WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    30-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitweg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen CHABOT, B. & BRAAM, S., Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand. A’dam, Nijgh & Van Ditmar, 2010, 283 pp. – ISBN 978 90 388 9314 3   

    Niemand kan bestrijden dat zelfdoding dikwijls in overeenstemming is met ons eigen belang en onze plicht tegenover onszelf: ouderdom, ziekte of ongeluk kunnen het leven tot een last maken, een last die zwaarder kan wegen dan het leven zelf. 
     David Hume   

    Wat moet je als je hoogbejaard en hulpbehoevend bent, de vrienden wegvallen, je toekomst inkrimpt, vermoeidheid ieder bezoekje gauw te veel maakt en je vindt dat het genoeg geweest is? Wat kan je doen als je een ernstige chronische, maar niet dodelijke, ziekte hebt en steeds minder kunt, met 24 uur gedwongen bedrust en pijn in het vooruitzicht? Wat rest je als het verpleeghuis wenkt, waar zelfs de bedtijden voor je worden bepaald? Welke mogelijkheden zijn er nog voor mensen van wie het euthanasieverzoek klip-en-klaar wordt afgewezen?   

    Vaker dan bekend is overwegen mensen in voorliggende gevallen om zelf hun leven waardig te beëindigen. Dat is niet verboden, zolang men hiervoor zelf de verantwoordelijkheid neemt. Het is echter niet gemakkelijk om zonder hulp van een arts goede informatie te vinden over een waardig levenseinde in eigen beheer. Dit boek wil mensen met een weloverwogen doodswens informeren over hoe zij dat kunnen uitvoeren.   

    Om je leven zelf in waardigheid te beëindigen bestaan er twee manieren. De eerste is de medicijnmethode. Je stelt je eigen ‘pil van Drion’ samen, een combinatie van dodelijke medicijnen met slaapmiddelen, en neemt ze in. De andere methode is stoppen met eten en drinken. Anders dan gewoonlijk wordt gedacht, is bewust versterven geen gruwelijke dood. Met de juiste mondverzorging en verzachtende medicijnen, is stoppen met eten en drinken voor hoogbejaarden en ernstig zieken draaglijk. Bovendien biedt de periode van verzorging de mogelijkheid van een intens afscheid van de dierbaren, verspreid over meerdere dagen.  

    In Uitweg worden beide methoden uitgebreid en nauwkeurig beschreven. Als je stopt met eten en drinken is het belangrijk te weten wat je te wachten staat, hoelang het kan duren en welke maatregelen getroffen moeten worden om dorst en ander ongemak te vermijden. Kies je voor de medicijnmethode, dan dien je te weten welke medicijnen nodig zijn en in welke combinatie je ze moet innemen. Er wordt ook uitgelegd hoe je ze in bezit krijgt en hoe je ze moet innemen om te voorkomen dat je later in het ziekenhuis wakker wordt. Daarom belichten de auteurs ook verschillende onzekere en gevaarlijke methoden om uit het leven te stappen.   

    Rond het zelfgekozen levenseinde spelen allerlei wetten en regels een rol. De auteurs leggen de ongeschreven spelregels en valkuilen rond euthanasie bloot en geven praktische adviezen voor het doen van een succesvol euthanasieverzoek. Ze leggen uit  hoe je binnen de wet kan blijven als een dierbare je bijstaat bij zelfdoding en welke hulp strafbaar is.   

    De auteurs hebben alles gedaan om van Uitweg een echt praktisch handboek te maken. Bij iedere methode hoort een checklist en een geheugensteun met alle te nemen stappen. Er is een handig overzicht van alle potentieel dodelijke medicijnen, met vermelding van de juiste combinatie en dosis. Men vindt ze alfabetisch geordend terug in het medicijnregister, met vermelding van de betreffende pagina. In de uitklapbare tabel van de achterflap zijn diezelfde medicijnen te vinden, met hun merknamen in negen West-Europese en vier Engelstalige landen. Achter in het boek is bovendien een adressenlijst opgenomen van de instanties waar men in Nederland en Vlaanderen anoniem terecht kan met vragen over een doodswens.   

    Toch is dit geen handleiding met hapklare recepten. Het boek belicht de verschillende facetten van een zelfgekozen levenseinde en situeert de zelfgekozen dood in een breder perspectief. De auteurs definiëren zelfeuthanasie ten opzichte van zelfmoord of suïcide en euthanasie. Ze houden een warm pleidooi voor een goede dood en de mogelijkheid om op je eigen manier te sterven. De algemene inzichten worden raak geïllustreerd met ontroerende verhalen van nabestaanden en interviews met deskundigen.   

    De delicate kwestie van het zelfgekozen levenseinde wordt in dit boek met een zeldzame openhartigheid besproken. Door te informeren willen de auteurs de bevoogding doorbreken van artsen en wetgevers inzake het levenseinde. Op geen enkele wijze willen zij een impulsieve, eenzame en verminkende zelfdoding bevorderen. Een waardig levenseinde vraagt een intensieve voorbereiding en de nabijheid en steun van medemensen en is alleen al daardoor onverenigbaar met een overhaaste beslissing.   

    Het boek is in eerste instantie bedoeld voor mensen met een weloverwogen doodswens en voor hun naasten. Maar je hoeft eigenlijk niet te wachten op een ziekte of doodswens om het te lezen en altijd binnen handbereik te hebben. Ik kan het iedereen aanraden die het levenseinde binnen eigen beheer wil houden als het aan de orde komt.   

    @  Minervaria 

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De prijs van een slecht geweten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen BOEKESTIJN, A.J, De prijs van een slecht geweten. Waarom hulp in haar huidige vorm niet werkt. Soesterberg, Uitg. ASPEKT, 2010, 339 pp. – ISBN 978 90 5911 950 5

    Grauwe kinderen op rokende afvalbergen, zoekend naar dingen die nog een beetje geld zouden kunnen opbrengen. In verschillende derde wereldlanden kijken mensen er niet van op. De Westerse landen hebben de afgelopen 50 jaar grote sommen geld beschikbaar gesteld voor ontwikkelingshulp. Maar dit heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat de armen armer werden. Vooral in Afrika vallen de resultaten tegen.

    Hoe komt het dat het rijke Westen niet in staat is geweest om het lot van deze allerarmsten te verbeteren? In dit boek licht Arend Jan Boekestijn, historicus en ex-kamerlid van de VVD, het Nederlandse beleid inzake ontwikkelingssamenwerking kritisch door. Hij wil tevens een aanzet geven tot een effectiever beleid, meer specifiek voor de ontwikkelingshulp aan Afrika. Daar stellen zich de problemen zich het scherpst.

    Algemeen beleidsuitgangspunt is dat ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk moet afgerekend worden op zijn bijdrage aan economische ontwikkeling. Daarbij wordt aangenomen dat ontwikkelingshulp de arme landen helpt om de armoedeval te ontstijgen en om de weg op te gaan van duurzame economische groei, die zichzelf in stand houdt.

    Feiten en cijfers spreken dat echter tegen. Geld geven aan regeringen is als het vullen van een bodemloze put. Hulp aan arme landen leidt tot hulpafhankelijkheid en de bestendiging van dubieus beleid, doordesemd met graaien, corruptie en nepotisme. Goed bestuur is echter een wezenlijke voorwaarde voor economische groei. 

    Het Westen denkt dit probleem op te lossen, door hulp te koppelen aan voorwaarden voor goed beleid. Het mag intussen echter duidelijk zijn dat van buitenaf opgelegde hervormingen niet werken. Waarom dat zo is, wordt inzichtelijk gemaakt door de interessante theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Samenlevingen worden niet gemaakt, maar evolueren volgens bepaalde wetmatigheden. Het model van de ene samenleving valt dus niet zonder meer naar de andere te exporteren. In dit licht wordt het ook begrijpelijk waarom zelfs hulp aan landen met goed bestuur corruptie in de hand kan werken. 

    China heeft dit beter begrepen. Het land geeft geen hulp en stelt geen voorwaarden, maar voert handel en investeert. De toenemende Chinese belangen in Afrika zetten de Westerse optie onder druk om geen hulp te verlenen aan landen met slecht bestuur. We kunnen alleen maar leren van de Chinezen.

    De beste manier om de arme landen te helpen, bestaat erin voorwaarden te scheppen voor economische groei. De steun moet naar de burgers gaan en niet naar de regering. Ondersteuning van microfinanciering en stimulering van het bedrijfsleven hebben bewezen dat ze effectief bijdragen tot groei en armoedebestrijding. Als rechtgeaarde liberaal is Boekestijn natuurlijk ook voorstander van liberalisering van de handel. Hij erkent wel dat die in het nadeel van de Afrikaanse landen uitvalt, maar ziet heil in technische assistentie. Dit lijkt mij wel erg eenvoudig voorgesteld.

    Met de bevordering van democratie in ontwikkelingslanden moet, in overeenstemming met de inzichten van North, omzichtig worden omgesprongen. Als we de middenklasse versterken komt het geld bij de elites terecht, en komt het precaire politieke evenwicht in het gedrang. Meer economische groei is uiteindelijk de enige weg die kan leiden tot democratisering. Verder kunnen de Westerse regeringen op substantiële manier bijdragen tot het verhogen van de veiligheid. Ontwikkeling kan immers niet plaatsvinden als er onveiligheid heerst in een land.

    De Westerse ontwikkelingshulp is nog teveel gefundeerd op schuldgevoel en goede bedoelingen. Dat betekent echter niet meteen dat er ook resultaten worden geboekt. Hij pleit voor een rationeel ontwikkelingsbeleid, gebaseerd op verantwoordelijkheid, autonomie en creativiteit. 

    Ontwikkelingshulp wordt doorgaans beschouwd als een item voor politiek links. In dit boek maakte ik kennis met een rechts-liberale visie, geïnspireerd door de gevolgenethiek. Het heeft mijn inzicht in het ingewikkelde ontwikkelingsbeleid verruimd en verdiept. Ik heb er ook kennis gemaakt met de boeiende theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Die levert een plausibele verklaring voor de moeizame en soms ronduit teleurstellende economische en politieke ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

    Toch vind ik de benadering van Boekestijn in een aantal opzichten eenzijdig. Veel ontwikkelingshulp lijkt inderdaad op dweilen met de kraan open. Economische groei ís belangrijk voor de duurzame ontwikkeling van een land. Maar dit werkt vooral op de lange termijn. Intussen leven miljoenen mensen in doffe ellende en zonder perspectief op verbetering van hun situatie. Zij hebben zeer weinig invloed op het dubieuze graaibeleid van hun corrupte regeringen. De auteur heeft duidelijk niet veel op met NGO’s, maar ze zijn voorlopig wel de enige organisaties van wie deze arme mensen bijstand kunnen verwachten.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zwarte Zwaan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen TALEB, N.N., De Zwarte Zwaan. De impact van het onwaarschijnlijke. (Vert. The Black Swan 2e ed. 2011) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2011 (2e ed.), 399 pp. – ISBN 978 90 5712 325 2

    In het begin van de vorige eeuw kon de Belgische bourgeoisie zich geen veiliger belegging dromen dan een investering in de tramlijnen van Sint-Petersburg. De Russische economie was net geliberaliseerd en in steile opgang, en de trams werden gebouwd door Belgische bedrijven. Toen greep Lenin de macht.

    De Oktoberrevolutie van 1917 is een typische Zwarte Zwaan. Deze uitzonderlijke gebeurtenis met zeer ingrijpende gevolgen had niemand zien aankomen. En pas achteraf werden er verklaringen gevonden die de totaal onverwachte wending van de geschiedenis begrijpelijk en voorspelbaar moesten maken. Ook in het afgelopen jaar hebben zich verschillende ‘ondenkbare’ gebeurtenissen voorgedaan die de wereld veranderd hebben.
    Nagenoeg alles in onze wereld is volgens Nassim Taleb te verklaren aan de hand van een relatief klein aantal Zwarte Zwanen. Het succes van ideeën en religies, het verloop van de geschiedenis, wetenschappelijke ontdekkingen, de verkoop van boeken en films, en nog veel andere gebeurtenissen konden in de meeste gevallen op het moment zelf niet voorspeld worden. En met bijna alle belangrijke dingen in ons persoonlijke leven gaat het net zo.

    Het is niet zo dat we geen oog hebben voor de zeldzame gebeurtenissen. We aanvaarden dat ze zich voordoen en dat ze de belangrijkste bron van onzekerheid zijn. Toch zijn we tuk op voorspellingen. We laten er ons gemakkelijk door leiden en zijn dan telkens weer verrast. Hoe komt het dat we niet zien dat belangrijke gebeurtenissen ons bijna altijd volslagen onverwacht overvallen?

