WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    13-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Basisboek cognitieve therapie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BECK, J.S., Basisboek cognitieve therapie. (Vert. Cognitive Therapy: Basics and Beyond) Baarn, Uitg. Intro, 1999, 311 pp. – ISBN 90 5574 116 7


    Beck is directeur van het Beck Institute for Cognitive Therapy and Research in Philadelphia en doceert aan de universiteit van Pennsylvania. Zij heeft dit boek geschreven voor een brede groep geïnteresseerde hulpverleners, zowel met weinig als veel ervaring in de cognitieve therapie. Haar bedoeling is een overzicht te bieden van de grondbeginselen en de fundamenten voor de praktijk van de cognitieve therapie. Het is bedoeld als handboek voor cognitief therapeuten, dat de gesuperviseerde praktijkervaringen aanvult.


    De cognitieve therapie heeft zich de laatste jaren zeer sterk ontwikkeld. Ze werd rond 1960 aan de Universiteit van Pennsylvania ontwikkeld door Aaron T. Beck. Cognitieve therapie is een van de weinige vormen van psychotherapie die empirisch gevalideerd zijn. De effectiviteit ervan voor de behandeling van zeer verscheidene psychische problemen en stoornissen is door verschillende onafhankelijke onderzoekers bevestigd.


    De cognitieve stroming in de psychologie gaat ervan uit dat onze emoties en gedrag worden bepaald door gedachten over onszelf en onze situatie. Vervormde of disfunctionele denkgewoonten vormen de essentie van de meeste psychische problemen of stoornissen. Met dergelijke denkgewoonten gaan mensen hun ervaringen stelselmatig vooringenomen interpreteren. Als cliënten daar zicht op krijgen, en andere denkgewoonten aanleren, dan blijken symptomen vrij vlug te verminderen en voorgoed weg te blijven. De werkwijze van de cognitieve therapie is dus niet gericht op het verleden maar op het hier-en-nu.

    De cognitieve therapie stelt zich niet als doel alle problemen van een cliënt op te lossen. Dit is immers niet mogelijk. In de therapie worden de cliënt methodes en technieken aangeleerd waarmee hij zelf zijn problemen kan aanpakken. Mensen leren dus hoe zij hun eigen therapeut kunnen worden, door het gebruik van cognitieve en gedragsmatige methodes en probleemoplossingstrategieën. Deze methodes zijn vooral bruikbaar bij depressieve klachten en angststoornissen, maar kunnen ook bij andere psychische klachten toegepast worden.


    In dit boek komt nagenoeg alles aan de orde voor het opzetten van een cognitieve therapie, van de eerste sessie tot en met de afronding. Er wordt een schat aan cognitieve methodes en technieken aangeboden en besproken, telkens inzichtelijk geïllustreerd met behulp van praktijkvoorbeelden. Het is een nuttig naslagwerk, niet alleen voor therapeuten maar voor iedereen die mensen wil leren hoe zij met hun problemen op een effectieve manier kunnen omgaan.


    Het werk is zeer overzichtelijk gestructureerd, en bevat talloze bruikbare schema’s en werkbladen. Er is ook een uitgebreide bronnenlijst met basis- en meer uitgebreide literatuur. De belabberde vertaling door Hans Geluk vormt wel een storend element.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     CLOVER, C., Leeg. Hoe overbevissing ons dagelijks leven verandert. (Vert. The End of the Line. How Overfishing is Changing the World) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2005, 334 pp. – ISBN 90 450 1542 0

    Een aantal courante vissoorten uit mijn jeugd, zoals tong, griet, schol, tarbot, zijn nog nauwelijks te krijgen of zeer duur geworden. Ondertussen is de visconsumptie is, vooral in het Westen, enorm toegenomen. Er wordt ons met de regelmaat van een klok door de gezondheidslobby voorgehouden meer vis te eten. Vis eten wordt door voedingsdeskundigen aangeprezen, soms als wondermiddel tegen nagenoeg alle kwaaltjes.


    Vis is inderdaad gezond, maar de echte prijs ligt veel hoger dan vermeld op de menukaart. De visvoorraden zijn over de gehele wereld enorm geslonken. Sommige vispopulaties zijn bijna uitgeroeid, voor andere zijn strenge vangstquota ingesteld. In tegenstelling echter tot wat algemeen aanvaard wordt, komt het gevaar niet zozeer van de vervuiling, maar wel van de visserij zelf.

    Om de vraag naar vis bij te houden heeft de industriële visserij grootse technologische middelen ingezet. Enorme treilernetten richten een ravage aan op de zeebodem en vernietigen onderweg alles wat ze tegenkomen, ook datgene waar niet op gevist wordt. Gesofisticeerde opsporingsapparatuur stelt vissersboten nu ook in staat te vissen op plaatsen die vroeger onbereikbaar waren. Niets is nog veilig voor de visserijvloot. Het resultaat hiervan is niet alleen overbevissing, maar de ondergang van hele ecosystemen.


    Wetenschappers, de vissers zelf en politici zijn het erover eens dat er drastische maatregelen nodig zijn om een ramp te voorkomen.  Aangezien veel vissoorten over grote afstanden migreren, zijn daarvoor internationale afspraken nodig. Maar politieke en bureaucratische onwil, belangenconflicten en struisvogelpolitiek beletten het tot stand komen van een sluitende regelgeving.


    Charles Clover  was 15 jaar lang milieuredacteur bij de Daily Telegraph. Hij stelt dat door overbevissing het einde in zicht is van visvoorraden en ecosystemen in de wereldoceanen en dat het tijd is om de dingen anders te regelen. In zijn boek geeft Clover een zeer uitvoerig en gedetailleerd verslag van zijn verschillende reizen en gesprekken met de betrokken personaliteiten. De meeste aandacht gaat naar de problemen in de Noordzee en Het Kanaal, die op zich enorm ingewikkeld zijn.


    Ook mogelijke oplossingen komen aan de orde. Die komen vooral neer op een mentaliteitsverandering bij de bevolking. Mensen moeten beseffen dat de zee van iedereen is, en geen particulier bezit van de visserijvloot. De visbestanden zijn ook hun verantwoordelijkheid. Geïnspireerd door het visserijbeleid in Australië en Nieuw-Zeeland, formuleert Clover een reddingsplan voor de Europese wateren. Zijn conclusie is echter zeer pessimistisch. De politieke desinteresse en onwil zullen volgens hem op termijn leiden tot een verdere achteruitgang van het visbestand, en de mogelijke uitroeiing van belangrijke vissoorten zoals de kabeljauw.


    Een geïnformeerde consument kan echter, binnen de filosofie van de consumentenactie, ook invloed en druk uitoefenen. Consumenten kunnen informatie eisen over de vis die ze eten, waar ze vandaan komt en hoe ze gevangen is. Als ze kiezen voor vis die op minder verkwistende manier gevangen is, zal de visserij wel verplicht zijn haar vangstmethodes aan te passen, en tegelijk zullen bedreigde vissoorten de kans krijgen hun populatie op peil te brengen.


    Maar het is voor een journalist al zeer moeilijk om aan degelijke informatie te komen. Voor de doorsnee consument is die al bijna helemaal niet beschikbaar. Daarom heeft Clover op het einde van zijn boek een gids opgenomen voor het kiezen van vis, met een lijst van soorten die beter gemeden, en andere die met een gerust hart kunnen gegeten worden. Waar blijven de consumentenorganisaties?


    Dit boek belicht een aspect van milieubeleid dat weinig aandacht krijgt. Vis heeft immers niet de aaibaarheidsfactor van kalfjes en lammetjes. Het bevat heel veel interessante gegevens over het visserijbeleid, vooral in Europa. Maar de meeste mensen, ook ik, zijn niet erg vertrouwd met de gangbare terminologie, procedures en instanties. Door de veelheid van gegevens gaat de overzichtelijkheid, en daarmee ook de toegankelijkheid van het boek verloren.


    Een en andere maakt het moeilijk om uit te maken of de situatie werkelijk zo dramatisch is als Clover ze voorstelt. Toch heeft dit boek me aangespoord om meer bewust te kiezen welke vis ik op het menu zet. Jammer genoeg zijn de keuzemogelijkheden veel beperkter dan die voor vlees en vleesgerechten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zorg voor allochtone ouderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TALLOEN, D., Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 144 pp. – ISBN 90 4651 279 1


    Tot voor kort waren oudere mensen in Vlaanderen hoofdzakelijk van Belgische herkomst. Daar is sedert een tiental jaren verandering in gekomen. Steeds meer mensen die afkomstig zijn uit een ander land worden in België oud. Veel gastarbeiders uit de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn al in de pensioengerechtigde leeftijd, en steeds meer onder hen worden zorgbehoeftig.


    Deze mensen komen meestal uit een cultuur van uitgebreide gezinnen waar de zorg voor oudere mensen traditioneel aan de familie toevalt, en bij voorkeur aan de kinderen. Maar nu leven ze in een maatschappij van gemeenschappelijke voorzieningen die zij niet kennen. Hun kinderen zijn in veel gevallen ook niet in staat hen de zorg te bieden die zij kennen uit hun thuisland. De dienst- en zorginstellingen in Vlaanderen worden dus geconfronteerd met een toenemende vraag naar zorg op maat van allochtone ouderen. Ook deze mensen hebben immers recht op zorg met kwaliteit.


