale rechtvaardigheid, gebaseerd op inzicht in de menselijke aard.

    Dit was natuurlijk niet naar de zin van diegenen die de macht in handen hadden. In de achttiende eeuw werd dit soort gedachten als ketters beschouwd. Mensen die tegen de leer van de kerk in gingen, liepen het gevaar om gevangengezet te worden, of zelfs terechtgesteld. Bovendien kon men in het Ancien régime, dat voor de Franse Revolutie aan de macht was, de sociale en politieke orde niet ongestraft ter discussie stellen.

    De radicale denkers droegen de oppositie. Het verdedigen van dit ideeëngoed getuigde van grote moed. Hun boeken en pamfletten moesten clandestien en anoniem aan de man gebracht worden. Ze werden in het buitenland gedrukt, het land in gesmokkeld en in het geniep verkocht. In een tijd waarin de alfabetische ordening van een encyclopedie reeds een politiek en religieus statement was, moesten zij hun subversieve ideeën inventief verpakken om ze voor de kerk en de machthebbers verteerbaar te maken en zelf zware straffen te ontlopen. Hun verhaal herinnert aan de hachelijke situatie van moderne schrijvers en wetenschappers in landen met een autocratisch bewind.

    Het was dan ook belangrijk om te weten wie je kon vertrouwen en bij wie je je mening kon uiten. In het salon van de rijke Holbach konden de gedreven gelijkgestemden scherp en vinnig debatteren over maatschappelijke en politieke zaken. De grootste genieën van Europa, zoals David Hume en Benjamin Franklin, waren er te gast.

    Maar de tijd was nog niet rijp voor hun denkbeelden. De radicalen van de Verlichting hebben het pleit verloren aan gematigde denkers zoals Rousseau en Voltaire. Hun gedachten pasten beter bij de doelstellingen van diegenen die aan de touwtjes trokken.

    Philipp Blom dook onder in de wereld en nalatenschap van deze grote denkers en schrijvers. Met het leven van de gedreven en lucide Diderot als rode draad volgt hij de opkomst en neergang van het salon van Holbach. De leden hadden tientallen werken geschreven, over de meest controversiële en belangrijke onderwerpen gediscussieerd en de grootste literaire schandalen van die tijd veroorzaakt. Ze hadden het debat over religie en wetenschap, over politiek en moraal op heel andere leest geschoeid.

    Dit boek is een postuum eerbetoon aan de meest oorspronkelijke, maar verguisde en vergeten denkers van de Verlichting. Zij waren de directe erfgenamen van de filosofen uit de vroege verlichting, Spinoza en Descartes, en staan in de traditie van de atheïstische klassieke filosofen zoals Epicurus en de Stoïcijnen.

    Diderot en de zijnen werden steeds vastberadener voorvechters van persoonlijke vrijheid en tegenstanders van eender welk autocratisch bewind. Ze waren niet onder de indruk van hooggestemde idealen of utopieën, maar opteerden voor een samenleving gekenmerkt door vrijheid, rechtvaardigheid en pragmatische tolerantie.

    Blom zet hen neer als mensen van vlees en bloed, met hun zekerheden en twijfels, hun liefdes, vriendschappen en teleurstellingen. Ook in hun eigen leven probeerden ze hun principes in de praktijk om te zetten.
    Hij heeft zich uitgebreid en diepgaand gedocumenteerd. Het resultaat is een uitermate boeiend verhaal, bovendien zeer onderhoudend geschreven.

    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De trek naar de stad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SAUNDERS, D., De trek naar de stad. (Vert. Arrival City, 2010) A’dam, De Bezige Bij, 2010, 416 pp. – ISBN 978 90 234 5881 4

    Favela’s, bustees, shantytowns, bidonvilles, slums of barrio’s in de ontwikkelingslanden en immigrantenwijken, etnische buurten, banlieues difficiles, chinatowns, Little India’s of migrant suburbs van de rijke landen, met hun geïmproviseerde woningen bieden ze een troosteloze aanblik. Ze worden algemeen beschouwd als toevluchtsoord voor de berooide mislukkelingen en verschoppelingen van de geïndustrialiseerde samenleving.