    De belangrijkste reden waarom de toekomst ons steeds weer overrompelt, is dat we alleen rekening houden met Zwarte Zwanen die zich werkelijk hebben voorgedaan. We zien wat er gebeurd is en negeren wat er had kunnen gebeuren, maar niet heeft plaats gevonden. Onzekerheid en gebeurtenissen die zich niet voordoen zijn te abstract voor onze geest. En dus leren we uit het verleden alleen wat onze ervaringen bevestigt, niet wat ze logenstraft. Zo vergeten we dat iets het product is van toeval. 

    De menselijke geest is er bovendien op gebrand om gebeurtenissen te verklaren en begrijpelijk te maken. Zo scheppen we orde in onze wereld. Maar de intuïtieve modellen die we daarvoor gebruiken stellen de complexe werkelijkheid eenvoudiger voor dan ze is. Uitschieters beschouwen we als ongewoon. We zien ze als toevallige varianten die niet in ons model passen. Zo zit de menselijke geest nu eenmaal in elkaar.   Veel erger is echter dat ook de wetenschap werkt met modellen die niet stroken met de werkelijke ervaring. Het leven staat bol van de uitzonderingen. Onze wereld wordt gedomineerd door het extreme, het onbekende en het zeer onwaarschijnlijke. Bijna alles in het sociale leven vloeit voort uit zeldzame en ingrijpende gebeurtenissen. Toch richten wetenschappers, die beter zouden moeten weten, zich in elke studie van het sociale leven op het ‘normale’ en het ‘gemiddelde’.    Als beurshandelaar heeft Nassim Taleb het vooral gemunt op de economen, die mensen op het verkeerde been zetten met onrealistische modellen van de grillige geldhandel. De toekomst is immers onvoorspelbaar, zo stelt hij. Ze vergast ons net zo goed op onverwachte meevallers of positieve, als op negatieve Zwarte Zwanen met een vernietigende werking. 

    Zijn we dan zonder meer overgeleverd aan een onvoorspelbare toekomst? Heel zeker zal niemand de meevallers erg vinden. Tegen de nefaste invloed van negatieve Zwarte Zwanen kunnen we ons echter wapenen. En van beide kunnen we leren. Taleb doet ons uit eigen keuken een aantal suggesties aan de hand hoe we met een, per definitie onbekende, toekomst kunnen omgaan. Hij waarschuwt ons voor goedgelovigheid, zelfs al komt de informatie van deskundigen. En we kunnen ons beter zorgen maken over verborgen risico’s dan over gekende, want op de laatste kunnen we ons voorbereiden.

    Nog meer dan in zijn vorige boek, Misleid door toeval, haalt Nassim Taleb conventionele wijsheden onderuit en toont hij overvloedig aan dat ze niet bruikbaar zijn in onze moderne en complexe leefwereld. Vooral zijn originele inzichten over de oorsprong van ongelijkheid en over de steeds grotere invloed van extremen door het cumulatieve voordeel, hebben mij geboeid. 

    De beurs is het domein bij uitstek van de onverwachte gebeurtenissen met grote gevolgen. Als succesvolle beurshandelaar is Taleb dan ook de geschikte gids om ons wegwijs te maken in de dynamiek van de Zwarte Zwanen. Minder geslaagd zijn de nodeloze uitweidingen, de moeilijke woordkeuze en de dikdoenerij. 
    De gretigheid waarmee hij anderen als schlemielen bestempelt doet vermoeden dat de auteur zich ver verheven acht boven de modale onkundige sterveling en de meerderheid van de wetenschappers. Desondanks houd ik aan de lectuur heel wat waardevolle inzichten over. 


    © Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erger dan oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen GOLDHAGEN, D.J., Erger dan oorlog. Volkerenmoord, eliminationisme en aanhoudende schending van de menselijkheid. (Vert. Worse than war. 2009) A’pen/A’dam, Manteau/De Bezige Bij, 2009, 719 pp. – ISBN 978 90 223 2418 9

    Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er geen moment geweest waarop niet ergens op de wereld volkeren het slachtoffer waren van massavernietiging. Voor zover we nu weten hebben die slachtingen tenminste 127 miljoen levens gekost. Daarbovenop hebben ze het leven en de toekomst van miljarden mensen grondig en blijvend verwoest. Dat is veel en veel meer dan het aantal militaire oorlogsslachtoffers. Toch krijgen massamoorden op het avondnieuws minder aandacht dan een huisbrandje en wordt er bedroevend weinig ondernomen om deze gruwel te voorkomen of te stoppen.

    Deze laksheid wordt veroorzaakt door een verkeerd begrip van de krachten achter massavernietigingen. Al te vaak wordt massamoord beschouwd als een uit de hand gelopen situatie of een ongewenste manifestatie van de menselijke natuur. Als je alle massamoorden uit de 20e eeuw grondig bestudeert kom je echter tot andere conclusies, stelt Daniel Goldhagen. Massamoord is geen oncontroleerbaar gebeuren, maar een min of meer systematische manier waarop groepen, volkeren of staten zich ontdoen van groepen mensen die niet gewenst zijn.

    In veel maatschappijen is men van oordeel dat bepaalde groepen schadelijk zijn voor het welzijn van de meerderheid of soms van een machtige minderheid. Zo groeit het verlangen om bepaalde bevolkingsgroepen te elimineren. Achter massamoord, massale verdrijvingen, enorme kampsystemen, uithongering en massaverkrachtingen zit een eliminatie-ideologie.   

    Vooroordelen, hatelijkheden en wraakzin kunnen lange tijd tamelijk onschuldig ondergronds smeulen, maar vervolgens snel uitlopen in gewelddadige en moorddadige handelingen. Alles wat daarvoor nodig is, zijn politieke leiders die gedreven zijn door een eliminatie-ideologie en de latent aanwezige eliminatieovertuigingen van mensen tot leven wekken. Zij zijn de hoofdrolspelers die het eliminatiebeleid bepalen en de massavernietigingen in gang zetten.   

    Leiders begaan deze misdaden immers niet zonder hulp van anderen. De uitvoering ervan wordt weliswaar slechts door een of een paar mensen in gang gezet, maar ze wordt gedragen door een groot deel van de bevolking, die er met genoegen aan meewerkt. Ieder lid van die samenleving dat niet nee zegt, draagt dus een zware persoonlijke verantwoordelijkheid. Binnen hetzelfde politieke en culturele klimaat vermoordt of martelt immers niet iedereen als de gelegenheid zich voordoet. Mensen maken die keuze op basis van hun visie op de samenleving.

    Goldhagen toont overvloedig aan hoe breed gedragen eliminatieovertuigingen in de afgelopen eeuw konden leiden tot een ontmoedigende reeks wrede massaslachtingen. De concrete realisatie ervan kan variëren, de onderliggende motieven zijn gelijkaardig. Sommige groepen mensen worden ongewenst of schadelijk geacht en moeten daarom verdwijnen. Uit de wijze waarop deze gewelddadige uitbarstingen ophouden, leren we welke doorslaggevende rol politieke leiders spelen.

    Hoe komen mensen op het idee dat leden van bepaalde groepen moeten uitgeschakeld worden? En waarom zijn daar in de afgelopen eeuw zoveel miljoenen mensen slachtoffer van geweest? Goldhagen betoogt dat eliminatiepolitiek in de hand gewerkt wordt door de wijze waarop de moderne politieke wereld is gestructureerd. Vooral in niet-democratische staten die aan natievorming doen, dromen politieke leiders, en met hen veel gewone burgers, over het radicaal veranderen van de maatschappij volgens een veelbelovend scenario. 

    De onderlinge afhankelijkheid van moderne staten en de toenemende democratisering heeft het gevaar op massale eliminatie over de gehele wereld misschien verminderd, maar op kleinere schaal bestaat het nog. De grootste actuele bedreiging gaat volgens hem uit van de politieke islam. Voor het moment is dit de enige hedendaagse politieke ideologie met mondiale ambities, die het gebruik van geweld predikt om het beleid, de maatschappij en de cultuur van andere landen te hervormen.

    Het is de hoogste tijd dat de internationale gemeenschap de omvang van dit inhumane fenomeen onderkent en doeltreffende actie onderneemt. Hij toont aan hoe slecht de internationale instituties en het mondiale statenstelsel op dit moment toegerust zijn om een einde te maken aan massamoord en –eliminatie. De internationale arena kan bovendien moeilijk strikte en effectieve maatregelen treffen die gericht zijn op het bestrijden van massaslachtingen, en zeker niet op de vele verschijningsvormen van eliminatie. De organisatie van de Verenigde Naties en de internationale wetgeving maakt het voor staten zelfs mogelijk om een eliminatiebeleid uit te voeren.

    Alleen een fundamentele verandering van de internationale instituties en de ingesteldheid van de deelnemende landen kan een einde maken aan uitroeiingsbeleid. Ondertussen hoeven we echter niet machteloos toe te zien. Hij ziet mogelijkheden in een internationaal offensief om meer landen te democratiseren en in de afschrikking van een rigoureus strafbeleid. Deze interventies kunnen de politieke en culturele grond wegmaaien onder de voeten van politieke leiders die eliminatiebeleid overwegen en hen verhinderen het daadwerkelijk uit te voeren. Voorts wijst hij op de verantwoordelijkheid van de media om correcte en volledige informatie te verspreiden.

    Voor dit lijvige werk heeft Goldhagen met talloze slachtoffers en overlevenden van massaslachtingen gepraat en hun getuigenissen opgetekend. Hij heeft nagenoeg alle gevallen van massamoord in de afgelopen twintigste eeuw grondig bestudeerd, wat ook de politieke achtergronden, motieven en ideologische kleur van de daders waren. Daarom is het des te opvallender dat hij met geen woord rept over de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen door Israël, noch over de decennialange gijzeling in afgesloten gebieden zonder een reëel politiek en economisch perspectief. Hij kan natuurlijk aanvoeren dat het niet om massamoord gaat, maar het maakt wel deel uit van een eliminatiepolitiek, die zijn grond vindt in een zuiverheidsideologie.

    Toch kan niemand dit beklijvende werk zonder meer naast zich neerleggen. Geen mens kan onberoerd blijven bij de schrijnende onmenselijkheden, gruwelijkheden en wreedheden die miljoenen mensen in de afgelopen eeuw moesten ondergaan. Het moet onze diepe verontwaardiging wekken. Deze feiten moeten ons tevens waarschuwen voor iedere politieke leider die de bevolking, op welke manier ook, probeert op te zetten tegen een andere bevolkingsgroep. Een openbaar betoog dat slachtoffergroepen vernedert en kleineert zet mensen immers aan tot haat en baant de weg voor potentiële eliminatieprogramma’s.

    © Minervaria   

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Redirect
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WILSON, T., Redirect. The Surprising New Science of Psychological Change. NY, Boston, London, Little, Brown and Company, 2011, 278 pp. – ISBN 978 0 316 19904 9

    Wist u dat u een traumatische gebeurtenis beter te boven kunt komen met een eenvoudige schrijfoefening, dan met een programma dat speciaal opgezet is voor het verwerken van trauma’s? Onwaarschijnlijk? Toch heeft gedegen wetenschappelijk onderzoek dit uitgewezen. En het gebeurt wel vaker dat dure en ingewikkelde programma’s en behandelingen voor persoonlijke en sociale problemen niet werken, zegt Timothy Wilson.

    Allerhande beleidsmakers, zelfhulpgoeroes en coaches vertrouwen op het gezond verstand om problemen op te lossen. Dat zegt ons bijvoorbeeld dat mensen ingrijpende ervaringen beter kunnen verwerken als ze die met anderen delen, of dat het vooruitzicht op ernstige gevolgen iemand kan afhouden van riskant gedrag. Maar gezond verstand houdt geen rekening met hoe mensen zelf hun gedrag of probleem zien.

    Waarom werkt de schrijfoefening wel en het dure traumaprogramma niet? Omdat de schrijfoefening mensen in staat stelt om afstand te nemen en de gebeurtenis een betekenis te geven waarmee ze verder kunnen.  Dit mag helemaal niet verbazen, zegt Timothy Wilson. Mensen reageren niet in de eerste plaats op de objectieve feiten, maar op de voorstelling die zij ervan hebben gemaakt. Iedere gebeurtenis wordt bliksemsnel geïnterpreteerd en krijgt daardoor een unieke betekenis, die voor waar aangenomen wordt.