    In dit boek worden de ervaringen met het ervaringen in het werken met allochtone ouderen in Vlaanderen en Brussel gebundeld. Het biedt een basis voor wie een bijdrage wil leveren aan diversiteit binnen de dienst- en zorgverlening voor ouderen.

    De auteur wil het thema ruimere bekendheid geven, en mogelijke oplossingen formuleren voor kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening aan iedereen, en aan allochtone ouderen in het bijzonder. Vooral de ouderen van Turkse en Marokkaanse herkomst vormen immers een risicogroep. In dit boekje wordt ook duidelijk gemaakt waarom dit zo is.


    Een en ander heeft te maken met culturele factoren, zoals religie en gebruiken. Toch relativeert Talloen het begrip cultuur: dit wordt veel te vaak van stal gehaald. Hij bespreekt dan ook enkele bezwaren tegen het teveel culturaliseren van de problemen. Allochtone ouderen hebben in de eerste plaats te maken met ouder worden, en dat stelt iedere mens voor dezelfde opgaven.


    Aan de nodige kennis, vaardigheden en attitudes van de zorgverleners wordt in het boekje ruim aandacht besteed. Het eindigt met een uitgebreid praktijkhoofdstuk. Daarin worden verschillende initiatieven van interculturele dienst- en zorgverlening aan allochtone ouderen uitgelegd en geïllustreerd. Hier wordt duidelijk dat de zorg voor allochtone ouderen ook in het voordeel is van de zorgverlening aan alle ouderen. De auteur besluit met een aantal suggesties voor het beleid en een lijst van nuttige adressen.


    Het boekje is verzorgd gepresenteerd, duidelijk gestructureerd en vlot leesbaar. Af en toe ergerde ik me toch aan slordig taalgebruik. Gelukkig gaat het hier om schoonheidsfoutjes. Hoe dan ook een instructief werkje, en een must voor wie nu of in de toekomst met allochtone ouderen te maken heeft.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote beschavingsoorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FISK, R., De grote beschavingsoorlog. De verovering van het Midden-Oosten. (Vert. The Great War for Civilisation) A’dam, Ambo/Anthos, 2006 (3e dr.), 1437 pp. – ISBN 90 8549 001 4


    Alle oorlogen worden uitgevochten in naam van de beschaving. Ze hebben grootse doelen: tegen de internationale terreur, tegen het Kwaad, om het land te zuiveren van terrorisme, voor een nieuwe wereldorde. Maar wie in de oorlog zit merkt bedroevend weinig van beschaving. Oorlog is een diep vat vol ellende. Oorlog gaat niet in de eerste plaats over winnen en verliezen, maar over lijden en dood. Oorlog is, aldus Robert Fisk, het ultieme falen van de menselijke geest. Oorlog is de arrogantie van de macht.

    Dit is de hoofdteneur van het imposante werk van Robert Fisk. Als Midden-Oostencorrespondent voor de Britse krant The Independent is hij gedurende meer dan 30 jaar getuige geweest van de talrijke gruwelijke oorlogen in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten.


    In De grote beschavingsoorlog kijkt hij terug op deze woelige periode, en probeert hij een samenhang te vinden in al de gebeurtenissen en herinneringen uit de tijd waarin hij het te druk had met in leven te blijven. Volgens Fisk vloeit de tragische recente geschiedenis van het Midden-Oosten voort uit de verdragen die tussen de toenmalige machthebbers werden gesloten na de Eerste Wereldoorlog, die de Grote Beschavingsoorlog werd genoemd. Hun ambities hebben geleid tot het trekken van kunstmatige grenzen en staten, waardoor hele volkeren werden uiteen getrokken en kapot gemaakt. Dit leidde weer tot de talrijke conflicten en oorlogen van de afgelopen en huidige eeuw in dat gebied. De hele moderne geschiedenis van het Midden-Oosten berust op een opeenstapeling van historisch onrecht en historische vergissingen van de laatste eeuw.  En als men dit inziet, dan krijgt men een verklaring voor het feit dat zoveel Arabieren het Westen zijn gaan haten.


    Het boek van Robert Fisk is een levendig, dramatisch, ontnuchterend, persoonlijk en vaak ontroerend verslag van een correspondent in een gebied dat al decennialang door oorlog wordt geteisterd. Hij heeft deze gebeurtenissen van zeer dichtbij meegemaakt, van de Russische bezetting in Afghanistan tot en met de Amerikaanse bezetting van Irak. Hij verschaft geen strikt historische analyse van de gebeurtenissen, maar legt heel veel feiten en verbanden bloot die ons door de westerse pers nooit werden verschaft. Hij was getuige van het vele onrecht en de verschrikkelijke ellende van miljoenen mensen in het Midden-Oosten die onschuldig lijden onder list, bedrog, verraad en hypocrisie van de machthebbers van verschillende pluimage


    Fisk steekt zijn verontwaardiging over deze gruwelijkheden, gewelddadigheden en onrechtvaardigheden niet onder stoelen of banken. Zijn boek is een aanklacht tegen en afrekening met leugenachtige journalistiek die de taal van de machthebbers kritiekloos overneemt. Het is het schokkende relaas van een moedige en integere journalist die altijd op zoek was naar de waarheid en die tot op de bodem wilde uitspitten. Want als wij dat niet doen, zo zegt hij zelf, “dan dragen wij bij aan precies die vooroordelen die er juist voor zorgen dat er oorlogen ontstaan.” (p. 370)


    Het lezen van dit boek heeft behoorlijk wat tijd gevraagd. Het is een dikke turf, bovendien in kleine druk gezet. Het verhaal is weliswaar vlot en meeslepend geschreven, maar het is vaak moeilijk om in dit uitgebreid relaas met de vele details door de bomen het bos nog te zien. 


    Bij het lezen over zoveel ellende overviel mij bovendien geregeld een gevoel van machteloosheid. Maar het was de moeite meer dan waard, omwille van de herkenning, het medeleven en de nieuwe inzichten. 


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dit is psychoanalyse
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHALKWIJK, F., Dit is psychoanalyse. A’dam, Uitg. Boom, 2006, 359 pp. – ISBN 90 8506 242 X


    Psychoanalyse, het woord alleen al roept de meest verscheidene associaties op, van kritiekloze adoratie tot onverholen afkeer. Ongelooflijk veel mensen hebben er wel op een of andere manier over gehoord, en allerlei psychoanalytische begrippen, zoals projectie, ego of onbewuste, zijn in het alledaagse taalgebruik ingeburgerd en worden gebruikt om psychische verschijnselen te verduidelijken, vaak op een foutieve wijze.


    Schalkwijk wil de niet-ingewijde lezer, die een beter zicht wil krijgen op de psychoanalyse, wegwijs maken in de essentie van de psychoanalyse en in het bijna onoverzichtelijke kluwen van scholen en stromingen daarbinnen. Zeker het laatste is geen sinecure, want na Freud is de psychoanalytische leer zo uitgewaaierd dat de meest recente loten aan de boom door sommigen al geen psychoanalyse meer worden genoemd.


    Schalkwijk besteedt daarom terecht eerst aandacht aan de typisch psychoanalytische manier van denken: de aandacht gaat naar de individuele emotionele belevingen van mensen en de betekenissen die zij daaraan toekennen. Voor die betekenissen gaat de psychoanalyse terug naar het verleden, gebeurtenissen en relaties in de kindertijd. In het eerste deel bespreekt Schalkwijk de uitgangspunten van de psychoanalyse. Hij verheldert een aantal gangbare begrippen en verdiept zich in de emotie schaamte. Dit is een zeer boeiend en inzichtelijk onderdeel.


    Evenzeer boeiend is zijn verheldering van de psychoanalytische praktijk. Hij bespreekt een langdurige psychoanalytische behandeling en de minder intensieve en kortdurende psychoanalytische psychotherapie. Het is wel jammer dat hij niet verduidelijkt waarom de eerste vorm niet ook gewoon als psychotherapie wordt beschouwd. Blijkbaar zit er toch een elitair tintje aan de klassieke sofa-analyse.


    In de andere delen van het boek gaat de aandacht naar achtereenvolgens de geschiedenis van de psychoanalyse, met de focus op een paar ‘afwijkende’ coryfeeën (Adler, Jung, Fromm en Lacan), de verschillende vertakkingen en nieuwste trends in theorie en praktijk, en de relatie met wetenschappelijk onderzoek. Daarbij schuwt hij, als psychoanalyticus, geen kritische bedenkingen, al gaat hij daarin naar mijn mening niet ver genoeg. Deze delen zullen misschien niet zo interessant zijn voor de doorsnee-lezer en ze zijn ook niet zo onderhoudend geschreven als de vorige.