    De mensen die er wonen zien het echter anders. Voor hen is de wanorde en vuiligheid van voorbijgaande aard. Bijna zonder uitzondering komen deze families van het platteland. Met de verhuizing naar de stad hebben ze een doordacht risico genomen. De inkomens zijn er hoger, het onderwijs beter en er is meer mogelijkheid om vooruit te komen en de armoede te ontstijgen. De sloppenwijk geeft op zijn minst hoop op een verbetering van het bestaan.

    Het plattelandsleven is immers helemaal niet zo romantisch als het voorgesteld wordt. Daar heerst ondervoeding, de kindersterfte is er hoog en de levensverwachting laag. De meeste mensen wonen niet op het platteland omdat het leven daar beter is, maar omdat ze in de val zitten. Als mensen eenmaal in steden zijn gaan wonen of naar verstedelijkte landen zijn gemigreerd, keren ze vrijwel nooit terug. Ondanks alle vuiligheid is dit het betere bestaan.

    De journalist Doug Saunders heeft tientallen jaren te midden van deze enclaves gewoond. Hij ontdekte dat er in deze onaantrekkelijke sloppenwijken over de hele wereld een opmerkelijk gelijke en onstuitbare dynamiek heerst. Onder vaak zeer moeilijke omstandigheden werken de bewoners er volhardend en inventief aan hun sociale mobiliteit. Ze leven in een grensgebied tussen platteland en stad, een overgangsruimte die Saunders de stad van aankomst noemt.

    Overheden hebben de afgelopen zestig jaar veel inspanningen gedaan om het ontstaan van steden van aankomst te voorkomen, omdat ze als last werden beschouwd en gewantrouwd. Wie nauwkeuriger observeert, ontdekt echter hoe belangrijk deze wijken zijn, niet alleen voor de ontwikkeling van de bewoners en hun families, maar voor de stad zelf en de wereld in het algemeen. De buurt zelf lijkt onveranderlijk arm en gesegregeerd te blijven, maar heel wat bewoners schuiven op termijn door naar de middenklasse.

    Wetenschappers en functionarissen beginnen nu ook in te zien dat buurten van rurale migranten van cruciaal belang zijn voor de toekomst van de stad en van het platteland. De steden van aankomst zijn de plaatsen waar de volgende grote economische en culturele hausse zich zal voordoen. Overal ter wereld zorgt de financiële steun van de bewoners van de stad van aankomst voor een effectieve en duurzame verbetering van de levensomstandigheden in de dorpen.

    Een stad van aankomst kan echter niet op eigen houtje fungeren als springplank naar een beter bestaan. Daarvoor is in de eerste plaats werkgelegenheid nodig. Om haar verder goed te laten functioneren zijn door de overheid bekostigde voorzieningen en ondersteuningsmaatregelen nodig waarvoor de vrije markt niet instaat: onderwijs, openbaar vervoer, gezondheidszorg, veiligheid. Als de stad van aankomst aan zijn lot wordt overgelaten, en de bewoners niet de mogelijkheid krijgen om stedelingen te worden en het burgerschap te verwerven, loopt ze het risico uit te groeien tot een conflicthaard en bakermat van fundamentalisme.

    Het migratiebeleid van veel geïndustrialiseerde landen is kortzichtig, stelt Saunders. In veel West-Europese landen, in Canada, de Verenigde Staten en Australië spannen overheden zich te weinig in om haar beter te laten functioneren. Ze doen alsof zich geen migratie van dorpsbewoners zal voordoen of menen dat deze migratie permanent kan worden beëindigd of weggefiltreerd. Daarmee ontnemen zij niet alleen een grote groep ondernemende mensen de kans om hogerop te komen. Zij lopen het risico dat ze er zelf op achteruit gaan.

