WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    22-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Passies van het brein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SITSKOORN, M., Passies van het brein. Waarom zondigen zo verleidelijk is. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2010, 224 pp. – ISBN 978 90351 3223 8

    Bezit u veel meer boeken dan u ooit gelezen krijgt? Hebt u stapels serviesgoed dat u nooit gebruikt? Is een stukje chocolade de aanleiding tot het verslinden van het hele pak? Haalt u zich geregeld een vervelende onenigheid op de hals door een totaal onnodige woedeuitbarsting? Vindt u uw collega’s maar klungels? Zit u stiekem te gluren naar de borsten van uw vrouwelijke medewerkster? Geniet u van een uitgebreide roddelpartij? 

    Over het rijtje van de zeven hoofdzonden of ondeugden zijn de meeste filosofen en theologen het al sedert de oudheid eens. Ze zijn ‘des menschen’, van iedereen en van alle tijden. Als ze alleen maar nefaste gevolgen hadden voor de persoon zelf was het niet zo erg. Maar ze liggen aan de basis van ontelbaar veel misstanden en rampen in de wereld. De meeste oorlogen vinden hun oorsprong in machtshonger en zelfingenomenheid. 

    We beseffen dat we teveel gedronken hebben, te snel uit onze slof zijn geschoten of weer iets overbodigs gekocht hebben. We kunnen het niet laten om ons over te geven aan achterklap en pootje lichten, diefstal en bedrog, burenruzies en veldslagen. Maar als we de gelegenheid krijgen doen we het weer. Waarom blijven we ons, tegen beter weten in, bezondigen aan gedrag waarvan we achteraf spijt hebben, omdat het onszelf en anderen schade berokkende? 

    De onweerstaanbaarheid van dit gedrag wortelt in onze hersenen, zegt hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet Sitskoon. In dit boek verheldert ze de processen in ons brein die ons aanzetten tot gulzigheid, afgunst, vraatzucht, lust, woede, trots en luiheid. En meteen wordt duidelijk dat deze ondeugden niet voor niets zo krachtig zijn. Ze zijn immers nuttig in de strijd om te overleven. Daarom zijn ze nauw verbonden met pijn en genot. 

    Die hartstochten zijn echter niet enkel bron van leed en spijt, ze hebben ook hun goede kanten. En het vermogen om ze in aanvaardbare banen te leiden is evenzeer terug te brengen tot processen in de hersenen. Het mag soms moeilijk zijn om het zondigen te laten, wijsheid heeft ook zijn wortels in ons brein. Margriet Sitskoorn legt uit hoe je je hersenen zelf in die richting kunt sturen. 

    Onze hersenen werken immers niet op zichzelf, ze worden beïnvloed door gebeurtenissen, de omgeving en ons eigen gedrag. Sitskoorn legt uit hoe macht en status ons ongevoeliger maken voor het lot van anderen en zelfzuchtig gedrag bevorderen. Ze maakt duidelijk waarom rechtvaardigheid hebzucht tegengaat en op zijn beurt rechtvaardigheid bevordert, en waarom vergeven de meest effectieve manier is om woede kwijt te geraken. En we leren waarom er zout in koekjes zit en suiker in chips. 

    Voor zover mogelijk voor een boek over de werking van de hersenen is Passies van het brein een vrij toegankelijk werk. Margriet Sitskoorn gebruikt zo weinig mogelijk vaktermen en waar noodzakelijk verwijst ze naar een vereenvoudigde tekening van de hersenen achter in het boek. Daarop worden de belangrijke gebieden in de hersenen aangegeven die een rol spelen in het voelen van genot en pijn. Je kunt de bladzijde met deze figuur uitklappen zodat je hem kunt raadplegen tijdens het lezen. Wie het op een bepaald ogenblik toch gaat duizelen van de moeilijke termen hoeft zich geen zorgen te maken. Het is helemaal niet noodzakelijk alle details te begrijpen om de kern van het betoog te vatten. De tekst is bovendien met zwier geschreven en laat zich vlot lezen. 

    Dit populairwetenschappelijke werk doet wat het belooft. Je wordt meegenomen op een fascinerende ontdekkingsreis naar het verband tussen je onweerstaanbare neigingen en het brein. Het biedt niet alleen inzicht, maar doet je nadenken over hoe je zelf met verleidingen omgaat. En als je dat wil kan je het als werkboek gebruiken om je onbeheersbare neigingen beter onder controle te krijgen. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Free
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ANDERSON, C., Free. Hoe het nieuwe Gratis de markt radicaal verandert. (Vert. Free. The Future of a Radical Price) A’dam, Nw A’dam, 2009, 318 pp. – ISBN 978 90 468 0508 4   

    Werkt u met de Firefox-webbrowser? Gebruikt u een mailadres van Google? Raadpleegt u Google-maps als u ergens heen gaat? Hebt u een account op Twitter of Facebook? Zoekt u regelmatig iets op Wikipedia? Tikt en bewaart u uw teksten op Googledocs? En blijft u op de hoogte van nieuws uit alle hoeken van de wereld via gratis nieuwsbrieven?   

    U betaalt niets voor de applicaties van Google en toch is het een van de meest winstgevende ondernemingen in Amerika. Het gratis ‘Linux –ecosysteem’ is dertig miljard dollar waard. Chris Anderson, journalist en hoofdredacteur van het toonaangevende Amerikaanse magazine Wired, noemt dit de paradox van Gratis: mensen verdienen een hoop geld aan het verlenen van diensten waarvoor de gebruikers niets betalen. Hoe werkt dat dan en waarom wordt het zo vaak verkeerd begrepen of gevreesd?   

    Gratis is nochtans niet nieuw. In het begin van de twintigste eeuw werd het voor het eerst als marketingtruc gebruikt. Om een onbekend product te lanceren werden gratis kookboekjes uitgedeeld. Het product ging als zoete broodjes over de toonbank en Gratis werd een strategisch onderdeel in de verkoop. Gratis verrassing, gratis verzendkosten, 3 halen 2 betalen, een gratis proefproduct, het zijn alle variaties op hetzelfde thema. Ze komen in meer of mindere mate neer op het verschuiven van geld. We weten allemaal dat de verbruiker het toch betaalt. Maar het blijft werken omdat Gratis een grote aantrekkingskracht heeft. Zelfs de meest achterdochtige consument laat zich erdoor verleiden.   

    Maar in de digitale wereld is Gratis meer dan een truc om geld van de ene zak naar de andere te verplaatsen. Veel digitale producten zijn werkelijk gratis. Je kan ze gebruiken en je betaalt er echt niets voor als je dat niet wil. Hoe kan dat? En hoe blijven de bedrijven, die deze producten aanbieden, overeind en maken ze zelfs winst?   

    Voor bedrijven die enkel in de digitale wereld opereren is het een volstrekt logische benadering om veel weg te geven en geld te verdienen aan een paar dingen, zegt Chris Anderson. Digitale bedrijven verhandelen immers geen goederen maar informatie. De kosten daarvan zijn razendsnel gedaald tot bijna nul, en dat heeft geleid tot geheel nieuwe bedrijfsmodellen met gratis diensten. Het werkt voor bedrijven zoals Google, die geld verdienen met reclame-inkomsten. Het werkt op andere manieren voor mediabedrijven, de amusementsindustrie en de modewereld.   

    In de digitale wereld draait het immers allemaal om schaal. Gratis is nuttig als je een breed publiek wil bereiken waarvan een klein deel misschien betalende klant wordt. Je verliest misschien geld bij veel mensen, maar wint dat terug bij een klein aantal. Dat kan nog altijd over honderdduizenden mensen gaan. Hoe meer mensen er meedoen, des te meer kans dat er betaald wordt. En er zijn verschillende manieren om dat te bereiken. Zelfs piraterij kan het oorspronkelijke product ondersteunen als een vorm van gratis marketing.   

    Maar is het dan helemaal niet meer zo dat alleen de zon voor niets opgaat? Je moet toch betalen voor je aansluiting op internet? Zitten er achter Gratis niet een hoop verborgen kosten? Deze en andere veel geopperde twijfels en bezwaren tegen het Gratisconcept worden door Anderson in het laatste hoofdstuk op de korrel genomen. Helemaal gratis zal inderdaad nooit kunnen, zegt hij. Maar we moeten onderscheid maken tussen atomen of goederen en bits. Voor de eerste moet nog steeds betaald worden, voor het laatste niet noodzakelijk. Gratis is niet voldoende, op een of ander manier moet je het altijd combineren met betaald.   

    Met Gratis moet dus zorgvuldig worden omgegaan. Als toemaatje serveert Anderson daarom een aantal tactieken waarmee je Gratis kan invoeren in je bedrijf en 50 voorbeelden van bedrijfsmodellen waarin Gratis wordt toegepast. En geheel in overeenstemming met het onderwerp is Free gratis te downloaden op Lifehacking.   

    Je hoeft geen Einstein te zijn om te begrijpen hoe Gratis werkt op internet, beweert Anderson. Toch duurde het een hele tijd voor ik het principe echt door had. Ik werd door de auteur echter gerustgesteld. Een reden waarom we vaak niet zo goed snappen hoe Gratis werkt, is dat het geen ding is maar juist het ontbreken van een ding. Talrijke schema’s en overzichten helpen de lezer over deze drempel.   

    Maar mijn moeite werd ruimschoots beloond. In verschillende opzichten is dit een zeer leerrijk boek. Anderson doet echt wat hij belooft. Hij maakt de lezer die opgegroeid is met het Gratis van de twintigste eeuw wegwijs in een mysterieus concept van de eenentwintigste eeuw.   

    Als u zich ook al afgevraagd hebt hoe het mogelijk is dat u gebruik kunt maken van internetdiensten zonder dat u daar een cent voor betaalt, dan is dit boek beslist iets voor u.   

    ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Microcanon
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SMIT, H., REIJNDERS, H., van DOORN, J., van der OOST, J. & P. WILLEMSEN (Red.), Microcanon. Wat je beslist moet weten over microbiologie. Uitg. Veen Magazines, 2011, 246 pp. – ISBN 978 90 8571 327 2
       
    Met bacteriën hebben de meeste mensen liever niet te maken. Ze roepen beelden op van een rauwe keel, koorts, buikpijn en meer nare toestanden. Infecties en voedselvergiftiging kunnen we missen als kiespijn. Daarom laten we onze kinderen inenten en nemen we vrede met conserveringsmiddelen in onze voeding.
       
    Microbiologen stellen ons echter gerust. Die akelige ziekteverwekkers vormen slechts een fractie van het totale aantal micro-organismen op de aarde. Het leeuwendeel leeft vredig samen met mens, plant en dier en is zelfs nuttig. Brood, bier, wijn, kaas, yoghurt en salami danken we aan micro-organismen. Zonder deze piepkleine organismen zouden we ons voedsel niet kunnen verteren, ons niet kunnen verwarmen en we zouden stikken in ons afval. Microben zijn essentieel voor de instandhouding van de kringlopen op aarde en voor het handhaven van een levensvatbare atmosfeer op onze planeet. Zonder micro-organismen is leven zelfs onmogelijk.   

    Dat tonen ruim zestig microbiologen overvloedig aan in de Microcanon. Dit indrukwekkende boek werd uitgegeven ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie. Het is een initiatief van de ‘Microbenclub’, een groep gepassioneerde microbiologen die werkzaam zijn aan verschillende universiteiten, instituten, onderwijsinstellingen en in het bedrijfsleven. Ze begeleiden ons bij een boeiende ontdekkingsreis door de fascinerende wereld van de micro-organismen.   

    Deze eencellige wezens zijn de oudste levensvormen op aarde. Ze zijn alomtegenwoordig en kunnen overleven in de meest extreme omstandigheden. Er bestaan naar schatting miljoenen soorten en daarvan is slechts een klein deel bekend. En voortdurend worden nieuwe soorten ontdekt.   

    Omdat micro-organismen zo klein zijn weten we slechts een paar eeuwen van hun bestaan af. Met de ontdekking van ‘kleijne diertgens’ in zijn eenvoudige microscoop ontsloot Antoni van Leeuwenhoek in de zeventiende eeuw een intrigerend universum, de microkosmos. Een nieuwe tak in de wetenschap was geboren: de microbiologie. We lezen hoe die ontwikkeling werd ondersteund door de perfectionering van de microscopen, en leidde tot technieken om micro-organismen te kweken.   

    Daaruit heeft men enorm veel geleerd over hoe micro-organismen leven en zich ontwikkelen. De Microcanon legt uit hoe de microbenwereld wordt beheerst door de race tegen de evolutionaire klok. We worden ingewijd in de verbluffende verscheidenheid aan strategieën om concurrenten te slim af te zijn of uit te schakelen.   

    De toenemende kennis over de lifestyle van eencelligen is onontbeerlijk om de strijd tegen ziekteverwekkende bacteriën succesvol te maken. Daaraan wordt in het boek uitgebreid aandacht besteed. De ontdekkingen van Louis Pasteur ontketenden een revolutie in de geneeskunde. Van de meeste onaangename en besmettelijke ziekten werd de microscopisch kleine veroorzaker ontmaskerd. Dank zij vaccinatie en antibiotica is de mens geen weerloos slachtoffer meer van ziekten die vroeger dood en verderf zaaiden. Maar u leest ook waarom nieuwe ziekten ons zullen blijven verrassen en hoe resistente microben ons het leven nog behoorlijk zuur kunnen maken.   