    We vertellen onszelf voortdurend verhalen over de wereld en over onszelf. Deze persoonlijke verhalen bepalen hoe we voelen en handelen. Als het goed gaat kunnen ze ons helpen om de uitdagingen in het leven met succes aan te pakken. Maar we kunnen gebeurtenissen ook zo interpreteren dat we vast komen te zitten in gedrag dat ons nog meer ellende bezorgt.

    We zouden ons dus heel wat hoofdbrekens kunnen besparen als we onszelf of anderen ertoe konden brengen andere verhalen te vertellen. Die kunnen tot een meer bevredigend leven leiden en minder problemen opleveren. Net als de oude houden de nieuwe verhalen vervolgens zichzelf in stand. Zo worden ze de basis van blijvende veranderingen.

    Natuurlijk zijn er interventies en behandelingen die mensen helpen met het hervormen van hun verhalen. Maar niet iedereen heeft behoefte aan een langdurige therapie of beschikt over de nodige middelen. Het hoeft overigens niet duur en ingewikkeld te zijn, zegt Timothy Wilson. Er zijn relatief eenvoudige ingrepen voorhanden, die bovendien wetenschappelijk getoetst en verantwoord zijn.

    Wilson toont aan hoe een schrijfoefening helpt om moeilijke gebeurtenissen te verwerken. Hij verheldert hoe je je persoonlijk welbevinden kan verhogen door middel van technieken die veel beter werken dan alles wat je in de overvloedige zelfhulpliteratuur kunt vinden. Aan ouders maakt hij duidelijk waarom noch strengheid noch toegeeflijkheid opleveren wat zij wensen, en hoe ze beter kunnen straffen en belonen. En hij legt uit hoe zij hun kinderen kunnen helpen een gezond beeld te vormen  over zichzelf en de wereld.

    Verder verduidelijkt Wilson hoe de gangbare programma’s om sociale kwesties aan te pakken hun doel vaak voorbij schieten. Seksuele voorlichting helpt niet om tienerzwangerschappen te voorkomen. Afschrikwekkende beelden en vooruitzichten houden jongeren niet af van jeugdcriminaliteit en drugs- en alcoholmisbruik. Vrijwilligerswerk, gemeenschapsdienst en een ordelijke leefomgeving hebben meer effect omdat ze aansluiten op hun verhaal. Discriminatie en vooroordelen kunnen met meer kans op succes bestreden worden wanneer mensen anders leren kijken naar zichzelf.

    We mogen er niet te snel van uitgaan dat een interventie werkt, zegt Wilson.  Nattevingerwerk doet meer kwaad dan goed. In het tweede hoofdstuk legt hij op een zeer begrijpelijke wijze uit hoe experimenteel wetenschappelijk onderzoek werkt. Alleen op deze wijze kan men uitvinden of een ingreep het beoogde effect heeft. Consequent met dit uitgangspunt wordt iedere methode om gedragsverandering te bewerken aan deze wetenschappelijke standaard getoetst.

    Met enige terughoudendheid ben ik aan dit boek begonnen. In iedere boekhandel vind je tientallen boeken die een nieuwe en revolutionaire methode aanprijzen waarmee je gelukkig kunt worden en je leven radicaal kan veranderen. Maar mijn argwaan bleek snel ongegrond. Dit werk hoort echt niet thuis tussen de onoverzichtelijke berg zelfhulpliteratuur. Het is geschreven door een eminente sociaal-psycholoog, professor aan de Universiteit van Virginia. Zijn inzichten zijn gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Met brio doorprikt hij de onnodig ingewikkelde constructies van de zelfhulpbusiness.

    Dit boeiende werk is uitermate toegankelijk geschreven en zelfs in het Engels opmerkelijk vlot te lezen. Een Nederlandse vertaling, met aanpassing aan de Nederlandse en Vlaamse situatie, zou dit waardevolle werk echter voor een veel ruimer publiek toegankelijk maken. Waar is de uitgever die deze uitdaging aangaat?

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom feedback niet werkt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen JACOBS, C.S, Waarom feedback niet werkt en andere managementlessen uit de neurowetenschap. A’dam, Paradigma, 2010, 253 pp. – ISBN 978 90 499 6024 7   

    Weinig mensen zijn echt op hun baas gesteld. Ze voelen zich vaak gekwetst door de managementpraktijken van hun chef. De meeste methodes die door veel leidinggevenden vanzelfsprekend gevonden worden, zijn bovendien ondoelmatig en zelfs contraproductief voor het bedrijf. 

    De aanpak van de doorsnee manager is meer geschikt voor levensvormen die niet kunnen denken, zegt Charles Jacobs. Bedrijven behandelen immers alle aangelegenheden als harde materie, objectief & zakelijk. Managers zitten gevangen in de gangbare opvattingen, en zijn gefrustreerd dat het hun niet lukt om van een organisatie met mensen gedaan te krijgen wat nodig is.

    Veel ‘vanzelfsprekende’ managementpraktijken zijn onproductief omdat ze geen rekening houden met hoe de menselijke geest werkt. Als we mensen beschouwen en behandelen als fysieke voorwerpen besteden we te weinig aandacht aan hun interpretatie van de wereld, zegt Charles Jacobs. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring als consultant bij diverse bedrijven. 

    Onze hersenen registreren de wereld niet objectief. We hebben allemaal een eigen versie van de werkelijkheid ontwikkeld, een unieke persoonlijke wereld. Ons perspectief op de situatie is steevast subjectief, en dat van ieder ander ook. We kunnen er niet van uitgaan dat andere mensen hetzelfde denken als wij. Medewerkers zien de dingen anders dan managers, en klanten en leveranciers kijken er weer anders tegenaan. 

    Charles Jacobs legt uit wat de nieuwste ontdekkingen in de neurowetenschap voor de managementpraktijk kunnen betekenen. Voor ieder belangrijk managementterrein wijst hij op de beperkingen van de huidige praktijk. Hij stelt nieuwe methoden voor die beter passen bij de manier waarop de menselijke geest functioneert. En hij geeft aan hoe managers deze bevindingen kunnen gebruiken om de resultaten van hun bedrijf te verbeteren. 

    Deze nieuwe, andere benaderingswijze zet de huidige managementaanpak op zijn kop, aldus Charles Jacobs. In bijna alle opzichten druist ze in tegen de ‘vanzelfsprekende’ praktijk. Veel taken uit de traditionele aanpak van management komen te vervallen. In het nieuwe management wordt er niet meer gestraft, beloond of gecontroleerd. Medewerkers worden niet langer gedwongen maar gestimuleerd. 

    Of die veranderingen echt zo gemakkelijk door te voeren zijn, zoals Jacobs beweert, is maar de vraag. Voor managers die hun huidige aanpak grotendeels moeten omgooien lijkt mij dat niet zo vanzelfsprekend. Anders dan de auteur belooft bevat het boek toch iets te weinig concrete handvatten om dat met succes te volbrengen. 

    De inzichten uit de cognitieve neurowetenschap, waarop Jacobs zijn betoog baseert, zijn helemaal niet zo nieuw. Het onderzoek en de experimenten die zijn betoog moeten ondersteunen zijn bovendien vaak reeds achterhaald. Heel wat begrippen worden op een slordige manier gebruikt en de tekst is doorspekt met onnauwkeurige uitdrukkingen als “ging zijn amygdala met hem op de loop” (p. 226) en “managers erkennen de zelfzuchtige genen” (p. 221). 

    Maar de essentie klopt als een bus. Dit boek legt een zeldzame brug tussen twee zeer uiteenlopende werelden, de zakenwereld en de cognitieve neurowetenschappen. Het laat leidinggevenden op een vlotte manier kennis maken met de werking van de geest en de uitdagende toepassingsmogelijkheden in het bedrijfsleven. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Debatteren om te winnen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen VAN GRIEKEN, R., A. NOORDHUIS & D. PIRAS, Debatteren om te winnen. De kunst van het overtuigen. Zaltbommel, Uitg. Haystack, 2011, 165 pp. – ISBN 978 90 7788 138 5   

    Wil je sneller en doeltreffender kunnen reageren in vergaderingen, presentaties, debatten of discussies? Moet je mensen kunnen overtuigen van je inzichten, om iets te kopen of een beslissing te nemen? Dan is Debatteren om te winnen iets voor jou.   

    De auteurs hebben duizenden professionals getraind en begeleid in het overtuigend presenteren, argumenteren en debatteren. In dit boek helpen ze je op weg om overtuigender te spreken, te argumenteren en te debatteren. Ze geven inzicht in de basisprincipes van retorica en vertalen deze naar de dagelijkse praktijk.   

    Je leert hoe je je goed kunt voorbereiden op discussies, presentaties, onderhandelingen en vergaderingen. Je krijgt handvatten aangereikt om zelfverzekerd over te komen, en tips om de zenuwen te bedwingen en om spreekangst te overwinnen. Een spreker die zichzelf geloofwaardig presenteert is immers van doorslaggevend belang voor de overtuigingskracht van het betoog.   

    Een goede spreker beroert ook de emoties van het publiek. De auteurs leggen daarom uit hoe je een gestroomlijnd betoog kan opbouwen, dat de toehoorders blijft boeien. Ze stellen ook een aantal effectieve stijlfiguren voor waarmee je je verhaal krachtiger kan maken.   

    Een deugdelijk betoog moet uiteraard ook stevig onderbouwd zijn. In het boek wordt uitgebreid ingegaan op deugdelijke argumentatie. Aan de orde komen het onderscheid tussen sterke en zwakkere argumenten, hoe je je op replieken kan voorbereiden en hoe je adequate tegenargumentatie levert. Inzicht in de wetmatigheden van het debat kan helpen om strategischer te argumenteren.   

    De auteurs geven verder een beknopt overzicht van de meest voorkomende soorten drogredenen. Ze vertellen je hoe je ze vlot kunt herkennen, je er zo goed mogelijk kunt op voorbereiden en hoe je ze onschadelijk kunt maken. Zo worden debatten inhoudelijk naar een hoger plan getild.   

    Wil je overtuigen dan moeten je presentatie, stijl en inhoud ook afgestemd zijn op de doelgroep. Je krijgt tips om soepel in te spelen op je publiek, door middel van een passende presentatie en vorm, en door de argumentatie toe te spitsen op de toehoorders.    

    In een goed debat worden ideeën, concepten en standpunten duidelijk uitgelegd en scherp getoetst. Dit draagt bij aan nieuwe inzichten en degelijke besluitvorming. In het laatste hoofdstuk komt de essentie van een goed debat aan de orde en hoe je dit in praktijk kunt brengen. Niet voor niets wordt het debat meer dan eens de ‘zuurstof van de democratie’ genoemd, menen de auteurs.   

    Dit boek is bestemd voor iedereen die overtuigend moet kunnen communiceren. De voorbeelden suggereren dat de auteurs vooral mensen uit het bedrijfsleven op het oog hebben. Volgens mij kunnen ook leerkrachten en werkers in de non-profitsector er hun voordeel mee doen.   

    De tekst is helder geschreven en laat zich zeer vlot lezen. Het boek is gebonden, heeft een harde kaft en is daardoor zeer gemakkelijk als naslagwerk te gebruiken. Wie een boodschap kort en helder wil kunnen overbrengen en snel en doeltreffend wil kunnen reageren zal met dit werk zeker zijn voordeel kunnen doen.  

    ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eerste kruistocht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ASBRIDGE, T., De eerste kruistocht. De oorsprong van het conflict tussen islam en christendom. (Vert. The First Crusade. A New History. The Roots of Conflict between Christianity and Islam, 2004) A’dam, Atheneum – Polak & Van Gennep, 2010 (5e dr.) 384 pp. – ISBN 978 90 253 6796 1

    “Een Gode absoluut onwelgevallig volk is het land der christenen binnen gevallen en heeft de bevolking te vuur en te zwaard vervolgd en geplunderd. Met hun vuige praktijken hebben zij de altaren bezwadderd en geschonden. Zij hebben de christenen besneden en het besnijdenisbloed aan de altaren gesmeerd of in de doopvonten gegoten.”

    In november 1095 hield paus Urbanus II een gezwollen toespraak tot een grote menigte. De christenen in het Oosten, betoogde hij, werden vreselijk onderdrukt en uitgebuit door hun ‘woeste’ islamitische heersers. Daarom moest katholiek Europa de wapens opnemen en een wraakexpeditie uitrusten ter herovering van die gebieden. Door deel te nemen aan deze heilige oorlog, zouden alle ‘christenstrijders’ bovendien van hun zonden zouden worden gereinigd. Dit zette de hele christenheid in lichterlaaie.