    Over de hele wereld zal het traditionele boerenleven voor het einde van deze eeuw uitgestorven zijn, voorspelt hij. Het overgrote deel van de mensheid zal dan in een stad of verstedelijkt gebied wonen.
    Goed aangepakt en begeleid zal de onstuitbare verstedelijking de mensheid welvaart brengen, de kindersterfte doen afnemen en de bevolkingsgroei afremmen.
    Landen kennen zelden economische groei wanneer ze migratie van het platteland naar de stad verbieden of beperken. Als er geen verstedelijking plaatsvindt, stagneert de economie en lijden de mensen vaak gebrek.

    Doug Saunders vertelt het verhaal van steden van aankomst over de hele wereld. Hij laat ons zien hoe ze ontstaan zijn en hoe ze zich ontwikkelen. Hij verheldert de factoren die bijdragen tot hun succes of mislukking. Een uitermate ingewikkeld fenomeen wordt door hem op een genuanceerde en inzichtelijke manier uitgelegd. Hij maakt taai sociologisch onderzoek voor de modale lezer verteerbaar.
    Omdat hij bovendien de bewoners zelf aan het woord laat, kijk je door hun ogen naar de stad van aankomst. Dat biedt een frisse, intrigerende kijk op armoede en sociale mobiliteit.
    Mede door de vlot leesbare tekst kon dit boek mij van begin tot eind boeien.

    Toch een bedenking. In dit boek wordt de gestage verstedelijking als een hoofdzakelijk positieve evolutie voorgesteld. Op de te verwachten problemen en uitdagingen van de toenemende verstedelijking in de wereld gaat Saunders niet in.
    Dit boek blijft niettemin een echte eye-opener en tevens niet zomaar een aanrader, maar een must!

    © Minervaria

    Lees ook:

     



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Congo. Een geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN REYBROUCK, D., Congo. Een geschiedenis. A’dam, Uitg. De Bezige Bij, 2010, 680 pp. – ISBN 978 90234 5866 1

    De geschiedenis is weinig meer dan het register van de misdaden,
    dwaasheden en rampspoeden der mensheid.
    Edward Gibbon

    Als er één land is waarop deze uitspraak van de beroemde Britse historicus van toepassing is, dan is het Congo wel. In dit schier onmetelijke land met zijn schatrijke bodem, zo groot als West-Europa, is de kindersterfte een van de hoogste ter wereld en de levensverwachting een van de laagste. Het land zit aan de grond en zakt steeds dieper weg. Het wordt verscheurd door een bijna onontwarbaar kluwen van gemilitariseerde groepjes en bewegingen. Er heerst een diepgewortelde politieke cultuur van corruptie en cliëntelisme. Congo is afgegleden naar een staat van chaos en wanbeheer.

    De diep gekwetste bevolking is al decennia lang het slachtoffer van ondenkbare gruwelijkheden. Miljoenen mensen zijn omgekomen door oorlogsgeweld en de ontberingen in de drie oorlogen die Congo sedert de onafhankelijkheid teisterden. In al die jaren van onmenselijk lijden zweefde de bevolking tussen verwoesting en ijdele hoop op beterschap.

    In dit terecht tweemaal bekroonde boek vertelt David Van Reybrouck de geschiedenis van Congo door de ogen van de Congolezen zelf. Hij heeft geluisterd naar het levensverhaal van tientallen mensen, en gewone Congolezen laten vertellen over het leven in hun land. De geschiedenis is immers zoveel meer dan wat opgeschreven wordt. Het resultaat is een meeslepende mengeling van doorwrochte geschiedschrijving en de getuigenissen van diegenen die erin moesten overleven.