    Tot besluit verheldert Schalkwijk zijn eigen psychoanalytische visie. Dit roept natuurlijk vragen op over de geldigheidswaarde van de hele psychoanalytische invalshoek. Als zoveel verschillende practici hun eigen weg gaan, weliswaar binnen een summier gemeenschappelijk kader, in hoeverre kan je dan nog spreken over een bepaald soort psychotherapie?


    Hoe dan ook is dit een instructief samenvattend werk over een controversiële psychotherapeutische stroming. Het boek bevat een uitgebreide literatuurlijst, een namen- en zakenregister. Een lijst van de gangbare psychoanalytische terminologie ontbreekt, maar was ook nuttig geweest.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meneer doktoor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VANDEKERCKHOVE, P., Meneer Doktoor. Verhalen over leven en dood, lijf en lust 1937-1964. Roeselare, Roularta Books, 2006, 405 pp. – ISBN 90 5466 927 6


    Weet u dat de huisdokter in 1945 over hooguit 15 geneesmiddelen beschikte om de meest verscheidene ziekten aan te pakken? Hoe was het om per fiets bij nacht en ontij op huisbezoek te gaan naar afgelegen boerderijen langs slecht onderhouden niet-verharde wegen?


    Vroeger spraken de mensen niet over de dokter, maar over ‘meneer den docteur’. De huisdokter van voor en na de Tweede Wereldoorlog deed zowel bevallingen als kleine operaties. Hij was ook biechtvader, apotheker, verpleger, ambulancier, psycholoog, maatschappelijk werker en financiële raadgever. De mensen hadden een blind vertrouwen in hun huisdokter. Dit alles is veranderd met de opkomst van de moderne geneeskunde.


    Peter Vandekerckhove heeft 62 dokters, ouder dan 75 jaar, geïnterviewd.

    Zijn boek is een verzameling prachtige en soms humoristische verhalen over de geheimen van het dokterskabinet. De meest verscheidene thema’s komen aan de orde, van kwakzalvers over de medicamenten, de rol van de kerk, tot de studies en de cadeaus van de farmaceutische industrie.


    Voor wie zich deze tijd nog herinnert zal er veel herkenning zijn, voor de jongere lezers is het een leuke en leerrijke kennismaking met het dagelijks leven van ouders en grootouders. En het boek is zeer vlot geschreven en leest als een trein.


    ©  Minervaria

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De naakte vrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MORRIS, D,, De naakte vrouw. Een studie van het vrouwelijk lichaam. (Vert. The Naked Woman) Houten, Uitg. Unieboek, 2005, 288 pp. – ISBN 90 269 6574 5


    De bekende zoöloog Desmond Morris heeft iets met naakt. Na zijn studie van het menselijk lichaam in De naakte aap, heeft hij zich toegelegd op het lichaam van de vrouw. De vrouw heeft gedurende haar evolutie enorme veranderingen ondergaan, veel meer dan de man. Het resultaat is volgens Morris een prachtig lichaam, dat het voorlopig eindpunt is van miljoenen jaren evolutie. Het vrouwenlichaam zit vol verbazingwekkende aanpassingen en subtiele verfijningen. Het uitgangspunt en referentiekader van Morris is de evolutietheorie: het (vrouwelijk) lichaam heeft die kenmerken gekregen in functie van de voortplanting van de menselijke soort. Sommige van die kenmerken zijn nu minder belangrijk geworden.


    Toch hebben culturen op zowel aangename als pijnlijke wijze geprobeerd om de vrouw nog mooier te maken dan ze van nature al is. Veel van die ingrepen wortelen in de mannelijke dominantie, die niet in overeenstemming is met de ontwikkeling van de soort Homo Sapiens in de loop van miljoenen jaren.

    In zijn boek belicht Morris drieëntwintig delen van het vrouwelijk lichaam, elk daarvan krijgt een hoofdstuk toebedeeld. De meeste daarvan zijn niet specifiek vrouwelijk, maar ze verschillen toch in een aantal opzichten van hun mannelijke tegenhanger. Morris beschrijft van elk lichaamsdeel eerst de opmerkelijke biologische kenmerken, en daarna hoe die benadrukt of verdrongen zijn, uitvergroot of juist verkleind in functie van het verhogen of verbergen van de seksuele aantrekkingskracht. Voor veel thema’s mis ik echter een vergelijking met de mannelijke tegenhanger, waardoor het specifiek vrouwelijke minder uit de verf komt.


    Morris heeft zich goed gedocumenteerd, en presenteert veel interessante weetjes over biologische kenmerken en culturele gebruiken en hun oorsprong. Hij legt ook verbanden waar je die niet meteen zou zien. Hij hanteert een eenvoudige taal, en daardoor leest het boek vlot. Het is een soort naslagwerk, wat het voordeel biedt dat je het niet in een keer hoeft uit te lezen om de gedachtegang te kunnen volgen. Alle onderwerpen worden geïllustreerd met mooie en treffende foto's.


    Hij heeft echter gekozen voor kwantiteit, maar naar mijn mening is dit ten koste van de diepgang gegaan. De uitwerking van het thema blijft nogal oppervlakkig en vooral voor de typisch vrouwelijke kenmerken herhaalt hij eigenlijk wat hij al in De naakte aap schreef.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Consumensjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BOTTELBERGHS, I., Consumensjes. Over kinderen, reclame en communicatie. Leuven, Lannoo/Campus, 2007, 134 pp. – ISBN 90209 6937 5


    Kinderen worden op steeds jongere leeftijd geconfronteerd met en aangesproken door merkproducten en reclame. Ze zijn de ‘consumensjes’,  een bijzonder gegeerde doelgroep binnen marketing en communicatie. Ze hebben immers heel wat ‘spending power’, want ze kopen hun spullen zelf én ze hebben invloed op de aankopen die hun ouders doen. De kleinsten zijn ontdekt en er worden grote sommen geld tegenaan gegooid om ze zoveel mogelijk te laten consumeren. Want kinderen zijn zeer beïnvloedbaar én de consumenten van de toekomst. Marketing gericht op kinderen is nog altijd een van de snelst groeiende commerciële activiteiten. En het werkt. Maar vanuit sociale en educatieve hoek komt allengs meer weerstand tegen de ‘kidsmarketing’.


    Ingrid Bottelberghs, zelf reclamemaker, ziet dit graag genuanceerder. Zij gaat ervan uit dat kinderen niet zomaar overgeleverd zijn aan de grote boze reclamewereld. Zij zijn veel mondiger en kritischer dan algemeen gedacht wordt, en verplichten hun ouders om anders te denken. Bovendien leven we nu eenmaal in een commerciële wereld en steeds groeiende consumptiemaatschappij. Het is niet mogelijk en ook niet wenselijk om kinderen daar helemaal voor af te schermen.


    Bottelberhgs staat in voor het dagelijks management van de kinderafdeling van een reclamebureau. Zij meent dat het mogelijk is om reclamecampagnes te maken waarin een product wordt aangeprezen met respect voor de kinderen zelf en hun belevingswereld. Reclame kan ook op een eerlijke en informatieve manier, vindt zij, met respect voor de consumensjes en voor de ouders.

    In dit boek wil ze duidelijk maken hoe reclamemakers creatieve concepten kunnen ontwikkelen die in de eerste plaats rekening houden met de belevingswereld en de communicatievoorkeuren van de kinderen zelf. Voorwaar een nobel streefdoel! Als kritische consument was ik benieuwd.


    Bottelberghs staat eerst stil bij de trends in het consumentengedrag van kinderen, en geeft daarna een overzicht van de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Dit verschaft haar een checklist voor de aandachtspunten waarop reclame voor kinderen zich kan richten. Daarna gaat ze na hoe je de ouders, die tenslotte het geld verschaffen, ook kan bereiken. Aandacht gaat natuurlijk ook naar strategieën om de consumensjes te veroveren. Tenslotte geeft ze kort verslag van een aantal campagnes die haar reclamebureau met behulp van voorgaande inzichten heeft verzorgd.


    Van een dergelijk boekje moet je natuurlijk geen maatschappijkritische invalshoek verwachten. Als je ervan uitgaat dat een maatschappij zonder kindgerichte reclame niet (meer) denkbaar is, dan kan je er inderdaad naar streven om die zo kindvriendelijk mogelijk te maken. Maar wat is kindvriendelijk? Bottelberghs zwaait graag met uitdrukkingen als ‘respect voor de authenticiteit’ van het kind, maar legt nergens helder uit wat ze daarmee bedoelt. Met voldoende kennis over de ontwikkeling van het kind en zijn belevingswereld kan je het een kind beïnvloeden met het oog op zijn welzijn, maar het evenzeer manipuleren om je eigen doelen te bereiken. Het zal toch duidelijk zijn dat reclamemakers zich niet bezig houden met de eerste doelstelling.


    Met haar bondige overzicht van de ontwikkeling van het kind biedt Bottelberghs reclamemakers een paar waardevolle hints. Toch is naar mijn mening de informatie voor deze doelgroep veel te bondig. Zij wil zich immers niet teveel door concurrerende reclamebureaus in de kaarten laten kijken. De andere betrokkenen, de ouders, kunnen anderzijds toch ook niet veel met de inhoud, want er wordt zeer weinig uitleg gegeven over de manier waarop campagnes worden gevoerd en uitgebouwd.


