WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    25-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cultuur van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FUREDI, F., Cultuur van angst. (Vert. Culture of Fear) A’dam, Meulenhoff, 2006, 304 pp. – ISBN 90290 7892 4


    In 1999 kregen 40 Belgische meisjes last van misselijkheid en maagkrampen na het drinken van Coca Cola. Onmiddellijk werden hele loten van het goedje uit de handel genomen en draaide de pr- afdeling van het bedrijf op volle toeren om de schade voor het bedrijf te beperken. Alle meisjes herstelden snel, en niemand vond ooit een oorzaak voor de klachten. Na een paar weken was de hele heisa vergeten.


    Een dergelijk voorval is volgens Furedi kenmerkend voor onze maatschappij. Draadloos internetten, microgolfovenstraling, telefoneren met gsm, ze worden meteen geassocieerd met vooralsnog niet aangetoond onheil. Er is een bijna panische angst voor de veiligheid van kinderen, voor verschillende vormen van misbruik en geweld, voor nieuwe technologie, voor de teloorgang van het milieu, voor gezondheid en voedingsproducten. De preventieve geneeskunde doet gouden zaken: mensen laten zich op alle mogelijke toekomstige gezondheidsproblemen screenen en de overheid doet daar lustig aan mee. Een Britse minister beweerde ooit zelfs dat we ons zorgen moeten maken over dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten. Overal liggen blijkbaar plagen te wachten om ontdekt te worden. Voor veel mensen is het leven zelf een veiligheidsprobleem geworden.


    Mensen zijn zich zeer scherp bewust van risico’s. De zorg voor veiligheid is overal gepromoveerd tot een van de grootste maatschappelijke deugden. Alles wat vroeger als pech of toeval werd beschouwd, moet nu een verklaring krijgen, die op een of andere manier te voorzien of te voorkomen was. Voor problemen die vroeger beschouwd werden als behorend tot het leven zelf, wordt nu specifieke hulpverlening voorzien.


    Het hele sociale leven is in de greep van de angst. Nooit voorheen is het zo veilig geweest als in onze Westerse samenleving, en tegelijk is nagenoeg iedereen van mening dat de wereld waarin we leven steeds gevaarlijker wordt. Het voortdurend uitvergroten van de gevaren van praktisch alle aspecten van het sociale leven moet volgens Furedi een symptoom zijn van een onderliggend probleem. Deze paradoxale situatie duidt er volgens hem op dat wij leven in een cultuur van angst. Op scherpe en bijwijlen hilarische wijze beschrijft hij hoe angst alle elementen van ons dagelijks leven, tot onze persoonlijke relaties toe, heeft doortrokken.


    Furedi merkt op dat deze obsessie met veiligheid en voorzorg is begonnen in de jaren ’80 van de vorige eeuw. In dit decennium zijn, door de economische liberalisering onder Reagan (VS) en Thatcher (UK), voor veel mensen enorm veel zekerheden verdwenen. Het waren de hoogtijdagen van het individualisme. Onder de vlag van persoonlijke vrijheid zijn echter ook de traditionele samenlevingsverbanden afgekalfd.


    Daardoor werden mensen op zichzelf terug geworpen, hebben zij het vertrouwen in hun medemens verloren en gingen ze de samenleving als geheel wantrouwen. En als niet meer duidelijk is wat je ergens van moet vinden of hoe je je dient te gedragen, worden dingen die vroeger tamelijk ongecompliceerd waren opeens als riskant gezien.

    Zelfs het gezin, als de toevlucht in geborgenheid en hoeksteen van de samenleving, is geworden tot een risicosituatie van misbruik en geweld. Het geloof in de mensheid is teloor gegaan, en de sociale cohesie brokkelt nog verder af. De oude gedeelde waarden en het onderling vertrouwen zijn vervangen door een ander gedeeld gevoel en waardepatroon: het risicobewustzijn en de preoccupatie met veiligheid. Niet bang zijn wordt door velen als onverantwoordelijk beschouwd. Dit gedeelde gevoel brengt echter geen nieuw samenhorigheidsgevoel mee, maar doet mensen zich nog meer op zichzelf terug plooien.


    Het betoog van Furedi is uitgebreid en grondig gedocumenteerd. Hij beperkt zich jammer genoeg tot vaststellingen en analyses, maar verschaft geen toekomstperspectieven. In het laatste hoofdstuk richt hij de aandacht op de politiek, die kritiekloos mee draaft en daardoor de cultuur van angst alleen maar versterkt. De politiek draagt volgens hem, en terecht, een grote verantwoordelijkheid. Toch beperkt hij zich tot een aanklacht, en laat hij in het midden wat politiekers meer kunnen doen.


    Het betoog van Furedi heeft vooral betrekking op de situatie in de VS en het VK. Zijn  sporadische vergelijking met de situatie op het Europese vasteland had hem toch op een belangrijke conclusie kunnen brengen. In zeer liberale economieën zoals de VS en het VK is het sociale vangnet slechts minimaal uitgebouwd. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat mensen veel meer onzekerheid ervaren over hun eigen situatie en leefwereld. Het kan Furedi toch niet ontgaan zijn hoe net in de VS angst en veiligheid tot in het absurde worden opgeklopt. Dan heeft de Britse econoom Richard Layard de zaken veel duidelijker gezien en gesteld: zorg voor een goed werkend sociaal vangnet, en mensen zullen meer vertrouwen hebben en zich gelukkiger voelen. Het is teleurstellend dat Furedi, die van maatschappelijke angst zijn thema heeft gemaakt, op de politieke vlakte blijft en zich hier niet over uitspreekt.


    Tijdens het lezen ergerde ik mij steeds meer aan de slordige opbouw van de tekst. De inhoud mag dan zeer herkenbaar zijn, en boeiend geschreven, de structuur van het betoog is eerder ondoorzichtig. Furedi herhaalt zichzelf voortdurend, geeft telkens weer dezelfde voorbeelden en overstelpt de lezer met gegevens die hij zelf niet overzichtelijk heeft gestructureerd. Het geheel lijkt op een bundeling van afzonderlijk geschreven pamfletten.


    basis van zijn vorige boek, Bange ouders, had ik van een onderlegde en politiek actieve  socioloog meer verwacht.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drogreden van het antisemitisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FINKELSTEIN, N., De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis. (Vert. Beyond Chutzpah – On the Misuse of the Anti-Semitism and the Abuse of History) A’dam, Mets & Schilt Uitg., 2006, 288 pp. – ISBN 90 8679 043 7


    Met zijn boek De Holocaust-industrie hekelde Finkelstein het misbruik van de Holocaust en veroorzaakte daarmee opschudding in pro-Israëlische kringen. In zijn nieuwste boek analyseert hij de felle debatten over het Israëlisch-Palestijnse conflict. De meeste kwesties en argumenten die daarbij door de Israëlische kant gebruikt worden, hebben volgens hem helemaal niets met het conflict zelf te maken. Ze worden er om politieke redenen bij gesleurd omdat de werkelijkheid alleen met afleidingen en verdraaiingen kan worden verhuld. De verdedigers van de Israëlische bezettingspolitiek gebruiken daarvoor verschillende argumenten. Finkelstein wil deze ontkrachten.


    Het eerste argument stelt dat het zou gaan om een ongehoord ingewikkeld conflict, een alomvattende botsing tussen godsdiensten, culturen of beschavingen. Met dit argument heeft Finkelstein snel afgerekend. Uit serieuze analyses blijkt immers dat het een conflict is zoals zovele over verdrijving, bezetting en zelfbeschikking.

    Veel meer aandacht besteedt hij aan de beschuldiging in Joodse kringen, dat er zowel in Europa als de VS een nieuw antisemitisme is ontstaan en groeit. Dit argument is echter niet nieuw, en heeft ook niets met antisemitisme vandoen. Het wordt door de Israëllobby in de VS geëxploiteerd om alle kritiek op de politiek van Israël verdacht te maken, de Joden als slachtoffer voor te stellen en de Arabische wereld van kwade wil te verdenken.

    Tenslotte wordt het beeld van de holocaust ten onrechte uitgesmeerd over de staat Israël. Men hangt een zwaar overdreven beeld op van de dreiging van het Palestijnse gevaar, dat alle Joden in zee zou verdrijven.


    In het eerste deel van zijn boek bespreekt Finkelstein de beschuldiging van antisemitisme. Het is waar dat er momenteel wereldwijd wrok groeit tegen de Joden. Maar uit elk onderzoek komt naar voor dat die samenhangt met de wrede onderdrukking van de Palestijnen door Israël. Deze politiek werkt dus averechts. Als Israël een einde zou maken aan de bezetting van Palestina, zou elke vorm van antisemitisme alle grond verliezen.