    Het door de paus opgeroepen beeld van moslims als brute onderdrukkers was pure oorlogspropaganda. De islam was in de loop der eeuwen immers juist veel toleranter geweest ten opzichte van andere godsdiensten dan het katholieke christendom. Europa was bovendien beslist niet verwikkeld in een felle, gigantische strijd om zijn voortbestaan. Er waren wel latente spanningen, die af en toe aanleiding gaven tot schermutselingen. Maar de islam en het christendom leefden al eeuwenlang in een betrekkelijk vreedzame co-existentie.

    Het kruisvaardersvuur verspreidde zich in 1096 door heel Europa. Tienduizenden Latijnse christenen verlieten huis en haard voor de lange reis naar Jeruzalem. Weinig deelnemers zullen enig idee hebben gehad van de afschrikwekkende lengte en zwaarte van de reis. De meesten werden gedreven door een opwelling van spontane geestdrift en gingen zonder veel overleg of voorbereiding op weg. Het was een bijzonder onbezonnen onderneming, en velen zouden al volkomen berooid zijn of de dood vinden voordat ze het Westen achter zich hadden gelaten.

    Thomas Asbridge, verbonden aan London University en specialist in de vroegmiddeleeuwse geschiedenis, heeft het beschikbare bronnenmateriaal diepgaand bestudeerd en bezit een gedegen kennis van de Levant. In dit boek verheldert hij de ontstaansgeschiedenis van de eerste kruisvaart, beschrijft hij hoe de onderneming verliep en analyseert de gevolgen. En hij ontkracht enkele hardnekkige mythes.

    De kruisvaarders waren geen bende op eigenbelang beluste, jongere zoons die geen land hadden geërfd en dat in het Oosten hoopten te verwerven, zegt Asbridge. Hebzucht is niet het belangrijkste motief geweest voor de deelnemers. In de leef- en denkwereld van de 11e eeuw werd het dagelijkse leven totaal beheerst en gestuurd door het geloof. De gemoedsrust van middeleeuwers werd belaagd door één overweldigende, ongeruste gedachte: het gevaar van een zondig leven. Het idee van een strijdvaardige pelgrimstocht waardoor de deelnemers vrij konden gemaakt worden van hun zonden was dan ook een schot in de roos.

    Dit van wapengekletter weergalmend tijdperk werd bovendien beheerst door een typisch Middeleeuwse moraal. Europa was toen een bijzonder gewelddadige samenleving, met een strijdlustige adel die beheerst werd door bloedige vetes en wraakoefeningen. In de gedachtewereld van de kruisvaarders sloten innige vroomheid, barbaarse strijdmethoden en belustheid op materieel gewin elkaar niet uit. We mogen de kruistochten dus niet met moderne normen beoordelen.

    De expeditie begon onvoorbereid en ordeloos. We volgen de bonte schare deelnemers op hun riskante tocht door onbekend en vijandig gebied. We krijgen een gedetailleerd en omstandig beeld van hun samenstelling en hun uitrusting, van de organisatie en de krijgsverrichtingen, van de bondgenootschappen en rivaliteit tussen de leiders en van de moeilijkheden die ze op hun weg moesten overwinnen.

    Na een barre tocht vol ontberingen en tegenslagen, werd bijna vier jaar na de oproep van Urbanus het doel bereikt: Jeruzalem werd ingenomen. De terugtocht naar het Westen was een zware en geldverslindende onderneming. Duizenden kruisvaarders ploeterden moeizaam terug naar Europa, velen uitgeput, ziek en berooid. In de Levant bleven een aantal geïsoleerde christelijke satellietstaatjes over, die zichzelf uitputten in de verdediging tegen steeds vijandiger wordende moslimregimes.

    De eerste kruistocht vormde een keerpunt in de betrekkingen tussen de islam en het Westen. Door dit conflict koersten de beide wereldgodsdiensten af op een diepgaande animositeit en blijvende onmin. Tussen 1100 en 1300 veranderden katholiek Europa en de islam van elkaar af en toe bestrijdende partijen in gezworen tegenstanders. De demonisering van de islam werd vooral in de hand gewerkt door de mythische geschiedschrijving. De herinnering aan de eerste kruistocht werd in het collectieve bewustzijn van de westerse én de oosterse samenleving verankerd als een fanatieke godsdienstoorlog. De echo hiervan is tot op de dag van vandaag voelbaar.

    De onderneming heeft niet alleen de betrekkingen tussen het christendom en de islam ingrijpend veranderd, zegt Asbridge. Ze was bovendien de basis voor een kerkelijke ideologie van onverdraagzaamheid tegenover andere godsdiensten, die er voorheen niet was. In hun kruisvaardersijver gingen de verhitte pelgrims zich te buiten aan een brute en gewelddadige massamoord op de Joden van Europa, de eerste holocaust genoemd.

    Dit indrukwekkende werk heeft me van begin tot einde geboeid. Het is, behalve uitermate interessante geschiedschrijving, een onverholen waarschuwing voor iedere vorm van vijanddenken in het algemeen en deze van demagogische politici in het bijzonder.

    De tekst is heel onderhoudend geschreven en uitermate degelijk gedocumenteerd. Er zijn verschillende kaarten opgenomen, die de lezer toelaten het hele gebeuren ook geografisch te situeren.
    Het boek is uitgegeven in een handig klein pocketformaat. Dit heeft echter als nadeel dat een onooglijk klein lettertype werd gebruikt.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canon van de natuurkunde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De LANG, H., V. ICKE e.a, Canon van de natuurkunde. De grootste ontdekkingen en theorieën van 100 belangrijke natuurkundigen. Diemen, Veen Magazines, 2009, 348 pp. – ISBN 978 90 857 1235 0

    Gedachteloos knippen we het licht aan, draaien we de thermostaat van de verwarming hoger of lager, zetten we het koffiezetapparaat aan, luisteren we naar de radio of kijken we televisie. Treinen, auto’s, computers, draadloos internet, telefoon en gsm, ze zijn niet meer uit ons leven weg te denken. En we raadplegen de buienradar als we een wandeling of fietstocht willen maken.

    We staan er zelden bij stil dat nagenoeg de hele inrichting van ons moderne leven berust op een ononderbroken technologische evolutie. Nog minder vaak denken we eraan dat die ontwikkeling alleen maar mogelijk was door het werk en de ontdekkingen van een lange reeks gedreven en inventieve wetenschappers. Daaronder nemen de natuurkundigen een belangrijke plaats in.

    In dit boek worden honderd van de belangrijkste natuurkundigen voorgesteld met hun onderzoek en publicaties. Hiermee willen de redacteurs van de Canon van de natuurkunde een overzicht bieden van meer dan twee millennia ontwikkeling van de natuurkunde. 
    In chronologische volgorde passeren een reeks meer en minder bekende, briljante en soms excentrieke geesten de revue, te beginnen met de antieke natuurfilosofen tot de hedendaagse ontdekkers van de astrodeeltjes en het relativistische kwantum-Hall-effect. Deze wetenschappers waren hun tijd vaak ver vooruit. Hun baanbrekende theorieën kregen soms geen gehoor omdat er geen publiek was dat onbevooroordeeld naar hen wilde luisteren.

    Het doel van de canon is niet zozeer om de lezer de finesses van deze theorieën bij te brengen, maar in de eerste plaats een cultuurgeschiedenis van de natuurkunde te bieden. We lezen hoe de Griekse natuurfilosofen als eersten de wereld beschreven en verklaarden, zonder terug te vallen op bovennatuurlijke verschijnselen of godheden. We maken kennis met de eerste natuurwetenschappers uit de zeventiende eeuw die hun theorieën door middel van experimenten testten. De schat aan nieuwe gegevens die deze werkwijze in de achttiende en negentiende eeuw opleverde was de aanzet tot de ontwikkeling van een deterministisch wereldbeeld. En in onze tijd is dat eenvoudige verklaringsmodel door nieuwe onderzoeksmethoden en preciezere meetapparatuur alweer helemaal achterhaald.

    De Canon van de natuurkunde is geschreven door een keur van onderlegde  natuurkundigen, met een brede interesse en passie voor het schrijven over de natuur en de mensen die de natuur onderzoeken. Alle auteurs willen hun kennis en enthousiasme delen met anderen en respect en bewondering afdwingen voor de schoonheid van de natuurkunde en de slimheid van haar beoefenaars.

    Hoe interessant en leerrijk de Canon ook is, volgens mij schieten de auteurs hun doel voorbij. Veel bijdragen veronderstellen een voorkennis, die alleen lezers met een gedegen opleiding in de natuurkunde bezitten. Wie vooral geïnteresseerd is in de ontwikkeling van de natuurkunde kan zich beperken tot de teksten die de verschillende tijdsperiodes inleiden. Die zijn toegankelijker geschreven. 

    De tekst is gedrukt op hoogwaardig glanspapier en overvloedig geïllustreerd met prachtige foto’s en sprekende tekeningen. Een handige index van de gebruikte vaktermen sluit het geheel af. De stevige kaft laat toe het boek helemaal open te leggen tijdens het lezen. De aantrekkelijke vormgeving is echter een schrale troost voor de natuurkundige leek die dit prijzige boek heeft aangekocht. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kinderen van Hiram
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN DEN ABEELE, A, De kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en vrijmetselarij. Roeselare, Roularta Books, 2011, 405 pp. – ISBN 978 90 8679 266 5

    Over de vrijmetselarij bestaat veel onwetendheid. De kennis van de doorsnee burger beperkt zich meestal tot stereotypen, onjuistheden of fantastische verhalen. Er wordt veel kletspraat verkocht en de obediënties en loges zijn zelf niet bereid om veel objectieve informatie te verschaffen. In De kinderen van Hiram maakt Andries Van den Abeele een diepgaande studie van de bijzondere wereld van de vrijmetselarij.

    In het eerste deel ontdoet hij haar duistere geschiedenis van haar mythologische kantjes. Hij neemt ons mee naar het achttiende eeuwse Londen, waar de vrijmetselarij is ontstaan als een van de talrijke clubs en sociëteiten. Blijkbaar spraken opzet en symboliek velen aan, want algauw kreeg de Freemasonry internationale uitstraling. Al zeer snel na haar ontstaan brachten Britten, die om politieke redenen uitgeweken waren, de Vrijmetselarij naar Frankrijk.

    Daar kreeg de oorspronkelijke beweging een grondige facelift. De Fransen vonden de Engelse organisatie te prozaïsch naar hun smaak en smukten haar op met een keur van occulte ingrediënten en esoterische ritualen. Romantische zielen legden haar oorsprong onterecht bij kruisvaarders en tempeliers of zelfs Noach en Adam zelf. Geheel in overeenstemming met de tijdgeest stonden de leden te dringen om op te klimmen en een van de talloze en fantasierijke graden te verwerven. Daardoor ging de vrijmetselarij op het vasteland een eigen koers varen.

    Het tweede deel biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis en ontwikkeling van de Belgische vrijmetselarij tot heden. We lezen hoe de Belgische loges en obediënties evolueerden tot een organisatie waar de strijdende vrijzinnigheid belangrijker werd dan de traditionele en ritualistische vrijmetselarij. Ook nu is de vrijmetselarij in België vooral bekend als antiklerikaal en ronduit atheïstisch, en bovendien politiek geëngageerd. Van den Abeele toont aan dat de werkelijkheid zoals altijd veel genuanceerder is.

    Wie nieuwsgierig is naar de vrijmetselarij zelf zal in het derde deel zeker aan zijn trekken komen. Dit biedt een uitgebreide introductie in het reilen en zeilen van de vrijmetselarij. We krijgen een rondleiding in de organisatie, de graden en de riten. We leren waarin reguliere en irreguliere obediënties zich onderscheiden. We lezen over de verschillende soorten loges en hun activiteiten. We worden vertrouwd gemaakt met de maçonnieke basiswoordenschat en ingeleid in de symbolische en allegorische wereld van de vrijmetselarij.

    Zo maakt de auteur ons wegwijs in het schijnbaar onontwarbare en onoverzichtelijke kluwen van obediënties, tempels en strekkingen. Verschillende keren benadrukt hij dat elk vermoeden van een stevig georganiseerde wereldvereniging totaal ongegrond is. Dé loge bestaat niet, aldus Andries van den Abeele, wel een kleurrijk en zeer gediversifieerd mozaïek van onafhankelijke organisaties. En het ‘geheim’ is helemaal niet zo geheim als algemeen wordt aangenomen.