    Het is misschien ook veelzeggend dat de illustraties in meerderheid betrekking hebben op reclame voor educatieve programma’s. Ze zijn wel geschikt om aan te tonen hoe je reclame kan afstemmen op de belevingswereld van het kind. Maar het is niet moeilijk om de campagnes voor dergelijke evenementen te voeren met ‘respect’ voor de ‘authenticiteit’ van het kind. Ik ben benieuwd hoe dat lukt in campagnes voor ‘platte’ consumentenproducten. Een paar voorbeelden kunnen mij niet overtuigen. Bottelberghs wil echter aantonen dat het ook ‘anders’ kan. Dan zullen cijfers over omzet de belanghebbenden waarschijnlijk meer aanspreken, en die geeft ze natuurlijk niet.


    Omdat het een vlot leesbaar boekje is, met een aantrekkelijke lay-out, kost het weinig moeite om het door te nemen. Zo maakte ik ook kennis met het vaak opgefokte taalgebruik in de marketingwereld, bijvoorbeeld de term ‘kids’ voor ‘kinderen’. Wie echter een kritische blik verwacht op reclame voor kinderen komt in dit boekje zeker niet aan zijn trekken.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe match ik met mijn kind?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHENK, C., Hoe match ik met mijn kind? A’dam, Uitg. Ploegsma, 2007, 157 pp. – ISBN 90 216 1880 7


    Opvoeden in je eigen stijl en toch rekening houden met je kind, kan dat wel? Want iedereen is anders. Waar jij als ouder misschien van afwisseling houdt, heeft je kind het graag rustig of andersom. Soms heeft je kind dezelfde voorkeur als jij, maar vaak ook niet. De meeste tijd gaat dat prima samen, maar af en toe botsen de karakters flink.

    Het effect van die botsingen kan groot zijn. De soms kleine verschillen tussen ouders en kinderen kunnen uitgroeien tot een kloof. Hoe ga je daar goed mee om?


    Cees Schenk begeleidt al vijfentwintig jaar veranderingen in bedrijven, bij teams en individuele werknemers. Zijn methode steunt op de cognitieve gedragstherapie en de oplossingsgerichte therapie. Op basis van deze ervaringen ontwikkelde hij een aanpak voor opvoeders: de BONZ-methode. Die staat voor Bewust Opvoeden Naar Zelfstandigheid.  Opvoeden volgens BONZ is dus gericht op het zoeken van efficiënte oplossingen voor opvoedingsproblemen. Het zoeken naar oorzaken is volgens Schenk minder belangrijk. Je kan beter kijken naar de wijze waarop je als opvoeder handelt en dit gedrag bijstellen zodat het effectiever wordt.


    Daarvoor is het in de eerste plaats nodig dat je als ouder nadenkt over het eigen gedrag en dit probeert af te stemmen, te matchen met dat van je kind. Want opvoeden is vooral doen. Veranderingen moeten dus in de eerste plaats gedragsveranderingen zijn. Het enige dat we immers van elkaar zien is gedrag. Wat er achter dat gedrag schuilgaat kunnen we hooguit vermoeden. Toch menen we vaak de denkbeelden en gevoelens van anderen te kennen, en gaan we hun gedrag razendsnel interpreteren en elkaar beoordelen. Dit leidt heel vaak tot onnodig onbegrip, vooral als de persoonlijke gedragsstijl van ouder en kind verschillen.


    In dit boek krijg je inzicht in wat belangrijk is om je eigen opvoedingsgedrag af te stemmen op je kind, zodat botsende karakters geen oorzaak hoeven te worden voor een groeiende afstand tussen ouders en kinderen. Door middel van theorie, maar vooral oefeningen krijg je inzicht in je eigen opvoedstijl, hoe je die kan ontwikkelen en verfijnen én vooral afstemmen op de stijl van je kind. Met gerichte tussenkomsten kan je ook proberen de stijl van je kind te veranderen, uit te breiden en te verfijnen, zodat het ook zijn gedragsrepertorium verruimt.


    Respect voor de eigen stijl van zowel ouder als kind staat daarbij centraal. Het is vooral een praktisch boek, met veel tips en buikbare schema’s om jezelf te trainen en doelgericht actie te ondernemen in heel verscheidene opvoedingssituaties. Opvoeden hoeft niet moeilijk te zijn, als men zich maar richt op afstemming op elkaar.


    Het is geschreven in eenvoudige taal, en leest enorm vlot. Een waardevol werkboek over opvoeden, een aanrader. Bovendien zijn, mits aanpassing, de inzichten en methode ook toepasselijk op andere dan opvoedingssituaties.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dood van mijn vader
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    McKERNAN, R., De dood van mijn vader. Over medische wetenschap, liefde en verlies. (Vert. Billy’s Halo. Love, science and my fathers dead) A’dam, A. de Jonge, 2007, 303 pp. – ISBN 90 501 8804 3


    Wat heb je aan wetenschappelijke kennis als je op het punt staat een dierbare te verliezen? Wat baat het dat je veel weet over hersenen, de chemische stoffen die er circuleren en hoe dat allemaal werkt, als je vader doodziek wordt en gaat sterven? Kunnen deze inzichten je ook maar beetje helpen om dat allemaal te verwerken en een plaats te geven?

    Wetenschap kan liefde immers niet reduceren tot een patroon van neuronenactiviteiten en geen verdriet uitdrukken als een wiskundige formule. Wetenschap houdt zich bezig met het bestuderen en verklaren van feiten. Wij gaan er dan ook snel van uit dat wetenschap en emoties niets met elkaar te maken hebben. Toch komt deze kennis pas echt tot leven dankzij het persoonlijke, wanneer de wetenschap ons raakt in ons eigen leven. Dan raken wetenschap en emotie nauw verweven.


    Dit heeft Ruth McKernan zeer dichtbij ervaren. Zij is hoofd van de onderzoeksafdeling van een groot farmaceutisch centrum en hoogleraar aan het London Institute of Psychiatrie. In dit boek beschrijft ze het laatste levensjaar van haar vader. De ziektegeschiedenis van haar vader brengt haar in contact met haar herinneringen, hoe de ziekte van haar vader evolueert, de complicaties, de prognose. Elk onderdeel van dat verhaal krijgt een pendant in haar wetenschappelijke kennis: het geheugen, het bewustzijn, stamcellen, de genen, bacteriën. Deze thema’s vormen meteen de indeling van het boek. Door haar persoonlijke verhaal te verbinden met wetenschappelijke thema’s probeert ze greep te krijgen op haar eigen emoties.


    Maar, zoals ze zelf schrijft op bladzijde 295: “het feit dat ik wetenschapper ben heeft me nergens voor behoed; het was geen schild tegen het noodlot, geen bescherming tegen verdriet. Dat ik wist hoe emotie ons geheugen beïnvloedt, kon de beelden van die paar laatste ademtochten niet op een afstand houden. Dat ik wist hoe genen en ontwikkeling gezamenlijk onze persoonlijkheid vormen, kon er niet voor zorgen dat ik meer van mijn vader hield. Wat we ook allemaal van de menselijke geest weten, verandert niets aan wie we zijn.”

    Toch heeft ze in de wetenschap een manier ontdekt om haar vader als onsterfelijk te beschouwen. Een wetenschappelijke kijk staat immers niet haaks op menselijkheid, ze is ermee verweven en biedt ook troost.


    Het boek houdt het midden tussen een roman en een wetenschappelijke verhandeling. Het leest dan ook zeer vlot, en de inhoud is voor iedereen herkenbaar. Ruth McKernan slaagt er in om complexe wetenschappelijke onderwerpen toegankelijk te maken voor een groot publiek. En wat Bill Bryson op de voorpagina zegt is werkelijk zo. Het is een prachtig boek, ontroerend en betoverend.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De weermakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FLANNERY, T., De weermakers. (Vert. The Weather Makers. The History and Future Impact of Climate Change) A’dam/A’pen, Uitg. Atlas, 2006, 325 pp. – ISBN 90 450 1385 1


    Moeten we ons zorgen maken over de toekomst van ons klimaat? Dertig jaar geleden lagen de experts nog met elkaar overhoop of de aarde nu juist warmer dan wel kouder werd. Ondertussen is het pleit beslecht: de aardatmosfeer wordt warmer. Alpiene milieus bijvoorbeeld worden overal ter wereld bedreigd, de permafrost in het hoge Noorden is op bepaalde plaatsen aan het ontdooien.


    Over de oorzaak van de opwarming zijn de meeste klimatologen het eens: er is teveel koolzuurgas in de atmosfeer. Volgens hen is dit het gevolg van luchtverontreiniging door het gebruik van fossiele brandstoffen: steenkool, olie en aardgas. Toch zijn er ook deskundigen die deze stelling willen relativeren. In zijn recent bekroonde boek  De menselijke maat legt Kroonenberg uit waarom. Over de mogelijke aanwijzingen en gevolgen van de klimaatverandering bestaat nog meer onenigheid.