    In het tweede deel neemt Finkelstein het in joodsgezinde kringen gezaghebbend boek van Alan Dershowitz, professor geschiedenis te Harvard, als uitgangspunt. Op nauwgezette wijze, en op basis van de rapporten van diverse mensenrechtenorganisaties pareert hij de verdraaiingen over de uitgebreide en jarenlange schending van mensenrechten in de Palestijnse gebieden. De weerleggingen van Finkelstein zijn niet allemaal onomstreden, maar het leeuwendeel ervan berust wel op harde en soms gruwelijke waarheid.


    Zijn conclusie luidt dat er slechts twee mogelijkheden zijn: er is inderdaad een antisemitisch complot tegen Israël, ofwel internationaal erkende organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International hebben gelijk, en is het nieuwe antisemitisme een mythe. Uit zijn analyse moet men concluderen dat laatste het geval is.


    Een lijst met voetnoten van liefst 35 bladzijden ondersteunt het betoog van Finkelstein.

    Dit boek is een eye-opener. Al is het verre van vrolijke lectuur, het is zeer leesbaar geschreven. Een aanrader!


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autisme in de wereld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRINKER, R.R., Autisme in de wereld. Een persoonlijke zoektocht van een vader-onderzoeker. (Vert. Unstrange Minds) A’dam, Ambo, 2007, 384 pp. – ISBN 90 263 2083 5


    Toen er autisme vastgesteld werd bij zijn dochter, wist de antropoloog Roy Grinker daar nauwelijks iets over. Ruim 10 jaar later spreekt men over een epidemie. Maar is dat wel zo?

    Grinker meent van niet. Autisme is geen besmettelijke ziekte die zich snel uitbreidt. Autisme is er altijd geweest. De groep symptomen, die we nu als autisme kennen, komt waarschijnlijk al lange tijd voor. Er zijn nog steeds culturen in de wereld waarin geen woord voor autisme bestaat, of waarin men zelfs de kenmerkende symptomen niet als een ziekte beschouwt.


    Het lijkt alsof steeds meer kinderen autisme krijgen, maar dat heeft te maken met de evolutie in de Westerse psychiatrie. In de afgelopen eeuw werden allerhande psychische stoornissen preciezer omschreven, met een onderscheid tussen de diverse vormen en afzonderlijke namen. Nadat Leo Kanner in 1943 en Hans Asperger in 1944 een specifieke combinatie van gedragsafwijkingen als autisme omschreven, werden steeds meer kinderen met gelijkaardige gedragsproblemen als autistisch onderkend. Hierdoor ontwikkelden zich ook specifieke behandelingen, waardoor de kinderen en volwassenen een hoopvoller perspectief kregen. De geschiedenis van ‘autisme van de kinderleeftijd’ naar een ‘stoornis in het autismespectrum’ is het onderwerp van het eerste deel.


    In het tweede deel heeft Grinker vooral oog voor de culturele factoren die de houding tegenover en omgang met autistische mensen bepalen. Hij  vertelt over de moedige strijd die vooral moeders voeren in o.a. Korea, India, Peru en Zuid-Afrika om met hun autistisch kind te overleven en het van de best mogelijke behandeling te voorzien. Diverse culturele veranderingen in de wereld, en vooral in de VS, hebben gemaakt dat autisme een erkende psychische stoornis is geworden. Een belangrijke vaststelling is dat mensen met autisme -, en bij uitbreiding met een psychische stoornis – beter af zijn in landelijke, niet-industriële gebieden. Daar kunnen deze mensen met minder spanning en afzondering geïntegreerd worden in het sociale en economische leven. Waarschijnlijk zijn goede communicatie en sociale vaardigheden daar ook minder belangrijk. Omdat ze een belangrijke economische en sociale rol kunnen vervullen, zijn de symptomen van mensen met psychische stoornissen als autisme in landelijke gebieden vaak minder erg.


    Meteen houdt hij een pleidooi voor de acceptatie van mensen die anders zijn. Als we in staat zijn om mensen niet in de eerste plaats te beoordelen op hun beperkingen, maar op hun mogelijkheden, zullen zij ook in staat zijn om een gewaardeerde bijdrage te leveren aan de samenleving als geheel.


    Toch een bedenking. Hoe in Europa met autisme wordt omgegaan komt in dit boek nauwelijks aan de orde. Uitzondering vormt Frankrijk, waar autisme nog altijd in de greep zit van de psychoanalytische visie op de relatie moeder-kind. Het lijkt alsof Europa voor Grinker geen deel uitmaakt van ‘de wereld’. Toch wordt autisme in Europa al minstens even lang als in de VS als specifieke psychische stoornis onderkend en erkend. De situatie voor ouders van kinderen met autisme staat er, althans in de meeste West-Europese landen, waarschijnlijk heel wat beter voor dan in de VS, waar zij nog steeds moeten vechten voor een optimale opvang voor hun kind. Misschien is dit meteen een verklaring voor dit hiaat?


    Niettemin is het een leerrijk, en tegelijk ook een ontroerend boek. Grinker verweeft heel wat informatie over het wel en wee van autisme in de wereld met zijn eigen ervaringen met zijn dochter. Het boek ademt een sfeer van solidariteit tussen alle moeders en vaders van een kind met autisme. Het is zeer vlot en onderhoudend geschreven, en goed gedocumenteerd.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klantgericht communiceren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRUBBEN, E. & R. PLATTEL, Klantgericht communiceren. Handleiding bij het schrijven van enthousiasmerende en overtuigende brieven. Den Haag, Sdu Uitgevers, Academic Service, 2006 (2e dr.), 164 pp. – ISBN 90 5261 563 2


    Correspondentie is een onmisbare communicatievorm. De brief wordt bovendien weleens het visitekaartje genoemd van een bedrijf of een instelling. Helaas ziet dit er nogal eens beduimeld uit. De relatie met de klant, de uniciteit, het taalgebruik en de presentatie komen er helaas vaak bekaaid af.


    Grubben en Plattel reiken in dit boek technieken aan om brieven te schrijven die de klant overtuigen van de meerwaarde van een organisatie. Het is een praktische gids voor iedereen die brieven schrijft of er verantwoordelijk voor is.

    Komen aan de orde:
    -  de succesfactoren voor effectieve correspondentie,
    - de drie hoofdeisen voor geslaagde schriftelijke communicatie: strategische, klantgerichte    en correcte en verzorgde correspondentie,
    -  technieken voor de opbouw van een brief en het formuleren van zinnen,
    -  veel voorkomende briefsoorten met tips en aandachtspunten, en
    -  adviezen voor standaardcorrespondentie, e-mails en faxen.


    Het is een prettig leesbaar boek, praktisch en overzichtelijk opgesteld en vlot te raadplegen. Ook voor andere doeleinden dan het schrijven van brieven kan het een nuttige handleiding zijn.

    De tweede druk is geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met het Spellingbesluit-2005.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het diepst van de ziel ...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIJNBERG, J., In het diepst van de ziel is niets te zien. Den Haag/Schiedam, Scriptum/Roularta, 2003, 157 pp. – ISBN 90 5466 733 8


    In de laatste decennia is de psychologie ongemerkt de nieuwe religie geworden. De psycholoog is op de stoel van de priester of dominee gaan zitten, en verspreidt een aantal nieuwe geloofsartikelen die een enorme invloed hebben op het denken en doen van ons allemaal. Wij worden om de oren geslagen met flink veel wartaal over zelfontplooiing, assertiviteit, kwetsbaarheid, de noodzaak van verwerking, ondoorgrondelijkheid en meer van dat fraais.


    In dit boek oefent Jeffrey Wijnberg scherpe kritiek uit op deze adagiums. Hij toont aan dat veel problemen in wezen non-problemen zijn. Ze horen gewoon bij het leven, maar worden vaak als onverteerbaar in stand gehouden en gecultiveerd door therapeuten en hulpverleners. Op radicale wijze ontmaskert hij zo de traditionele hulverlening. Maar hij biedt wel een alternatief: de provocatieve stijl, waarbij de mens/patiënt uitgedaagd wordt zichzelf te relativeren en zijn eigen leven in handen te nemen.


    Zijn zinnige visie sluit aan bij die van socioloog Frank Furedi. Zoals alle andere werkjes van Wijnberg, leest ook dit boekje als een trein. De verschillende hoofdstukjes behandelen ieder een gangbare misvatting over geestelijke gezondheid. De thema’s zijn wat systematischer uitgewerkt dan in zijn andere werkjes.


    Een aanrader voor wie uitgekeken is op diepzinnigheden en aan no-nonsens psychologie toe is.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geef je ouders maar de schuld!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN MUNCHING, P. & B. KATZ, Geef je ouders maar de schuld! Waarom jouw liefdesleven een puinhoop is, en wat je eraan kunt doen. (Vert. Actually, It Is Your Parents’ Fault) Vianen/Antwerpen, The House of Books, 2007, 224 pp. – ISBN 90 443 1904 0


    Verliefd worden mag gemakkelijk zijn, maar relaties zijn gecompliceerd. Om te beginnen gebeurt een romantische keuze niet willekeurig op basis van fysieke aantrekkingskracht (of een andere oppervlakkige reden). Ze is het resultaat van een complex proces, waarbij je onbewust eigenschappen in de ander herkent die op de een of andere manier met die van jou in elkaar zullen grijpen.


