BOEKESTIJN, A.J, De
prijs van een slecht geweten. Waarom hulp in haar huidige vorm niet
werkt. Soesterberg, Uitg. ASPEKT, 2010, 339 pp. ISBN 978 90
5911 950 5
Grauwe kinderen op rokende afvalbergen, zoekend naar
dingen die nog een beetje geld zouden kunnen opbrengen. In verschillende derde
wereldlanden kijken mensen er niet van op. De Westerse landen hebben de
afgelopen 50 jaar grote sommen geld beschikbaar gesteld voor ontwikkelingshulp.
Maar dit heeft blijkbaar niet kunnen voorkomen dat de armen armer werden. Vooral
in Afrika vallen de resultaten tegen.
Hoe komt het dat het rijke Westen niet in staat is
geweest om het lot van deze allerarmsten te verbeteren? In dit boek licht Arend
Jan Boekestijn, historicus en ex-kamerlid van de VVD, het Nederlandse beleid
inzake ontwikkelingssamenwerking kritisch door. Hij wil tevens een aanzet geven
tot een effectiever beleid, meer specifiek voor de ontwikkelingshulp aan Afrika.
Daar stellen zich de problemen zich het scherpst.
Algemeen beleidsuitgangspunt is dat
ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk moet afgerekend worden op zijn bijdrage
aan economische ontwikkeling. Daarbij wordt aangenomen dat ontwikkelingshulp de
arme landen helpt om de armoedeval te ontstijgen en om de weg op te gaan van
duurzame economische groei, die zichzelf in stand houdt.
Feiten en cijfers spreken dat echter tegen. Geld geven
aan regeringen is als het vullen van een bodemloze put. Hulp aan arme landen
leidt tot hulpafhankelijkheid en de bestendiging van dubieus beleid, doordesemd
met graaien, corruptie en nepotisme. Goed bestuur is echter een wezenlijke
voorwaarde voor economische groei.
Het Westen denkt dit probleem op te lossen, door hulp te
koppelen aan voorwaarden voor goed beleid. Het mag intussen echter duidelijk
zijn dat van buitenaf opgelegde hervormingen niet werken. Waarom dat zo is,
wordt inzichtelijk gemaakt door de interessante theorie van
Nobelprijswinnaar Douglas North. Samenlevingen worden niet gemaakt, maar evolueren
volgens bepaalde wetmatigheden. Het model van de ene samenleving valt dus niet
zonder meer naar de andere te exporteren. In dit licht wordt het ook
begrijpelijk waarom zelfs hulp aan landen met goed bestuur corruptie in de hand
kan werken.
China heeft dit beter begrepen. Het land geeft geen hulp
en stelt geen voorwaarden, maar voert handel en investeert. De toenemende
Chinese belangen in Afrika zetten de Westerse optie onder druk om geen hulp te
verlenen aan landen met slecht bestuur. We kunnen alleen maar leren van de
Chinezen.
De beste manier om de arme landen te helpen, bestaat erin
voorwaarden te scheppen voor economische groei. De steun moet naar de burgers
gaan en niet naar de regering. Ondersteuning van microfinanciering en
stimulering van het bedrijfsleven hebben bewezen dat ze effectief bijdragen tot
groei en armoedebestrijding. Als rechtgeaarde liberaal is Boekestijn natuurlijk
ook voorstander van liberalisering van de handel. Hij erkent wel dat die in het
nadeel van de Afrikaanse landen uitvalt, maar ziet heil in technische
assistentie. Dit lijkt mij wel erg eenvoudig voorgesteld.
Met de bevordering van democratie in ontwikkelingslanden
moet, in overeenstemming met de inzichten van North, omzichtig worden
omgesprongen. Als we de middenklasse versterken komt het geld bij de elites
terecht, en komt het precaire politieke evenwicht in het gedrang. Meer
economische groei is uiteindelijk de enige weg die kan leiden tot
democratisering. Verder kunnen de Westerse regeringen op substantiële manier
bijdragen tot het verhogen van de veiligheid. Ontwikkeling kan immers niet
plaatsvinden als er onveiligheid heerst in een land.
De Westerse ontwikkelingshulp is nog teveel gefundeerd op
schuldgevoel en goede bedoelingen. Dat betekent echter niet meteen dat er ook
resultaten worden geboekt. Hij pleit voor een rationeel ontwikkelingsbeleid,
gebaseerd op verantwoordelijkheid, autonomie en creativiteit.
Ontwikkelingshulp wordt doorgaans beschouwd als een item
voor politiek links. In dit boek maakte ik kennis met een rechts-liberale visie,
geïnspireerd door de gevolgenethiek. Het heeft mijn inzicht in het ingewikkelde
ontwikkelingsbeleid verruimd en verdiept. Ik heb er ook kennis gemaakt met de
boeiende theorie van Nobelprijswinnaar Douglas North. Die levert een plausibele
verklaring voor de moeizame en soms ronduit teleurstellende economische en
politieke ontwikkeling in ontwikkelingslanden.
Toch vind ik de benadering van Boekestijn in een aantal
opzichten eenzijdig. Veel ontwikkelingshulp lijkt inderdaad op dweilen met de
kraan open. Economische groei ís belangrijk voor de duurzame ontwikkeling van
een land. Maar dit werkt vooral op de lange termijn. Intussen leven miljoenen
mensen in doffe ellende en zonder perspectief op verbetering van hun situatie.
Zij hebben zeer weinig invloed op het dubieuze graaibeleid van hun corrupte
regeringen. De auteur heeft duidelijk niet veel op met NGOs, maar ze zijn
voorlopig wel de enige organisaties van wie deze arme mensen bijstand kunnen
verwachten.