    Anders dan hij had verwacht kon Van Reybrouck praten met een man die de hoogst merkwaardige Congolese Vrijstaat nog had meegemaakt. Over dit immens gebied met vage grenzen, bewoond door een lappendeken van stammen met zeer uiteenlopende talen en gebruiken, regeerde Leopold II er als soevereine monarch. De 126-jarige man maakte mee hoe de levens van de mensen toen grondig veranderden. De plaatselijke bevolking kwam voor het eerst in contact met blanken en werd massaal ingezet ten bate van het persoonlijke gewin van de Belgische koning. Bestaande sociale verbanden werden verder uiteen gerukt door de avonturiers en de missionarissen die in het kielzog van de pioniers kwamen.

    Toen Congo een Belgische kolonie werd ging dit proces onverminderd voort. Het bureaucratische koloniale apparaat vergrootte zijn greep op de bevolking. Een beschaving werd tegen wil en dank verwesterd. Oeroude stamverbanden werden vernietigd en dat had voor veel Afrikanen desastreuze gevolgen. Met een houding van misprijzen en raciale neerbuigendheid lepelde de paternalistische kolonisator de inheemse bevolking gehoorzaamheid en volgzaamheid in. En de duizenden kleine dagelijkse vernederingen eisten later hun tol. Toch blijken de Congolezen zelf niet onverdeeld ongelukkig over deze periode. De kolonisatie bracht ook nieuwe levensvatbare samenlevingsverbanden, een aantrekkelijke levensstijl, een betere gezondheidszorg en welvaart voor velen.

    Even verrassend genuanceerd kijken de Congolezen naar de stormachtige dekolonisatie, het geschenk dat achteraf een holle belofte bleek. De hooggespannen verwachtingen werden niet ingelost. Congo is naar de mening van velen veel te snel en onvoorbereid de onafhankelijkheid ingedoken. Na de onafhankelijkheid is het land in een chaos beland die nog altijd niet is opgelost. We lezen een schrijnend verhaal van ellende en onnoemelijk menselijk leed onder tweeëndertig jaren van dictatuur, gevolgd door een zwak en corrupt bewind. Hier zien we de uitspraak van Gibbon op zijn smalst: een opeenstapeling van stupiditeiten van corrupte machthebbers, die een wetteloos land zonder hoop totaal ontwrichtten en overleverden aan banditisme en roofzucht.

    De recente moeizame democratisering van Congo zou aan deze droevige toestand een einde moeten maken. Toch is het nog veel te vroeg om te besluiten of dat zal kunnen lukken, meent Van Reybrouck. Er is verschrikkelijk veel puin te ruimen.
    De recente contacten met Chinese investeerders, hoe weinig lucratief ook voor de doorsnee Congolees, verwijzen echter naar belangrijke ontwikkelingen in de komende eeuw, die misschien inderdaad de eeuw van Azië wordt.

    Dit ronduit prachtige verhaal van de tragische geschiedenis van Congo kan niemand onberoerd laten. Hetzij door hun familie in de kolonie dan wel door een nonkel pater of tante nonneke in de missies hebben veel Belgische lezers ze van ver of dichtbij meegemaakt. De geschiedenis van Congo is echter tevens een exponent van de mondiale kolonisatie als machtsstrijd tussen de Europese mogendheden. Daarin zullen ook niet-Belgen veel herkenningspunten vinden.

    Dit boek bevat geen gewoon verslag van de loop der gebeurtenissen. Het vertelt vooral de geschiedenis van de Congolezen zelf. Er komen mensen aan het woord die een bescheiden rol speelden in de veranderende machtsverhoudingen maar ook mensen die de gebeurtenissen alleen ondergingen en soms letterlijk lijdend voorwerp waren. Het is een hulde aan de veerkracht van een volk, dat ondanks alle ellende getuigt van een verrassende dynamiek en openheid voor nieuwe ontwikkelingen waarvan zelfingenomen Europeanen veel kunnen leren.

    De meeslepende tekst is met zwier geschreven en leest als een roman. Het boek mag met recht een literair hoogstandje genoemd worden.