    De keuze van een partner en de wijze waarop je met elkaar omgaat is ontstaan in de relaties met belangrijke personen in je vroege kindertijd. En wanneer je een romantische partner kiest en een relatie begint worden die vroegste interpersoonlijke ervaringen opnieuw actief. Je herbeleeft de gevoelstoestanden die je als heel jong kind ervoer, en verwacht van de partner dat hij of zij tegemoet zal komen aan behoeften waarvan je je niet bewust bent. Je wordt verliefd op een beeld van jouw ideale partner. Als de verliefdheid overgaat zien je de  partner steeds meer zoals hij/zij werkelijk is.


    In een liefdesrelatie zijn vanaf het eerste moment voorspelbare patronen en duidelijk gedefinieerde fasen te onderkennen. Met inzicht in die processen kan een relatie meer bevredigend en de moeite waard gemaakt worden.


    In dit vlot geschreven boekje maken een relatietherapeut en een journalist je wegwijs in het kluwen van onbewuste relatiepatronen die een liefdesrelatie in de verschillende fasen kunnen doen bloeien en/of bezwaren. Ze maken je ook duidelijk hoe je er zelf iets kan aan doen. Een gelukkig liefdesleven berust volgens hen op zelfkennis, kennis van de partner én van de relatie. Je kan er zelf iets aan doen, je hoeft je ouders niet de schuld te geven.


    De schrijver/journalist heeft zijn best gedaan om de materie zo luchtig mogelijk voor te stellen. Deze typisch Amerikaanse soapstijl is op zijn best lachwekkend, en geleidelijk ergerlijk, maar als je hieraan voorbij kan kijken, is het best een boeiend en leerrijk boekje.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen twee hetzelfde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HARRIS, J.R., Geen twee hetzelfde. Menselijke natuur en menselijke individualiteit. (Vert. No Two Alike) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006, 392 pp. – ISBN 90 254 2657 3


    Mensen gedragen zich verschillend, en sommige van deze individuele verschillen blijven in de loop van hun leven bestaan. Sommige mensen zijn naar gewoonte gezagsgetrouwer, of argwanender, of vriendelijker, of meer geneigd om van slag te raken dan anderen. Psychologen schrijven deze consistente verschillen tussen individuen toe aan verschillen in persoonlijkheid.

    Waar komt deze unieke persoonlijkheid vandaan? Hoe komt het dat mensen van elkaar verschillen? Zelfs identieke tweelingen die in hetzelfde gezin zijn grootgebracht verschillen in persoonlijkheid en gedrag. Deze verschillen kunnen niet genetisch zijn, want identieke tweelingen hebben dezelfde genen. Aan de opvoeding ligt het echter ook niet helemaal. Algemeen wordt door onderzoekers geaccepteerd dat mensen van elkaar verschillen door de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding


    Judith Harris, auteur van het omstreden boek Het misverstand opvoeding, bestrijdt deze stelling. Volgens haar schieten de gangbare theorieën over de vorming van de persoonlijkheid, en de oorzaken van verschillen tussen mensen, tekort. Om dit aan te tonen heeft ze deze theorieën systematisch aan een kritisch onderzoek onderworpen. Ze heeft de resultaten van hopen studies naar de herkomst van de verschillen tussen mensen met elkaar vergeleken, en komt tot de conclusie dat hun uitkomst slechts een klein deel daarvan kan verklaren. De menselijke individualiteit blijft onverklaard. Harris wil in haar boek dit mysterie ophelderen.


    Zij gaat tewerk als in een speurdersverhaal. Alle algemeen aanvaarde theorieën worden daarbij als ‘verdachte’ beschouwd en aan een kritisch onderzoek onderworpen. Telkens blijkt dat de bewuste theorie niet kan standhouden. De gedragsgenetica levert de meest ondubbelzinnige gegevens. Ongeveer 45% van de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen is door genetische factoren te verklaren. De overige 55% is echter slechts heel beperkt te verklaren door de invloed van opvoeding, verschillen in opvoedingsomgeving of de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding.


    Harris ontwikkelde zelf een theorie over de ontwikkeling en vorming van de persoonlijkheid. Zij baseert zich hiervoor op de inzichten van de evolutionaire psychologie. Mensen zijn door de evolutie gevormd om samen te leven. Hiervoor beschikken ze over 3 aangeboren mentale systemen, die door hun onderlinge wisselwerking verantwoordelijk zijn voor de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen. Deze systemen, die in de loop van de individuele ontwikkeling achtereenvolgens actief worden, laten mensen toe verschillende soorten informatie over andere mensen en zichzelf te verzamelen. Die informatie beïnvloedt dan weer het gedrag. Slechts één systeem daarvan veroorzaakt volgens haar de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen, nl. het statussysteem. Hierdoor krijgen mensen informatie over hun positie tussen anderen, en dus over zichzelf. Deze informatie stelt hen in staat om een eigen plaats te verwerven in de groep en aldus specifieke eigenschappen te ontwikkelen. Vanuit mijn eigen interesse en inzichten in het zelfbeeld, kan ik mij daar zeer goed in vinden.


    Hiermee stelt Harris een nieuwe theorie voor over de ontwikkeling en oorsprong van de menselijke persoonlijkheid. Die is zeer plausibel, want in overeenstemming met de sociale ontwikkeling in de jeugd. Het is volgens Harris helemaal niet nodig, onrealistisch en foutief om onze ouders verantwoordelijk te stellen voor wie we zijn, zoals veel psychologen en therapeuten ons willen doen geloven.


    Voor de vorming van haar theorie is Harris niet over één nacht ijs gegaan. Ze heeft gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid onderzoekswerk op heel uiteenlopende gebieden in de psychologie en biologie: evolutionaire psychologie en gedragsgenetica, sociale psychologie, ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek en neurowetenschappen. Haar boek omvat dan ook een bronnenlijst van 25 pagina’s.


    Ongetwijfeld zullen er bedenkingen zijn en moet de theorie bijgewerkt, gecorrigeerd en verfijnd worden. De vraag blijft bijvoorbeeld of hiermee alle ouderlijke invloed op de persoonlijkheid (behalve de genetische) zomaar van de kaart kan worden geveegd, en tevens van alle opvoedingsfiguren. Een andere bedenking is dat Harris voor de empirische onderbouwing van haar inzichten in hoofdzaak verwijst naar de taalverwerving, een gebied dat zij goed kent maardat met persoonlijkheidskenmerken niets te maken heeft.  Harris erkent volmondig dat haar visie moet getoetst worden, en stelt daarvoor zelf een aantal procedures voor.


    Een gedurfd boek, zeer interessant en bovendien zeer onderhoudend en toegankelijk geschreven. Soms ergerde ik me aan de vele verwijzingen naar haar vorige publicatie en haar eigen particuliere situatie, waarvan vele niet relevant, maar dit mag de pret niet bederven. Het is een echte aanrader voor iedereen die geboeid is door de verschillen tussen mensen. Ik hoop dat we er verder meer over horen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Basisboek cognitieve therapie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BECK, J.S., Basisboek cognitieve therapie. (Vert. Cognitive Therapy: Basics and Beyond) Baarn, Uitg. Intro, 1999, 311 pp. – ISBN 90 5574 116 7


    Beck is directeur van het Beck Institute for Cognitive Therapy and Research in Philadelphia en doceert aan de universiteit van Pennsylvania. Zij heeft dit boek geschreven voor een brede groep geïnteresseerde hulpverleners, zowel met weinig als veel ervaring in de cognitieve therapie. Haar bedoeling is een overzicht te bieden van de grondbeginselen en de fundamenten voor de praktijk van de cognitieve therapie. Het is bedoeld als handboek voor cognitief therapeuten, dat de gesuperviseerde praktijkervaringen aanvult.


    De cognitieve therapie heeft zich de laatste jaren zeer sterk ontwikkeld. Ze werd rond 1960 aan de Universiteit van Pennsylvania ontwikkeld door Aaron T. Beck. Cognitieve therapie is een van de weinige vormen van psychotherapie die empirisch gevalideerd zijn. De effectiviteit ervan voor de behandeling van zeer verscheidene psychische problemen en stoornissen is door verschillende onafhankelijke onderzoekers bevestigd.


    De cognitieve stroming in de psychologie gaat ervan uit dat onze emoties en gedrag worden bepaald door gedachten over onszelf en onze situatie. Vervormde of disfunctionele denkgewoonten vormen de essentie van de meeste psychische problemen of stoornissen. Met dergelijke denkgewoonten gaan mensen hun ervaringen stelselmatig vooringenomen interpreteren. Als cliënten daar zicht op krijgen, en andere denkgewoonten aanleren, dan blijken symptomen vrij vlug te verminderen en voorgoed weg te blijven. De werkwijze van de cognitieve therapie is dus niet gericht op het verleden maar op het hier-en-nu.