    De paleontoloog Tim Flannery
    hoort bij de eerste groep. Hij wil de lezer verduidelijken hoe koolstofuitstoot aan de basis ligt van de opwarming van de aarde, en het klimaat ingrijpend zal doen veranderen. Hij spit het thema uit met behulp van gegevens uit zeer verscheidene wetenschappelijke disciplines.


    Flannery pakt het probleem systematisch aan. Een bondig overzicht van de geschiedenis van klimaatveranderingen op aarde moet ons op weg zetten. Daarna beschrijft hij hoe de recente opwarming van de aarde zich in verschillende gebieden manifesteert en wat we nog kunnen verwachten. Verwachtingen moeten echter gebaseerd zijn op betrouwbare voorspellingen. Dus legt hij ook uit hoe klimaatmodellen worden opgesteld en gehanteerd, en welke zekerheid zij bieden. 


    Ingrijpen op de koolstofuitstoot heeft echter economische en politieke implicaties. Klimaatverandering is een wereldprobleem, en alle landen moeten het erkennen en maatregelen nemen. Dit loopt niet gesmeerd, onder andere omdat machtige geïndustrialiseerde landen als Australië en Noord-Amerika hun eigen kortetermijnbelangen vooropstellen. Flannery licht een tipje van de sluier over de machinaties achter het Kyoto-verdrag en andere klimaatovereenkomsten. Als de machthebbers het probleem niet met vereende krachten zullen aanpakken, en men het te ver laat komen, is volgens Flannery de installatie van een wereldwijd controlerend machtsorgaan onontkoombaar.
    Het zal de enige uitkomst zijn voor een politiek van afwachten, maar tegelijk een belangrijke aanslag op de individuele vrijheid. We kunnen dat vermijden door nu op vrijwillige basis aan wereldwijde samenwerking te doen.

    I
    n de afgelopen decennia werden voor de koolstofuitstoot verschillende oplossingen bedacht. Flannery bespreekt elke aanpak met kosten en baten, voor- en nadelen. Voor hem is alleen de overschakeling naar duurzame energiebronnen op korte en lange termijn de enige goede oplossing. In een laatste hoofdstuk stelt hij voor wat ieder van ons hier en nu al kan doen. Elke keer immers, als we in de auto stappen, het licht aandoen, eten koken of het licht aandoen maken we CO2 aan. Door rationeel energieverbruik kan iedere burger een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van het klimaat op aarde.


    Flannery verheldert moeilijke materie op een boeiende, begrijpelijke en inzichtelijke wijze. Hij heeft zich zeer degelijk en veelzijdig gedocumenteerd. Hoewel hij een klimaatactivist is, vermijdt hij stemmingmakerij, en probeert hij vooral objectieve informatie te verschaffen. Er is dan ook een uitgebreide bronnenlijst opgenomen en een namenregister.


    Voor een kritische leek is het moeilijk om uit te maken in hoeverre de gegeven informatie werkelijk klopt. Dagelijks zijn er trouwens nieuwe wetenschappelijke bevindingen die vroegere hypothesen kunnen wijzigen of ontkrachten. Bovendien is Flannery in klimatologisch wereldje een omstreden figuur: als paleontoloog wordt hij er immers als niet onderlegd beschouwd, als activist als te weinig objectief. Maar ook wie zich niet wil laten meeslepen in de klimaathype, maar toch goed geïnformeerd wil zijn, zal in dit boek heel wat kunnen opsteken.
     


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ziektemakers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BLECH, J., De ziektemakers. Hoe wij tot patiënt gemaakt worden. (Vert. Die Krankheitserfinder. Wie wir zu Patienten gemacht werden) A’dam, Wereldbibliotheek, 2005, 191 pp. – ISBN 90 284 2021 5


    In een Frans bergdorpje gaat de oude dorpsdokter met pensioen. Een jonge arts, Knock geheten, neemt zijn plaats in. Binnen de kortste keren heeft hij een bloeiende praktijk. Zijn recept? Hij praat de mensen hun gezondheid uit het hoofd. Elke dorpsbewoner die het kabinet van Knock binnen gaat, komt er buiten met een of andere kwalijke ziekte onder de leden. Want Knock handelt in ziekte. Zijn devies luidt: “Elke gezonde mens is een zieke die nog niet weet dat hij ziek is”.


    Het toneelstuk Knock of de triomf van de geneeskunst uit 1923 van de Franse schrijver Jules Romain wordt tot op de dag van vandaag in de scholen gelezen en vertoond. Toen was het fictie, vandaag is het echter bloedige ernst. De moderne geneeskunde praat mensen hun gezondheid uit het hoofd. Ze maakt de mens wijs dat de natuur hem met steeds met nieuwe ziektes geselt die alleen door artsen te genezen zijn. Gezondheid wordt tot een toestand gemaakt die niemand meer kan bereiken.

    Tegenwoordig vinden farmaceutische ondernemingen en medische belangengroepen kwalen uit.

    Jörg Blech, bioloog en wetenschapsjournalist, laat in zijn boek zien hoe de uitverkoop van de gezondheid in zijn werk gaat en hoe we ons daartegen kunnen beschermen. Hij verzet zich niet tegen de farmaceutische industrie en de moderne geneeskunde als zodanig . Zolang zij zich bezig houdt met het voorkomen en behandelen van werkelijke ziekten,  heeft ze haar nut ruimschoots bewezen. Echte ziektes moeten niet gebagatelliseerd worden.


    Ziekte is echter een industrieel product geworden. Voor elke ziekte is er een pil, en steeds vaker voor elke pil een nieuwe ziekte. Het leven zelf wordt gemedicaliseerd. Normale levensprocessen als zwangerschap en ouderdom, en persoonlijke en sociale problemen als bang of verdrietig zijn worden als medische problemen bestempeld. Risico’s worden tot ziektes verklaard, zeldzame symptomen opgeblazen tot een om zich heen grijpende epidemie, en onschuldige symptomen uitgeroepen tot voorboden van zware ziektes. Het gevolg is een steeds groeiende reeks van overbodige therapieën. Dit kost enorm veel aan de ziekteverzekering, waardoor de middelen om echte ziekten te bestrijden worden beperkt.


    Gelukkig verzetten steeds meer artsen zich tegen de medicalisering van het leven, in gang gezet door de industrie en haar medische handlangers. Ook de gewone mens kan een en ander doen om het eigen leven uit de medische sfeer te houden. Volgens Blech is een goed geïnformeerde en kritische mens het best opgewassen tegen de opdringerige marketingstrategieën van de moderne geneeskunde. Wie aan een ziekte lijdt moet naar de dokter gaan. Maar alle anderen zouden moeten weerstand bieden tegen de verleiding zich door ziektemakers in de luren te laten leggen.


    Blech pleit daarom voor meer scepsis tegenover de medische wereld: aan een kritische en geïnformeerde persoon is het moeilijker een overbodig product te slijten. In het laatste hoofdstuk geeft hij daarvoor een aantal suggesties. Ik vraag me af in hoeverre dit realistisch en haalbaar is. Als het om hun gezondheid gaat spelen mensen immers graag op veilig. De meesten nemen liever een pil teveel dan een te weinig, ook al haalt het niets uit. Toch is het belangrijk om de kat de bel te blijven aanbinden.


    Je vraagt je bij het lezen van De ziektemakers geregeld af of de situatie werkelijk zo ernstig is als Blech die voorstelt. In het nawoord relativeert Ivan Wolffers toch een en ander. Hij wijst erop dat de situatie in Duitsland niet zonder meer van toepassing is in andere landen. Niet in alle landen is het geneesmiddelengebruik zo hoog. De farmaceutische industrie is in Duitsland immers zeer machtig. Verder is ziekte ook cultuurgebonden: bepaalde syndromen komen alleen voor in bepaalde landen of taalgebieden. En tenslotte lukt het de industrie ook niet altijd om nieuwe ziektes ingevoerd te krijgen. De gewone mens slikt immers niet alles op commando.


    Toch is het boek van Blech een aansporing om ook inzake gezondheid en ziekte als kritische consument te handelen. Het kan geen kwaad je af te vragen en je te informeren welke preventieve onderzoeken echt zinvol zijn, of bepaalde medicatie echt wel nodig is, of inname van supplementen iets bijbrengt. Blech neemt daartoe op het einde van zijn boek een interessante checklist op.

    Blech heeft voor zijn boek degelijk onderzoekswerk gedaan, er is een ruime bronnenlijst en het werk leest vlot.

    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gladiatoren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MEIJER, F., Gladiatoren. Volksvermaak in het colosseum. A’dam, Atheneum - Polak & Van Gennep, 2003, 253 pp.


    Gladiatorenshows waren gruwelijk en wreed, maar mateloos populair in Rome. Vanaf de derde eeuw v.C. hebben miljoenen toeschouwers zich vergaapt aan het spel met de dood in de arena. Vooral na de inwijding van het Colosseum waren de shows van een ongekende omvang.


    Meijer beschrijft de gladiatorengevechten en alles wat daarbij hoorde. De gladiatorenshows waren het hoogtepunt van een dagvullend programma, dat bestond uit 3 onderdelen: in de ochtenduren vochten allerlei wilde dieren tegen elkaar of werden door gladiatoren bejaagd, over de middag vonden tallozen de dood in brute of kunstig opgezette executies, in de namiddag streden gladiatoren tegen elkaar. Er wordt ook aandacht besteed aan de vraag wat er na afloop van de voorstelling gebeurde met de talrijke lijken en kadavers.