    Een eye-opener en onbetwistbare aanrader!

    © Minervaria

    Aansluitend:

    Democracy in the Congo?

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tijdparadox
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ZIMBARDO, P & J. BOYD, De tijdparadox. Ontdek wat je relatie met tijd zegt over je persoonlijkheid. (Vert. The Time Paradox, 2008) Utrecht/A’pen, 2009, 320 pp. – ISBN 978 90 215 4539 4  

    Denkt u vaak aan de kansen die u gemist hebt? Geniet u van verhalen over gezellige avonden rond de kachel? Neemt u de meeste beslissingen in een opwelling? Maakt u lijstjes en streept u gedane taken af? Of vindt u dat u niet echt plannen kunt maken voor de toekomst omdat alles zo veranderlijk is?  

    In de afgelopen twintig jaar hebben Philip Zimbardo, gerenommeerde emeritus hoogleraar psychologie, en John Boyd, wetenschappelijk onderzoeker, duizenden mensen ondervraagd, geobserveerd en de gegevens geanalyseerd. Ze kwamen tot de ontdekking dat geen twee mensen ten opzichte van tijd eenzelfde houding aannemen. Er zijn mensen voor wie het verleden belangrijk is, anderen leven vooral in het heden, nog anderen richten zich op de toekomst.  

    Onze houding tegenover de tijd heeft iets paradoxaals. We gebruiken de tijd om onze uren en dagen in te delen en belangrijke levensmomenten zoals geboorten, verjaardagen en sterfgevallen te markeren. Af en toe treft het ons hoe snel de tijd voorbij gaat. We beseffen echter zelden hoe ingrijpend ons leven bepaald wordt door onze houding tegenover de tijd. Die beïnvloedt uiteenlopende zaken als levensstijl, keuzes en beslissingen op korte en lange termijn, opleiding en maatschappelijke vooruitzichten, sociale status, omgang met geld, zakelijke beslissingen en politieke voorkeur. We zijn echter zo vergroeid met ons tijdsperspectief dat we het vanzelfsprekend vinden.  

    Dat kan betekenen dat we de nadelen ervan niet meer onderkennen of niet zien hoe we er iets kunnen aan veranderen. Op zichzelf is elk tijdsperspectief immers problematisch. Ieder mens filtert informatie door zijn of haar eigen tijdsperspectief en bekomt daardoor een vertekend beeld van de werkelijkheid. Op het verleden gerichte mensen zijn vaak te voorzichtig, op het nu gerichte mensen sparen te weinig, en op de toekomst gerichte mensen genieten te weinig van het nu.  

    Een evenwichtig tijdsperspectief stelt ons in staat te leren van het verleden, te genieten van het heden en plannen te beramen voor de toekomst. Zo’n optimaal tijdsperspectief ligt volgens Zimbardo en Boyd voor iedereen in het bereik. Ons tijdsperspectief is immers niet bepaald door genetische of kosmische factoren. We hebben het aangeleerd onder invloed van cultuur, opvoeding, sociaal-economische en politieke omstandigheden en persoonlijke ervaringen. En naarmate we ons ontwikkelen en ouder worden gaan we de tijd weer anders beleven.  

    In hun boek reiken de auteurs inzichten aan waarmee je kan herkennen hoe je persoonlijke tijdsperspectief jouw gedachten, gevoelens en handelingen beïnvloedt. In het eerste deel verkennen zij de zes verschillende tijdsperspectieven die ze in hun onderzoek hebben ontdekt en door welke factoren ze worden gevormd. Met behulp van een vragenlijst kan je ontdekken hoe jouw tijdsperspectief eruit ziet en hoe evenwichtig het is. In het tweede deel werken ze de fundamentele invloed van tijd en tijdsperspectief op ons dagelijkse leven en verschillende levensdomeinen uit. Onze persoonlijke tijdsbeleving houdt kansen in maar kan ook valkuilen verbergen.  