    Ook virussen, de kleinste en meest voorkomende levensvorm op aarde, worden niet vergeten. We kennen ze vooral van hun schadelijke effecten op onze gezondheid en uit de biologische oorlogvoering. Maar ook hun nuttige functie als gereedschap in de gentherapie wordt belicht.   

    Tenslotte krijgen we een uitgebreide inkijk in de biotechnologie, het werkterrein van de microbiologen. De zoektocht naar nieuwe manieren om micro-organismen in te zetten ten voordele van de mens, levert goedkope en milieuvriendelijke productiewijzen om kwalitatief hoogstaande voedingswaren en gebruiksvoorwerpen te vervaardigen. Micro-organismen worden op grote schaal ingezet om afvalwater te zuiveren. Ze worden ook al gebruikt om zelfherstellend beton te maken. En er dienen zich steeds weer nieuwe ontwikkelingen aan. In de toekomst kunnen we wellicht de fossiele brandstoffen inruilen voor biobrandstoffen, die door micro-organismen geproduceerd worden.   

    De samenstellers van dit boek hebben niets aan het toeval overgelaten. De bijdragen zijn bondig en overzichtelijk. Toch is er een stevige basiskennis van biologie en scheikunde nodig om de tekst goed te begrijpen. Voor een gering aantal hoofdstukken schoot de mijne echt tekort. Gelukkig is er voldoende afwisseling tussen meer en minder gemakkelijke delen, zodat je als lezer de moed niet verliest.   

    Het werk is bovendien zeer aantrekkelijk vormgegeven. De tekst is gedrukt op hoogwaardig glanspapier en overvloedig geïllustreerd met prachtige foto’s en sprekende tekeningen. Een handige index van de gebruikte vaktermen sluit het geheel af. De stevige kaft laat toe het boek helemaal open te leggen tijdens het lezen.   

    Het onderzoeksdomein van de microbiologie is zo uitgebreid dat de samenstellers zich moesten beperken. Maar de ondertitel van de Microcanon wordt zeker waar gemaakt. De kennismaking met de wonderlijke wereld van de micro-organismen vervult je met diep ontzag voor de ongelooflijke complexiteit en genialiteit van de natuur. In dit boeiende boek is inderdaad te vinden wat je beslist moet weten over microbiologie.   

    De Microcanon heeft overigens ook een prachtige website met vele extra's.  

    ©  Minervaria   

    Deze recensie is ook te lezen op Noorderlicht .
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kans op slagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DE GROOF, K. & T. DE GENDT (Red.), Kans op slagen. Een integrale kijk op geweld in gezinnen. Leuven, Lannoo Campus, 2007, 284 pp. – ISBN 978 90 209 7419 5

    ‘Een 35-jarige man werd veroordeeld tot een celstraf van 12 maanden, waarvan de helft effectief‘, voor het mishandelen van zijn 28-jarige vriendin. Volgens de burgerlijke partij zou de man het slachtoffer niet alleen gedurende drie dagen hebben geslagen, maar probeerde hij haar ook te verstikken. Op de rechtbank ontkende de man de feiten. Tijdens zijn voorarrest kreeg hij verschillende malen bezoek van zijn vriendin.’   

    Het gezin is de plaats waar we liefde en warmte verwachten te ontvangen. Daarom zijn we altijd geschokt wanneer we lezen over kinder- of partnermishandeling. Toch is geweld binnen gezinnen de meest voorkomende vorm van geweld in een samenleving. Maar omdat het tot de intieme leefsfeer behoort, wordt het afgedekt en zelden openlijk besproken. Het is beladen met schaamte, angst en machteloosheid, en daardoor taboe. Het geweld dat aan de oppervlakte komt is slechts het topje van de ijsberg.
    Huiselijk geweld is ‘stil’ geweld.

    Huiselijk geweld moet nochtans wel degelijk besproken en aangepakt worden, want het stopt nooit vanzelf. Bovendien weten we dat iemand die geweld in het gezin ervaart, hetzij als getuige of als slachtoffer, een beduidend grotere kans loopt later in het leven zelf geweld te plegen of te ondergaan.
    Hulpverleners dienen dus alert te zijn op signalen van huiselijk geweld. Ze moeten inzicht hebben in de mechanismen achter het geweld om er op gepaste wijze mee om te gaan.

    Dit boek bevat bijdragen van academici en praktijkmensen. Ze bespreken diverse aspecten van huiselijk geweld, waarvan mannen en vrouwen, kinderen en ouderen het slachtoffer zijn. Alle auteurs vertrekken van een integrale en gezinsgerichte benadering. Geweld binnen gezinnen is immers een complex fenomeen, dat vaak van generatie op generatie doorgegeven wordt en waarvan de verschillende componenten nooit los van elkaar gezien mogen worden. 

    In het eerste deel komen algemene aspecten van huiselijk geweld en de hulpverlening aan de orde. De auteurs lichten de verschillende vormen van huiselijk geweld toe alsook waarom het zo vaak voorkomt. Ze geven inzicht in de geweldspiraal bij dader en slachtoffer, en benadrukken het belang van situationele factoren en van het kunnen omgaan met conflicten zonder tot geweld over te gaan. De auteurs belichten ook de taak en positie van de hulpverlener in geval van vermoeden van geweld. Ze wijzen tenslotte op de noodzaak van een efficiënt netwerk van hulpverlening en nauwe samenwerking tussen justitie en de welzijnszorg.

    Het tweede deel laat praktijkwerkers aan het woord over specifieke thema’s. Aan de orde komen onder andere het bespreekbaar maken van geweld in het gezin, stalking, werken met plegers van gezinsgeweld en het omzichtige werken met kinderen als slachtoffer en getuige. De twee boeiende bijdragen over huiselijk geweld in allochtone kringen plaatsen huiselijk geweld in een sociaal-cultureel perspectief. En ouderenmishandeling, een vaak ‘vergeten’ vorm van geweld, werd hier niet vergeten.

    In het derde deel tenslotte zijn een aantal bruikbare methodische kaders voor de hulpverlening opgenomen. Zij vullen de praktische richtlijnen uit het vorige deel goed aan. 

    Het opzet van de redacteurs was om te verduidelijken hoe de verschillende vormen van geweld in gezinnen met elkaar samenhangen. Daarin zijn ze met glans geslaagd. Op overtuigende wijze breken ze een lans voor een integrale en gezinsgerichte benadering. Het geheel is met zorg samengesteld en de verschillende bijdragen zijn inhoudelijk diepgaand uitgeschreven.

    Dit boek is vooral bestemd voor professionele hulpverleners. Uiteraard is de inhoud voor hen belangrijker dan de vorm. Toch had hier meer aandacht aan mogen besteed worden. Het houterige en afstandelijke taalgebruik van veel bijdragen is storend. Een slordige redactie heeft bovendien heel wat taalfouten laten staan, zoals het door elkaar gebruiken van enkel- en meervoud. 
    Ook een boek voor beroepskrachten verdient echter een aantrekkelijke presentatie en vlot leesbare tekst.

    Niettemin kan ik dit werk aan alle geïnteresseerden aanbevelen. Het mag zeker niet ontbreken in de bibliotheek van agogische opleidingen en centra voor welzijnszorg.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De terugkeer van het gezag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FUREDI, F., De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren. (Vert. Wasted, 2009) A’dam, Meulenhoff, 2011, 304 pp. – ISBN 978 90290 8629 5   

    Het gebeurt vaker dat de titel van een vertaald boek de lading niet dekt, maar hier heeft de uitgever de bal toch flink mis geslagen. Niet de terugkeer, maar de teloorgang van het gezag baart de notoire Britse socioloog Frank Furedi zorgen. Dit is immers de belangrijkste reden waarom een grote groep jongeren niet meer de basiskennis verwerft om met succes een voortgezette opleiding te volgen. Als gevolg daarvan hebben onderwijsinstellingen hun normen verlaagd en leveren zij ondermaatse diploma’s af.   

    Nog nooit is er zoveel geld en energie gepompt in het onderwijs. Zijn sociale en economische gewicht nemen alleen maar toe. Toch kan het de hooggespannen verwachtingen niet waarmaken. Furedi noemt dit de paradox van het onderwijs: hoe meer de samenleving investeert in en verwacht van het onderwijs, des te minder resultaten het oplevert. Hoe komt het dat het onderwijs zoveel moeite heeft met onderwijzen?   

    De crisis in het onderwijs is een crisis van het gezag, zegt Furedi. De moderne samenleving heeft een ongemakkelijke verhouding met volwassenheid en het gezag van volwassenen. Het gevolg is dat de traditionele taak van het onderwijs onder druk staat. De samenleving heeft het belang van cultuuroverdracht als een intrinsiek waardevolle activiteit uit het oog verloren. Daarmee verspilt ze een groot deel van de middelen en energie die in het instituut onderwijs worden gestoken. Verspilde kansen, verspild potentieel en verspilde jeugd zijn het resultaat.   

    De wortels van de Westerse samenleving liggen in het verzet tegen traditioneel gezag. Dat heeft veel positieve gevolgen gehad. Gezag kan niet meer willekeurig worden uitgeoefend, men moet rekenschap afleggen van zijn handelen. Bewegingen die opkomen voor meer democratische rechten zien het als hun doel om het gezag te beperken. Maar voor veel mensen is gezag inmiddels per definitie het tegenovergestelde van vrijheid. Gezag in al zijn gedaanten wordt door velen vaak verdacht gevonden.   

    In de moderne samenleving wordt de waardering van het gezag van volwassenen op verschillende manieren ondermijnd, stelt Furedi. De uitoefening van volwassen verantwoordelijkheid geniet weinig culturele steun, integendeel. Onze samenleving idealiseert de eeuwige jeugd en associeert volwassenheid met oubolligheid. En wanneer het gezag van volwassenen betwist wordt, komt de kerntaak van het onderwijs, cultuuroverdracht, in het gedrang.   

    De afbrokkeling van het gezag van volwassenen heeft niet alleen de ordehandhaving in de klas ernstig bemoeilijkt en soms onmogelijk gemaakt, maar heeft ook de status van de leerkracht aangetast. Centraal in het onderwijs staat niet meer de kennisoverdracht maar wel het kwetsbare kind. Die zogenaamde ‘kindgerichtheid’ is echter een vrijbrief geworden voor een anti-intellectuele sfeer op school en heeft geleid tot de verlaging van het onderwijsniveau en devaluatie van diploma’s.   

    Aan de uitholling van het gezag doen onderwijskundigen trouwens gretig mee. Het belang van traditionele vakken als geschiedenis en literatuur wordt door hen in twijfel getrokken. Traditionele theoretische kennis zou volgens hen ‘beperkt’ zijn. Zij zweren bij ‘ervaringsgericht’ leren en beweren dat dit lonender is dan het ‘oude’ leren. Diezelfde onderwijskundigen en ook de beleidsmakers hebben zich bovendien bekeerd tot de doctrine van ‘levenslang leren’. Het reguliere leren wordt zelfs vaak in ongunstige zin vergeleken met informele vormen van leren. Daarmee wordt het gezag van regulier onderwijs impliciet of expliciet in twijfel getrokken.   

    De crisis in het gezag van volwassenen ondermijnt ook de opvatting dat volwassenen iets belangrijks kunnen doorgeven aan de jongere generaties. Ouders en gezagsdragers voelen zich vaak onzeker over wat zij kinderen en jongeren kunnen en mogen opleggen. Scholen krijgen zodoende de verantwoordelijkheid toegeschoven voor de socialisatie van hun leerlingen. Soms lijkt het er zelfs op dat scholen oplossingen moeten bedenken voor problemen waar de samenleving als geheel geen antwoord op heeft.   

    Gezag is echter essentieel voor het onderwijs. Kinderen en jongeren zijn niet uit zichzelf gemotiveerd om kennis en vaardigheden te verwerven die zij niet onmiddellijk kunnen gebruiken. Zonder de waardering voor het gezag van volwassenen is een groot deel van de maatschappelijke investeringen en van de noeste arbeid en inspanningen van docenten zinloos, aldus Furedi.   

    Het onderwijs moet weer autonoom kunnen functioneren, zegt hij. Het mag geen slagveld zijn waarop sociaal-politieke belangen worden uitgevochten. Onderwijs is doel op zich en niet een middel tot een ander doel. De kerntaak van het liberaal-humanistisch onderwijs is kennisverwerving en het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van de jeugd. Daarvoor zijn een gedegen lerarenopleiding nodig en solidariteit tussen volwassenen in de uitoefening van gezag.   

    Dit boek gaat over de situatie in Groot-Britannië en de Verenigde Staten maar onderwijsmensen hier te lande zullen hun bekommernissen zeker herkennen. Furedi legt immers de vinger op een pijnlijke wonde. Zijn vlijmscherpe betoog nodigt uit tot nadenken en discussie.   