    De auteur is eigenlijk op zoek naar een antwoord op de vraag wat de aantrekkingskracht uitmaakte van deze bloedige shows voor de Romeinen van deze tijd. Hij heeft het echter niet gevonden. Misschien ligt het wel in de aard van de mens? In een zeer sprekende inleiding trekt hij paralellen met de hedendaagse vormen van geweld door mensen op mensen. Verder in het boek laat hij zien hoe ook moderne heersers zich in hun grootheidswaan lieten leiden door de geschiedenis van de Romeinse keizers. Nil novum sub sole?


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Freud en Darwin op de sofa
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MAGIELS, G., Freud en Darwin op de sofa. A’pen, Houtekiet, 2006, 181 pp. – ISBN 905240 899 8


    Wat hebben Freud en Darwin met elkaar gemeen? Hoe zwaar wegen hun theorieën in de weegschaal van de wetenschap? En waarom moeten ze op de sofa?

    Deze illustere bijna-tijdgenoten hebben een revolutie ontketend in het denken over de mens, en nieuwe inzichten aangedragen over de wereld en onze plaats daarin. Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie, Freud de bedenker van de psychoanalyse. Beide theorieën claimen een wetenschappelijke status. Toch beantwoordt slechts één ervan aan de kenmerken van een echt wetenschappelijke theorie. Darwin ging op een strikt wetenschappelijke manier te werk, de evolutietheorie is een sluitende wetenschappelijke theorie. Freud ontwikkelde de psychoanalyse, die al meer dan 100 jaar de psychotherapeutische praktijk beheerst, maar alle kenmerken van een pseudo-wetenschap in zich verenigt. De psychoanalyse omvat enorm veel scholen, die van elkaar afwijken en elkaar zelfs bestrijden.


    Dit boek gaat over weten en niet weten, en vooral over wetenschappelijke kennis. Mensen zoeken spontaan oorzakelijke verbanden tussen verschijnselen. Deze bezigheid levert kennis op. Niet elke vorm van kennis kan wetenschap genoemd worden. De kennis die ons bereikt door middel van een verhaal, een gedicht, een schilderij of muziek is persoonlijk en subjectief. Kunstenaars pretenderen echter niet wetenschappelijke kennis te verschaffen.

    Wetenschappelijke kennis is betrouwbaar, herhaalbaar en systematisch. Door haar betrouwbaarheid is ze nuttig, want ze helpt te begrijpen hoe de wereld werkelijk in elkaar zit en helpt je te overleven. Sommige kennis echter wordt door haar aanhangers als wetenschappelijk voorgesteld, alhoewel ze deze naam niet verdient. Hun kennis is pseudo-wetenschap.


    Door de analyse van de werkwijze van Darwin en Freud wil Magiels verduidelijken wat wetenschappelijk werken is. Hij vergelijkt systematisch hoe beide heren hun kennis hebben vergaard, hoe ze hun hypothesen toetsten, hoe ze hun theorie verwoordden en uitbouwden, hoe ze omgingen met fouten en mislukkingen en hoe ze die verwerkten in hun theorieën. Al doende verheldert hij de criteria voor wetenschappelijke kennis, en ontmaskert hij de wegen van de pseudo-wetenschap. Tegelijk doorprikt hij een aantal mythes en misverstanden over deze grote namen. Hij illustreert hoe wetenschap veel meer is dan een mooi verhaal vertellen en zeker dan de ambitie om beroemd te worden.

    En als wetenschappelijke kennis ook nuttig moet zijn, dan doorstaat de evolutietheorie deze toets veel glansrijker dan de psychoanalytische therapie. Uit gedegen onderzoek blijken andere therapievormen veel effectiever, en in de meeste gevallen scoort ze niet beter dan een placebo. De evolutietheorie daarentegen heeft haar nut ruimschoots bewezen in allerlei andere vakgebieden als de genetica, de psychologie, de pedagogie en de geneeskunde.


    Magiels schrijft zeer vlot, het boek leest dan ook als een trein. Ook al kan ik zijn mening  delen over het wetenschapsgehalte van de psychoanalyse resp. evolutietheorie, toch stoorde mij op het einde het triomfantelijke sfeertje dat hij rond de laatste creëert.


    Een geselecteerde bibliografie over de essentiële thema’s sluit het werk af.

    Een aanrader voor wie op een ontspannen manier wil reflecteren over wetenschappelijke kennis.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik hou van twee mannen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VEENEMANS, A., Ik hou van twee mannen. Polyamorie, liefhebben zonder grenzen. Andromeda, 2007, 280 pp. – ISBN 90 55992 12 6


    Je komt een aantrekkelijke man tegen en wordt verliefd. Wat moet dat nu met die andere man, met wie je getrouwd bent, of samenwoont en met wie je eventueel kinderen hebt? Een heikele zaak, temeer omdat monogamie de norm is. Vreemdgaan of scheiden, met alle nare gevolgen, zeker voor de duurzaamheid van het gezinsleven, worden dan vaak als enige oplossing gezien.


    Je hoeft echter niet voor de ene of de andere te kiezen, meent Ageeth Veenemans, je kan ze ook beide houden. Ze is niet de enige, er zijn nog vrouwen en mannen die openlijk meer dan één liefdesrelatie hebben, al zijn ze niet met velen. Deze leefwijze wordt polyamorie genoemd, of ‘meervoudige liefde’. Binnen polyamorie zijn veel verschillende relatievormen mogelijk, waarin vriendschap, intimiteit, een emotionele band, spirituele verbondenheid en/of seksualiteit een plaats kunnen vinden. Polyamorie is volgens haar een respectvol alternatief voor vreemdgaan, scheiden en onthouding. Maar houden van meer dan één persoon tegelijk, past niet binnen de huidige moraliteit, aldus Veenemans.


    In haar boek wil Veenemans het publiek laten kennis maken met polyamorie, het taboe doorbreken dat rust op het hebben van meerdere liefdesrelaties, en een steun bieden aan mensen in dezelfde situatie. Haar eigen ervaringen vormen het uitgangspunt. Sedert enkele jaren heeft ze een liefdesrelatie met twee mannen, haar echtgenoot en een vriend. Alle partijen kennen elkaar en zijn min of meer nauw op elkaar betrokken.


    Ze start met haar eigen verhaal, hoe deze situatie is gegroeid en hoe zij hiermee omgaan en leven. In de volgende hoofdstukken legt ze uit wat polyamorie betekent en bespreekt ze bondig de geschiedenis van de monogamie. Vervolgens heeft ze het over de voordelen van polyamoreuze relaties, hoe je het succesvol kan maken, maar ook over de valkuilen ervan. Verliefd worden op een andere man/vrouw, en houden van twee mannen/vrouwen zijn immers twee verschillende zaken. Om dit te doen slagen moet er open over gecommuniceerd worden, en dit loopt zeker niet vanzelfsprekend. Er moeten ook praktische regelingen getroffen worden.


    Maar kan dat wel, houden van twee mannen? Kan iemand wel evenveel van twee verschillende mensen houden? En is dat niet verschrikkelijk ingewikkeld? Ja het kan, zegt Ageeth Veenemans, en het is helemaal niet ongewoon. Je houdt toch ook van al je kinderen, ook al is dat van elk op een verschillende manier? En je kan toch niet van één persoon verwachten dat hij aan al je behoeften voldoet? Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen, al is ouderliefde toch wel iets anders dan liefde tussen twee volwassenen.


    Als je Veenemans mag geloven is polyamorie het ei van Columbus. Daarover heb ik wel twijfels en bedenkingen. Volgens haar is monogamie een mythe. De mens is en gedraagt zich van nature niet monogaam. Antropologisch onderzoek heeft echter herhaaldelijk aangetoond dat de mens van nature weliswaar niet monogaam is, maar wel serieel monogaam en dus niet polyamoureus. Mensen hebben nagenoeg altijd voorkeur voor één persoon als liefdespartner. Wanneer zich een derde aandient worden ze jaloers. Polyamorie is dus helemaal niet zo natuurlijk als Veenemans het voorstelt. Toch is ze daar niet blind voor. Jaloezie is het onderwerp van het laatste hoofdstuk.


    En wat met de eerste partner? Veenemans gaat er wel erg vlotjes van uit dat zich met polyamorie ook voor hem/haar een beter leven aandient. Dit is volgens mij niet zo evident. Die man/vrouw heeft er immers niet voor gekozen de partner met een ander te delen. Ook de kinderen hoeven niet perse gelukkig te zijn met de nieuwe situatie. Alles went natuurlijk, maar of het van harte is?