    De cognitieve therapie stelt zich niet als doel alle problemen van een cliënt op te lossen. Dit is immers niet mogelijk. In de therapie worden de cliënt methodes en technieken aangeleerd waarmee hij zelf zijn problemen kan aanpakken. Mensen leren dus hoe zij hun eigen therapeut kunnen worden, door het gebruik van cognitieve en gedragsmatige methodes en probleemoplossingstrategieën. Deze methodes zijn vooral bruikbaar bij depressieve klachten en angststoornissen, maar kunnen ook bij andere psychische klachten toegepast worden.


    In dit boek komt nagenoeg alles aan de orde voor het opzetten van een cognitieve therapie, van de eerste sessie tot en met de afronding. Er wordt een schat aan cognitieve methodes en technieken aangeboden en besproken, telkens inzichtelijk geïllustreerd met behulp van praktijkvoorbeelden. Het is een nuttig naslagwerk, niet alleen voor therapeuten maar voor iedereen die mensen wil leren hoe zij met hun problemen op een effectieve manier kunnen omgaan.


    Het werk is zeer overzichtelijk gestructureerd, en bevat talloze bruikbare schema’s en werkbladen. Er is ook een uitgebreide bronnenlijst met basis- en meer uitgebreide literatuur. De belabberde vertaling door Hans Geluk vormt wel een storend element.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     CLOVER, C., Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert. (Vert. The End of the Line. How Overfishing is Changing the World) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2005, 334 pp. – ISBN 90 450 1542 0

    Een aantal courante vissoorten uit mijn jeugd, zoals tong, griet, schol, tarbot, zijn nog nauwelijks te krijgen of zeer duur geworden. Ondertussen is de visconsumptie is, vooral in het Westen, enorm toegenomen. Er wordt ons met de regelmaat van een klok door de gezondheidslobby voorgehouden meer vis te eten. Vis eten wordt door voedingsdeskundigen aangeprezen, soms als wondermiddel tegen nagenoeg alle kwaaltjes.


    Vis is inderdaad gezond, maar de echte prijs ligt veel hoger dan vermeld op de menukaart. De visvoorraden zijn over de gehele wereld enorm geslonken. Sommige vispopulaties zijn bijna uitgeroeid, voor andere zijn strenge vangstquota ingesteld. In tegenstelling echter tot wat algemeen aanvaard wordt, komt het gevaar niet zozeer van de vervuiling, maar wel van de visserij zelf.

    Om de vraag naar vis bij te houden heeft de industriële visserij grootse technologische middelen ingezet. Enorme treilernetten richten een ravage aan op de zeebodem en vernietigen onderweg alles wat ze tegenkomen, ook datgene waar niet op gevist wordt. Gesofisticeerde opsporingsapparatuur stelt vissersboten nu ook in staat te vissen op plaatsen die vroeger onbereikbaar waren. Niets is nog veilig voor de visserijvloot. Het resultaat hiervan is niet alleen overbevissing, maar de ondergang van hele ecosystemen.


    Wetenschappers, de vissers zelf en politici zijn het erover eens dat er drastische maatregelen nodig zijn om een ramp te voorkomen.  Aangezien veel vissoorten over grote afstanden migreren, zijn daarvoor internationale afspraken nodig. Maar politieke en bureaucratische onwil, belangenconflicten en struisvogelpolitiek beletten het tot stand komen van een sluitende regelgeving.


    Charles Clover  was 15 jaar lang milieuredacteur bij de Daily Telegraph. Hij stelt dat door overbevissing het einde in zicht is van visvoorraden en ecosystemen in de wereldoceanen en dat het tijd is om de dingen anders te regelen. In zijn boek geeft Clover een zeer uitvoerig en gedetailleerd verslag van zijn verschillende reizen en gesprekken met de betrokken personaliteiten. De meeste aandacht gaat naar de problemen in de Noordzee en Het Kanaal, die op zich enorm ingewikkeld zijn.


    Ook mogelijke oplossingen komen aan de orde. Die komen vooral neer op een mentaliteitsverandering bij de bevolking. Mensen moeten beseffen dat de zee van iedereen is, en geen particulier bezit van de visserijvloot. De visbestanden zijn ook hun verantwoordelijkheid. Geïnspireerd door het visserijbeleid in Australië en Nieuw-Zeeland, formuleert Clover een reddingsplan voor de Europese wateren. Zijn conclusie is echter zeer pessimistisch. De politieke desinteresse en onwil zullen volgens hem op termijn leiden tot een verdere achteruitgang van het visbestand, en de mogelijke uitroeiing van belangrijke vissoorten zoals de kabeljauw.


    Een geïnformeerde consument kan echter, binnen de filosofie van de consumentenactie, ook invloed en druk uitoefenen. Consumenten kunnen informatie eisen over de vis die ze eten, waar ze vandaan komt en hoe ze gevangen is. Als ze kiezen voor vis die op minder verkwistende manier gevangen is, zal de visserij wel verplicht zijn haar vangstmethodes aan te passen, en tegelijk zullen bedreigde vissoorten de kans krijgen hun populatie op peil te brengen.


    Maar het is voor een journalist al zeer moeilijk om aan degelijke informatie te komen. Voor de doorsnee consument is die al bijna helemaal niet beschikbaar. Daarom heeft Clover op het einde van zijn boek een gids opgenomen voor het kiezen van vis, met een lijst van soorten die beter gemeden, en andere die met een gerust hart kunnen gegeten worden. Waar blijven de consumentenorganisaties?


    Dit boek belicht een aspect van milieubeleid dat weinig aandacht krijgt. Vis heeft immers niet de aaibaarheidsfactor van kalfjes en lammetjes. Het bevat heel veel interessante gegevens over het visserijbeleid, vooral in Europa. Maar de meeste mensen, ook ik, zijn niet erg vertrouwd met de gangbare terminologie, procedures en instanties. Door de veelheid van gegevens gaat de overzichtelijkheid, en daarmee ook de toegankelijkheid van het boek verloren.


    Een en andere maakt het moeilijk om uit te maken of de situatie werkelijk zo dramatisch is als Clover ze voorstelt. Toch heeft dit boek me aangespoord om meer bewust te kiezen welke vis ik op het menu zet. Jammer genoeg zijn de keuzemogelijkheden veel beperkter dan die voor vlees en vleesgerechten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zorg voor allochtone ouderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TALLOEN, D., Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 144 pp. – ISBN 90 4651 279 1


    Tot voor kort waren oudere mensen in Vlaanderen hoofdzakelijk van Belgische herkomst. Daar is sedert een tiental jaren verandering in gekomen. Steeds meer mensen die afkomstig zijn uit een ander land worden in België oud. Veel gastarbeiders uit de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn al in de pensioengerechtigde leeftijd, en steeds meer onder hen worden zorgbehoeftig.


    Deze mensen komen meestal uit een cultuur van uitgebreide gezinnen waar de zorg voor oudere mensen traditioneel aan de familie toevalt, en bij voorkeur aan de kinderen. Maar nu leven ze in een maatschappij van gemeenschappelijke voorzieningen die zij niet kennen. Hun kinderen zijn in veel gevallen ook niet in staat hen de zorg te bieden die zij kennen uit hun thuisland. De dienst- en zorginstellingen in Vlaanderen worden dus geconfronteerd met een toenemende vraag naar zorg op maat van allochtone ouderen. Ook deze mensen hebben immers recht op zorg met kwaliteit.


    In dit boek worden de ervaringen met het ervaringen in het werken met allochtone ouderen in Vlaanderen en Brussel gebundeld. Het biedt een basis voor wie een bijdrage wil leveren aan diversiteit binnen de dienst- en zorgverlening voor ouderen.

    De auteur wil het thema ruimere bekendheid geven, en mogelijke oplossingen formuleren voor kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening aan iedereen, en aan allochtone ouderen in het bijzonder. Vooral de ouderen van Turkse en Marokkaanse herkomst vormen immers een risicogroep. In dit boekje wordt ook duidelijk gemaakt waarom dit zo is.


    Een en ander heeft te maken met culturele factoren, zoals religie en gebruiken. Toch relativeert Talloen het begrip cultuur: dit wordt veel te vaak van stal gehaald. Hij bespreekt dan ook enkele bezwaren tegen het teveel culturaliseren van de problemen. Allochtone ouderen hebben in de eerste plaats te maken met ouder worden, en dat stelt iedere mens voor dezelfde opgaven.


    Aan de nodige kennis, vaardigheden en attitudes van de zorgverleners wordt in het boekje ruim aandacht besteed. Het eindigt met een uitgebreid praktijkhoofdstuk. Daarin worden verschillende initiatieven van interculturele dienst- en zorgverlening aan allochtone ouderen uitgelegd en geïllustreerd. Hier wordt duidelijk dat de zorg voor allochtone ouderen ook in het voordeel is van de zorgverlening aan alle ouderen. De auteur besluit met een aantal suggesties voor het beleid en een lijst van nuttige adressen.