    Met deze nieuwe inzichten over het tijdsperspectief kunnen we ons voordeel doen, zeggen Zimbardo en Boyd. Omdat we het aangeleerd hebben kunnen we ons tijdsperspectief ook veranderen wanneer het ons leven belast. In het laatste hoofdstuk reiken de auteurs richtlijnen aan voor het ontwikkelen van een optimaal, uitgebalanceerd tijdsperspectief waarmee we effectiever en bewuster met tijd om kunnen gaan.  

    Dit boek is zowel informatief als een zelfhulpboek. Je maakt kennis met een intrigerende en originele kijk op de heel uiteenlopende manieren waarop individuele mensen, groepen en zelfs hele naties omgaan met gebeurtenissen en veranderingen. Kijken door de bril van het tijdsperspectief maakt moeilijk te begrijpen gedrag en maatschappelijke fenomenen vaak beter verklaarbaar én verteerbaar. Je krijgt bovendien handvatten aangereikt hoe je de tijd kunt aanwenden om meer kansen te benutten en minder spijtmomenten te kennen.  

    De visie van Zimbardo en Boyd is niet alleen plausibel, ze is wetenschappelijk stevig gefundeerd. Ze is niet alleen gebaseerd op hun eigen onderzoeksbevindingen maar ook op inzichten uit verschillende psychologische stromingen en andere onderzoeksgebieden.  

    Dit boek geeft je een frisse kijk op mensen. Je krijgt heel wat te verwerken maar dank zij de vlotte en toegankelijke schrijfstijl blijft het allemaal goed verteerbaar.  

    ©  Minervaria

    Ik leef dus ik koop minder
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De haat tegen het Westen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ZIEGLER, J., De haat tegen het Westen. Het verhaal van de economische oorlog tussen arme en rijke landen. (Vert. La Haine de l’Occident, 2008) A’dam, Uitg. Balans, 2010, 266 pp. – ISBN 978 94 600 3286 8

    Sedert de aanslagen op het WTC in 2001 is het Westen in verhoogde staat van paraatheid. Het mondiale terrorisme kan gelden als een symptoom van de groeiende haat van de volkeren van het Zuiden tegen het Westen. Jean Ziegler, oud-hoogleraar sociologie in Genève en voormalig speciaal gezant voor de Verenigde Naties, onderzoekt waar deze afkeer vandaan komt en waarom hij nog steeds toeneemt.

    De haat wortelt in de eerste plaats in het verleden. De volkeren van het Zuiden ervaren zichzelf als slachtoffers van twee misdaden van het Westen: de slavenhandel en de koloniale verovering. Die brachten overal en altijd de vernietiging van de cultuur mee, van de eigen identiteit, van het culturele geheugen en de emotionele banden van de onderdrukte volken. Daarvoor eisen ze rechtsherstel, financiële compensatie en boetvaardigheid.

    En de haat neemt toe omdat de westerse landen een koloniale politiek blijven voeren. De democratische waarden die ten grondslag liggen aan de grondwetten van de westerse landen stoppen bij de grens. Het Westen schrijft anderen de wet voor maar past ze zelf niet toe. Ondanks alle retoriek over universele waarden van gelijkheid, vrijheid en zelfbeschikking legt het de landen van het Zuiden een economisch systeem op waar het vooral zelf rijker van wordt.

    Van op de eerste rij observeerde Ziegler de arrogantie waarmee het Westen multilaterale onderhandelingen blokkeert. Het streven van de volkeren uit het Zuiden naar een billijke en rechtvaardige wereldorde wordt noch gehoord noch begrepen. In het afgelopen decennium hebben de westerse mogendheden, gesteund door het IMF en de Wereldhandelsorganisatie, een beleid gevoerd dat rampzalig heeft uitgepakt voor de onderontwikkelde landen. Nergens ter wereld is er substantiële vooruitgang geboekt in de voorgenomen strijd tegen epidemieën, honger, extreme armoede, vrouwendiscriminatie en gebrekkig schoolbezoek. Dit waren in 2000 nochtans de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties.