    Dit boeiende boek werpt een objectief en kritisch licht op een wereldwijde controversiële stroming met hooggestemde idealen maar een onduidelijk project. Het verhaal over de feiten is correct en goed gedocumenteerd, en dit wordt door de insiders niet ontkend. Het is dan ook onderbouwd door meer dan 20 jaar intensieve studie. Een groot deel betreft de situatie van de Belgische loges, maar de auteur besteedt ook ruim aandacht aan de mondiale ontwikkelingen.

    Kritisch is de auteur voor de maatschappijgerelateerde aspecten van de vrijmetselarij. Zo uit hij bedenkingen over de consequenties van de geheimhouding, de toelating en positie van vrouwen en zwarten, en de ingewikkelde en gespannen relatie met de kerken.

    Het komt de buitenstaander echter niet toe te oordelen over het ‘metselen’ zelf, stelt hij. Dit is een geestelijk avontuur, dat persoonlijk en onmededeelbaar is. Van den Abeele vestigt uitdrukkelijk de aandacht op de mooie en bevredigende kanten van het vrijmetselaarschap. Ik was aangenaam verrast over zijn open en respectvolle houding.

    Deze herziene en aangevulde uitgave is twee keer zo dik als het eerste boek uit 1990, maar het is de moeite van het lezen meer dan waard. Het werk wist mij van begin tot eind te boeien. Ik heb zeer veel geleerd over een beweging waarover ik als kind veel negatieve zaken hoorde, en die in verdachte geheimzinnigheid bleef gehuld.

    Andries Van den Abeele is bovendien een begenadigd schrijver. Door zijn levendige en humoristische stijl leest De kinderen van Hiram als een roman.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamse migranten in Wallonië 1850-2000
    Klik op de afbeelding om de link te volgen GODDEERIS, I & R. HERMANS (Red.), Vlaamse migranten in Wallonië. Lannoo Campus, 2011, 247 pp. – ISBN 978 90 209 9586 8   

    De geschiedenis van de mens is wezenlijk verbonden met migratie. Mensen hebben altijd al hun vertrouwde huis en goed verlaten op zoek naar een beter leven. Ze vluchtten voor een ondraaglijke thuissituatie of werden aangetrokken door een hoopvolle situatie elders. Zelden gaan migranten op stap voor rijkdom. 

    Zo dreven uitzichtloze leefomstandigheden en schrijnende armoede talloze Belgen tussen 1850 en 1950 tot emigratie. Een minderheid zocht zijn heil in overzeese gebieden, zoals de Verenigde Staten en Canada. Honderdduizenden Vlamingen zochten een beter bestaan in de bloeiende en uitdijende industrie van Wallonië. Ze werden er tewerkgesteld in de Waalse steenkoolmijnen, glasfabrieken en metaalnijverheid. 

    Dit boek verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling “Vlaamse migranten in Wallonië, 1850-2000”. Het bundelt bijdragen van historici die zich in verschillende onderdelen van het onderwerp hebben verdiept. Hiermee willen zij een systematisch en objectief beeld schetsen van een welhaast vergeten en daarom geslaagde migratie. 

    Als start wordt de Vlaamse emigratie naar Wallonië in een historische context geplaatst. De trek naar Wallonië was voor Vlamingen in zekere zin minder vreemd dan nu. In die periode identificeerden mensen zich veeleer met hun dorp of streek dan met een landsgedeelte. De taalgrens bestond toen nog niet, tenminste niet in de hoofden van de mensen. In de bijdrage over de migratiebewegingen en vestigingspatronen lezen we dat de migranten zich vooral oriënteerden op hun streekgenoten. 

    Toch waren er heel wat inspanningen van Vlaamse verenigingen, ook in Wallonië, om de uitgeweken Vlamingen in hun eigen taal te laten deelnemen aan het sociale en culturele leven. We lezen over de talrijke initiatieven die zowel in Vlaanderen en als in Wallonië werden genomen. Een aantal daarvan ontstonden en werkten in de schoot van de opkomende Vlaamse Beweging. De meeste echter ambieerden enkel ontspanning en cultuur in de eigen taal.

    Ook de kerk liet zich niet onbetuigd. Ze maakte zich zorgen over het zedelijke en religieuze verval van de emigranten in de industriële leefomgeving. De vreemde taal, de aard en organisatie van de arbeid, waaronder zondagswerk, en het leven buiten het toezicht van de vertrouwde instituties brachten de moraliteit in gevaar. Ze ontplooide dan ook heel wat initiatieven om de uitgeweken Vlamingen op het rechte pad te houden.

    Begrijpelijkerwijs waren de Waalse ingezetenen daar niet zonder meer enthousiast over. Zoals overal ter wereld werden ook de Vlaamse migranten geconfronteerd met wantrouwen en vooroordelen van de plaatselijke bevolking, organisaties en de pers. Evenals de huidige migrantenpopulatie waren ze het voorwerp van negatieve stereotypering en stigmatisering. Opvallend is dat hen net hetzelfde werd verweten. Ze zouden achterlijk zijn, een barbaarse cultuur en gewoonten hebben en een haard van criminaliteit vormen.

    Maar de initiatieven van het thuisfront doofden langzaam uit en de vooroordelen werden bijgestuurd. Binnen enkele generaties zijn de Vlamingen in Wallonië volledig geïntegreerd. Sommigen onderhouden nog sporadisch contact met de verre familie, bij de meesten herinnert alleen de naam aan hun Vlaamse wortels. 

    Op basis van onontgonnen archiefmateriaal worden in het boek ook nieuwe, minder gekende thema’s aangeboord. Zo wordt de migratie van honkvaste Vlaamse boeren naar het veel dunner bevolkte Wallonië belicht. In een interessante epiloog wordt tenslotte de Vlaamse migratie naar Wallonië vergeleken met die naar de industriesteden van Noord-Frankrijk.

    Dit boek ontsluit een weinig gekend hoofdstuk in de sociale geschiedenis van België. Het zet belangrijke aspecten van de huidige communautaire spanningen in een breder perspectief. Het laat tevens toe de huidige migratiestromen beter te begrijpen. Zoals vroeger ontvluchten mensen nog altijd het platteland op zoek naar een beter leven. Migranten behoren vaak tot de laagste sociale klassen. Ze klampen zich vast aan hun taal en groep, en verwelkomen iedere steun van het thuisfront. Ze worden geconfronteerd met negatieve beeldvorming en afwijzing. En uiteindelijk gaan ze zich na verloop van tijd meer of minder moeizaam integreren.

    Dit werk is een echt tijdsdocument. Het is aantrekkelijk gepresenteerd en overvloedig geïllustreerd. Getuigenissen van uitgeweken Vlamingen of hun afstammelingen maken de algemene bijdragen concreet. Door de vlot geschreven tekst en de grote druk is deze historische studie toegankelijk voor een zeer ruim publiek. 

    Een aanrader voor wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de gewone mens.

     ©  Minervaria      
       
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten we van elkaar houden?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen HEIJNE, B., Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed. A’dam, De Bezige Bij, 2011, 143 pp. – ISBN 978 90 234 3587 7

    Eigen volk eerst.
    Meer muziek van eigen bodem op de radio of in de metro.
    Onderwijs in de tweede landstaal afschaffen.
    Aanpassen of opkrassen.

    De landen in West-Europa zijn in de ban van hartstochten waar men na de tweede wereldoorlog niet meer van wilde weten. Identiteit, groepsdenken, blind geloof in de eigen geschiedenis en eigen cultuur zijn aan de orde van de dag. Slogans over ‘eigen volk’ en nationale trots verdringen de verlichte humanistische grondbeginselen van de naoorlogse democratieën.

    In een wereld van hartstocht en emoties lijkt de Verlichtingstaal van de naoorlogse democratie versleten. Gelijkheid, tolerantie, rechtvaardigheid en solidariteit, de universele waarden van de Verlichting, worden als onpersoonlijk en afstandelijk ervaren. Ze moeten het afleggen tegen verwantschap, eigenheid en nationale trots.

    Hoe was de opkomst van het nieuwe populisme mogelijk? En hoe kunnen we verklaren dat de verdedigers van het naoorlogse humanistische ideeëngoed nauwelijks invloed hebben?

    In dit stilistisch verfijnd essay presenteert Bas Heijne een min of meer samenhangende verzameling beschouwingen die voor verschillende gelegenheden zijn geschreven. Ze leiden tot zijn eigen persoonlijke diagnose van de oorsprong en het succes van het huidige politieke populisme. Dit laat zich niet zuiver rationeel verklaren omdat de kern ervan heel weinig met redelijkheid te maken heeft, stelt hij.

    Het vertrouwde landschap lijkt van alle kanten bedreigd te worden. De gewone man is bang voor de gevolgen van globalisering en immigratie. In de alles doordringende mediacultuur worden feiten en objectieve kennis weggespoeld door een emotionele beeldcultuur. Rationele overwegingen delven het onderspit tegen gevoelens en diepgewortelde menselijke behoeften.

    Twee denkoefeningen hebben mij in het bijzonder aangesproken. De eerste is een verkenning van de mysterieuze aantrekkingskracht van identiteit. De tweede een analyse van de huidige politieke stromingen als een botsing tussen twee tegengestelde opvattingen over moderniteit, de Verlichting en de antiverlichting.

    Eindelijk hoeven we niet meer van elkaar te houden, zo lijkt het wel. Misschien hoeven we elkaar niet eens aardig te vinden, zegt Bas Heijne. Vijandigheid en uitsluiting zijn deel van de menselijke natuur. Maar we moeten ook niet zonder meer toegeven aan de kretologie van het populisme, dat de geloofsartikelen van de Verlichting slappe leugens noemt. Gelijkheid, tolerantie en vrijheid mogen niet overboord gegooid worden maar herdacht, zodat zelfs in een zakelijk georganiseerde maatschappij ogenschijnlijk irrationele verlangens naar gemeenschap en identiteit tot hun recht kunnen komen.

    Hiermee is natuurlijk geen concrete oplossing gegeven, maar dit was ook niet de bedoeling van de auteur. Typerend voor dergelijke essays is echter dat ze een maatschappelijke realiteit als abstractie bekijken. Ik mis de inbreng van wetenschappelijk onderzoek en vooral de stem van de gewone man over wie het gaat. We moeten immers niet van elkaar houden, we moeten een manier vinden om met elkaar te kunnen leven.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Passies van het brein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SITSKOORN, M., Passies van het brein. Waarom zondigen zo verleidelijk is. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2010, 224 pp. – ISBN 978 90351 3223 8

    Bezit u veel meer boeken dan u ooit gelezen krijgt? Hebt u stapels serviesgoed dat u nooit gebruikt? Is een stukje chocolade de aanleiding tot het verslinden van het hele pak? Haalt u zich geregeld een vervelende onenigheid op de hals door een totaal onnodige woedeuitbarsting? Vindt u uw collega’s maar klungels? Zit u stiekem te gluren naar de borsten van uw vrouwelijke medewerkster? Geniet u van een uitgebreide roddelpartij? 

    Over het rijtje van de zeven hoofdzonden of ondeugden zijn de meeste filosofen en theologen het al sedert de oudheid eens. Ze zijn ‘des menschen’, van iedereen en van alle tijden. Als ze alleen maar nefaste gevolgen hadden voor de persoon zelf was het niet zo erg. Maar ze liggen aan de basis van ontelbaar veel misstanden en rampen in de wereld. De meeste oorlogen vinden hun oorsprong in machtshonger en zelfingenomenheid. 

    We beseffen dat we teveel gedronken hebben, te snel uit onze slof zijn geschoten of weer iets overbodigs gekocht hebben. We kunnen het niet laten om ons over te geven aan achterklap en pootje lichten, diefstal en bedrog, burenruzies en veldslagen. Maar als we de gelegenheid krijgen doen we het weer. Waarom blijven we ons, tegen beter weten in, bezondigen aan gedrag waarvan we achteraf spijt hebben, omdat het onszelf en anderen schade berokkende? 

    De onweerstaanbaarheid van dit gedrag wortelt in onze hersenen, zegt hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet Sitskoon. In dit boek verheldert ze de processen in ons brein die ons aanzetten tot gulzigheid, afgunst, vraatzucht, lust, woede, trots en luiheid. En meteen wordt duidelijk dat deze ondeugden niet voor niets zo krachtig zijn. Ze zijn immers nuttig in de strijd om te overleven. Daarom zijn ze nauw verbonden met pijn en genot. 