    Het boekje is verzorgd gepresenteerd, duidelijk gestructureerd en vlot leesbaar. Af en toe ergerde ik me toch aan slordig taalgebruik. Gelukkig gaat het hier om schoonheidsfoutjes. Hoe dan ook een instructief werkje, en een must voor wie nu of in de toekomst met allochtone ouderen te maken heeft.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote beschavingsoorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FISK, R., De grote beschavingsoorlog. De verovering van het Midden-Oosten. (Vert. The Great War for Civilisation) A’dam, Ambo/Anthos, 2006 (3e dr.), 1437 pp. – ISBN 90 8549 001 4


    Alle oorlogen worden uitgevochten in naam van de beschaving. Ze hebben grootse doelen: tegen de internationale terreur, tegen het Kwaad, om het land te zuiveren van terrorisme, voor een nieuwe wereldorde. Maar wie in de oorlog zit merkt bedroevend weinig van beschaving. Oorlog is een diep vat vol ellende. Oorlog gaat niet in de eerste plaats over winnen en verliezen, maar over lijden en dood. Oorlog is, aldus Robert Fisk, het ultieme falen van de menselijke geest. Oorlog is de arrogantie van de macht.

    Dit is de hoofdteneur van het imposante werk van Robert Fisk. Als Midden-Oostencorrespondent voor de Britse krant The Independent is hij gedurende meer dan 30 jaar getuige geweest van de talrijke gruwelijke oorlogen in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten.


    In De grote beschavingsoorlog kijkt hij terug op deze woelige periode, en probeert hij een samenhang te vinden in al de gebeurtenissen en herinneringen uit de tijd waarin hij het te druk had met in leven te blijven. Volgens Fisk vloeit de tragische recente geschiedenis van het Midden-Oosten voort uit de verdragen die tussen de toenmalige machthebbers werden gesloten na de Eerste Wereldoorlog, die de Grote Beschavingsoorlog werd genoemd. Hun ambities hebben geleid tot het trekken van kunstmatige grenzen en staten, waardoor hele volkeren werden uiteen getrokken en kapot gemaakt. Dit leidde weer tot de talrijke conflicten en oorlogen van de afgelopen en huidige eeuw in dat gebied. De hele moderne geschiedenis van het Midden-Oosten berust op een opeenstapeling van historisch onrecht en historische vergissingen van de laatste eeuw.  En als men dit inziet, dan krijgt men een verklaring voor het feit dat zoveel Arabieren het Westen zijn gaan haten.


    Het boek van Robert Fisk is een levendig, dramatisch, ontnuchterend, persoonlijk en vaak ontroerend verslag van een correspondent in een gebied dat al decennialang door oorlog wordt geteisterd. Hij heeft deze gebeurtenissen van zeer dichtbij meegemaakt, van de Russische bezetting in Afghanistan tot en met de Amerikaanse bezetting van Irak. Hij verschaft geen strikt historische analyse van de gebeurtenissen, maar legt heel veel feiten en verbanden bloot die ons door de westerse pers nooit werden verschaft. Hij was getuige van het vele onrecht en de verschrikkelijke ellende van miljoenen mensen in het Midden-Oosten die onschuldig lijden onder list, bedrog, verraad en hypocrisie van de machthebbers van verschillende pluimage


    Fisk steekt zijn verontwaardiging over deze gruwelijkheden, gewelddadigheden en onrechtvaardigheden niet onder stoelen of banken. Zijn boek is een aanklacht tegen en afrekening met leugenachtige journalistiek die de taal van de machthebbers kritiekloos overneemt. Het is het schokkende relaas van een moedige en integere journalist die altijd op zoek was naar de waarheid en die tot op de bodem wilde uitspitten. Want als wij dat niet doen, zo zegt hij zelf, “dan dragen wij bij aan precies die vooroordelen die er juist voor zorgen dat er oorlogen ontstaan.” (p. 370)


    Het lezen van dit boek heeft behoorlijk wat tijd gevraagd. Het is een dikke turf, bovendien in kleine druk gezet. Het verhaal is weliswaar vlot en meeslepend geschreven, maar het is vaak moeilijk om in dit uitgebreid relaas met de vele details door de bomen het bos nog te zien. 


    Bij het lezen over zoveel ellende overviel mij bovendien geregeld een gevoel van machteloosheid. Maar het was de moeite meer dan waard, omwille van de herkenning, het medeleven en de nieuwe inzichten. 


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dit is psychoanalyse
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHALKWIJK, F., Dit is psychoanalyse. A’dam, Uitg. Boom, 2006, 359 pp. – ISBN 90 8506 242 X


    Psychoanalyse, het woord alleen al roept de meest verscheidene associaties op, van kritiekloze adoratie tot onverholen afkeer. Ongelooflijk veel mensen hebben er wel op een of andere manier over gehoord, en allerlei psychoanalytische begrippen, zoals projectie, ego of onbewuste, zijn in het alledaagse taalgebruik ingeburgerd en worden gebruikt om psychische verschijnselen te verduidelijken, vaak op een foutieve wijze.


    Schalkwijk wil de niet-ingewijde lezer, die een beter zicht wil krijgen op de psychoanalyse, wegwijs maken in de essentie van de psychoanalyse en in het bijna onoverzichtelijke kluwen van scholen en stromingen daarbinnen. Zeker het laatste is geen sinecure, want na Freud is de psychoanalytische leer zo uitgewaaierd dat de meest recente loten aan de boom door sommigen al geen psychoanalyse meer worden genoemd.


    Schalkwijk besteedt daarom terecht eerst aandacht aan de typisch psychoanalytische manier van denken: de aandacht gaat naar de individuele emotionele belevingen van mensen en de betekenissen die zij daaraan toekennen. Voor die betekenissen gaat de psychoanalyse terug naar het verleden, gebeurtenissen en relaties in de kindertijd. In het eerste deel bespreekt Schalkwijk de uitgangspunten van de psychoanalyse. Hij verheldert een aantal gangbare begrippen en verdiept zich in de emotie schaamte. Dit is een zeer boeiend en inzichtelijk onderdeel.


    Evenzeer boeiend is zijn verheldering van de psychoanalytische praktijk. Hij bespreekt een langdurige psychoanalytische behandeling en de minder intensieve en kortdurende psychoanalytische psychotherapie. Het is wel jammer dat hij niet verduidelijkt waarom de eerste vorm niet ook gewoon als psychotherapie wordt beschouwd. Blijkbaar zit er toch een elitair tintje aan de klassieke sofa-analyse.


    In de andere delen van het boek gaat de aandacht naar achtereenvolgens de geschiedenis van de psychoanalyse, met de focus op een paar ‘afwijkende’ coryfeeën (Adler, Jung, Fromm en Lacan), de verschillende vertakkingen en nieuwste trends in theorie en praktijk, en de relatie met wetenschappelijk onderzoek. Daarbij schuwt hij, als psychoanalyticus, geen kritische bedenkingen, al gaat hij daarin naar mijn mening niet ver genoeg. Deze delen zullen misschien niet zo interessant zijn voor de doorsnee-lezer en ze zijn ook niet zo onderhoudend geschreven als de vorige.


    Tot besluit verheldert Schalkwijk zijn eigen psychoanalytische visie. Dit roept natuurlijk vragen op over de geldigheidswaarde van de hele psychoanalytische invalshoek. Als zoveel verschillende practici hun eigen weg gaan, weliswaar binnen een summier gemeenschappelijk kader, in hoeverre kan je dan nog spreken over een bepaald soort psychotherapie?


    Hoe dan ook is dit een instructief samenvattend werk over een controversiële psychotherapeutische stroming. Het boek bevat een uitgebreide literatuurlijst, een namen- en zakenregister. Een lijst van de gangbare psychoanalytische terminologie ontbreekt, maar was ook nuttig geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meneer doktoor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VANDEKERCKHOVE, P., Meneer Doktoor. Verhalen over leven en dood, lijf en lust 1937-1964. Roeselare, Roularta Books, 2006, 405 pp. – ISBN 90 5466 927 6


    Weet u dat de huisdokter in 1945 over hooguit 15 geneesmiddelen beschikte om de meest verscheidene ziekten aan te pakken? Hoe was het om per fiets bij nacht en ontij op huisbezoek te gaan naar afgelegen boerderijen langs slecht onderhouden niet-verharde wegen?


    Vroeger spraken de mensen niet over de dokter, maar over ‘meneer den docteur’. De huisdokter van voor en na de Tweede Wereldoorlog deed zowel bevallingen als kleine operaties. Hij was ook biechtvader, apotheker, verpleger, ambulancier, psycholoog, maatschappelijk werker en financiële raadgever. De mensen hadden een blind vertrouwen in hun huisdokter. Dit alles is veranderd met de opkomst van de moderne geneeskunde.