    Daartegen wordt vaak ingebracht dat de deplorabele toestand van de bevolking in de landen van het Zuiden door hun eigen machthebbers geschapen en bestendigd wordt. Die corrupte inlandse despoten kunnen echter slechts aan de macht blijven omdat ze in de kaart spelen van de Westerse economische belangen. Ziegler beschrijft de wraakroepende situatie in Nigeria, de achtste olieproducent ter wereld. De oliewinning zou het land steenrijk kunnen maken en iedere inwoner scholing, gezondheidszorg en een behoorlijk inkomen bieden. Onder een ijzeren regime, dat iedere vorm van opstand onwaarschijnlijk maakt, heersen echter uitzichtloze armoede en schrijnende ongelijkheid.

    Daartegenover plaatst hij het hoopvolle verhaal van Bolivia. Na 500 jaar uitbuitende kolonisatie en meedogenloze onderdrukking werd daar de eerste indiaanse president in Zuid-Amerika verkozen. Op doordachte en vreedzame wijze heeft deze de natuurlijke rijkdommen genationaliseerd en de meerinkomsten aangewend ter bestrijding van de armoede. Toch is ook daar niet alles goud wat blinkt. De veranderingen verlopen traag en moeizaam en er moet weerwerk geboden worden tegen demagogen die etnisch nationalisme en racisme prediken.

    Identiteit en wereldburgerschap zijn echter niet met elkaar in tegenspraak, zegt Ziegler. Alle mensen verlangen naar gezondheid, onderwijs, kennis, bestaanszekerheid, vast werk, een regelmatig inkomen, ze willen allemaal hun gezin beschermen tegen vernederingen, hun burgerlijke en politieke verantwoordelijkheden kunnen uitoefenen, ver van alle willekeur, beschermd tegen onheil dat hun waardigheid aantast. Het hangt af van de solidariteit van het Westen met het zuidelijk halfrond of er een leefbaarder, waardiger wereld komt met respect voor de mensenrechten, een eerlijke verdeling van hulpbronnen, gerechtigheid en gelijke behandeling van alle landen.

    Als lid van de commissie voor de mensenrechten van de Verenigde Naties heeft Jean Ziegler de hele wereld bereisd. Daardoor heeft hij een goed inzicht gekregen in wat niet-westerse mensen beweegt. Zijn vlijmscherpe aanklacht tegen de wijze waarop de westerse mogendheden zich de zeggenschap over de wereldpolitiek en –economie eenzijdig toe-eigenen kan ons moeilijk onberoerd laten.

    Bij dat rauwe verhaal blijf ik toch zitten met een wrang en onvoldaan gevoel. Ziegler klaagt aan maar draagt slechts algemene, sloganeske oplossingen aan.
    Moet ik mij bovendien schuldig voelen over wat de machtigen der aarde uitvreten? Als zelfs de auteur, die deel uitmaakte van een VN-commissie, zo machteloos bleek, kan dit toch zeker niet zijn bedoeling geweest zijn. Gewone stervelingen hebben een gering aandeel in de onrechtvaardige behandeling van de Zuiderse volkeren, zowel in het verleden als in het heden.

    Het verhaal van Ziegler is dus zeker eenzijdig en doet geen recht aan de complexe realiteit van de verhoudingen tussen de geïndustrialiseerde wereld en de ontwikkelingslanden, en deze binnen die landen zelf.
    Maar het geeft weer hoe de Zuiderse volkeren tegen die machtsverhoudingen aankijken. En het confronteert ons zonder omhaal met de ongemakkelijke realiteit dat onze welvaart voor een groot deel op hun onmenselijke levensomstandigheden gebouwd is.

    © Minervaria

    Aansluitend:

    Die dunkle Seite der digitalen Welt
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!