    Die hartstochten zijn echter niet enkel bron van leed en spijt, ze hebben ook hun goede kanten. En het vermogen om ze in aanvaardbare banen te leiden is evenzeer terug te brengen tot processen in de hersenen. Het mag soms moeilijk zijn om het zondigen te laten, wijsheid heeft ook zijn wortels in ons brein. Margriet Sitskoorn legt uit hoe je je hersenen zelf in die richting kunt sturen. 

    Onze hersenen werken immers niet op zichzelf, ze worden beïnvloed door gebeurtenissen, de omgeving en ons eigen gedrag. Sitskoorn legt uit hoe macht en status ons ongevoeliger maken voor het lot van anderen en zelfzuchtig gedrag bevorderen. Ze maakt duidelijk waarom rechtvaardigheid hebzucht tegengaat en op zijn beurt rechtvaardigheid bevordert, en waarom vergeven de meest effectieve manier is om woede kwijt te geraken. En we leren waarom er zout in koekjes zit en suiker in chips. 

    Voor zover mogelijk voor een boek over de werking van de hersenen is Passies van het brein een vrij toegankelijk werk. Margriet Sitskoorn gebruikt zo weinig mogelijk vaktermen en waar noodzakelijk verwijst ze naar een vereenvoudigde tekening van de hersenen achter in het boek. Daarop worden de belangrijke gebieden in de hersenen aangegeven die een rol spelen in het voelen van genot en pijn. Je kunt de bladzijde met deze figuur uitklappen zodat je hem kunt raadplegen tijdens het lezen. Wie het op een bepaald ogenblik toch gaat duizelen van de moeilijke termen hoeft zich geen zorgen te maken. Het is helemaal niet noodzakelijk alle details te begrijpen om de kern van het betoog te vatten. De tekst is bovendien met zwier geschreven en laat zich vlot lezen. 

    Dit populairwetenschappelijke werk doet wat het belooft. Je wordt meegenomen op een fascinerende ontdekkingsreis naar het verband tussen je onweerstaanbare neigingen en het brein. Het biedt niet alleen inzicht, maar doet je nadenken over hoe je zelf met verleidingen omgaat. En als je dat wil kan je het als werkboek gebruiken om je onbeheersbare neigingen beter onder controle te krijgen. 

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Free
    Klik op de afbeelding om de link te volgen ANDERSON, C., Free. Hoe het nieuwe Gratis de markt radicaal verandert. (Vert. Free. The Future of a Radical Price) A’dam, Nw A’dam, 2009, 318 pp. – ISBN 978 90 468 0508 4   

    Werkt u met de Firefox-webbrowser? Gebruikt u een mailadres van Google? Raadpleegt u Google-maps als u ergens heen gaat? Hebt u een account op Twitter of Facebook? Zoekt u regelmatig iets op Wikipedia? Tikt en bewaart u uw teksten op Googledocs? En blijft u op de hoogte van nieuws uit alle hoeken van de wereld via gratis nieuwsbrieven?   

    U betaalt niets voor de applicaties van Google en toch is het een van de meest winstgevende ondernemingen in Amerika. Het gratis ‘Linux –ecosysteem’ is dertig miljard dollar waard. Chris Anderson, journalist en hoofdredacteur van het toonaangevende Amerikaanse magazine Wired, noemt dit de paradox van Gratis: mensen verdienen een hoop geld aan het verlenen van diensten waarvoor de gebruikers niets betalen. Hoe werkt dat dan en waarom wordt het zo vaak verkeerd begrepen of gevreesd?   

    Gratis is nochtans niet nieuw. In het begin van de twintigste eeuw werd het voor het eerst als marketingtruc gebruikt. Om een onbekend product te lanceren werden gratis kookboekjes uitgedeeld. Het product ging als zoete broodjes over de toonbank en Gratis werd een strategisch onderdeel in de verkoop. Gratis verrassing, gratis verzendkosten, 3 halen 2 betalen, een gratis proefproduct, het zijn alle variaties op hetzelfde thema. Ze komen in meer of mindere mate neer op het verschuiven van geld. We weten allemaal dat de verbruiker het toch betaalt. Maar het blijft werken omdat Gratis een grote aantrekkingskracht heeft. Zelfs de meest achterdochtige consument laat zich erdoor verleiden.   

    Maar in de digitale wereld is Gratis meer dan een truc om geld van de ene zak naar de andere te verplaatsen. Veel digitale producten zijn werkelijk gratis. Je kan ze gebruiken en je betaalt er echt niets voor als je dat niet wil. Hoe kan dat? En hoe blijven de bedrijven, die deze producten aanbieden, overeind en maken ze zelfs winst?   

    Voor bedrijven die enkel in de digitale wereld opereren is het een volstrekt logische benadering om veel weg te geven en geld te verdienen aan een paar dingen, zegt Chris Anderson. Digitale bedrijven verhandelen immers geen goederen maar informatie. De kosten daarvan zijn razendsnel gedaald tot bijna nul, en dat heeft geleid tot geheel nieuwe bedrijfsmodellen met gratis diensten. Het werkt voor bedrijven zoals Google, die geld verdienen met reclame-inkomsten. Het werkt op andere manieren voor mediabedrijven, de amusementsindustrie en de modewereld.   

    In de digitale wereld draait het immers allemaal om schaal. Gratis is nuttig als je een breed publiek wil bereiken waarvan een klein deel misschien betalende klant wordt. Je verliest misschien geld bij veel mensen, maar wint dat terug bij een klein aantal. Dat kan nog altijd over honderdduizenden mensen gaan. Hoe meer mensen er meedoen, des te meer kans dat er betaald wordt. En er zijn verschillende manieren om dat te bereiken. Zelfs piraterij kan het oorspronkelijke product ondersteunen als een vorm van gratis marketing.   

    Maar is het dan helemaal niet meer zo dat alleen de zon voor niets opgaat? Je moet toch betalen voor je aansluiting op internet? Zitten er achter Gratis niet een hoop verborgen kosten? Deze en andere veel geopperde twijfels en bezwaren tegen het Gratisconcept worden door Anderson in het laatste hoofdstuk op de korrel genomen. Helemaal gratis zal inderdaad nooit kunnen, zegt hij. Maar we moeten onderscheid maken tussen atomen of goederen en bits. Voor de eerste moet nog steeds betaald worden, voor het laatste niet noodzakelijk. Gratis is niet voldoende, op een of ander manier moet je het altijd combineren met betaald.   

    Met Gratis moet dus zorgvuldig worden omgegaan. Als toemaatje serveert Anderson daarom een aantal tactieken waarmee je Gratis kan invoeren in je bedrijf en 50 voorbeelden van bedrijfsmodellen waarin Gratis wordt toegepast. En geheel in overeenstemming met het onderwerp is Free gratis te downloaden op Lifehacking.   

    Je hoeft geen Einstein te zijn om te begrijpen hoe Gratis werkt op internet, beweert Anderson. Toch duurde het een hele tijd voor ik het principe echt door had. Ik werd door de auteur echter gerustgesteld. Een reden waarom we vaak niet zo goed snappen hoe Gratis werkt, is dat het geen ding is maar juist het ontbreken van een ding. Talrijke schema’s en overzichten helpen de lezer over deze drempel.   

    Maar mijn moeite werd ruimschoots beloond. In verschillende opzichten is dit een zeer leerrijk boek. Anderson doet echt wat hij belooft. Hij maakt de lezer die opgegroeid is met het Gratis van de twintigste eeuw wegwijs in een mysterieus concept van de eenentwintigste eeuw.   

    Als u zich ook al afgevraagd hebt hoe het mogelijk is dat u gebruik kunt maken van internetdiensten zonder dat u daar een cent voor betaalt, dan is dit boek beslist iets voor u.   

    ©  Minervaria  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Microcanon
    Klik op de afbeelding om de link te volgen SMIT, H., REIJNDERS, H., van DOORN, J., van der OOST, J. & P. WILLEMSEN (Red.), Microcanon. Wat je beslist moet weten over microbiologie. Uitg. Veen Magazines, 2011, 246 pp. – ISBN 978 90 8571 327 2
       
    Met bacteriën hebben de meeste mensen liever niet te maken. Ze roepen beelden op van een rauwe keel, koorts, buikpijn en meer nare toestanden. Infecties en voedselvergiftiging kunnen we missen als kiespijn. Daarom laten we onze kinderen inenten en nemen we vrede met conserveringsmiddelen in onze voeding.
       
    Microbiologen stellen ons echter gerust. Die akelige ziekteverwekkers vormen slechts een fractie van het totale aantal micro-organismen op de aarde. Het leeuwendeel leeft vredig samen met mens, plant en dier en is zelfs nuttig. Brood, bier, wijn, kaas, yoghurt en salami danken we aan micro-organismen. Zonder deze piepkleine organismen zouden we ons voedsel niet kunnen verteren, ons niet kunnen verwarmen en we zouden stikken in ons afval. Microben zijn essentieel voor de instandhouding van de kringlopen op aarde en voor het handhaven van een levensvatbare atmosfeer op onze planeet. Zonder micro-organismen is leven zelfs onmogelijk.   

    Dat tonen ruim zestig microbiologen overvloedig aan in de Microcanon. Dit indrukwekkende boek werd uitgegeven ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie. Het is een initiatief van de ‘Microbenclub’, een groep gepassioneerde microbiologen die werkzaam zijn aan verschillende universiteiten, instituten, onderwijsinstellingen en in het bedrijfsleven. Ze begeleiden ons bij een boeiende ontdekkingsreis door de fascinerende wereld van de micro-organismen.   

    Deze eencellige wezens zijn de oudste levensvormen op aarde. Ze zijn alomtegenwoordig en kunnen overleven in de meest extreme omstandigheden. Er bestaan naar schatting miljoenen soorten en daarvan is slechts een klein deel bekend. En voortdurend worden nieuwe soorten ontdekt.   

    Omdat micro-organismen zo klein zijn weten we slechts een paar eeuwen van hun bestaan af. Met de ontdekking van ‘kleijne diertgens’ in zijn eenvoudige microscoop ontsloot Antoni van Leeuwenhoek in de zeventiende eeuw een intrigerend universum, de microkosmos. Een nieuwe tak in de wetenschap was geboren: de microbiologie. We lezen hoe die ontwikkeling werd ondersteund door de perfectionering van de microscopen, en leidde tot technieken om micro-organismen te kweken.   

    Daaruit heeft men enorm veel geleerd over hoe micro-organismen leven en zich ontwikkelen. De Microcanon legt uit hoe de microbenwereld wordt beheerst door de race tegen de evolutionaire klok. We worden ingewijd in de verbluffende verscheidenheid aan strategieën om concurrenten te slim af te zijn of uit te schakelen.   

    De toenemende kennis over de lifestyle van eencelligen is onontbeerlijk om de strijd tegen ziekteverwekkende bacteriën succesvol te maken. Daaraan wordt in het boek uitgebreid aandacht besteed. De ontdekkingen van Louis Pasteur ontketenden een revolutie in de geneeskunde. Van de meeste onaangename en besmettelijke ziekten werd de microscopisch kleine veroorzaker ontmaskerd. Dank zij vaccinatie en antibiotica is de mens geen weerloos slachtoffer meer van ziekten die vroeger dood en verderf zaaiden. Maar u leest ook waarom nieuwe ziekten ons zullen blijven verrassen en hoe resistente microben ons het leven nog behoorlijk zuur kunnen maken.   

    Ook virussen, de kleinste en meest voorkomende levensvorm op aarde, worden niet vergeten. We kennen ze vooral van hun schadelijke effecten op onze gezondheid en uit de biologische oorlogvoering. Maar ook hun nuttige functie als gereedschap in de gentherapie wordt belicht.   

    Tenslotte krijgen we een uitgebreide inkijk in de biotechnologie, het werkterrein van de microbiologen. De zoektocht naar nieuwe manieren om micro-organismen in te zetten ten voordele van de mens, levert goedkope en milieuvriendelijke productiewijzen om kwalitatief hoogstaande voedingswaren en gebruiksvoorwerpen te vervaardigen. Micro-organismen worden op grote schaal ingezet om afvalwater te zuiveren. Ze worden ook al gebruikt om zelfherstellend beton te maken. En er dienen zich steeds weer nieuwe ontwikkelingen aan. In de toekomst kunnen we wellicht de fossiele brandstoffen inruilen voor biobrandstoffen, die door micro-organismen geproduceerd worden.   