    Peter Vandekerckhove heeft 62 dokters, ouder dan 75 jaar, geïnterviewd.

    Zijn boek is een verzameling prachtige en soms humoristische verhalen over de geheimen van het dokterskabinet. De meest verscheidene thema’s komen aan de orde, van kwakzalvers over de medicamenten, de rol van de kerk, tot de studies en de cadeaus van de farmaceutische industrie.


    Voor wie zich deze tijd nog herinnert zal er veel herkenning zijn, voor de jongere lezers is het een leuke en leerrijke kennismaking met het dagelijks leven van ouders en grootouders. En het boek is zeer vlot geschreven en leest als een trein.


    ©  Minervaria

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De naakte vrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MORRIS, D,, De naakte vrouw. Een studie van het vrouwelijk lichaam. (Vert. The Naked Woman) Houten, Uitg. Unieboek, 2005, 288 pp. – ISBN 90 269 6574 5


    De bekende zoöloog Desmond Morris heeft iets met naakt. Na zijn studie van het menselijk lichaam in De naakte aap, heeft hij zich toegelegd op het lichaam van de vrouw. De vrouw heeft gedurende haar evolutie enorme veranderingen ondergaan, veel meer dan de man. Het resultaat is volgens Morris een prachtig lichaam, dat het voorlopig eindpunt is van miljoenen jaren evolutie. Het vrouwenlichaam zit vol verbazingwekkende aanpassingen en subtiele verfijningen. Het uitgangspunt en referentiekader van Morris is de evolutietheorie: het (vrouwelijk) lichaam heeft die kenmerken gekregen in functie van de voortplanting van de menselijke soort. Sommige van die kenmerken zijn nu minder belangrijk geworden.


    Toch hebben culturen op zowel aangename als pijnlijke wijze geprobeerd om de vrouw nog mooier te maken dan ze van nature al is. Veel van die ingrepen wortelen in de mannelijke dominantie, die niet in overeenstemming is met de ontwikkeling van de soort Homo Sapiens in de loop van miljoenen jaren.

    In zijn boek belicht Morris drieëntwintig delen van het vrouwelijk lichaam, elk daarvan krijgt een hoofdstuk toebedeeld. De meeste daarvan zijn niet specifiek vrouwelijk, maar ze verschillen toch in een aantal opzichten van hun mannelijke tegenhanger. Morris beschrijft van elk lichaamsdeel eerst de opmerkelijke biologische kenmerken, en daarna hoe die benadrukt of verdrongen zijn, uitvergroot of juist verkleind in functie van het verhogen of verbergen van de seksuele aantrekkingskracht. Voor veel thema’s mis ik echter een vergelijking met de mannelijke tegenhanger, waardoor het specifiek vrouwelijke minder uit de verf komt.


    Morris heeft zich goed gedocumenteerd, en presenteert veel interessante weetjes over biologische kenmerken en culturele gebruiken en hun oorsprong. Hij legt ook verbanden waar je die niet meteen zou zien. Hij hanteert een eenvoudige taal, en daardoor leest het boek vlot. Het is een soort naslagwerk, wat het voordeel biedt dat je het niet in een keer hoeft uit te lezen om de gedachtegang te kunnen volgen. Alle onderwerpen worden geïllustreerd met mooie en treffende foto's.


    Hij heeft echter gekozen voor kwantiteit, maar naar mijn mening is dit ten koste van de diepgang gegaan. De uitwerking van het thema blijft nogal oppervlakkig en vooral voor de typisch vrouwelijke kenmerken herhaalt hij eigenlijk wat hij al in De naakte aap schreef.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Consumensjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BOTTELBERGHS, I., Consumensjes. Over kinderen, reclame en communicatie. Leuven, Lannoo/Campus, 2007, 134 pp. – ISBN 90209 6937 5


    Kinderen worden op steeds jongere leeftijd geconfronteerd met en aangesproken door merkproducten en reclame. Ze zijn de ‘consumensjes’,  een bijzonder gegeerde doelgroep binnen marketing en communicatie. Ze hebben immers heel wat ‘spending power’, want ze kopen hun spullen zelf én ze hebben invloed op de aankopen die hun ouders doen. De kleinsten zijn ontdekt en er worden grote sommen geld tegenaan gegooid om ze zoveel mogelijk te laten consumeren. Want kinderen zijn zeer beïnvloedbaar én de consumenten van de toekomst. Marketing gericht op kinderen is nog altijd een van de snelst groeiende commerciële activiteiten. En het werkt. Maar vanuit sociale en educatieve hoek komt allengs meer weerstand tegen de ‘kidsmarketing’.


    Ingrid Bottelberghs, zelf reclamemaker, ziet dit graag genuanceerder. Zij gaat ervan uit dat kinderen niet zomaar overgeleverd zijn aan de grote boze reclamewereld. Zij zijn veel mondiger en kritischer dan algemeen gedacht wordt, en verplichten hun ouders om anders te denken. Bovendien leven we nu eenmaal in een commerciële wereld en steeds groeiende consumptiemaatschappij. Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk om kinderen daar helemaal voor af te schermen.


    Bottelberhgs staat in voor het dagelijks management van de kinderafdeling van een reclamebureau. Zij meent dat het mogelijk is om reclamecampagnes te maken waarin een product wordt aangeprezen met respect voor de kinderen zelf en hun belevingswereld. Reclame kan ook op een eerlijke en informatieve manier, vindt zij, met respect voor de consumensjes en voor de ouders.

    In dit boek wil ze duidelijk maken hoe reclamemakers creatieve concepten kunnen ontwikkelen die in de eerste plaats rekening houden met de belevingswereld en de communicatievoorkeuren van de kinderen zelf. Voorwaar een nobel streefdoel! Als kritische consument was ik benieuwd.


    Bottelberghs staat eerst stil bij de trends in het consumentengedrag van kinderen, en geeft daarna een overzicht van de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Dit verschaft haar een checklist voor de aandachtspunten waarop reclame voor kinderen zich kan richten. Daarna gaat ze na hoe je de ouders, die tenslotte het geld verschaffen, ook kan bereiken. Aandacht gaat natuurlijk ook naar strategieën om de consumensjes te veroveren. Tenslotte geeft ze kort verslag van een aantal campagnes die haar reclamebureau met behulp van voorgaande inzichten heeft verzorgd.


    Van een dergelijk boekje moet je natuurlijk geen maatschappijkritische invalshoek verwachten. Als je ervan uitgaat dat een maatschappij zonder kindgerichte reclame niet (meer) denkbaar is, dan kan je er inderdaad naar streven om die zo kindvriendelijk mogelijk te maken. Maar wat is kindvriendelijk? Bottelberghs zwaait graag met uitdrukkingen als ‘respect voor de authenticiteit’ van het kind, maar legt nergens helder uit wat ze daarmee bedoelt. Met voldoende kennis over de ontwikkeling van het kind en zijn belevingswereld kan je het een kind beïnvloeden met het oog op zijn welzijn, maar het evenzeer manipuleren om je eigen doelen te bereiken. Het zal toch duidelijk zijn dat reclamemakers zich niet bezig houden met de eerste doelstelling.


    Met haar bondige overzicht van de ontwikkeling van het kind biedt Bottelberghs reclamemakers een paar waardevolle hints. Toch is naar mijn mening de informatie voor deze doelgroep veel te bondig. Zij wil zich immers niet teveel door concurrerende reclamebureaus in de kaarten laten kijken. De andere betrokkenen, de ouders, kunnen anderzijds toch ook niet veel met de inhoud, want er wordt zeer weinig uitleg gegeven over de manier waarop campagnes worden gevoerd en uitgebouwd.


    Het is misschien ook veelzeggend dat de illustraties in meerderheid betrekking hebben op reclame voor educatieve programma’s. Ze zijn wel geschikt om aan te tonen hoe je reclame kan afstemmen op de belevingswereld van het kind. Maar het is niet moeilijk om de campagnes voor dergelijke evenementen te voeren met ‘respect’ voor de ‘authenticiteit’ van het kind. Ik ben benieuwd hoe dat lukt in campagnes voor ‘platte’ consumentenproducten. Een paar voorbeelden kunnen mij niet overtuigen. Bottelberghs wil echter aantonen dat het ook ‘anders’ kan. Dan zullen cijfers over omzet de belanghebbenden waarschijnlijk meer aanspreken, en die geeft ze natuurlijk niet.