    In zijn bevlogenheid valt Furedi vaak in herhaling, maar dit vond ik niet echt storend. Zoals we van hem gewoon zijn, is de tekst uitermate vlot geschreven. Dit boek is een regelrechte must voor iedereen die oprecht met het onderwijs begaan is.   

    © Minervaria 

    Lees ook het interview met Frank Furedi in Liberales: TERUG NAAR KENNISOVERDRACHT IN HET ONDERWIJS

           
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Informalisering
    Klik op de afbeelding om de link te volgen WOUTERS, C., Informalisering. Manieren en emoties sinds 1890. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2008, 388 pp. – ISBN 978 90 351 3289 4

    De buren met de voornaam aanspreken, zoenen in het openbaar, in gesprekken onverbloemd kenbaar maken dat je het er niet mee eens bent. Nu is het gewoon, tachtig jaar geleden was het niet denkbaar. In de Westerse samenlevingen werden heel wat omgangsvormen overboord gegooid die in de loop van de vorige eeuwen gemeengoed waren.

    In de twintigste eeuw zijn overal in het Westen de regels voor goede manieren soepeler en gevarieerder geworden. Tegelijk zijn steeds meer mensen deze manieren gewoon en goed gaan vinden. Vergeleken met de voorgaande eeuwen zijn ze bovendien veel vrijer om hun emoties te tonen. Dit informaliseringsproces begon volgens de socioloog Cas Wouters aan het einde van de negentiende eeuw.

    Op het eerste zicht is dit een eigenaardige evolutie. In 1976 beschreef de gerenommeerde socioloog Norbert Elias hoe het gedrag van mensen vanaf de Renaissance tot het einde van de negentiende eeuw steeds meer aan strikte en gedetailleerde regels werd onderworpen. Een aantal van die regels werden mettertijd in wetten gegoten, andere werden als goede manieren of omgangsvormen nageleefd, tenminste voor wie als beschaafd wilde doorgaan. Een geciviliseerde mens snoot bijvoorbeeld zijn neus in een zakdoek en at met vork en mes.

    Wie zich gedroeg toonde dat hij tot de betere kringen hoorde. Om op de sociale ladder te stijgen diende men zich verfijnde omgangsvormen eigen te maken. En aangezien in de Westerse samenleving, onder druk van de arbeidsdeling, de sociale klassen steeds nauwer verweven raakten, waren er steeds meer mensen die dat deden. Het resultaat was dat goede manieren vanzelfsprekend werden en deel gingen uitmaken van de persoonlijkheidsstructuur of de habitus van mensen. Het Westen werd steeds ‘beschaafder’.

    Dat proces kreeg een wending aan het einde van de negentiende eeuw. Cas Wouters bestudeerde een groot aantal etiquette- of manierenboeken van verschillende landen uit de periode tussen 1890 en het begin van de eenentwintigste eeuw. De manieren werden gaandeweg losser. Ongedwongenheid en spontaneïteit werden overal de norm. In bepaalde decennia verschenen zelfs helemaal geen nieuwe boeken over ‘hoe het hoorde’. Hoe komt dat?

    De verklaring ligt in aanzienlijke veranderingen in de sociaaleconomische verhoudingen van die periode, zegt Wouters. De sociale mobiliteit nam toe en mensen van allerlei slag kwamen vaker met elkaar in contact. Steeds meer mensen deelden in de groei van de welvaart. De verschillen in macht en rang tussen mensen werden kleiner en alle mensen werden ‘gewoner’.

    In deze toenemende sociale vermenging en democratisering werden openlijk vertoon van minachting en andere uitingen van superioriteit onaanvaardbaar. Manieren, als instrument om afstand te houden en ‘andere’ mensen buiten te sluiten of af te wijzen, kwamen in een kwade reuk te staan. De etiquetteboeken benadrukken steeds meer de noodzaak van vriendelijkheid in de menselijke omgang. Rekening houden met de gevoelens van anderen werd de norm bij goede omgangsvormen.

    Als je met mensen van alle slag moet kunnen omgaan heb je immers niets aan starre gedragsregels, die alleen gelden binnen de eigen coterie. Van een moderne westerling wordt verwacht dat hij met iedereen, althans oppervlakkig, overweg kan. Flexibiliteit en ongedwongenheid zijn dus de norm geworden, evenals de bereidheid tot het sluiten van compromissen. Dat wij dit intussen vanzelfsprekend zijn gaan vinden illustreert hoezeer dit intussen deel geworden is van onze persoonlijkheidsstructuur.

    In de Westerse landen gaan mensen van verschillende sociale klassen op verschillende wijze met elkaar om. Wouters maakt die verschillen en eigenheden begrijpelijk. Hij legt verband tussen de sociale en politieke geschiedenis van een land en de oorsprong van de ‘volksaard’. Maar de neergang van formele regels voor omgangsvormen verliep overal gelijkaardig, zij het met verschillende uitkomst.   

    Met het model van informalisering kunnen volgens Wouters veel andere, zowel historische als hedendaagse, perioden van sociale vermenging bestudeerd en begrepen worden. Mensen die afkomstig zijn uit landen waar de sociale afstand tussen de verschillende klassen veel groter is, hebben vaak moeite met onze informele omgangsvormen en de nadruk op onderhandeling en overleg, die wij als vanzelfsprekend ervaren.

    Anders dan we geneigd zijn te denken, zijn de lossere zeden dus niet iets van de laatste decennia, maar omspant dit proces al meer dan een eeuw. Toch is dat geen reden om niet attent te zijn op de teloorgang van goede manieren. Informalisering mag dan wel een meer ongedwongen omgang gebracht hebben, de keerzijde is een verruwing en vergroving van de omgangsvormen. Er wordt geklaagd over het gebrek aan ‘beschaving’ in onze samenleving. Geregeld gaan stemmen op om waarden en normen in ere te herstellen. Goede manieren en etiquette zullen nooit overbodig worden.

    In een interessante bijlage legt Wouters trouwens parallellen met de regulering van de globaliserende arbeidsmarkt. De globalisering heeft, zowel in de rijke westerse samenlevingen met hoge lonen als in de arme lageloonlanden, een deregulering gebracht. Die biedt bedrijven meer bewegingsruimte maar heeft de positie van arbeiders verzwakt. In de hogeloonlanden ging aan de informalisering van de arbeidsverhoudingen echter aanzienlijke regulering of formalisering vooraf. In de lageloonlanden was dit doorgaans niet of nauwelijks het geval. Daar bestaat het risico dat het ‘recht van de sterkste’ zegeviert.

    Hoewel een wetenschappelijke studie, is dit boek vrij toegankelijk geschreven. Het bevat ook een boeiend hoofdstuk over de geschiedenis van manieren in Europa vanaf de hofsamenleving tot de victoriaanse periode.

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spiegelpaleizen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DOOM, R., Spiegelpaleizen. Wat ’zij’ denken over ‘ons’. Brussel, Academic and Scientific Publishers, 2010, 233 pp. – ISBN 978 90 5487 764 6

    Eeuwenlang konden Europeanen het zich veroorloven om de mening van mensen uit andere werelddelen over hen te negeren. Nu zij echter over meer reële macht beschikken zal het echter steeds moeilijker worden om hun opvattingen als niet relevant opzij te schuiven. Maar hoe kijken zij dan naar ons? Woedende menigten die vlaggen verbranden, bomaanslagen op Westerse ambassades, minirokken in China, modeshows in Japan. Het beeld dat ons door de media wordt voorgehouden is fragmentarisch en gekleurd, zo betoogt Gie Goris in zijn voorwoord.

    De beelden die ‘zij’ over ‘ons’ koesteren zijn bovendien, evenmin als de opvattingen die wij over hen hebben, eenduidig en algemeen. Net als in een spiegelpaleis zien ‘wij’ en ‘zij’ wisselende beelden, afhankelijk van de positie die ingenomen wordt. In een internationale context gaat dat meer bepaald over politieke en economische macht.

    De rode draad in het boek van Ruddy Doom is dan ook hoe veranderende internationale machtsrelaties de kijk op anderen beïnvloeden. Daarvoor spit hij het ingewikkelde machtsspel tussen de gevestigde machtsblokken en nieuwkomers op het wereldtoneel uit. In een zeer interessant hoofdstuk toont hij aan hoe de verschillende spelers daarvoor dankbaar gebruik maken van het idee van morele superioriteit. Vervolgens analyseert hij uitgebreid de recente geopolitieke machtsverschuivingen in de wereld. Zo wil hij duidelijk maken hoe ingewikkeld beeldvorming over zichzelf en de andere is, want afhankelijk van de wisselende kansen op het politieke en economische slagveld.

    Een boeiend thema dus. De titel van dit boek riep hooggespannen verwachtingen op. Die lost de auteur echter niet in. Hij belooft wat hij redelijkerwijze niet kan beantwoorden. Ik heb mij bovendien slechts moeizaam door dit werk heen geworsteld. Ik kreeg veel feiten geserveerd maar weinig inzichtelijke duiding. De zeer erudiete Ruddy Doom veronderstelt een ruime en diepgaande politiek-economische voorkennis, waarover het brede en diverse publiek dat hij beoogt ongetwijfeld niet beschikt. Voor de gewone geïnteresseerde lezer is dit een ronduit ontoegankelijk boek.

    Het is bovendien geschreven in een ondoorzichtige academische taal met veel sociologenjargon. Ook de vormgeving is die van een wetenschappelijk werk, met voetnoten onderaan de bladzijde en een klein lettertype.
    Tot overmaat van ramp heeft een slordige redactie veel ingewikkelde zinnen en tikfouten ongemoeid gelaten. Gelukkig voor de lezer springt er geregeld een treffende oneliner uit de band.

    Dit is een gemiste kans, want voor dit thema is er heel zeker een ruim publiek. Een meer bevattelijke versie zou dus zeer welkom zijn.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De anderen en ik
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FILLIOZAT, I., De anderen en ik. Het belang van sociale intelligentie. (Vert. Les Autres et Moi, 2009) A’dam, De Arbeiderspers, 2011, 220 pp. – ISBN 978 90295 7390 0

    Er zijn van die mensen die zich overal in hun element voelen. Ze leggen vlot contacten, spreken zonder schroom in het openbaar, brengen leven in een groep en lossen conflicten op langs diplomatieke weg. Anderen voelen zich ongemakkelijk in gezelschap, weten niet hoe ze zich moeten gedragen en klappen dicht. Voor de meesten hangt het gemak waarmee zij zich in gezelschap bewegen af van hoe de anderen zich gedragen.

    Maar kunnen we leren om in alle omstandigheden vlot sociale contacten te leggen? Isabelle Filliozat, klinisch psychologe en psychotherapeute, is daarvan overtuigd. Als we beschikken over de juiste sociale vaardigheden kunnen we ons actief opstellen in menselijke relaties en hoeven we minder af te wachten wat anderen doen. Want wij hebben evenveel mogelijkheden om hun gedrag te beïnvloeden als zij het onze.

    Mensen handelen immers in interactie en beïnvloeden elkaar wederzijds. Net zoals wij op hen, reageren de anderen op ons. Een beter inzicht in ons gedrag en het effect ervan op anderen geeft ons meer greep op de omstandigheden. En hoe beter wij ons eigen gedrag begrijpen, des te beter we anderen kunnen begrijpen.

    Die wederkerigheid in de sociale omgang vormt de spil in het boek van Isabelle Filliozat. Als we ons bewust worden van onze medeverantwoordelijkheid kunnen we onze eigen houding tegenover anderen sturen. Daardoor zullen mensen anders naar ons kijken en anders met ons omgaan.
    Alle aspecten van de sociale omgang passeren de revue. Filliozat legt uit hoe een oprechte begroeting het ijs kan breken en waarom het nuttig is een doel voor ogen te hebben bij een ontmoeting. Ze toont aan hoe we kunnen geven, vragen, ontvangen en weigeren zonder mensen af te wijzen. We leren hoe we verlegenheid kunnen overwinnen, meer vrienden kunnen maken, en aan groepsdruk kunnen weerstaan. Ze laat ons kijken achter de façade van onbeleefd gedrag en breekt een lans voor het kennen en respecteren van sociale codes.

    Zo herstelt ze de sociale omgangsvormen op een eigentijdse manier in ere. Die zijn immers veel meer dan willekeurige regels. Ze zijn het smeermiddel voor vlotte sociale contacten en een essentieel onderdeel van onze sociale vaardigheden. Ze verhogen onze sociale intelligentie en verschaffen ons meer vrijheid en comfort in het sociaal contact.