    Polyamorie wordt door haar bovendien geregeld verheerlijkt als een weg naar geluk en verheven liefde. Het zou bovendien een blijk van liefde zijn, een polyamoureuze levensstijl bij de partner te tolereren en actief te steunen, ook als je er zelf niets mee op hebt. Veenemans stelt het voor als een soort spiritueel streven om natuurlijke gevoelens als jaloezie en naijver te overstijgen in onthechting en vreugde om het geluk van de andere. Zij is van mening dat door echte liefde deze natuurlijke neiging kan ‘overwonnen’ worden. Het tegenovergestelde van jaloers, ‘jalief’ (sic!), wordt voorgesteld als een soort extatische toestand. Is polyamorie dan de poort naar de hemel?


    Volgens mij is dit behoorlijk overtrokken en erg onrealistisch. Het is in ieder geval de vraag of dit spoort met de menselijke realiteit. Ook zuiver praktisch lijkt mij deze levenswijze nogal ingewikkeld, omwille van de vele afspraken en de zorg beide partners niet tekort te doen. En soms moest ik denken aan een manier om van twee walletjes te eten zonder al te veel brokken te maken. En wat doe je wanneer je binnen een polyamoreuze situatie verliefd wordt op wéér een ander?


    Toch is dit boek een boeiende en leerrijke kennismaking met deze relatievorm, ook als je er zelf niets mee te maken hebt. Er zijn immers verschillende manieren om uiting te geven aan gevoelens voor anderen, en om relaties vorm te geven. Bovendien zijn de richtlijnen, strategieën en stappen voor een succesvolle polyamoreuze relatie evenzeer geldig voor het slagen van een monogame relatie. Alle goede relaties hebben immers gemeen dat ze zijn gebaseerd op liefde, respect, openheid en eerlijkheid. Ook dit kan een reden zijn om het boek te lezen. Het controversiële onderwerp zet aan tot bedenkingen, het innemen van een standpunt, en zeker tot reflectie over hoe je zelf met relaties omgaat.


    Het boek leest heel vlot, en de algemene inzichten worden rijkelijk geïllustreerd met persoonlijke ervaringen van de auteur zelf en van anderen.


    ©  Minervaria



     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het halssierraad van de Neanderthaler
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ARSUAGA, J.L., Het halssieraad van de Neanderthaler. Op zoek naar de eerste denkers. (Vert. El collar del neandertal 1999) A’dam, Wereldbibliotheek, 2006, 302 pp. – ISBN 90 284 2025 8


    Anders dan je uit de hoofdtitel zou afleiden, gaat dit boek niet over de Neanderthalmens. Het is een zoektocht naar de oorsprong van de mens als bewust en denkend wezen. Juan Luis Arsuaga, hoogleraar paleontologie in Madrid en Londen, is een van de leiders van de opgravingen in Atapuerca in Spanje. Dit is een van de belangrijkste prehistorische vindplaatsen in de wereld. Een uitdaging dus, temeer omdat Spaanse paleontologen zelden het wereldnieuws halen.


    In zijn boek wil Arsuaga de vraag beantwoorden hoe mensen geworden zijn wie ze zijn. Mensen zien er niet alleen anders uit dan de meeste dieren, ze hebben ook een heel afwijkende geest. We beschikken over zelfbewustzijn, we hebben een scheppende geest en denken en handelen symbolisch. Wanneer en hoe zijn deze specifieke kenmerken ontstaan? Wat vertelt ons de paleontologie over de oorsprong en evolutie van de mens? Om een degelijk antwoord te krijgen op zijn vragen, wil Arsuaga zich verdiepen in de oorsprong van ons lichaam én van onze manier van leven.


    In het eerste deel van zijn boek bespreekt hij in vogelvlucht de eerste miljoenen jaren van de menselijke evolutie, die zich in Afrika afspeelde tot er een soort ontstond die in staat was om zich eerst in Azië en daarna in Europa te vestigen. Over de geest van deze hominiden kunnen we enkel iets weten door de studie van hun werktuigen. Van deze soort stamt de Neanderthalmens af, die tot de verbeelding spreekt omdat hij evenveel op ons gelijkt als van ons verschilt. Wij hebben immers een gemeenschappelijke voorouder, de Homo Antecessor waarvan Arsuaga zelf de ontdekking op zijn palmares heeft staan.


    Het tweede deel geeft een beeld van de omgeving waarin de mens evolueerde, de ecosystemen, gemeenschappen van planten en dieren waarvan hij deel uitmaakte, en de veranderingen die zich hebben voltrokken als gevolg van de ijstijden. Beter inzicht in de context waarin de mens evolueerde geeft ons een duidelijker beeld van wat nodig was om daarin te overleven. Daarvan zijn op het Iberisch schiereiland, meer bepaald in Spanje, nog zeer veel resten te vinden. Door zijn ligging tijdens de ijstijden, heeft vooral het Atapuercagebergte een prominente plaats in de prehistorie van Europa. Hier zijn zeer rijke en interessante vondsten gedaan die een licht werpen op de evolutie van de mens.


    In het derde deel komt Arsuaga uiteindelijk tot de kern van zijn zoektocht naar de geest en het gedrag van de Neanderthaler en de vroege mens. Allebei zijn ze als volwaardige mensen te beschouwen. Maar ze verschilden van elkaar op belangrijke aspecten, omdat ze een verschillende koers kozen om dezelfde ecologische problemen op te lossen. Volgens Arsuaga heeft de Homo Sapiens de strijd gewonnen door zijn meer aan symbolisch gedrag, waarvan het gebruik van taal een van de belangrijkste uitingen is. Of deze hypothese overeenstemt met de realiteit, zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid weten.

    Het geheel is een boeiend boek van een wetenschapper die de vondsten van opgravingen kritisch toetst aan verschillende hypothesen en tenslotte voorlopige conclusies trekt.


    Er zijn wel een paar beperkingen aan deze publicatie. In de eerste plaats dateert het boek uit 1999, en zijn de meest recente vondsten en hun interpretaties er uiteraard niet in opgenomen. Vervolgens is het wetenschappelijk bronnenmateriaal vrij beperkt tot het Spaanstalige gebied. Anderzijds biedt dit dan weer het voordeel dat een gewoonlijk onbekende invalshoek wordt belicht. Ik miste ook regelmatig een geografisch overzicht van de vindplaatsen.


    Niettemin is het een zeer instructief boek over de herkomst en evolutie van de mens en zijn geestelijke vermogens. Arsuaga komt duidelijk beslagen op het ijs. Hij heeft tevens geprobeerd zijn ingewikkeld verhaal zo boeiend mogelijk te maken. Daarin is hij zeker geslaagd, al vraagt het toch behoorlijk wat concentratie om de veelheid van gegevens op te nemen en te ordenen.


    Het werk bevat een uitgebreide bronnenlijst. Daarin zijn jammer genoeg de meeste aangehaalde werken Spaanstalig, en dus niet toegankelijk voor de doorsnee Nederlandstalige lezer.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nut van ziekte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MOALEM, S., Het nut van ziekte. Een eigenzinnige medicus over de samenhang tussen ziekte en evolutie. (Vert. Survival of the Sickest) A’dam, De Bezige Bij, 2007, 256 pp. – ISBN 90 234 2244 0


    Waarom komt het overgrote deel van de mensen met type1-diabetes uit Noord-Europa? Waarom erven zoveel Europeanen een genetische aandoening waardoor er teveel ijzer in hun organen wordt opgehoopt? Waarom kunnen we met een griep het bed niet uit, maar met een gewone verkoudheid gewoon naar ons werk? Waarom hebben we zoveel DNA dat overbodig lijkt? Waarom hebben Afrikanen vaker ene hoge bloeddruk? Omdat die nu soms levensbedreigende aandoeningen hen in het verleden in staat stelden een ijstijd, de slavenschepen of de pest te overleven.


    Zo is de evolutionaire oplossing voor een probleem van de ene generatie vaak het evolutionaire probleem van volgende generaties. Het lichaam van onze voorouders paste zich aan hun omgeving aan, en dit heeft een grote invloed op de gezondheid en aanleg voor ziekten van de moderne mens.

    Ziekten hebben immers evolutionair nut. Een teveel of tekort dat je hier en nu beschermt tegen de dood is te verkiezen boven de nadelen ervan binnen veertig jaar. Veel genen beschermen ons tegen een ziekte waaraan mensen vroeger op prille leeftijd stierven. De meeste mensen werden toen ook niet oud genoeg om de nadelen ervan te ondervinden. Nu bestaan er voor veel van die jeugdziekten probate remedies, maar we worden zo oud dat de negatieve effecten ervan wel tot uiting komen.


    Moalem legt uit hoe de omgeving van onze voorouders heeft bijgedragen aan de vorming van onze genen. Hij onderzoekt ook de invloed van de evolutie van planten en dieren, en van bacteriën en virussen op de evolutie van mensen, en dus ook op hun gezondheid en ziektes. Het mooie hiervan is, dat dit alles uitzicht geeft op andere, en vaak minder ingrijpende, behandelingen tegen veel voorkomende ziektes.


    In een boeiend en afwisselend betoog leidt Moalem ons doorheen de rimboe van medische en biologische termen wetenswaardigheden en termen. Het is een leerrijk boek, een opfrissing van kennis en tegelijk kennismaking met nieuwe inzichten. De tekst is vlot geschreven. Aan het eind van het boek volgt een uitgebreide reeks noten en een handig register.