    Omdat het een vlot leesbaar boekje is, met een aantrekkelijke lay-out, kost het weinig moeite om het door te nemen. Zo maakte ik ook kennis met het vaak opgefokte taalgebruik in de marketingwereld, bijvoorbeeld de term ‘kids’ voor ‘kinderen’. Wie echter een kritische blik verwacht op reclame voor kinderen komt in dit boekje zeker niet aan zijn trekken.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe match ik met mijn kind?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHENK, C., Hoe match ik met mijn kind? A’dam, Uitg. Ploegsma, 2007, 157 pp. – ISBN 90 216 1880 7


    Opvoeden in je eigen stijl en toch rekening houden met je kind, kan dat wel? Want iedereen is anders. Waar jij als ouder misschien van afwisseling houdt, heeft je kind het graag rustig of andersom. Soms heeft je kind dezelfde voorkeur als jij, maar vaak ook niet. De meeste tijd gaat dat prima samen, maar af en toe botsen de karakters flink.

    Het effect van die botsingen kan groot zijn. De soms kleine verschillen tussen ouders en kinderen kunnen uitgroeien tot een kloof. Hoe ga je daar goed mee om?


    Cees Schenk begeleidt al vijfentwintig jaar veranderingen in bedrijven, bij teams en individuele werknemers. Zijn methode steunt op de cognitieve gedragstherapie en de oplossingsgerichte therapie. Op basis van deze ervaringen ontwikkelde hij een aanpak voor opvoeders: de BONZ-methode. Die staat voor Bewust Opvoeden Naar Zelfstandigheid.  Opvoeden volgens BONZ is dus gericht op het zoeken van efficiënte oplossingen voor opvoedingsproblemen. Het zoeken naar oorzaken is volgens Schenk minder belangrijk. Je kan beter kijken naar de wijze waarop je als opvoeder handelt en dit gedrag bijstellen zodat het effectiever wordt.


    Daarvoor is het in de eerste plaats nodig dat je als ouder nadenkt over het eigen gedrag en dit probeert af te stemmen, te matchen met dat van je kind. Want opvoeden is vooral doen. Veranderingen moeten dus in de eerste plaats gedragsveranderingen zijn. Het enige dat we immers van elkaar zien is gedrag. Wat er achter dat gedrag schuilgaat kunnen we hooguit vermoeden. Toch menen we vaak de denkbeelden en gevoelens van anderen te kennen, en gaan we hun gedrag razendsnel interpreteren en elkaar beoordelen. Dit leidt heel vaak tot onnodig onbegrip, vooral als de persoonlijke gedragsstijl van ouder en kind verschillen.


    In dit boek krijg je inzicht in wat belangrijk is om je eigen opvoedingsgedrag af te stemmen op je kind, zodat botsende karakters geen oorzaak hoeven te worden voor een groeiende afstand tussen ouders en kinderen. Door middel van theorie, maar vooral oefeningen krijg je inzicht in je eigen opvoedstijl, hoe je die kan ontwikkelen en verfijnen én vooral afstemmen op de stijl van je kind. Met gerichte tussenkomsten kan je ook proberen de stijl van je kind te veranderen, uit te breiden en te verfijnen, zodat het ook zijn gedragsrepertorium verruimt.


    Respect voor de eigen stijl van zowel ouder als kind staat daarbij centraal. Het is vooral een praktisch boek, met veel tips en buikbare schema’s om jezelf te trainen en doelgericht actie te ondernemen in heel verscheidene opvoedingssituaties. Opvoeden hoeft niet moeilijk te zijn, als men zich maar richt op afstemming op elkaar.


    Het is geschreven in eenvoudige taal, en leest enorm vlot. Een waardevol werkboek over opvoeden, een aanrader. Bovendien zijn, mits aanpassing, de inzichten en methode ook toepasselijk op andere dan opvoedingssituaties.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dood van mijn vader
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    McKERNAN, R., De dood van mijn vader. Over medische wetenschap, liefde en verlies. (Vert. Billy’s Halo. Love, science and my fathers dead) A’dam, A. de Jonge, 2007, 303 pp. – ISBN 90 501 8804 3


    Wat heb je aan wetenschappelijke kennis als je op het punt staat een dierbare te verliezen? Wat baat het dat je veel weet over hersenen, de chemische stoffen die er circuleren en hoe dat allemaal werkt, als je vader doodziek wordt en gaat sterven? Kunnen deze inzichten je ook maar beetje helpen om dat allemaal te verwerken en een plaats te geven?

    Wetenschap kan liefde immers niet reduceren tot een patroon van neuronenactiviteiten en geen verdriet uitdrukken als een wiskundige formule. Wetenschap houdt zich bezig met het bestuderen en verklaren van feiten. Wij gaan er dan ook snel van uit dat wetenschap en emoties niets met elkaar te maken hebben. Toch komt deze kennis pas echt tot leven dankzij het persoonlijke, wanneer de wetenschap ons raakt in ons eigen leven. Dan raken wetenschap en emotie nauw verweven.


    Dit heeft Ruth McKernan zeer dichtbij ervaren. Zij is hoofd van de onderzoeksafdeling van een groot farmaceutisch centrum en hoogleraar aan het London Institute of Psychiatrie. In dit boek beschrijft ze het laatste levensjaar van haar vader. De ziektegeschiedenis van haar vader brengt haar in contact met haar herinneringen, hoe de ziekte van haar vader evolueert, de complicaties, de prognose. Elk onderdeel van dat verhaal krijgt een pendant in haar wetenschappelijke kennis: het geheugen, het bewustzijn, stamcellen, de genen, bacteriën. Deze thema’s vormen meteen de indeling van het boek. Door haar persoonlijke verhaal te verbinden met wetenschappelijke thema’s probeert ze greep te krijgen op haar eigen emoties.


    Maar, zoals ze zelf schrijft op bladzijde 295: “het feit dat ik wetenschapper ben heeft me nergens voor behoed; het was geen schild tegen het noodlot, geen bescherming tegen verdriet. Dat ik wist hoe emotie ons geheugen beïnvloedt, kon de beelden van die paar laatste ademtochten niet op een afstand houden. Dat ik wist hoe genen en ontwikkeling gezamenlijk onze persoonlijkheid vormen, kon er niet voor zorgen dat ik meer van mijn vader hield. Wat we ook allemaal van de menselijke geest weten, verandert niets aan wie we zijn.”

    Toch heeft ze in de wetenschap een manier ontdekt om haar vader als onsterfelijk te beschouwen. Een wetenschappelijke kijk staat immers niet haaks op menselijkheid, ze is ermee verweven en biedt ook troost.


    Het boek houdt het midden tussen een roman en een wetenschappelijke verhandeling. Het leest dan ook zeer vlot, en de inhoud is voor iedereen herkenbaar. Ruth McKernan slaagt er in om complexe wetenschappelijke onderwerpen toegankelijk te maken voor een groot publiek. En wat Bill Bryson op de voorpagina zegt is werkelijk zo. Het is een prachtig boek, ontroerend en betoverend.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De weermakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FLANNERY, T., De weermakers. (Vert. The Weather Makers. The History and Future Impact of Climate Change) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2006, 325 pp. – ISBN 90 450 1385 1


    Moeten we ons zorgen maken over de toekomst van ons klimaat? Dertig jaar geleden lagen de experts nog met elkaar overhoop of de aarde nu juist warmer dan wel kouder werd. Ondertussen is het pleit beslecht: de aardatmosfeer wordt warmer. Alpiene milieus bijvoorbeeld worden overal ter wereld bedreigd, de permafrost in het hoge Noorden is op bepaalde plaatsen aan het ontdooien.


    Over de oorzaak van de opwarming zijn de meeste klimatologen het eens: er is teveel koolzuurgas in de atmosfeer. Volgens hen is dit het gevolg van luchtverontreiniging door het gebruik van fossiele brandstoffen: steenkool, olie en aardgas. Toch zijn er ook deskundigen die deze stelling willen relativeren. In zijn recent bekroonde boek  De menselijke maat legt Kroonenberg uit waarom. Over de mogelijke aanwijzingen en gevolgen van de klimaatverandering bestaat nog meer onenigheid.


    De paleontoloog Tim Flannery
    hoort bij de eerste groep. Hij wil de lezer verduidelijken hoe koolstofuitstoot aan de basis ligt van de opwarming van de aarde, en het klimaat ingrijpend zal doen veranderen. Hij spit het thema uit met behulp van gegevens uit zeer verscheidene wetenschappelijke disciplines.


    Flannery pakt het probleem systematisch aan. Een bondig overzicht van de geschiedenis van klimaatveranderingen op aarde moet ons op weg zetten. Daarna beschrijft hij hoe de recente opwarming van de aarde zich in verschillende gebieden manifesteert en wat we nog kunnen verwachten. Verwachtingen moeten echter gebaseerd zijn op betrouwbare voorspellingen. Dus legt hij ook uit hoe klimaatmodellen worden opgesteld en gehanteerd, en welke zekerheid zij bieden. 