    De samenstellers van dit boek hebben niets aan het toeval overgelaten. De bijdragen zijn bondig en overzichtelijk. Toch is er een stevige basiskennis van biologie en scheikunde nodig om de tekst goed te begrijpen. Voor een gering aantal hoofdstukken schoot de mijne echt tekort. Gelukkig is er voldoende afwisseling tussen meer en minder gemakkelijke delen, zodat je als lezer de moed niet verliest.   

    Het werk is bovendien zeer aantrekkelijk vormgegeven. De tekst is gedrukt op hoogwaardig glanspapier en overvloedig geïllustreerd met prachtige foto’s en sprekende tekeningen. Een handige index van de gebruikte vaktermen sluit het geheel af. De stevige kaft laat toe het boek helemaal open te leggen tijdens het lezen.   

    Het onderzoeksdomein van de microbiologie is zo uitgebreid dat de samenstellers zich moesten beperken. Maar de ondertitel van de Microcanon wordt zeker waar gemaakt. De kennismaking met de wonderlijke wereld van de micro-organismen vervult je met diep ontzag voor de ongelooflijke complexiteit en genialiteit van de natuur. In dit boeiende boek is inderdaad te vinden wat je beslist moet weten over microbiologie.   

    De Microcanon heeft overigens ook een prachtige website met vele extra's.  

    ©  Minervaria   

    Deze recensie is ook te lezen op Noorderlicht .
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kans op slagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DE GROOF, K. & T. DE GENDT (Red.), Kans op slagen. Een integrale kijk op geweld in gezinnen. Leuven, Lannoo Campus, 2007, 284 pp. – ISBN 978 90 209 7419 5

    ‘Een 35-jarige man werd veroordeeld tot een celstraf van 12 maanden, waarvan de helft effectief‘, voor het mishandelen van zijn 28-jarige vriendin. Volgens de burgerlijke partij zou de man het slachtoffer niet alleen gedurende drie dagen hebben geslagen, maar probeerde hij haar ook te verstikken. Op de rechtbank ontkende de man de feiten. Tijdens zijn voorarrest kreeg hij verschillende malen bezoek van zijn vriendin.’   

    Het gezin is de plaats waar we liefde en warmte verwachten te ontvangen. Daarom zijn we altijd geschokt wanneer we lezen over kinder- of partnermishandeling. Toch is geweld binnen gezinnen de meest voorkomende vorm van geweld in een samenleving. Maar omdat het tot de intieme leefsfeer behoort, wordt het afgedekt en zelden openlijk besproken. Het is beladen met schaamte, angst en machteloosheid, en daardoor taboe. Het geweld dat aan de oppervlakte komt is slechts het topje van de ijsberg.
    Huiselijk geweld is ‘stil’ geweld.

    Huiselijk geweld moet nochtans wel degelijk besproken en aangepakt worden, want het stopt nooit vanzelf. Bovendien weten we dat iemand die geweld in het gezin ervaart, hetzij als getuige of als slachtoffer, een beduidend grotere kans loopt later in het leven zelf geweld te plegen of te ondergaan.
    Hulpverleners dienen dus alert te zijn op signalen van huiselijk geweld. Ze moeten inzicht hebben in de mechanismen achter het geweld om er op gepaste wijze mee om te gaan.

    Dit boek bevat bijdragen van academici en praktijkmensen. Ze bespreken diverse aspecten van huiselijk geweld, waarvan mannen en vrouwen, kinderen en ouderen het slachtoffer zijn. Alle auteurs vertrekken van een integrale en gezinsgerichte benadering. Geweld binnen gezinnen is immers een complex fenomeen, dat vaak van generatie op generatie doorgegeven wordt en waarvan de verschillende componenten nooit los van elkaar gezien mogen worden. 

    In het eerste deel komen algemene aspecten van huiselijk geweld en de hulpverlening aan de orde. De auteurs lichten de verschillende vormen van huiselijk geweld toe alsook waarom het zo vaak voorkomt. Ze geven inzicht in de geweldspiraal bij dader en slachtoffer, en benadrukken het belang van situationele factoren en van het kunnen omgaan met conflicten zonder tot geweld over te gaan. De auteurs belichten ook de taak en positie van de hulpverlener in geval van vermoeden van geweld. Ze wijzen tenslotte op de noodzaak van een efficiënt netwerk van hulpverlening en nauwe samenwerking tussen justitie en de welzijnszorg.

    Het tweede deel laat praktijkwerkers aan het woord over specifieke thema’s. Aan de orde komen onder andere het bespreekbaar maken van geweld in het gezin, stalking, werken met plegers van gezinsgeweld en het omzichtige werken met kinderen als slachtoffer en getuige. De twee boeiende bijdragen over huiselijk geweld in allochtone kringen plaatsen huiselijk geweld in een sociaal-cultureel perspectief. En ouderenmishandeling, een vaak ‘vergeten’ vorm van geweld, werd hier niet vergeten.

    In het derde deel tenslotte zijn een aantal bruikbare methodische kaders voor de hulpverlening opgenomen. Zij vullen de praktische richtlijnen uit het vorige deel goed aan. 

    Het opzet van de redacteurs was om te verduidelijken hoe de verschillende vormen van geweld in gezinnen met elkaar samenhangen. Daarin zijn ze met glans geslaagd. Op overtuigende wijze breken ze een lans voor een integrale en gezinsgerichte benadering. Het geheel is met zorg samengesteld en de verschillende bijdragen zijn inhoudelijk diepgaand uitgeschreven.

    Dit boek is vooral bestemd voor professionele hulpverleners. Uiteraard is de inhoud voor hen belangrijker dan de vorm. Toch had hier meer aandacht aan mogen besteed worden. Het houterige en afstandelijke taalgebruik van veel bijdragen is storend. Een slordige redactie heeft bovendien heel wat taalfouten laten staan, zoals het door elkaar gebruiken van enkel- en meervoud. 
    Ook een boek voor beroepskrachten verdient echter een aantrekkelijke presentatie en vlot leesbare tekst.

    Niettemin kan ik dit werk aan alle geïnteresseerden aanbevelen. Het mag zeker niet ontbreken in de bibliotheek van agogische opleidingen en centra voor welzijnszorg.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De terugkeer van het gezag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FUREDI, F., De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren. (Vert. Wasted, 2009) A’dam, Meulenhoff, 2011, 304 pp. – ISBN 978 90290 8629 5   

    Het gebeurt vaker dat de titel van een vertaald boek de lading niet dekt, maar hier heeft de uitgever de bal toch flink mis geslagen. Niet de terugkeer, maar de teloorgang van het gezag baart de notoire Britse socioloog Frank Furedi zorgen. Dit is immers de belangrijkste reden waarom een grote groep jongeren niet meer de basiskennis verwerft om met succes een voortgezette opleiding te volgen. Als gevolg daarvan hebben onderwijsinstellingen hun normen verlaagd en leveren zij ondermaatse diploma’s af.   

    Nog nooit is er zoveel geld en energie gepompt in het onderwijs. Zijn sociale en economische gewicht nemen alleen maar toe. Toch kan het de hooggespannen verwachtingen niet waarmaken. Furedi noemt dit de paradox van het onderwijs: hoe meer de samenleving investeert in en verwacht van het onderwijs, des te minder resultaten het oplevert. Hoe komt het dat het onderwijs zoveel moeite heeft met onderwijzen?   

    De crisis in het onderwijs is een crisis van het gezag, zegt Furedi. De moderne samenleving heeft een ongemakkelijke verhouding met volwassenheid en het gezag van volwassenen. Het gevolg is dat de traditionele taak van het onderwijs onder druk staat. De samenleving heeft het belang van cultuuroverdracht als een intrinsiek waardevolle activiteit uit het oog verloren. Daarmee verspilt ze een groot deel van de middelen en energie die in het instituut onderwijs worden gestoken. Verspilde kansen, verspild potentieel en verspilde jeugd zijn het resultaat.   

    De wortels van de Westerse samenleving liggen in het verzet tegen traditioneel gezag. Dat heeft veel positieve gevolgen gehad. Gezag kan niet meer willekeurig worden uitgeoefend, men moet rekenschap afleggen van zijn handelen. Bewegingen die opkomen voor meer democratische rechten zien het als hun doel om het gezag te beperken. Maar voor veel mensen is gezag inmiddels per definitie het tegenovergestelde van vrijheid. Gezag in al zijn gedaanten wordt door velen vaak verdacht gevonden.   

    In de moderne samenleving wordt de waardering van het gezag van volwassenen op verschillende manieren ondermijnd, stelt Furedi. De uitoefening van volwassen verantwoordelijkheid geniet weinig culturele steun, integendeel. Onze samenleving idealiseert de eeuwige jeugd en associeert volwassenheid met oubolligheid. En wanneer het gezag van volwassenen betwist wordt, komt de kerntaak van het onderwijs, cultuuroverdracht, in het gedrang.   

    De afbrokkeling van het gezag van volwassenen heeft niet alleen de ordehandhaving in de klas ernstig bemoeilijkt en soms onmogelijk gemaakt, maar heeft ook de status van de leerkracht aangetast. Centraal in het onderwijs staat niet meer de kennisoverdracht maar wel het kwetsbare kind. Die zogenaamde ‘kindgerichtheid’ is echter een vrijbrief geworden voor een anti-intellectuele sfeer op school en heeft geleid tot de verlaging van het onderwijsniveau en devaluatie van diploma’s.   

    Aan de uitholling van het gezag doen onderwijskundigen trouwens gretig mee. Het belang van traditionele vakken als geschiedenis en literatuur wordt door hen in twijfel getrokken. Traditionele theoretische kennis zou volgens hen ‘beperkt’ zijn. Zij zweren bij ‘ervaringsgericht’ leren en beweren dat dit lonender is dan het ‘oude’ leren. Diezelfde onderwijskundigen en ook de beleidsmakers hebben zich bovendien bekeerd tot de doctrine van ‘levenslang leren’. Het reguliere leren wordt zelfs vaak in ongunstige zin vergeleken met informele vormen van leren. Daarmee wordt het gezag van regulier onderwijs impliciet of expliciet in twijfel getrokken.   

    De crisis in het gezag van volwassenen ondermijnt ook de opvatting dat volwassenen iets belangrijks kunnen doorgeven aan de jongere generaties. Ouders en gezagsdragers voelen zich vaak onzeker over wat zij kinderen en jongeren kunnen en mogen opleggen. Scholen krijgen zodoende de verantwoordelijkheid toegeschoven voor de socialisatie van hun leerlingen. Soms lijkt het er zelfs op dat scholen oplossingen moeten bedenken voor problemen waar de samenleving als geheel geen antwoord op heeft.   

    Gezag is echter essentieel voor het onderwijs. Kinderen en jongeren zijn niet uit zichzelf gemotiveerd om kennis en vaardigheden te verwerven die zij niet onmiddellijk kunnen gebruiken. Zonder de waardering voor het gezag van volwassenen is een groot deel van de maatschappelijke investeringen en van de noeste arbeid en inspanningen van docenten zinloos, aldus Furedi.   

    Het onderwijs moet weer autonoom kunnen functioneren, zegt hij. Het mag geen slagveld zijn waarop sociaal-politieke belangen worden uitgevochten. Onderwijs is doel op zich en niet een middel tot een ander doel. De kerntaak van het liberaal-humanistisch onderwijs is kennisverwerving en het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van de jeugd. Daarvoor zijn een gedegen lerarenopleiding nodig en solidariteit tussen volwassenen in de uitoefening van gezag.   

    Dit boek gaat over de situatie in Groot-Britannië en de Verenigde Staten maar onderwijsmensen hier te lande zullen hun bekommernissen zeker herkennen. Furedi legt immers de vinger op een pijnlijke wonde. Zijn vlijmscherpe betoog nodigt uit tot nadenken en discussie.   

    In zijn bevlogenheid valt Furedi vaak in herhaling, maar dit vond ik niet echt storend. Zoals we van hem gewoon zijn, is de tekst uitermate vlot geschreven. Dit boek is een regelrechte must voor iedereen die oprecht met het onderwijs begaan is.   

    © Minervaria 

    Lees ook het interview met Frank Furedi in Liberales: TERUG NAAR KENNISOVERDRACHT IN HET ONDERWIJS

           
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Informalisering
    Klik op de afbeelding om de link te volgen WOUTERS, C., Informalisering. Manieren en emoties sinds 1890. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2008, 388 pp. – ISBN 978 90 351 3289 4

    De buren met de voornaam aanspreken, zoenen in het openbaar, in gesprekken onverbloemd kenbaar maken dat je het er niet mee eens bent. Nu is het gewoon, tachtig jaar geleden was het niet denkbaar. In de Westerse samenlevingen werden heel wat omgangsvormen overboord gegooid die in de loop van de vorige eeuwen gemeengoed waren.