    Dit boek is geschreven met de Franse slag. De structuur laat nogal eens te wensen over, de lezer wordt overspoeld door een woordenwaterval en veel herhaling.
    Maar wie zich niet laat afschrikken door het rommelige aspect wordt ruim beloond. Dit is een zeer informatief en no-nonsensboek over sociale vaardigheden en hoe die ons gelukkiger kunnen maken. Het blijft dicht bij de dagelijkse realiteit en verliest zich niet in zwaarwichtigheid of zweverigheid. De theorie wordt ruim geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. De tekst laat zich bovendien vlot lezen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto-euthanasie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CHABOT, B., Auto-euthanasie. Verborgen stervenswegen in gesprek met naasten. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2007, 304 pp. – ISBN 978 90 351 3161 3

    Altijd al hebben mensen hun dood willen beheersen. Door de verbeterde medische diagnostiek en behandeling is dit pas in de laatste halve eeuw bij sommige ziekten ook mogelijk geworden. In westerse landen beschikken artsen over verschillende methodes om het overlijden te bespoedigen. Dank zij de euthanasiewetgeving kunnen zij mensen op verzoek uit hun ondraaglijke en uitzichtloze lijden verlossen zonder dat zij hiervoor gestraft worden. Maar in onze samenleving zijn er mensen die hun overlijden niet aan artsen willen overlaten. Ze willen zelf bepalen hoe en wanneer zij sterven.

    Over deze manier van sterven verkeert de samenleving in zalige onwetendheid. Weinig mensen weten welke middelen je nodig hebt om op een serene manier een einde te maken aan je leven noch hoe je er aan komt. Ook zijn niet alle artsen bekend met de manier waarop iemand zichzelf zonder fysieke ellende van kant kan maken. In hun opleiding en bijscholingen komt dat thema in ieder geval niet aan de orde.

    Als psychotherapeut en psychiater werd Boudewijn Chabot intensief met doodsverlangens van mensen geconfronteerd. Meer dan 10 jaar lang heeft hij verhalen verzameld over de wijzen waarop mensen proberen hun dood zelf te regisseren. Dit is mogelijk door het innemen van een dodelijke combinatie (slaap)middelen of door bewust te stoppen met eten en drinken. In beide gevallen gebeurt de levensbeëindiging in gesprek met een of meer naasten en zonder dat een arts een dodelijke handeling verricht. Chabot noemt deze methodes auto-euthanasie of zelfdoding in gesprek met naasten.

    Ieder jaar benemen een aantal mensen zich het leven door middel van auto-euthanasie. Het zal geen verbazing wekken dat deze praktijk met geheimzinnigheid omgeven is. Zelfdoding roept onmiddellijk beelden op van wanhoopsdaden en gruwelijke verminking. Er is bitter weinig vakliteratuur over voorhanden en nauwelijks onderzoek naar gedaan. Men weet niet over hoeveel sterfgevallen per jaar het gaat en waarom mensen daartoe overgaan, noch hoe het verloopt. Voor het euthanasiedebat is het nochtans belangrijk dat hierover meer informatie beschikbaar is.

    In dit boek presenteert Chabot de resultaten van een systematisch sociologisch onderzoek naar die twee vrij onbekende wegen om het eigen leven met opzet te beëindigen. Met behulp van een combinatie van vragenlijsten en diepte-interviews met naasten van de overledenen wilde hij te weten komen hoe vaak mensen met behulp van deze methoden hun eigen dood veroorzaken, wie dit doet, waarom en hoe het verloopt.

    Net omdat het over een zeer gevoelig onderwerp gaat, heeft hij dit onderzoek zeer zorgvuldig aangepakt. De methodologie is grondig doordacht en aan strenge criteria onderworpen. Hiermee heeft hij een solide basis gelegd voor later geactualiseerd onderzoek naar auto-euthanasie. Liefst twee hoofdstukken van het boek worden besteed aan de verantwoording van de gevolgde werkwijze. Wie daar geen boodschap aan heeft kan zich gerust beperken tot de interpretaties en conclusies.

    Het verhaal van tien naasten over het zelfdodingsproces van een familielid of bekende, die Chabot ‘dossiers’ noemt, zullen echter zeker iedere lezer boeien. Anders dan tegenstanders vaak beweren, blijkt uit deze gevalsbeschrijvingen dat bewuste levensbeëindiging in gesprek met naasten geen impulsieve daad is uit wanhoop, maar weloverwogen en zeer doordacht. Je kan alleen maar ontzag hebben voor de vastberadenheid waarmee deze mensen kozen voor een waardige dood, soms in strijd met hun arts.

    Uit het onderzoek blijkt dat beduidend meer mensen sterven als gevolg van auto-euthanasie dan in de overlijdensstatistieken vermeld wordt. Veel vaker dan men denkt worden artsen met dilemma’s geconfronteerd door patiënten die overwegen bewust ten dode te vasten en dorsten of een zelfdoding voor te bereiden met een dodelijke combinatie van middelen. Toch zouden zij patiënten met minder schroom van de nodige informatie moeten voorzien. Een goede relatie met de behandelende arts kan immers in belangrijke mate bijdragen tot een waardige dood.

    Chabot doorprikt meteen een aantal hardnekkige vooroordelen over de verschillende methodes van levensbeëindiging.
    Zijn centrale stelling is dat terminale sedatie, euthanasie en auto-euthanasie verschillende wegen zijn naar hetzelfde doel: een goede dood met zolang mogelijk contact met naasten. Dit wordt hier naar mijn mening met glans beargumenteerd.

    Voorlopig, zegt hij, is auto-euthanasie in alle opzichten onbekend terrein. Terugkijkend op het langgerekte publieke debat dat de euthanasiewet voorafging, zou het weleens een hele tijd kunnen duren voor de samenleving met auto-euthanasie leert omgaan. Maar de onbekendheid belet niet dat het vaker gebeurt dan men denkt.

    Dit leerrijke boek laat zich vlot lezen. Het is een ‘must’ voor iedereen die zich wil informeren over de mogelijkheden om bewust het eigen levenseinde in handen te nemen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tranen. Waarom mensen huilen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VINGERHOETS, A., Tranen. Waarom mensen huilen. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2011, 252 pp. – ISBN 978 90 251 3528 4

    Huilen lucht op en is gezond. Het is een natuurlijke manier van stressbestrijding. Tranen hebben een reinigende werking en bezitten helende kracht. Huilen is een teken van zwakte. Tranen zijn het waarmerk van gevoelige mensen. Vrouwen huilen vaker dan mannen.

    Er is bijna geen emotionele expressie waarover zulke ferme beweringen worden gedaan. Wat is daarvan waar, wat is interessante speculatie, wat is aperte onzin? En wat is er dan precies zo bijzonder en mysterieus aan tranen? En waarom zouden we ons daarin verdiepen?

    Huilen is blijkbaar belangrijk. Het is bovendien universeel en typisch menselijk. Dieren vertonen gedrag dat te vergelijken is met huilen, maar geen enkele andere diersoort huilt met tranen zoals de mens.
    We vergieten tranen bij een verbroken relatie, het overlijden van een dierbare, heimwee, zakken voor een examen, ontslagen worden. Maar huilen is niet voorbehouden aan verdriet. Ook een weerzien, een trouwpartij en het leveren van een uitzonderlijke prestatie doen de tranen stromen.

    Ad Vingerhoets heeft duidelijk iets met huilen en tranen. Acht jaar geleden schreef hij Huilen is menselijk. De wetenschap staat natuurlijk niet stil. Het werd dus tijd voor een nieuwe stand van zaken. Dit keer beperkt Vingerhoets zich niet tot wat de psychologie over huilen te vertellen heeft. Hij verwerkt ook de resultaten van onderzoek uit de evolutionaire biologie, de fysiologie, de antropologie, theologie en de cultuur- en kunstgeschiedenis.

    Zijn onderzoek heeft niet alleen een enorme hoeveelheid interessante en verrassende weetjes opgeleverd, maar tevens een samenhangende theorie. Huilen en tranen passen perfect in de evolutionaire ontwikkeling van de vermogens tot empathie, sociale binding en samenwerking bij de mens. Ook al zijn er indrukwekkende verschillen tussen culturen, overal horen tranen en sociale verbondenheid samen.

    Ad Vingerhoets maakt ons wegwijs in de rol van huilen in de evolutie. Hij verheldert het het verschil tussen sentimentele tranen en echte tranen, en het onderscheid tussen begroetingstranen, sociale tranen, rituele tranen en emotionele tranen.

    We leren over de huildrempel en over huilen als vorm van stresshantering. We maken kennis met de zeer uiteenlopende betekenis van huilen en tranen in verschillende culturen. En we krijgen informatie over de fysiologische functie van tranen en over de werking van het zenuwstelsel.

    Maar dit boek is veel meer dan een verzameling weetjes. Het is tevens een boeiende kennismaking met systematisch wetenschappelijk onderzoek. Vingerhoets vraagt zich immers af wat er in de populaire opvattingen over tranen en huilen wetenschappelijk waar is en aangetoond. Door de vele kritische vragen wordt de lezer uitgedaagd om mee te denken en geen genoegen te nemen met algemene uitspraken of snelle gevolgtrekkingen.

    Vingerhoets heeft een wetenschappelijk stiefkindje uit de verdomhoek gehaald. Op basis van zeer versnipperd onderzoek en uiteenlopende benaderingen, ontkracht hij verschillende misverstanden over huilen. Meer kennis over huilen kan bovendien onwetendheid en onbegrip in diverse situaties voorkomen. Zo kunnen interculturele contacten veel vlotter verlopen als we begrijpen hoe in een andere cultuur met emoties en in het bijzonder met huilen wordt omgegaan. En in hulpverleningssituaties kan een correcte inschatting van huilen het verschil betekenen tussen een ondoelmatige en efficiënte behandeling.

    Ondanks het wetenschappelijke gehalte is dit boek goed verteerbaar. In alle hoofdstukken zijn interessante anekdotes en opmerkelijke oudere theorieën verwerkt die inmiddels achterhaald zijn, maar wel illustreren hoe men vroeger over huilen dacht. En de vlot leesbare tekst garandeert ondubbelzinnig leesplezier.

    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gelijk van de dieren, het geluk van de mensen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen THIEME, M., Het gelijk van de dieren, het geluk van de mensen. A’dam, Cossee, 2009, 94 pp. – ISBN 978 90 5936 236 9

    Opgeblazen kalkoenen die niet langer kunnen lopen, kippen die zo snel groeien dat hun botten breken, kalveren die hun eerste en tevens laatste levensweken nagenoeg onbeweeglijk in een nauwe kooi slijten, varkens die onverdoofd gecastreerd worden. We weten het onderhand allemaal, we zijn verontwaardigd en toch blijven we vlees eten.
    Waarom denken wij ons alles met en jegens dieren te kunnen veroorloven? En wat levert ons dat op?

    Nooit in de geschiedenis zijn dieren op zo grote schaal misbruikt als vandaag het geval is, zegt Marianne Thieme, voorzitster van de Nederlandse Partij voor de Dieren. Alleen al in Nederland sterven per jaar honderden miljoenen dieren in de bio-industrie na een kort en ellendig leven. De rechtvaardiging van dat groteske misbruik steunt niet op redelijke argumenten maar uitsluitend op emoties. Die gaan ten koste van mededogen, duurzaamheid en langetermijndenken. Van die emoties is vooral de hebzucht de oorzaak van de verschillende crises waarmee de wereld de afgelopen decennia werd geconfronteerd.

    In dit heldere essay maakt Thieme duidelijk dat de intensieve veehouderij daar een zeer belangrijk aandeel in heeft. De bio-industrie is uitgegroeid tot een kweekvijver van problemen op het gebied van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid en biodiversiteit.
    De maatschappelijke kosten zijn enorm. Ze worden voor een deel verhaald op de proefdieren. Die moeten bijdragen tot de genezing van ziekten die het gevolg zijn van onze ongezonde leefstijl. Bovendien betalen wij er allemaal voor, want ze worden gesubsidieerd uit gemeenschapsgeld.

    Een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen door de intensieve veehouderij en een vermindering van de vleesconsumptie in de wereld vormen de grote uitdagingen voor het klimaatbeleid, stelt Thieme. Een betere wereld voor dieren zal ook een betere wereld voor mensen opleveren.
    Daarmee maken we niet alleen een pragmatische keuze voor welbegrepen eigenbelang maar kiezen we ook voor een ethiek van mededogen met andere levende wezens. Daarvoor is een mentaliteitsverandering nodig in de richting van duurzaamheid en mededogen.

    Zelfs als de samenleving nog niet zover is, kunnen we deze keuze reeds als individu maken en minder vlees eten. Thieme neemt dan ook de ‘Besparingstabel minder vlees’ op zoals berekend door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit Amsterdam (onderaan ogenomen).

    Wie van een voorvechter van milieu en dieren een hoogdravend en zweverig sentimenteel verhaal verwacht komt bedrogen uit. Ik was aangenaam getroffen door de heldere en nuchtere stijl van dit essay, dat zeer degelijk en rationeel onderbouwd is.

    Dit dunne boekje is een absolute stellingname tegen het lijden van dieren voor menselijk gewin of plezier. Het is zeer toegankelijk geschreven en laat zich derhalve zeer vlot lezen.
    Warm aanbevolen!