    Ingrijpen op de koolstofuitstoot heeft echter economische en politieke implicaties. Klimaatverandering is een wereldprobleem, en alle landen moeten het erkennen en maatregelen nemen. Dit loopt niet gesmeerd, onder andere omdat machtige geïndustrialiseerde landen als Australië en Noord-Amerika hun eigen kortetermijnbelangen vooropstellen. Flannery licht een tipje van de sluier over de machinaties achter het Kyoto-verdrag en andere klimaatovereenkomsten. Als de machthebbers het probleem niet met vereende krachten zullen aanpakken, en men het te ver laat komen, is volgens Flannery de installatie van een wereldwijd controlerend machtsorgaan onontkoombaar.
    Het zal de enige uitkomst zijn voor een politiek van afwachten, maar tegelijk een belangrijke aanslag op de individuele vrijheid. We kunnen dat vermijden door nu op vrijwillige basis aan wereldwijde samenwerking te doen.

    I
    n de afgelopen decennia werden voor de koolstofuitstoot verschillende oplossingen bedacht. Flannery bespreekt elke aanpak met kosten en baten, voor- en nadelen. Voor hem is alleen de overschakeling naar duurzame energiebronnen op korte en lange termijn de enige goede oplossing. In een laatste hoofdstuk stelt hij voor wat ieder van ons hier en nu al kan doen. Elke keer immers, als we in de auto stappen, het licht aandoen, eten koken of het licht aandoen maken we CO2 aan. Door rationeel energieverbruik kan iedere burger een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van het klimaat op aarde.


    Flannery verheldert moeilijke materie op een boeiende, begrijpelijke en inzichtelijke wijze. Hij heeft zich zeer degelijk en veelzijdig gedocumenteerd. Hoewel hij een klimaatactivist is, vermijdt hij stemmingmakerij, en probeert hij vooral objectieve informatie te verschaffen. Er is dan ook een uitgebreide bronnenlijst opgenomen en een namenregister.


    Voor een kritische leek is het moeilijk om uit te maken in hoeverre de gegeven informatie werkelijk klopt. Dagelijks zijn er trouwens nieuwe wetenschappelijke bevindingen die vroegere hypothesen kunnen wijzigen of ontkrachten. Bovendien is Flannery in klimatologisch wereldje een omstreden figuur: als paleontoloog wordt hij er immers als niet onderlegd beschouwd, als activist als te weinig objectief. Maar ook wie zich niet wil laten meeslepen in de klimaathype, maar toch goed geïnformeerd wil zijn, zal in dit boek heel wat kunnen opsteken.
     


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ziektemakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BLECH, J., De ziektemakers. Hoe wij tot patiënt gemaakt worden. (Vert. Die Krankheitserfinder. Wie wir zu Patienten gemacht werden) A’dam, Wereldbibliotheek, 2005, 191 pp. – ISBN 90 284 2021 5


    In een Frans bergdorpje gaat de oude dorpsdokter met pensioen. Een jonge arts, Knock geheten, neemt zijn plaats in. Binnen de kortste keren heeft hij een bloeiende praktijk. Zijn recept? Hij praat de mensen hun gezondheid uit het hoofd. Elke dorpsbewoner die het kabinet van Knock binnen gaat, komt er buiten met een of andere kwalijke ziekte onder de leden. Want Knock handelt in ziekte. Zijn devies luidt: “Elke gezonde mens is een zieke die nog niet weet dat hij ziek is”.


    Het toneelstuk Knock of de triomf van de geneeskunst uit 1923 van de Franse schrijver Jules Romain wordt tot op de dag van vandaag in de scholen gelezen en vertoond. Toen was het fictie, vandaag is het echter bloedige ernst. De moderne geneeskunde praat mensen hun gezondheid uit het hoofd. Ze maakt de mens wijs dat de natuur hem met steeds met nieuwe ziektes geselt die alleen door artsen te genezen zijn. Gezondheid wordt tot een toestand gemaakt die niemand meer kan bereiken.

    Tegenwoordig vinden farmaceutische ondernemingen en medische belangengroepen kwalen uit.

    Jörg Blech, bioloog en wetenschapsjournalist, laat in zijn boek zien hoe de uitverkoop van de gezondheid in zijn werk gaat en hoe we ons daartegen kunnen beschermen. Hij verzet zich niet tegen de farmaceutische industrie en de moderne geneeskunde als zodanig . Zolang zij zich bezig houdt met het voorkomen en behandelen van werkelijke ziekten,  heeft ze haar nut ruimschoots bewezen. Echte ziektes moeten niet gebagatelliseerd worden.


    Ziekte is echter een industrieel product geworden. Voor elke ziekte is er een pil, en steeds vaker voor elke pil een nieuwe ziekte. Het leven zelf wordt gemedicaliseerd. Normale levensprocessen als zwangerschap en ouderdom, en persoonlijke en sociale problemen als bang of verdrietig zijn worden als medische problemen bestempeld. Risico’s worden tot ziektes verklaard, zeldzame symptomen opgeblazen tot een om zich heen grijpende epidemie, en onschuldige symptomen uitgeroepen tot voorboden van zware ziektes. Het gevolg is een steeds groeiende reeks van overbodige therapieën. Dit kost enorm veel aan de ziekteverzekering, waardoor de middelen om echte ziekten te bestrijden worden beperkt.


    Gelukkig verzetten steeds meer artsen zich tegen de medicalisering van het leven, in gang gezet door de industrie en haar medische handlangers. Ook de gewone mens kan een en ander doen om het eigen leven uit de medische sfeer te houden. Volgens Blech is een goed geïnformeerde en kritische mens het best opgewassen tegen de opdringerige marketingstrategieën van de moderne geneeskunde. Wie aan een ziekte lijdt moet naar de dokter gaan. Maar alle anderen zouden moeten weerstand bieden tegen de verleiding zich door ziektemakers in de luren te laten leggen.


    Blech pleit daarom voor meer scepsis tegenover de medische wereld: aan een kritische en geïnformeerde persoon is het moeilijker een overbodig product te slijten. In het laatste hoofdstuk geeft hij daarvoor een aantal suggesties. Ik vraag me af in hoeverre dit realistisch en haalbaar is. Als het om hun gezondheid gaat spelen mensen immers graag op veilig. De meesten nemen liever een pil teveel dan een te weinig, ook al haalt het niets uit. Toch is het belangrijk om de kat de bel te blijven aanbinden.


    Je vraagt je bij het lezen van De ziektemakers geregeld af of de situatie werkelijk zo ernstig is als Blech die voorstelt. In het nawoord relativeert Ivan Wolffers toch een en ander. Hij wijst erop dat de situatie in Duitsland niet zonder meer van toepassing is in andere landen. Niet in alle landen is het geneesmiddelengebruik zo hoog. De farmaceutische industrie is in Duitsland immers zeer machtig. Verder is ziekte ook cultuurgebonden: bepaalde syndromen komen alleen voor in bepaalde landen of taalgebieden. En tenslotte lukt het de industrie ook niet altijd om nieuwe ziektes ingevoerd te krijgen. De gewone mens slikt immers niet alles op commando.


    Toch is het boek van Blech een aansporing om ook inzake gezondheid en ziekte als kritische consument te handelen. Het kan geen kwaad je af te vragen en je te informeren welke preventieve onderzoeken echt zinvol zijn, of bepaalde medicatie echt wel nodig is, of inname van supplementen iets bijbrengt. Blech neemt daartoe op het einde van zijn boek een interessante checklist op.

    Blech heeft voor zijn boek degelijk onderzoekswerk gedaan, er is een ruime bronnenlijst en het werk leest vlot.

    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gladiatoren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MEIJER, F., Gladiatoren. Volksvermaak in het colosseum. A’dam, Atheneum - Polak & Van Gennep, 2003, 253 pp.


    Gladiatorenshows waren gruwelijk en wreed, maar mateloos populair in Rome. Vanaf de derde eeuw v.C. hebben miljoenen toeschouwers zich vergaapt aan het spel met de dood in de arena. Vooral na de inwijding van het Colosseum waren de shows van een ongekende omvang.


    Meijer beschrijft de gladiatorengevechten en alles wat daarbij hoorde. De gladiatorenshows waren het hoogtepunt van een dagvullend programma, dat bestond uit 3 onderdelen: in de ochtenduren vochten allerlei wilde dieren tegen elkaar of werden door gladiatoren bejaagd, over de middag vonden tallozen de dood in brute of kunstig opgezette executies, in de namiddag streden gladiatoren tegen elkaar. Er wordt ook aandacht besteed aan de vraag wat er na afloop van de voorstelling gebeurde met de talrijke lijken en kadavers.


    De auteur is eigenlijk op zoek naar een antwoord op de vraag wat de aantrekkingskracht uitmaakte van deze bloedige shows voor de Romeinen van deze tijd. Hij heeft het echter niet gevonden. Misschien ligt het wel in de aard van de mens? In een zeer sprekende inleiding trekt hij paralellen met de hedendaagse vormen van geweld door mensen op mensen. Verder in het boek laat hij zien hoe ook moderne heersers zich in hun grootheidswaan lieten leiden door de geschiedenis van de Romeinse keizers. Nil novum sub sole?


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!