    Een aanrader voor wie een nieuwe en andere kijk wil krijgen op ziekte en gezondheid.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grootmeester in beslissen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUELENS, M., & H. VAN den BROECK, Grootmeester in Beslissen. Tielt/Schiedam, Lannoo/Scriptum, 2006, 180 pp. – ISBN 90 774 3207 5


    Elk duurzaam professioneel managementsucces is gebaseerd op het nemen van heldere, onderbouwde beslissingen. Je kunt natuurlijk tijdelijk succesvol zijn door geluk, lef of improvisatie. Of je kunt zonder veel na te denken gewoon wat harder en langer werken dan de anderen. Veel bedrijven beginnen overigens met een passionele droom. Maar de droom wordt al snel getoetst aan de realiteit. Als de meeste beslissingen niet onderbouwd zijn, duren die mooie liedjes niet lang. Niet in ons privéleven, niet in het bedrijfsleven, niet in het verenigingsleven.

    Aan de lopende band worden op zeer verscheidene maatschappelijke domeinen zwaarwegende beslissingen op een zeer lichtvoetige manier genomen. Een goede beslissing is, zoals bij alle menselijke prestaties, vooral een kwestie van aanleg én inspanning, van talent en volharding en van inspiratie en heel veel transpiratie. Wie enkele keren een belangrijke beslissing heeft moeten nemen weet dat dit niet in een handomdraai gebeurd is. Goede beslissingen liggen zeker niet te grabbel.


    Met dit boek willen Buelens en Van den Broeck iedereen helpen die geregeld beslissingen neemt met ernstige gevolgen. Zij presenteren daarvoor een eenvoudig schema: OSCAR. De letters in dit woord staan elk voor een belangrijk aandachtspunt in het beslissingsproces

    Elk van deze punten wordt in een afzonderlijk hoofdstuk uitgewerkt. Daarin krijgen vooral de valkuilen in het beslissingsproces veel aandacht. Dit is goed en veelzijdig gedocumenteerd en levert leerrijke en nuttige informatie op.


    De nadruk op wat je dient te vermijden gaat echter ten nadele van hoe men dan best wél handelt. Wie wil weten hoe efficiënt omgaan met de don’ts, blijft op zijn honger zitten. Ook wie wil leren over de fasen in het methodisch beslissingsproces, moet zich eerst elders documenteren en bekwamen. Het is dus een boek voor gevorderden. Ik vind het jammer dat dit in de inleiding niet duidelijk wordt vermeld.


    Het was ook goed geweest het gehanteerde schema visueel te presenteren, en dit schema doorheen het boek bij ieder hoofdstuk op te nemen. Dit was de structuur en samenhang van de tekst ten goede gekomen. Een boek dat bestemd is voor drukbezette professionele managers, moet immers overzichten bieden die vlot te interpreteren zijn. Die ontbreken helemaal.

    En wie de materie diepgaander wil bestuderen, zal zeker een bronnenlijst missen. Dit belangrijke onderwerp verdiende volgens mij meer en beter.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is God een Turk?

    BURGGRAEVE, R & de TAVERNIER, J. (red.), Is God een Turk? Nationalisme en religie. Leuven, Davidsfonds, 1995, 173 pp. – ISBN 90 6152 886 0


    Toen dit boek werd geschreven waren de Oost-West tegenstellingen pas weggevallen. Een stijgend aantal etnische en nationalistische conflicten leidde echter tot verschillende bloedige conflicten in Europa. Nu deze grotendeels zijn uitgewoed en geblust, lijkt er weer rust gekomen. Toch beïnvloedt deze evolutie niet alleen de internationale verhoudingen en conflicten, maar ook de verhouding tussen de bevolkingsgroepen binnen eenzelfde land.


    In nagenoeg alle West-Europese landen is er een heel duidelijke verrechtsing merkbaar, en daarmee gepaard vreemdelingenhaat en afwijzing van migranten. Nu de politieke blokken zijn weggevallen, zijn economische en politieke globalisering een bron van onzekerheid geworden. In een dergelijke situatie zijn mensen geneigd zich vast te klampen aan traditionele waarden, die als volkseigen worden genoemd en beleefd. De religie is daarbij steeds meer een heet hangijzer.


    Nationalisme en religie delen immers een aantal fundamentele kenmerken. Net als het behoren tot een natie, bezit ook de godsdienst een passioneel en opvorderend aspect. Volksverbondenheid en religie appelleren allebei niet zozeer aan de rationele, als wel aan de emotionele mens. Natie en religie verschaffen bovendien een identiteit aan individuen en groepen. Toch is deze verhouding niet eenduidig. De wereldreligies bevatten immers ook een oproep tot universele solidariteit en overstijging van het groepsegoïsme.


    De meeste teksten in dit boek zijn de schriftelijke neerslag van referaten op twee Universitaire Vredesdagen aan de K.U.Leuven (1993 en 1994). Op een multidisciplinaire wijze wordt door vertegenwoordigers van verschillende disciplines (geschiedenis, ethiek, godsdienstwetenschappen, theologie) onderzocht hoe nationalisme en religie op elkaar inwerken. Voor dit onderzoek is het nationalisme het vertrekpunt. In verschillende bijdragen wordt ook uitdrukkelijk geprobeerd het  nationalisme vanuit een christelijk perspectief te benaderen en door te denken.


    Zoals bij elke bundel met bijdragen van verschillende auteurs, is er nogal wat verscheidenheid in kwaliteit en vormgeving. Een eerste tekst verheldert de aard en wordingsgeschiedenis van het nationalisme. De volgende bijdragen gaan telkens vanuit een andere invalshoek in op de verhouding met de religie. Binnen een Vlaams initiatief is het vanzelfsprekend dat de Vlaamse Beweging daarin een ruim aandeel krijgt.


    De specialisten uit ethische en religieuze hoek laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Nationalisme is potentieel een gevaarlijke ideologie, waarbij de grens met  etnocentrisme en racisme makkelijk overschreden wordt. Daarmee druist deze ideologie, en dan zeer specifiek de extreme variant, regelrecht in tegen de kernboodschap van alle wereldgodsdiensten, die om universaliteit draait. Deze boodschap zou volgens mij veel explicieter en goed hoorbaar door de religieuze vertegenwoordigers van verschillende gezindte mogen worden uitgedragen.


    Dit boek is meer dan tien jaar geleden verschenen, maar het thema is nog altijd even actueel. Een herwerkte en gemoderniseerde versie zou echter welkom zijn.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelijkheid en onbehagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LUCASSEN, L. & W. WILLEMS, Gelijkheid en onbehagen. Over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006, 143 pp. – ISBN 90 351 3107 x


    Zijn migratie en een multiculturele samenleving problematisch? De historici Leo Lucassen en Wim Willems bezetten sinds kort de gezamenlijke leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leden. In dit boekje bundelen zij een aantal toespraken over de geschiedenis van migratie in Nederland door de eeuwen heen.


    Deze geschiedenis leert immers dat Nederland, en bij uitbreiding geheel West-Europa, altijd al een land is geweest waar nieuwkomers een plaats zochten én vonden. Immigratie is helemaal niet nieuw, en heeft altijd problemen opgeleverd die ook opgelost werden. Wat wij nu typisch Nederlands of Europees noemen, is eigenlijk het product van de versmelting van sociale en culturele identiteiten die toendertijd als zeer conflicterend werden ervaren.


    De uitdrukking ‘joods-christelijke cultuur’ bijvoorbeeld heeft tegenwoordig bijna sloganeske proporties gekregen, vooral om het verschil met de islam te benadrukken. Maar dan vergeet men gemakshalve dat joden in Europa eeuwenlang als problematisch werden ervaren, en dat tot voor kort de verschillende christelijke gezindten elkaar wel konden verscheuren.


    Het onbehagen over multiculturaliteit stamt volgens de auteurs uit het Verlichtingsideaal van gelijkheid. In de premoderne tijd was ongelijkheid binnen de samenleving ‘normaal’, nu is het een norm. Dat algemeen wordt geëist dat migranten zich aanpassen vloeit voort uit het ongemak van de ongelijkheid.

    Tegelijk hanteren mensen een selectieve kijk op het recente verleden. Het heden wordt daardoor vergeleken met een verleden dat alleen bestaat in hun hoofd. Men vergelijkt een samenleving met hoe ze herinnerd wordt van vroeger. Zo wordt het verleden vaak geïdealiseerd. Er ontstaan dan ook blinde vlekken voor de continue veranderingen waaraan een samenleving onderhevig is.

    De auteurs pleiten voor een genuanceerde en vooral historische visie op hedendaagse verschijnselen. Alleen zo kunnen de huidige problemen met migratie op een serene wijze benaderd worden.


    Ook al hebben de auteurs het over de Nederlandse situatie, toch is de inhoud ook voor niet-Nederlanders zeer herkenbaar. Omdat de verschillende hoofdstukken de neerslag zijn van  toespraken, is het betoog zeer goed te volgen. De tekst is inzichtelijk en zeer vlot geschreven.

    Een boeiend boek!


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!