    In de twintigste eeuw zijn overal in het Westen de regels voor goede manieren soepeler en gevarieerder geworden. Tegelijk zijn steeds meer mensen deze manieren gewoon en goed gaan vinden. Vergeleken met de voorgaande eeuwen zijn ze bovendien veel vrijer om hun emoties te tonen. Dit informaliseringsproces begon volgens de socioloog Cas Wouters aan het einde van de negentiende eeuw.

    Op het eerste zicht is dit een eigenaardige evolutie. In 1976 beschreef de gerenommeerde socioloog Norbert Elias hoe het gedrag van mensen vanaf de Renaissance tot het einde van de negentiende eeuw steeds meer aan strikte en gedetailleerde regels werd onderworpen. Een aantal van die regels werden mettertijd in wetten gegoten, andere werden als goede manieren of omgangsvormen nageleefd, tenminste voor wie als beschaafd wilde doorgaan. Een geciviliseerde mens snoot bijvoorbeeld zijn neus in een zakdoek en at met vork en mes.

    Wie zich gedroeg toonde dat hij tot de betere kringen hoorde. Om op de sociale ladder te stijgen diende men zich verfijnde omgangsvormen eigen te maken. En aangezien in de Westerse samenleving, onder druk van de arbeidsdeling, de sociale klassen steeds nauwer verweven raakten, waren er steeds meer mensen die dat deden. Het resultaat was dat goede manieren vanzelfsprekend werden en deel gingen uitmaken van de persoonlijkheidsstructuur of de habitus van mensen. Het Westen werd steeds ‘beschaafder’.

    Dat proces kreeg een wending aan het einde van de negentiende eeuw. Cas Wouters bestudeerde een groot aantal etiquette- of manierenboeken van verschillende landen uit de periode tussen 1890 en het begin van de eenentwintigste eeuw. De manieren werden gaandeweg losser. Ongedwongenheid en spontaneïteit werden overal de norm. In bepaalde decennia verschenen zelfs helemaal geen nieuwe boeken over ‘hoe het hoorde’. Hoe komt dat?

    De verklaring ligt in aanzienlijke veranderingen in de sociaaleconomische verhoudingen van die periode, zegt Wouters. De sociale mobiliteit nam toe en mensen van allerlei slag kwamen vaker met elkaar in contact. Steeds meer mensen deelden in de groei van de welvaart. De verschillen in macht en rang tussen mensen werden kleiner en alle mensen werden ‘gewoner’.

    In deze toenemende sociale vermenging en democratisering werden openlijk vertoon van minachting en andere uitingen van superioriteit onaanvaardbaar. Manieren, als instrument om afstand te houden en ‘andere’ mensen buiten te sluiten of af te wijzen, kwamen in een kwade reuk te staan. De etiquetteboeken benadrukken steeds meer de noodzaak van vriendelijkheid in de menselijke omgang. Rekening houden met de gevoelens van anderen werd de norm bij goede omgangsvormen.

    Als je met mensen van alle slag moet kunnen omgaan heb je immers niets aan starre gedragsregels, die alleen gelden binnen de eigen coterie. Van een moderne westerling wordt verwacht dat hij met iedereen, althans oppervlakkig, overweg kan. Flexibiliteit en ongedwongenheid zijn dus de norm geworden, evenals de bereidheid tot het sluiten van compromissen. Dat wij dit intussen vanzelfsprekend zijn gaan vinden illustreert hoezeer dit intussen deel geworden is van onze persoonlijkheidsstructuur.

    In de Westerse landen gaan mensen van verschillende sociale klassen op verschillende wijze met elkaar om. Wouters maakt die verschillen en eigenheden begrijpelijk. Hij legt verband tussen de sociale en politieke geschiedenis van een land en de oorsprong van de ‘volksaard’. Maar de neergang van formele regels voor omgangsvormen verliep overal gelijkaardig, zij het met verschillende uitkomst.   

    Met het model van informalisering kunnen volgens Wouters veel andere, zowel historische als hedendaagse, perioden van sociale vermenging bestudeerd en begrepen worden. Mensen die afkomstig zijn uit landen waar de sociale afstand tussen de verschillende klassen veel groter is, hebben vaak moeite met onze informele omgangsvormen en de nadruk op onderhandeling en overleg, die wij als vanzelfsprekend ervaren.

    Anders dan we geneigd zijn te denken, zijn de lossere zeden dus niet iets van de laatste decennia, maar omspant dit proces al meer dan een eeuw. Toch is dat geen reden om niet attent te zijn op de teloorgang van goede manieren. Informalisering mag dan wel een meer ongedwongen omgang gebracht hebben, de keerzijde is een verruwing en vergroving van de omgangsvormen. Er wordt geklaagd over het gebrek aan ‘beschaving’ in onze samenleving. Geregeld gaan stemmen op om waarden en normen in ere te herstellen. Goede manieren en etiquette zullen nooit overbodig worden.

    In een interessante bijlage legt Wouters trouwens parallellen met de regulering van de globaliserende arbeidsmarkt. De globalisering heeft, zowel in de rijke westerse samenlevingen met hoge lonen als in de arme lageloonlanden, een deregulering gebracht. Die biedt bedrijven meer bewegingsruimte maar heeft de positie van arbeiders verzwakt. In de hogeloonlanden ging aan de informalisering van de arbeidsverhoudingen echter aanzienlijke regulering of formalisering vooraf. In de lageloonlanden was dit doorgaans niet of nauwelijks het geval. Daar bestaat het risico dat het ‘recht van de sterkste’ zegeviert.

    Hoewel een wetenschappelijke studie, is dit boek vrij toegankelijk geschreven. Het bevat ook een boeiend hoofdstuk over de geschiedenis van manieren in Europa vanaf de hofsamenleving tot de victoriaanse periode.

    ©  Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spiegelpaleizen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen DOOM, R., Spiegelpaleizen. Wat ’zij’ denken over ‘ons’. Brussel, Academic and Scientific Publishers, 2010, 233 pp. – ISBN 978 90 5487 764 6

    Eeuwenlang konden Europeanen het zich veroorloven om de mening van mensen uit andere werelddelen over hen te negeren. Nu zij echter over meer reële macht beschikken zal het echter steeds moeilijker worden om hun opvattingen als niet relevant opzij te schuiven. Maar hoe kijken zij dan naar ons? Woedende menigten die vlaggen verbranden, bomaanslagen op Westerse ambassades, minirokken in China, modeshows in Japan. Het beeld dat ons door de media wordt voorgehouden is fragmentarisch en gekleurd, zo betoogt Gie Goris in zijn voorwoord.

    De beelden die ‘zij’ over ‘ons’ koesteren zijn bovendien, evenmin als de opvattingen die wij over hen hebben, eenduidig en algemeen. Net als in een spiegelpaleis zien ‘wij’ en ‘zij’ wisselende beelden, afhankelijk van de positie die ingenomen wordt. In een internationale context gaat dat meer bepaald over politieke en economische macht.

    De rode draad in het boek van Ruddy Doom is dan ook hoe veranderende internationale machtsrelaties de kijk op anderen beïnvloeden. Daarvoor spit hij het ingewikkelde machtsspel tussen de gevestigde machtsblokken en nieuwkomers op het wereldtoneel uit. In een zeer interessant hoofdstuk toont hij aan hoe de verschillende spelers daarvoor dankbaar gebruik maken van het idee van morele superioriteit. Vervolgens analyseert hij uitgebreid de recente geopolitieke machtsverschuivingen in de wereld. Zo wil hij duidelijk maken hoe ingewikkeld beeldvorming over zichzelf en de andere is, want afhankelijk van de wisselende kansen op het politieke en economische slagveld.

    Een boeiend thema dus. De titel van dit boek riep hooggespannen verwachtingen op. Die lost de auteur echter niet in. Hij belooft wat hij redelijkerwijze niet kan beantwoorden. Ik heb mij bovendien slechts moeizaam door dit werk heen geworsteld. Ik kreeg veel feiten geserveerd maar weinig inzichtelijke duiding. De zeer erudiete Ruddy Doom veronderstelt een ruime en diepgaande politiek-economische voorkennis, waarover het brede en diverse publiek dat hij beoogt ongetwijfeld niet beschikt. Voor de gewone geïnteresseerde lezer is dit een ronduit ontoegankelijk boek.

    Het is bovendien geschreven in een ondoorzichtige academische taal met veel sociologenjargon. Ook de vormgeving is die van een wetenschappelijk werk, met voetnoten onderaan de bladzijde en een klein lettertype.
    Tot overmaat van ramp heeft een slordige redactie veel ingewikkelde zinnen en tikfouten ongemoeid gelaten. Gelukkig voor de lezer springt er geregeld een treffende oneliner uit de band.

    Dit is een gemiste kans, want voor dit thema is er heel zeker een ruim publiek. Een meer bevattelijke versie zou dus zeer welkom zijn.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De anderen en ik
    Klik op de afbeelding om de link te volgen FILLIOZAT, I., De anderen en ik. Het belang van sociale intelligentie. (Vert. Les Autres et Moi, 2009) A’dam, De Arbeiderspers, 2011, 220 pp. – ISBN 978 90295 7390 0

    Er zijn van die mensen die zich overal in hun element voelen. Ze leggen vlot contacten, spreken zonder schroom in het openbaar, brengen leven in een groep en lossen conflicten op langs diplomatieke weg. Anderen voelen zich ongemakkelijk in gezelschap, weten niet hoe ze zich moeten gedragen en klappen dicht. Voor de meesten hangt het gemak waarmee zij zich in gezelschap bewegen af van hoe de anderen zich gedragen.

    Maar kunnen we leren om in alle omstandigheden vlot sociale contacten te leggen? Isabelle Filliozat, klinisch psychologe en psychotherapeute, is daarvan overtuigd. Als we beschikken over de juiste sociale vaardigheden kunnen we ons actief opstellen in menselijke relaties en hoeven we minder af te wachten wat anderen doen. Want wij hebben evenveel mogelijkheden om hun gedrag te beïnvloeden als zij het onze.

    Mensen handelen immers in interactie en beïnvloeden elkaar wederzijds. Net zoals wij op hen, reageren de anderen op ons. Een beter inzicht in ons gedrag en het effect ervan op anderen geeft ons meer greep op de omstandigheden. En hoe beter wij ons eigen gedrag begrijpen, des te beter we anderen kunnen begrijpen.

    Die wederkerigheid in de sociale omgang vormt de spil in het boek van Isabelle Filliozat. Als we ons bewust worden van onze medeverantwoordelijkheid kunnen we onze eigen houding tegenover anderen sturen. Daardoor zullen mensen anders naar ons kijken en anders met ons omgaan.
    Alle aspecten van de sociale omgang passeren de revue. Filliozat legt uit hoe een oprechte begroeting het ijs kan breken en waarom het nuttig is een doel voor ogen te hebben bij een ontmoeting. Ze toont aan hoe we kunnen geven, vragen, ontvangen en weigeren zonder mensen af te wijzen. We leren hoe we verlegenheid kunnen overwinnen, meer vrienden kunnen maken, en aan groepsdruk kunnen weerstaan. Ze laat ons kijken achter de façade van onbeleefd gedrag en breekt een lans voor het kennen en respecteren van sociale codes.

    Zo herstelt ze de sociale omgangsvormen op een eigentijdse manier in ere. Die zijn immers veel meer dan willekeurige regels. Ze zijn het smeermiddel voor vlotte sociale contacten en een essentieel onderdeel van onze sociale vaardigheden. Ze verhogen onze sociale intelligentie en verschaffen ons meer vrijheid en comfort in het sociaal contact.

    Dit boek is geschreven met de Franse slag. De structuur laat nogal eens te wensen over, de lezer wordt overspoeld door een woordenwaterval en veel herhaling.
    Maar wie zich niet laat afschrikken door het rommelige aspect wordt ruim beloond. Dit is een zeer informatief en no-nonsensboek over sociale vaardigheden en hoe die ons gelukkiger kunnen maken. Het blijft dicht bij de dagelijkse realiteit en verliest zich niet in zwaarwichtigheid of zweverigheid. De theorie wordt ruim geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. De tekst laat zich bovendien vlot lezen.

    © Minervaria
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!