    Lees ook: NUSSBAUM, M., Een waardig bestaan. Over dierenrechten.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdorven genootschap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BLOM, P., Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting. (Vert. The Wicked Company, 2010) A’dam, Uitg. De Bezige Bij, 2010, 444 pp. – ISBN 978 90 234 5831 9

    Wanneer we over de Verlichting spreken denken we spontaan aan de grote namen Voltaire en Rousseau. Toch waren zij zeker niet de meest briljante denkers van hun tijd. De radicalen waren veel oorspronkelijker en revolutionairder. In Het verborgen genootschap vertelt de historicus Philipp Blom het verhaal van twee prominente filosofen die nagenoeg vergeten zijn, maar wier gedachten hun tijd ver vooruit waren.

    Denis Diderot is vooral bekend als redacteur van de grote Encyclopédie en als auteur van een paar vernieuwende romans. De naam Paul-Henri Thiry d’Holbach leeft alleen nog voort bij een paar gespecialiseerde wetenschappers. Toch ontwikkelde Diderot revolutionaire denkbeelden in zijn romans en schreef Holbach de eerste atheïstische boeken sinds de Oudheid.

    De kernboodschap van de Verlichting luidt dat de mens begaafd is met rede en vrije wil. Hij is het zichzelf en zijn medemensen verplicht om dit verstand te gebruiken en zelfstandig na te denken. De radicalen trokken dit uitgangspunt door tot zijn uiterste consequenties. Hun wereldbeeld was strikt naturalistisch. Lang voor Darwin beschouwden ze de mens als het resultaat van natuurlijke evolutie. Zoals ieder dier zoekt de mens genot en vlucht hij voor pijn. Er is geen leven na de dood, geen God of hogere intelligentie, geen goddelijk plan of Voorzienigheid. Er is alleen een natuurlijke wereld van leven en dood en de strijd om te overleven.

    Hieruit volgt dat wij de zin van ons leven moeten zoeken in het leven zelf. Iedere mens, ongeacht maatschappelijke status, geslacht, ras en geloof, heeft evenveel recht op het najagen van genot, en in laatste instantie geluk. In een samenleving kan dit alleen worden bereikt door middel van solidariteit en samenwerking. Deze visie laat geen ruimte voor een aristocratie, voor geboorterecht en voor een maatschappelijke hiërarchie. Zo formuleerden de radicalen een eenvoudige theorie over sociale rechtvaardigheid, gebaseerd op inzicht in de menselijke aard.

    Dit was natuurlijk niet naar de zin van diegenen die de macht in handen hadden. In de achttiende eeuw werd dit soort gedachten als ketters beschouwd. Mensen die tegen de leer van de kerk in gingen, liepen het gevaar om gevangengezet te worden, of zelfs terechtgesteld. Bovendien kon men in het Ancien régime, dat voor de Franse Revolutie aan de macht was, de sociale en politieke orde niet ongestraft ter discussie stellen.

    De radicale denkers droegen de oppositie. Het verdedigen van dit ideeëngoed getuigde van grote moed. Hun boeken en pamfletten moesten clandestien en anoniem aan de man gebracht worden. Ze werden in het buitenland gedrukt, het land in gesmokkeld en in het geniep verkocht. In een tijd waarin de alfabetische ordening van een encyclopedie reeds een politiek en religieus statement was, moesten zij hun subversieve ideeën inventief verpakken om ze voor de kerk en de machthebbers verteerbaar te maken en zelf zware straffen te ontlopen. Hun verhaal herinnert aan de hachelijke situatie van moderne schrijvers en wetenschappers in landen met een autocratisch bewind.

    Het was dan ook belangrijk om te weten wie je kon vertrouwen en bij wie je je mening kon uiten. In het salon van de rijke Holbach konden de gedreven gelijkgestemden scherp en vinnig debatteren over maatschappelijke en politieke zaken. De grootste genieën van Europa, zoals David Hume en Benjamin Franklin, waren er te gast.

    Maar de tijd was nog niet rijp voor hun denkbeelden. De radicalen van de Verlichting hebben het pleit verloren aan gematigde denkers zoals Rousseau en Voltaire. Hun gedachten pasten beter bij de doelstellingen van diegenen die aan de touwtjes trokken.

    Philipp Blom dook onder in de wereld en nalatenschap van deze grote denkers en schrijvers. Met het leven van de gedreven en lucide Diderot als rode draad volgt hij de opkomst en neergang van het salon van Holbach. De leden hadden tientallen werken geschreven, over de meest controversiële en belangrijke onderwerpen gediscussieerd en de grootste literaire schandalen van die tijd veroorzaakt. Ze hadden het debat over religie en wetenschap, over politiek en moraal op heel andere leest geschoeid.

    Dit boek is een postuum eerbetoon aan de meest oorspronkelijke, maar verguisde en vergeten denkers van de Verlichting. Zij waren de directe erfgenamen van de filosofen uit de vroege verlichting, Spinoza en Descartes, en staan in de traditie van de atheïstische klassieke filosofen zoals Epicurus en de Stoïcijnen.

    Diderot en de zijnen werden steeds vastberadener voorvechters van persoonlijke vrijheid en tegenstanders van eender welk autocratisch bewind. Ze waren niet onder de indruk van hooggestemde idealen of utopieën, maar opteerden voor een samenleving gekenmerkt door vrijheid, rechtvaardigheid en pragmatische tolerantie.

    Blom zet hen neer als mensen van vlees en bloed, met hun zekerheden en twijfels, hun liefdes, vriendschappen en teleurstellingen. Ook in hun eigen leven probeerden ze hun principes in de praktijk om te zetten.
    Hij heeft zich uitgebreid en diepgaand gedocumenteerd. Het resultaat is een uitermate boeiend verhaal, bovendien zeer onderhoudend geschreven.

    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De trek naar de stad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SAUNDERS, D., De trek naar de stad. (Vert. Arrival City, 2010) A’dam, De Bezige Bij, 2010, 416 pp. – ISBN 978 90 234 5881 4

    Favela’s, bustees, shantytowns, bidonvilles, slums of barrio’s in de ontwikkelingslanden en immigrantenwijken, etnische buurten, banlieues difficiles, chinatowns, Little India’s of migrant suburbs van de rijke landen, met hun geïmproviseerde woningen bieden ze een troosteloze aanblik. Ze worden algemeen beschouwd als toevluchtsoord voor de berooide mislukkelingen en verschoppelingen van de geïndustrialiseerde samenleving.

    De mensen die er wonen zien het echter anders. Voor hen is de wanorde en vuiligheid van voorbijgaande aard. Bijna zonder uitzondering komen deze families van het platteland. Met de verhuizing naar de stad hebben ze een doordacht risico genomen. De inkomens zijn er hoger, het onderwijs beter en er is meer mogelijkheid om vooruit te komen en de armoede te ontstijgen. De sloppenwijk geeft op zijn minst hoop op een verbetering van het bestaan.

    Het plattelandsleven is immers helemaal niet zo romantisch als het voorgesteld wordt. Daar heerst ondervoeding, de kindersterfte is er hoog en de levensverwachting laag. De meeste mensen wonen niet op het platteland omdat het leven daar beter is, maar omdat ze in de val zitten. Als mensen eenmaal in steden zijn gaan wonen of naar verstedelijkte landen zijn gemigreerd, keren ze vrijwel nooit terug. Ondanks alle vuiligheid is dit het betere bestaan.

    De journalist Doug Saunders heeft tientallen jaren te midden van deze enclaves gewoond. Hij ontdekte dat er in deze onaantrekkelijke sloppenwijken over de hele wereld een opmerkelijk gelijke en onstuitbare dynamiek heerst. Onder vaak zeer moeilijke omstandigheden werken de bewoners er volhardend en inventief aan hun sociale mobiliteit. Ze leven in een grensgebied tussen platteland en stad, een overgangsruimte die Saunders de stad van aankomst noemt.

    Overheden hebben de afgelopen zestig jaar veel inspanningen gedaan om het ontstaan van steden van aankomst te voorkomen, omdat ze als last werden beschouwd en gewantrouwd. Wie nauwkeuriger observeert, ontdekt echter hoe belangrijk deze wijken zijn, niet alleen voor de ontwikkeling van de bewoners en hun families, maar voor de stad zelf en de wereld in het algemeen. De buurt zelf lijkt onveranderlijk arm en gesegregeerd te blijven, maar heel wat bewoners schuiven op termijn door naar de middenklasse.

    Wetenschappers en functionarissen beginnen nu ook in te zien dat buurten van rurale migranten van cruciaal belang zijn voor de toekomst van de stad en van het platteland. De steden van aankomst zijn de plaatsen waar de volgende grote economische en culturele hausse zich zal voordoen. Overal ter wereld zorgt de financiële steun van de bewoners van de stad van aankomst voor een effectieve en duurzame verbetering van de levensomstandigheden in de dorpen.

    Een stad van aankomst kan echter niet op eigen houtje fungeren als springplank naar een beter bestaan. Daarvoor is in de eerste plaats werkgelegenheid nodig. Om haar verder goed te laten functioneren zijn door de overheid bekostigde voorzieningen en ondersteuningsmaatregelen nodig waarvoor de vrije markt niet instaat: onderwijs, openbaar vervoer, gezondheidszorg, veiligheid. Als de stad van aankomst aan zijn lot wordt overgelaten, en de bewoners niet de mogelijkheid krijgen om stedelingen te worden en het burgerschap te verwerven, loopt ze het risico uit te groeien tot een conflicthaard en bakermat van fundamentalisme.

    Het migratiebeleid van veel geïndustrialiseerde landen is kortzichtig, stelt Saunders. In veel West-Europese landen, in Canada, de Verenigde Staten en Australië spannen overheden zich te weinig in om haar beter te laten functioneren. Ze doen alsof zich geen migratie van dorpsbewoners zal voordoen of menen dat deze migratie permanent kan worden beëindigd of weggefiltreerd. Daarmee ontnemen zij niet alleen een grote groep ondernemende mensen de kans om hogerop te komen. Zij lopen het risico dat ze er zelf op achteruit gaan.

    Over de hele wereld zal het traditionele boerenleven voor het einde van deze eeuw uitgestorven zijn, voorspelt hij. Het overgrote deel van de mensheid zal dan in een stad of verstedelijkt gebied wonen.
    Goed aangepakt en begeleid zal de onstuitbare verstedelijking de mensheid welvaart brengen, de kindersterfte doen afnemen en de bevolkingsgroei afremmen.
    Landen kennen zelden economische groei wanneer ze migratie van het platteland naar de stad verbieden of beperken. Als er geen verstedelijking plaatsvindt, stagneert de economie en lijden de mensen vaak gebrek.

    Doug Saunders vertelt het verhaal van steden van aankomst over de hele wereld. Hij laat ons zien hoe ze ontstaan zijn en hoe ze zich ontwikkelen. Hij verheldert de factoren die bijdragen tot hun succes of mislukking. Een uitermate ingewikkeld fenomeen wordt door hem op een genuanceerde en inzichtelijke manier uitgelegd. Hij maakt taai sociologisch onderzoek voor de modale lezer verteerbaar.
    Omdat hij bovendien de bewoners zelf aan het woord laat, kijk je door hun ogen naar de stad van aankomst. Dat biedt een frisse, intrigerende kijk op armoede en sociale mobiliteit.
    Mede door de vlot leesbare tekst kon dit boek mij van begin tot eind boeien.

    Toch een bedenking. In dit boek wordt de gestage verstedelijking als een hoofdzakelijk positieve evolutie voorgesteld. Op de te verwachten problemen en uitdagingen van de toenemende verstedelijking in de wereld gaat Saunders niet in.
    Dit boek blijft niettemin een echte eye-opener en tevens niet zomaar een aanrader, maar een must!

    © Minervaria

    Lees ook:

     



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Congo. Een geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN REYBROUCK, D., Congo. Een geschiedenis. A’dam, Uitg. De Bezige Bij, 2010, 680 pp. – ISBN 978 90234 5866 1

    De geschiedenis is weinig meer dan het register van de misdaden,
    dwaasheden en rampspoeden der mensheid.
    Edward Gibbon

    Als er één land is waarop deze uitspraak van de beroemde Britse historicus van toepassing is, dan is het Congo wel. In dit schier onmetelijke land met zijn schatrijke bodem, zo groot als West-Europa, is de kindersterfte een van de hoogste ter wereld en de levensverwachting een van de laagste. Het land zit aan de grond en zakt steeds dieper weg. Het wordt verscheurd door een bijna onontwarbaar kluwen van gemilitariseerde groepjes en bewegingen. Er heerst een diepgewortelde politieke cultuur van corruptie en cliëntelisme. Congo is afgegleden naar een staat van chaos en wanbeheer.

    De diep gekwetste bevolking is al decennia lang het slachtoffer van ondenkbare gruwelijkheden. Miljoenen mensen zijn omgekomen door oorlogsgeweld en de ontberingen in de drie oorlogen die Congo sedert de onafhankelijkheid teisterden. In al die jaren van onmenselijk lijden zweefde de bevolking tussen verwoesting en ijdele hoop op beterschap.

    In dit terecht tweemaal bekroonde boek vertelt David Van Reybrouck de geschiedenis van Congo door de ogen van de Congolezen zelf. Hij heeft geluisterd naar het levensverhaal van tientallen mensen, en gewone Congolezen laten vertellen over het leven in hun land. De geschiedenis is immers zoveel meer dan wat opgeschreven wordt. Het resultaat is een meeslepende mengeling van doorwrochte geschiedschrijving en de getuigenissen van diegenen die erin moesten overleven.

    Anders dan hij had verwacht kon Van Reybrouck praten met een man die de hoogst merkwaardige Congolese Vrijstaat nog had meegemaakt. Over dit immens gebied met vage grenzen, bewoond door een lappendeken van stammen met zeer uiteenlopende talen en gebruiken, regeerde Leopold II er als soevereine monarch. De 126-jarige man maakte mee hoe de levens van de mensen toen grondig veranderden. De plaatselijke bevolking kwam voor het eerst in contact met blanken en werd massaal ingezet ten bate van het persoonlijke gewin van de Belgische koning. Bestaande sociale verbanden werden verder uiteen gerukt door de avonturiers en de missionarissen die in het kielzog van de pioniers kwamen.

    Toen Congo een Belgische kolonie werd ging dit proces onverminderd voort. Het bureaucratische koloniale apparaat vergrootte zijn greep op de bevolking. Een beschaving werd tegen wil en dank verwesterd. Oeroude stamverbanden werden vernietigd en dat had voor veel Afrikanen desastreuze gevolgen. Met een houding van misprijzen en raciale neerbuigendheid lepelde de paternalistische kolonisator de inheemse bevolking gehoorzaamheid en volgzaamheid in. En de duizenden kleine dagelijkse vernederingen eisten later hun tol. Toch blijken de Congolezen zelf niet onverdeeld ongelukkig over deze periode. De kolonisatie bracht ook nieuwe levensvatbare samenlevingsverbanden, een aantrekkelijke levensstijl, een betere gezondheidszorg en welvaart voor velen.

    Even verrassend genuanceerd kijken de Congolezen naar de stormachtige dekolonisatie, het geschenk dat achteraf een holle belofte bleek. De hooggespannen verwachtingen werden niet ingelost. Congo is naar de mening van velen veel te snel en onvoorbereid de onafhankelijkheid ingedoken. Na de onafhankelijkheid is het land in een chaos beland die nog altijd niet is opgelost. We lezen een schrijnend verhaal van ellende en onnoemelijk menselijk leed onder tweeëndertig jaren van dictatuur, gevolgd door een zwak en corrupt bewind. Hier zien we de uitspraak van Gibbon op zijn smalst: een opeenstapeling van stupiditeiten van corrupte machthebbers, die een wetteloos land zonder hoop totaal ontwrichtten en overleverden aan banditisme en roofzucht.

    De recente moeizame democratisering van Congo zou aan deze droevige toestand een einde moeten maken. Toch is het nog veel te vroeg om te besluiten of dat zal kunnen lukken, meent Van Reybrouck. Er is verschrikkelijk veel puin te ruimen.
    De recente contacten met Chinese investeerders, hoe weinig lucratief ook voor de doorsnee Congolees, verwijzen echter naar belangrijke ontwikkelingen in de komende eeuw, die misschien inderdaad de eeuw van Azië wordt.

    Dit ronduit prachtige verhaal van de tragische geschiedenis van Congo kan niemand onberoerd laten. Hetzij door hun familie in de kolonie dan wel door een nonkel pater of tante nonneke in de missies hebben veel Belgische lezers ze van ver of dichtbij meegemaakt. De geschiedenis van Congo is echter tevens een exponent van de mondiale kolonisatie als machtsstrijd tussen de Europese mogendheden. Daarin zullen ook niet-Belgen veel herkenningspunten vinden.

    Dit boek bevat geen gewoon verslag van de loop der gebeurtenissen. Het vertelt vooral de geschiedenis van de Congolezen zelf. Er komen mensen aan het woord die een bescheiden rol speelden in de veranderende machtsverhoudingen maar ook mensen die de gebeurtenissen alleen ondergingen en soms letterlijk lijdend voorwerp waren. Het is een hulde aan de veerkracht van een volk, dat ondanks alle ellende getuigt van een verrassende dynamiek en openheid voor nieuwe ontwikkelingen waarvan zelfingenomen Europeanen veel kunnen leren.

    De meeslepende tekst is met zwier geschreven en leest als een roman. Het boek mag met recht een literair hoogstandje genoemd worden.

    Een eye-opener en onbetwistbare aanrader!

    © Minervaria

    Aansluitend:

    Democracy in the Congo?

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tijdparadox
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ZIMBARDO, P & J. BOYD, De tijdparadox. Ontdek wat je relatie met tijd zegt over je persoonlijkheid. (Vert. The Time Paradox, 2008) Utrecht/A’pen, 2009, 320 pp. – ISBN 978 90 215 4539 4  

    Denkt u vaak aan de kansen die u gemist hebt? Geniet u van verhalen over gezellige avonden rond de kachel? Neemt u de meeste beslissingen in een opwelling? Maakt u lijstjes en streept u gedane taken af? Of vindt u dat u niet echt plannen kunt maken voor de toekomst omdat alles zo veranderlijk is?  

    In de afgelopen twintig jaar hebben Philip Zimbardo, gerenommeerde emeritus hoogleraar psychologie, en John Boyd, wetenschappelijk onderzoeker, duizenden mensen ondervraagd, geobserveerd en de gegevens geanalyseerd. Ze kwamen tot de ontdekking dat geen twee mensen ten opzichte van tijd eenzelfde houding aannemen. Er zijn mensen voor wie het verleden belangrijk is, anderen leven vooral in het heden, nog anderen richten zich op de toekomst.  

    Onze houding tegenover de tijd heeft iets paradoxaals. We gebruiken de tijd om onze uren en dagen in te delen en belangrijke levensmomenten zoals geboorten, verjaardagen en sterfgevallen te markeren. Af en toe treft het ons hoe snel de tijd voorbij gaat. We beseffen echter zelden hoe ingrijpend ons leven bepaald wordt door onze houding tegenover de tijd. Die beïnvloedt uiteenlopende zaken als levensstijl, keuzes en beslissingen op korte en lange termijn, opleiding en maatschappelijke vooruitzichten, sociale status, omgang met geld, zakelijke beslissingen en politieke voorkeur. We zijn echter zo vergroeid met ons tijdsperspectief dat we het vanzelfsprekend vinden.  

    Dat kan betekenen dat we de nadelen ervan niet meer onderkennen of niet zien hoe we er iets kunnen aan veranderen. Op zichzelf is elk tijdsperspectief immers problematisch. Ieder mens filtert informatie door zijn of haar eigen tijdsperspectief en bekomt daardoor een vertekend beeld van de werkelijkheid. Op het verleden gerichte mensen zijn vaak te voorzichtig, op het nu gerichte mensen sparen te weinig, en op de toekomst gerichte mensen genieten te weinig van het nu.  

    Een evenwichtig tijdsperspectief stelt ons in staat te leren van het verleden, te genieten van het heden en plannen te beramen voor de toekomst. Zo’n optimaal tijdsperspectief ligt volgens Zimbardo en Boyd voor iedereen in het bereik. Ons tijdsperspectief is immers niet bepaald door genetische of kosmische factoren. We hebben het aangeleerd onder invloed van cultuur, opvoeding, sociaal-economische en politieke omstandigheden en persoonlijke ervaringen. En naarmate we ons ontwikkelen en ouder worden gaan we de tijd weer anders beleven.  

    In hun boek reiken de auteurs inzichten aan waarmee je kan herkennen hoe je persoonlijke tijdsperspectief jouw gedachten, gevoelens en handelingen beïnvloedt. In het eerste deel verkennen zij de zes verschillende tijdsperspectieven die ze in hun onderzoek hebben ontdekt en door welke factoren ze worden gevormd. Met behulp van een vragenlijst kan je ontdekken hoe jouw tijdsperspectief eruit ziet en hoe evenwichtig het is. In het tweede deel werken ze de fundamentele invloed van tijd en tijdsperspectief op ons dagelijkse leven en verschillende levensdomeinen uit. Onze persoonlijke tijdsbeleving houdt kansen in maar kan ook valkuilen verbergen.  

    Met deze nieuwe inzichten over het tijdsperspectief kunnen we ons voordeel doen, zeggen Zimbardo en Boyd. Omdat we het aangeleerd hebben kunnen we ons tijdsperspectief ook veranderen wanneer het ons leven belast. In het laatste hoofdstuk reiken de auteurs richtlijnen aan voor het ontwikkelen van een optimaal, uitgebalanceerd tijdsperspectief waarmee we effectiever en bewuster met tijd om kunnen gaan.  

    Dit boek is zowel informatief als een zelfhulpboek. Je maakt kennis met een intrigerende en originele kijk op de heel uiteenlopende manieren waarop individuele mensen, groepen en zelfs hele naties omgaan met gebeurtenissen en veranderingen. Kijken door de bril van het tijdsperspectief maakt moeilijk te begrijpen gedrag en maatschappelijke fenomenen vaak beter verklaarbaar én verteerbaar. Je krijgt bovendien handvatten aangereikt hoe je de tijd kunt aanwenden om meer kansen te benutten en minder spijtmomenten te kennen.  

    De visie van Zimbardo en Boyd is niet alleen plausibel, ze is wetenschappelijk stevig gefundeerd. Ze is niet alleen gebaseerd op hun eigen onderzoeksbevindingen maar ook op inzichten uit verschillende psychologische stromingen en andere onderzoeksgebieden.  

    Dit boek geeft je een frisse kijk op mensen. Je krijgt heel wat te verwerken maar dank zij de vlotte en toegankelijke schrijfstijl blijft het allemaal goed verteerbaar.  

    ©  Minervaria

    Ik leef dus ik koop minder
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De haat tegen het Westen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ZIEGLER, J., De haat tegen het Westen. Het verhaal van de economische oorlog tussen arme en rijke landen. (Vert. La Haine de l’Occident, 2008) A’dam, Uitg. Balans, 2010, 266 pp. – ISBN 978 94 600 3286 8

    Sedert de aanslagen op het WTC in 2001 is het Westen in verhoogde staat van paraatheid. Het mondiale terrorisme kan gelden als een symptoom van de groeiende haat van de volkeren van het Zuiden tegen het Westen. Jean Ziegler, oud-hoogleraar sociologie in Genève en voormalig speciaal gezant voor de Verenigde Naties, onderzoekt waar deze afkeer vandaan komt en waarom hij nog steeds toeneemt.

    De haat wortelt in de eerste plaats in het verleden. De volkeren van het Zuiden ervaren zichzelf als slachtoffers van twee misdaden van het Westen: de slavenhandel en de koloniale verovering. Die brachten overal en altijd de vernietiging van de cultuur mee, van de eigen identiteit, van het culturele geheugen en de emotionele banden van de onderdrukte volken. Daarvoor eisen ze rechtsherstel, financiële compensatie en boetvaardigheid.

    En de haat neemt toe omdat de westerse landen een koloniale politiek blijven voeren. De democratische waarden die ten grondslag liggen aan de grondwetten van de westerse landen stoppen bij de grens. Het Westen schrijft anderen de wet voor maar past ze zelf niet toe. Ondanks alle retoriek over universele waarden van gelijkheid, vrijheid en zelfbeschikking legt het de landen van het Zuiden een economisch systeem op waar het vooral zelf rijker van wordt.

    Van op de eerste rij observeerde Ziegler de arrogantie waarmee het Westen multilaterale onderhandelingen blokkeert. Het streven van de volkeren uit het Zuiden naar een billijke en rechtvaardige wereldorde wordt noch gehoord noch begrepen. In het afgelopen decennium hebben de westerse mogendheden, gesteund door het IMF en de Wereldhandelsorganisatie, een beleid gevoerd dat rampzalig heeft uitgepakt voor de onderontwikkelde landen. Nergens ter wereld is er substantiële vooruitgang geboekt in de voorgenomen strijd tegen epidemieën, honger, extreme armoede, vrouwendiscriminatie en gebrekkig schoolbezoek. Dit waren in 2000 nochtans de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties.

    Daartegen wordt vaak ingebracht dat de deplorabele toestand van de bevolking in de landen van het Zuiden door hun eigen machthebbers geschapen en bestendigd wordt. Die corrupte inlandse despoten kunnen echter slechts aan de macht blijven omdat ze in de kaart spelen van de Westerse economische belangen. Ziegler beschrijft de wraakroepende situatie in Nigeria, de achtste olieproducent ter wereld. De oliewinning zou het land steenrijk kunnen maken en iedere inwoner scholing, gezondheidszorg en een behoorlijk inkomen bieden. Onder een ijzeren regime, dat iedere vorm van opstand onwaarschijnlijk maakt, heersen echter uitzichtloze armoede en schrijnende ongelijkheid.

    Daartegenover plaatst hij het hoopvolle verhaal van Bolivia. Na 500 jaar uitbuitende kolonisatie en meedogenloze onderdrukking werd daar de eerste indiaanse president in Zuid-Amerika verkozen. Op doordachte en vreedzame wijze heeft deze de natuurlijke rijkdommen genationaliseerd en de meerinkomsten aangewend ter bestrijding van de armoede. Toch is ook daar niet alles goud wat blinkt. De veranderingen verlopen traag en moeizaam en er moet weerwerk geboden worden tegen demagogen die etnisch nationalisme en racisme prediken.

    Identiteit en wereldburgerschap zijn echter niet met elkaar in tegenspraak, zegt Ziegler. Alle mensen verlangen naar gezondheid, onderwijs, kennis, bestaanszekerheid, vast werk, een regelmatig inkomen, ze willen allemaal hun gezin beschermen tegen vernederingen, hun burgerlijke en politieke verantwoordelijkheden kunnen uitoefenen, ver van alle willekeur, beschermd tegen onheil dat hun waardigheid aantast. Het hangt af van de solidariteit van het Westen met het zuidelijk halfrond of er een leefbaarder, waardiger wereld komt met respect voor de mensenrechten, een eerlijke verdeling van hulpbronnen, gerechtigheid en gelijke behandeling van alle landen.

    Als lid van de commissie voor de mensenrechten van de Verenigde Naties heeft Jean Ziegler de hele wereld bereisd. Daardoor heeft hij een goed inzicht gekregen in wat niet-westerse mensen beweegt. Zijn vlijmscherpe aanklacht tegen de wijze waarop de westerse mogendheden zich de zeggenschap over de wereldpolitiek en –economie eenzijdig toe-eigenen kan ons moeilijk onberoerd laten.

    Bij dat rauwe verhaal blijf ik toch zitten met een wrang en onvoldaan gevoel. Ziegler klaagt aan maar draagt slechts algemene, sloganeske oplossingen aan.
    Moet ik mij bovendien schuldig voelen over wat de machtigen der aarde uitvreten? Als zelfs de auteur, die deel uitmaakte van een VN-commissie, zo machteloos bleek, kan dit toch zeker niet zijn bedoeling geweest zijn. Gewone stervelingen hebben een gering aandeel in de onrechtvaardige behandeling van de Zuiderse volkeren, zowel in het verleden als in het heden.

    Het verhaal van Ziegler is dus zeker eenzijdig en doet geen recht aan de complexe realiteit van de verhoudingen tussen de geïndustrialiseerde wereld en de ontwikkelingslanden, en deze binnen die landen zelf.
    Maar het geeft weer hoe de Zuiderse volkeren tegen die machtsverhoudingen aankijken. En het confronteert ons zonder omhaal met de ongemakkelijke realiteit dat onze welvaart voor een groot deel op hun onmenselijke levensomstandigheden gebouwd is.

    © Minervaria

    Aansluitend:

    Die dunkle Seite der digitalen Welt
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Achter slot en grendel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEWAELE, L., Achter slot en grendel. De verworpenen van de rechtsstaat. Roeselare, Roularta Books, 2010, 288 pp. – ISBN 978 908679 327 3

    Na een aantal hectische jaren als regiojournalist had Luc Dewaele genoeg van de lokale politiek. Hij nam deel aan het examen voor penitentiair beambte of gevangenbewaarder. Voor zijn omgeving was dit moeilijk te begrijpen. De omgang met verdachten en veroordeelden wordt algemeen beschouwd als vuil werk, iets wat je doet als je geen alternatief vindt. Voor de goegemeente zijn gevangenissen de afvalbak van de samenleving, het riool van de rechtsstaat.

    Luc Dewaele kwam er terecht op een andere planeet. Een gevangenis lijkt op een dierenasiel, zegt hij. Mensen die om de meest uiteenlopende redenen werden opgesloten, leven er in een kunstmatige minisamenleving met heel verscheidene talen, afkomst, cultuur en religie. Het gedwongen samenleven roept veel irritatie op en leidt vaak tot ernstige spanningen. De meeste bewoners zitten bovendien slecht in hun vel.

    Wie is, na de gedetineerde zelf, beter in staat het gevangenisleven te vatten dan de gevangenbewaarder? Dewaele ontrafelt het merkwaardige gevangenisleven in al zijn aspecten. We lezen over het delicate omgaan met mensen die een misdrijf hebben gepleegd, over hun houding tegenover het onrecht dat ze hebben aangericht, over spijtbetuigingen en goede voornemens, maar ook over schijnbare onverschilligheid en misplaatste trots.

    Met verve beschrijft hij de aparte relatie tussen de gevangene en de gevangenbewaarder en de verschillende rollen die de cipier vervult. Nu eens is hij vertrouwenspersoon, dan weer klaagbank, beschermer van de zwakkeren of vertegenwoordiger van de overheid. Het is een continue zoektocht naar het broze evenwicht tussen dwang en menselijkheid, tussen gezag en gemoedelijkheid, tussen onverbiddelijkheid en mededogen. Door het intensieve contact moet de gevangenbewaarder op de duur wel de evenmens zien, al gaat het om een misdadiger. Alleen een onmens blijft onverschillig voor de angst, het verdriet en de hulpeloosheid die dagelijks bij celbewoners valt waar te nemen.

    Het is een dwaze mythe, zegt Luc Dewaele, dat het in de gevangenis goed toeven zou zijn, en dat gedetineerden het best naar hun zin hebben omdat ze tv kunnen kijken, aan sport mogen doen, bezoek ontvangen en studeren. Vrijheidsberoving is een zware straf. Ook geharde gangsters, die bewust het criminele pad opgingen en hun celstraf dubbel en dwars verdienen, kost het veel moeite.

    Het gevangenisleven zit immers vol met frustraties. Strafinrichtingen zijn van nature autoritair van karakter, er is hooguit beperkte inspraak mogelijk. In de gevangenis staat men iedere dag voor voldongen feiten. Gevangenen moeten de tijd doden, zijn permanent onvoldaan en ongelukkig en vervreemden van de maatschappij. Door de emotionele stress krijgen veel mensen lichamelijke en psychische problemen. Er zijn maar weinig gedetineerden die geen verdriet meesleuren.

    Daarmee weerlegt hij de hardnekkige vooroordelen en misverstanden over de gevangenis en zijn bewoners. De roep van rechts om het strafbeleid in de gevangenissen te verstrakken, zelfs ten koste van elementaire mensenrechten, heeft geen enkele zin en zou zelfs contraproductief werken. Het is niet de bedoeling van het strafrecht om wraak te nemen of mensen te breken maar om ze opnieuw te integreren in de maatschappij.

    Dit boek verschaft eerlijke informatie over een wereld die meestal verborgen blijft. Het laat ons ook kennis maken met een beroep dat ten onrechte weinig maatschappelijke waardering krijgt. Gevangenbewaarders vervullen dag na dag een moeilijke en ondankbare taak. In het belang van de rechtstaat, van de slachtoffers en van de hele gemeenschap zetten ze zich in voor een menselijke omgang met de verstotenen van de samenleving.

    De auteur heeft zijn boek geschreven voor een ruim publiek. Het laat zich zeer vlot lezen. Korte algemene beschouwingen worden ruim geïllustreerd met sprekende voorbeelden uit eigen praktijkervaring.
    In het belang van de privacy zijn alle persoonlijke gegevens van de gevangenisbewoners en -medewerkers onherkenbaar gemaakt.

    Wegens de informatieve waarde en de nadruk op een menselijke benadering een echte aanrader!

    © Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom is de burger boos?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen VAN ROSSEM, M., Waarom is de burger boos? Maarten van Rossem over hedendaags populisme. A’dam, Uitg. Nw A’dam, 2010, 126 pp. – ISBN 978 90 468 0705 7

    Ja, waarom is de burger eigenlijk boos? In dit dunne boekje buigt de Utrechtse hoogleraar Maarten van Rossem zich over de opkomst en bloei van de moderne populistische bewegingen, in het bijzonder die in Nederland.

    De burger maakt zich zorgen over de omvangrijke immigratie en de vermeende negatieve effecten daarvan op de Nederlandse samenleving. Vooral de moslimimmigranten en hun kinderen gedragen zich zo anders dat ze door veel Nederlanders als bedreigend worden ervaren. Ze vrezen dat hun eigen cultuur op termijn in de verdrukking komt. En de burger is boos op de traditionele partijen die het immigratieprobleem in zijn ogen jaren hebben laten versloffen.

    Populistische partijen in heel Europa hebben deze zorgen een naam gegeven. Ze beweren met steeds radicalere maatregelen iets te zullen doen aan de nakende ‘islamisering’ van de nationale cultuur. Het is vijf voor twaalf. Als we nu geen radicale maatregelen nemen, is het binnen enkele decennia afgelopen met onze cultuur.

    Het kernidee van elke populistische beweging is de theorie dat het volk een werkelijk bestaand en levend organisme is, één en ondeelbaar, homogeen en deugdzaam. Het volk heeft een zeer specifieke eigen cultuur en levenswijze, die wortelt in zijn geschiedenis. Wie niet deelt in de historisch bepaalde cultuur en levenswijze van het volk, behoort tot de gevreesde ‘anderen’.

    Volgens de populisten hebben de traditionele partijen het volk in de steek gelaten. Ze zijn elitair en alleen uit op eigen voordeel. Het volk wordt door hen gemanipuleerd, betutteld en uitgebuit. Er is een samenzwering aan de gang tegen het volk. De populisten claimen het volk werkelijk te vertegenwoordigen en beweren te staan voor de ware volkswil. Zij zijn de enige ware democraten.

    Populisten hebben al succes sinds de democratie bestaat. De democratie mag dan wel heerschappij van het volk door het volk betekenen, het is niet het volk zelf dat regeert. De vertegenwoordigende democratie kent ingewikkelde instellingen zoals de rechtsstaat, het parlement met twee kamers en de politieke partijen. Die geven de burgers-kiezers vaak het gevoel dat zij niets te vertellen hebben. De parlementaire democratie mag dan het enige stabiele, goed gecontroleerde democratische systeem zijn dat we kennen, ze lokt altijd weer een gevoel van machteloosheid uit.

    In die kloof tussen belofte en werkelijkheid van de democratie, het ‘democratisch tekort’, vindt het populisme een vruchtbare bodem. Als de omstandigheden gunstig zijn zal er geregeld een populistische beweging groeien die stelt dat het tijd wordt dat de burgers eindelijk eens echt aan de macht komen en die belooft dat alles anders wordt als zij het voor het zeggen krijgen.

    Soms vervult het populisme een nuttige signaalfunctie. Het brengt problemen aan de orde die de traditionele partijen onvoldoende hadden opgenomen. Het gebeurt ook dat een bestaande partij haar oorspronkelijke programma heeft verlaten en een deel van haar kiezers verweesd heeft achtergelaten. Dan kan een populistische beweging het linkse of rechtse gat in de markt vullen.

    Toch ziet van Rossem meer nadelige effecten. Het populisme staat vijandig tegenover het democratische systeem. Populisten hebben niets op met democratische besluitvorming, noch binnen de beweging zelf, noch in de politieke realiteit. Ze geloven in charismatisch leiderschap en willen grondwettelijke vrijheden afschaffen. Doordat zij de parlementaire democratie permanent verdacht maken als een schijndemocratie, brengen de populisten de democratie, die al twee eeuwen voor stabiliteit zorgt, grote schade toe. Zij scheppen een klimaat van permanent wantrouwen en systeemvijandigheid zonder dat ze een werkbaar alternatief bieden.

    Het hedendaagse populisme is volgens van Rossem geen nieuw fascisme of racisme. Het is een defensieve reactie op wat als onmiddellijke bedreiging van de eigen cultuur wordt ervaren. Dit mag dan correct zijn, met zijn opvattingen over het charismatische leiderschap en zijn nationalistische ideeëngoed draagt het er wel de kiemen van. Zo vormt het een permanente bedreiging voor de rechtsstaat.

    Het moderne populisme wordt bovendien gesteund door de televisie. Die leent zich bij uitstek voor de populistische stijl. Dat leidt ertoe dat ook de traditionele politici zich populistisch gaan gedragen en zich gemakzuchtig aansluiten bij de retoriek van de systeemvijandigheid. Ze worden daarbij gestimuleerd door een groot deel van de journalisten, dat zijn heil zoekt in een simpel moralisme, zonder nauwkeurig en onsentimenteel te analyseren hoe de macht eigenlijk werkt.

    Valt er iets te doen aan de regelmatige populistische oprispingen die de stabiliteit van de vertegenwoordigende democratie bedreigen? Van Rossem meent van niet. Het ‘democratische tekort’ zal altijd blijven, de burger zal zich nooit helemaal vertegenwoordigd voelen. Een democratische samenleving drijft nu eenmaal altijd op compromissen waarin niet iedereen zich helemaal kan vinden. De parlementaire democratie heeft echter al twee eeuwen bewezen het enige systeem te zijn dat maatschappelijke stabiliteit verschaft. Maar ze zal nooit perfect zijn omdat ze menselijk is.

    Maarten van Rossem schetst de historische context waarin het naoorlogse populisme kon groeien en gedijen. Hij trekt niet van leer tegen de populistische bewegingen maar ontkracht vakkundig en bedaard een aantal hardnekkige beweringen en mythes van de populistische beweging zoals die zich in Nederland in verschillende gedaantes heeft aangediend.
    Zijn betoog is zeer inzichtelijk en laat zich zeer vlot lezen.

    Ook voor niet-Nederlanders een aanrader zonder meer!

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terreur in naam van God
    Klik op de afbeelding om de link te volgen STERN, J., Terreur in naam van God. Waarom religieuze terroristen doden. (Vert. Terror in the name of God) Utrecht, Uitg. Spectrum, 2004, 384 pp. – ISBN 90 712 0627 0

    Met terrorisme kan je op twee manieren omgaan. Je kan het bestrijden en je kan proberen het te begrijpen. De tweede benadering geniet de minste populariteit. Als we echter het terrorisme effectief willen bestrijden, moeten we ons kunnen verplaatsen in het leed en de frustraties die eraan ten grondslag liggen, zegt Jessica Stern. Ze is hoofd van de afdeling terrorisme aan Harvard Law School en een van ’s werelds belangrijkste terrorismedeskundigen, en ging met terroristen praten.

    Veruit de meeste terroristische aanslagen worden tegenwoordig gepleegd uit naam van een, bij voorkeur monotheïstische, religie. Daarbij spant het Islamitisch terrorisme de kroon. Dat was ook al zo toen Stern onderzoek deed en haar boek schreef. Ze reisde vier jaar lang de wereld rond en interviewde leiders en leden van christelijke, joodse en islamitische extremistische groeperingen. De beweegredenen van religieuze terroristen blijken zeer gelijkaardig te zijn.

    In het eerste deel van haar boek onderzoekt ze waarom iemand zich aansluit bij een religieuze terroristische beweging en er bij blijft, zelfs als de activiteiten indruisen tegen de eigen strikte morele waarden. Waarom doen religieuze terroristen wat hun geloof hen verbiedt?

    Mensen worden terrorist om zeer verschillende redenen, die bovendien in de loop van de tijd kunnen veranderen. Die hebben nagenoeg altijd te maken met wrok en persoonlijke grieven van verschillende aard. Binnen de groepering krijgen mensen het gevoel dat ze waardevol zijn, omdat ze kunnen bijdragen tot een verheven missie: de zuivering van de wereld. De overtuiging een geestelijke roeping te hebben bezorgt hen bovendien een geluksgevoel, een soort roes.

    Soms wordt een terreurdaad gesteld door een ‘eenzame wreker’, maar meestal gaat het om de actie van een kleine of grote organisatie. In het tweede deel onthult Stern hoe deze organisaties omgaan met hun leden, hoe ze aan geld komen, hoe ze zich organiseren en hoe ze leden rekruteren en warm houden. Het belangrijkste aspect is de missie: het verhaal van Wij tegen Zij, van zuiver tegen onzuiver. De Ander wordt afgeschilderd als een vijand, een monsterachtige bedreiging. Het vermogen van een rekruut om mee te voelen met zijn slachtoffer wordt daarmee tot zwijgen gebracht.

    Zonder dit ‘mission statement’ zou de organisatie zich nauwelijks onderscheiden van een georganiseerde misdaadbende. Leiders zijn tegelijk baas over en inspiratiebron voor hun volgelingen. Ze versterken welbewust gevoelens van vernedering en vervreemding om jongemannen te betrekken in een heilige oorlog.

    Het leiden van een terreurorganisatie vergt vaardigheden die vergelijkbaar zijn met de vereisten voor het leiden van een bedrijf of een niet-gouvernementele organisatie. De multinationale terroristenleider van nu is een ondernemer die missie, geld en marktaandeel bij elkaar brengt. Heel veel energie gaat naar de fondsenwerving en de banden met andere, vaak criminele, organisaties.

    In een aantal gevallen kwamen individuele leden er achter dat hun leiders niet zozeer toegewijd waren aan de goede zaak, als wel aan hun eigen financiële welzijn. Voor veel strijders uit het middenkader, die Stern voor haar boek ondervroeg, vormt de heilige oorlog een lucratieve onderneming. Ook als ze niet meer in de missie geloven zijn ze uiteraard niet geneigd de zaak te verlaten. Heilige oorlogen worden alleen maar voortgezet als organisaties en individuele mensen daar baat bij hebben, hetzij psychologisch hetzij financieel.

    De grootste en meest succesvolle terroristische organisaties bloeien daar waar er een groot aanbod is van jongemannen die zich vernederd en achtergesteld voelen, waar gewone banen moeilijk te vinden zijn en een alledaags burgerbestaan hen niet het gevoel geeft dat ze waardevol en belangrijk zijn. Dit is vooral het geval in staten met zwakke en corrupte regeringen, die er niet in slagen een economisch en sociaal beleid te voeren waarbij de bevolking baat heeft. Als daar dan leiders opstaan die weten hoe ze die gevoelens moeten uitbuiten, en als een deel van de samenleving – om welke reden dan ook – bereid is hen te financieren, is de basis voor een heilige oorlog gelegd.

    Stern formuleert tenslotte zeer gevarieerde besluiten en aanbevelingen voor het beleid. Dat moet in de eerste plaats aan actieve terrorismebestrijding doen. Maar de verantwoordelijken moeten evenzeer beseffen dat het eigen beleid de grieven van mogelijke terroristen kan rechtvaardigen. Economisch en politiek beleid dat in de kaart speelt van corrupte machthebbers en falende staten, geeft hen alleen maar meer redenen tot actie.

    Het speelt bovendien in de kaart van terroristische leiders als men de verschillen tussen mensen benadrukt of groepen mensen in een samenleving gaat demoniseren. Daar spinnen ze alleen maar garen bij. Dit past immers volkomen in hun missie en verschaft hen argumenten voor de enige weg die hen voordeel oplevert, die van het geweld.

    Gegeven het feit dat dit boek in 2003 verscheen, hebben de inspanningen en inzichten van Jessica Stern in ieder geval niet veel invloed gehad op de binnen- en buitenlandse politiek van het Westen, de Verenigde Staten op kop.
    Ongetwijfeld is er intussen veel veranderd op de concrete terroristenscene. De algemene inzichten en conclusies van Stern blijven echter leerrijk en zijn nog altijd brandend actueel.

    Dit werk levert een onthutsend beeld van individuen en organisaties die religie gebruiken om nietsontziend en willekeurig geweld te rechtvaardigen in hun streven naar politieke macht. De terreurbusiness blijkt een ongelooflijk ingewikkelde onderneming met belangenverstrengeling in alle geledingen van een samenleving.

    Het boek houdt het midden tussen een journalistiek verslag en een theoretische uiteenzetting. Voor mij mocht het laatste aspect wat nadrukkelijker uitgewerkt zijn.

    Een eye-opener!

    © Minervaria

    Aansluitend:
    The Saint, the Criminal and the Terrorist: Towards a Hypothesis on Terrorism
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gods filosofen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen HANNAM, J., Gods filosofen. Hoe in de Middeleeuwen de basis werd gelegd voor de moderne wetenschap. (Vert. God’s Philosophers. How the Medieval World Laid the Foundations of Modern Science) A’dam, Uitg. Nw. A’dam, 2010, 448 pp. – ISBN 978 90486 0791 0

    De wieg van de moderne wetenschap stond bij de antieke Grieken. Het middeleeuwse Europa heeft het stokje echter laten vallen. In de zestiende eeuw hebben Copernicus en Galilei het weer opgeraapt.

    Zo heb ik het geleerd en zo wordt ook algemeen gedacht. Zelfs historici, die beter zouden moeten weten, lijken nog steeds aan te nemen dat de duizend jaren tussen de ondergang van het Romeinse Rijk en de Renaissance een periode was van geestelijke stilstand. Ze blijven bovendien van mening dat iedere geringe ontwikkeling door de Kerk werd tegen gehouden.
    Recent onderzoek heeft daarentegen aangetoond dat er in de Middeleeuwen een enorme vooruitgang op het gebied van wetenschap, technologie en cultuur werd geboekt.

    Het kompas, papier, de drukkunst, stijgbeugels en buskruit, alle afkomstig uit het Verre Oosten, maakten hun opwachting in West-Europa tussen 500 en 1500. De Europeanen ontwikkelden ze tot een veel hoger niveau dan elders het geval was.
    Ondertussen vond men in het middeleeuwse Europa de bril, de mechanische klok, de windmolen en de hoogoven uit. Lenzen en camera’s, vrijwel alle soorten machines en de industriële revolutie zelf danken allemaal hun ontstaan aan de vergeten uitvinders van de Middeleeuwen.
    Nog belangrijker is dat in de Middeleeuwen de basis werd gelegd voor de grootste prestatie van de westerse beschaving: de moderne wetenschap.

    In dit boek bundelt de Britse wetenschapshistoricus James Hannam de resultaten van het onderzoek naar de middeleeuwse natuurfilosofie. Hij toont met brio aan dat een groot deel van de wetenschap en technologie, die we nu als vanzelfsprekend beschouwen, een middeleeuwse oorsprong heeft.

    Zodra middeleeuwse geleerden de hand konden leggen op het werk van de klassieke Grieken ontwikkelden ze denksystemen waarmee de wetenschap het veel verder kon brengen dan in de antieke wereld ooit het geval was geweest.
    De eerste universiteiten werden gesticht in de twaalfde eeuw. Daar werd de academische vrijheid beschermd tegen de bemoeizucht van de vorst. Deze instellingen hebben het wetenschappelijk onderzoek altijd een veilig onderdak geboden.

    Hun wetenschappelijke activiteiten werden bovendien actief gesteund door de Katholieke Kerk. Omdat de natuur werd beschouwd als een weerspiegeling van de creativiteit van haar Schepper, was het onderzoek van de natuurlijke wereld een godsdienstige plicht. De Kerk adopteerde de antieke Griekse filosofie en gaf er een christelijk tintje aan.
    Zolang natuurfilosofen geen uitspraken deden die indruisten tegen de kerkelijke leer en zich niet begaven op het terrein van de theologie, de koningin der wetenschappen, mochten ze vrij speculeren zoveel ze wilden. De Kerk heeft nooit iemand vanwege wetenschappelijke ideeën op de brandstapel gezet.

    Maar om de wetenschap in de Middeleeuwen naar waarde te kunnen schatten moet men door de ogen van de middeleeuwer kijken. Die geloofde net als wij dat wereld op een rationele, samenhangende manier functioneerde. Het was alleen niet de manier waarop wij denken dat hij functioneert.

    Voor moderne mensen die er een naturalistisch wereldbeeld op na houden ís het universum er gewoon. Het heeft geen doel of functie en we hoeven er niet naar te zoeken om te weten hoe het werkt. Alle verklaringen die
    uitgaan van een doel zijn wetenschappelijk gesproken zelfs ongeldig.
    De kern van het middeleeuwse wereldbeeld daarentegen was dat alles en iedereen een doel had. Niets gebeurde zomaar, niets bestond toevallig. De ultieme stuurman van het universum was God en hij had alles met een bestaansreden begiftigd.

    We mogen de middeleeuwse wetenschap ook niet beoordelen met de moderne wetenschappelijke standaarden. De denkers in de Middeleeuwen voerden geen experimenten uit maar probeerden door logisch redeneren hun inzicht in de natuur te vergroten. Ze lazen de werken van tal van autoriteiten en wogen ze tegen elkaar af.
    De natuurfilosofen waren dol op logische constructies en bouwden door middel van filosofische speculatie theorieën op over de werking van de natuur. Hun theorieën klopten vaak niet en komen ons bijgelovig voor, maar ze waren op een vlekkeloze logica gebaseerd.

    In een chronologisch overzicht defileert een keur van ingenieuze en vernieuwende denkers. Ze cultiveerden de rede, een geschenk van God, als belangrijkste kennisinstrument. Ze legden onder andere de wiskundige basis waarmee de latere natuurwetenschappen hun waarnemingen konden ondersteunen.
    De natuurfilosofen van de Middeleeuwen maakten de moderne wetenschap denkbaar. Ze maakten ze aanvaardbaar in een christelijke context en creëerden een samenhangende en logische visie op de wereld.

    James Hannam doorprikt de mythes over een verfrissende Renaissance en wetenschappers die schijnbaar uit het niets tot belangrijke theorieën en conclusies kwamen.
    Galilei leverde een indrukwekkende prestatie. Hij bracht bijeen wat al eerder was verricht, gooide de enorme hoeveelheid materiaal weg die irrelevant of gewoonweg onjuist was en bewees vervolgens de rest met gecontroleerde experimenten en briljante betogen. Hij was de grondlegger van een nieuw soort wetenschap, maar hij bouwde voort op middeleeuwse funderingen. Copernicus en Galilei stonden op de schouders van reuzen.

    Dit boek heeft mijn visie op de Middeleeuwen veranderd. Ik heb een onvermoede hoeveelheid ondergesneeuwde kennis ontdekt en een stoet kleurrijke en boeiende figuren over wie ik zeker nog meer wil weten. Het is een doorwrocht en indrukwekkend werk. Het betoog is inzichtelijk opgesteld, ingedeeld in relatief korte hoofdstukken en zeer leesbaar geschreven. Mijn enige probleem waren de ontoereikende restanten van mijn elementaire kennis over wiskunde en fysica. Het was echter een gelegenheid om ze op te frissen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!