WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    25-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De magie ven het winkelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    UNDERHILL, P., De magie van het winkelen. Wat verkoopt wel, wat niet? (Vert. Call of the Mall) A’dam, Forum, 2006, 238 pp. – ISBN 90 225 4454 0


    In een doorsnee weekend kan het erg druk zijn in een winkelcentrum. Voor veel kooplustigen is het winkelen in zo’n megacentrum niet alleen een noodzaak voor de aankopen, maar ook, zoniet vooral, een belevenis, een heerlijke bezigheid.


    Paco Underhill neemt ons in dit boek mee op tocht in een winkelcentrum. Winkelcentra  liggen doorgaans een eind buiten de woonomgeving. Een dagje winkelen begint dus met een min of meer lange autorit. Want in de VS, nog meer dan in Europa, zijn ze met het openbare vervoer nauwelijks bereikbaar. Een bezoek aan een winkelcentrum is dus een heuse en vaak dagvullende uitstap.


    Niets in het winkelcentrum ontsnapt aan zijn kritische blik: van de parking en in- en uitgangen, tot en met de WC’s. Winkelende mensen zorgen voor omzet van de winkels en inkomsten voor de verhuurders van winkelruimte. Maar als winkelen bovendien aangenaam is, blijven mensen langer en kopen ze meer. De analyse van Underhill toont echter aan dat het allemaal nog veel beter kan.


    Zelfs al gaat dit boek over winkelcentra in de VS, toch kunnen Europeanen er iets uit leren. In ieder geval wordt duidelijk dat veel handels- en verkoopsondernemingen te weinig rekening houden met het standpunt van de klant. Het strookt met mijn eigen ervaring dat je, alleen al om geld uit te geven, vaak moeite moet doen. Op zich is dat natuurlijk niet slecht, want het voorkomt vaak nutteloze en overbodige aankopen. Maar het is in het belang van de handelaars als dit makkelijker zou zijn.


    Dit is weer een vlot geschreven en onderhoudend boekje, waar je nogal wat kan leren over marketing en koopgedrag van mensen. Toch vind ik zijn eerste boek, Waarom we kopen wat we kopen, frisser en beter geslaagd.

    De korte hoofdstukjes zijn uitstekend apart te lezen. Geschikt voor lectuur in situaties waar concentratie moeilijk is.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laat het je een zorg zijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CARLSON, R., Laat het je een zorg zijn! Wat te doen bij belangrijke gebeurtenissen in je leven. (Vert. What About the Big Stuff). A’dam, Uitg. Luitingh-Sijthoff B.V., 2003, 288 pp. – ISBN 90 245 4956 6


    Richard Carlson, stressconsultant en auteur van de serie Maak van een mug geen olifant!, heeft iets met zorgen.

    In zijn eerste serie boekjes liet hij ons zien hoe we problemen niet groter moeten maken dan ze werkelijk zijn. In Laat het je een zorg zijn! geeft hij advies over kwesties die er echt toe doen. Hij behandelt onderwerpen zoals het verwerken van de dood van een geliefde, scheiden, met pensioen gaan, ziekte en handicap.


    Er zijn mensen wie alles meevalt en die zich helemaal niet gelukkig voelen. En er zijn ook mensen die de ene tegenslag op de andere te verwerken krijgen, en die ondanks alles gelukkig zijn. Hun geheim? De wijze waarop ze denken.

    De kern van Carlsons adviezen komt neer op de beginselen van de theorie van Albert Ellis: onze gevoelens worden veroorzaakt en in stand gehouden door onze gedachten over een situatie. Onze gedachten zorgen ervoor dat we ons druk maken over onbelangrijke zaken. Onze gedachten bepalen ook in belangrijke mate hoe gelukkig we ons voelen. Als we onze negatieve gedachten loslaten, helpt dat ons over dingen heen te komen; als we er aandacht aan besteden, blijven diezelfde dingen voortleven.


    En zeker als er belangrijke zaken op het spel staan, is het enorm belangrijk om ons bewust te zijn van de macht van ons denken. Ons denken bepaalt immers uiteindelijk of we ons leven als positief of negatief ervaren. Als we anders gaan denken, dan creëren we andere gevoelens en kunnen we bezwarende situaties beter aan. Dit betekent niet dat de problemen minder ernstig worden, of dat we ze moeten negeren. Sommige gebeurtenissen kunnen ons leven behoorlijk overhoop gooien, en het kost tijd en moeite om ze te boven te komen. Maar onze eigen ingesteldheid kan ons daarbij helpen.


    Het boek is bestemd en geeft steun aan iedereen die door een moeilijke periode gaat. Het laat ons zien hoe we op een vlottere en efficiëntere wijze kunnen omgaan met de grote gebeurtenissen in ons leven.

    Het is ingedeeld in korte, zeer leesbare en hapklare hoofdstukjes, die heel goed afzonderlijk te lezen zijn. Een boek om af en toe ter hand te nemen als je het even niet meer ziet zitten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergeven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRIFFIN, K., De formule om te vergeven. Hoe je kunt loslaten en waarom dat goed voor je is. (Vert. The Forgiveness Formula) Utrecht, Het Spectrum, 2003, 238 pp. – ISBN 90 274 8744 8


    Kathleen Griffin is Brits radiojournaliste. Ze is als kind aangerand, en heeft daar meer dan twintig jaar onder geleden. Tot ze besloot de man in kwestie te vergeven. Ze heeft van vergeven haar merkartikel gemaakt, en maakte programma’s over vergeving door slachtoffers van de holocaust, over aids in Afrika, kinderen die de massamoorden in Afrika overleefden en het hiv-schandaal in Frankrijk. Ze geeft ook workshops over vergeven.

    Dit boek is de neerslag van haar weg naar vergeven.


    In het eerste deel vertelt ze waarom je zou vergeven, over het vergevingsproces zelf en de problemen die hierbij misschien boven komen.

    “Als wij de geheime geschiedenis van onze vijanden zouden kunnen lezen, zouden we in ieders leven genoeg verdriet en lijden aantreffen om alle vijandigheid te ontwapenen.”

    Met deze uitspraak van Henry Longfellow begint het eerste hoofdstuk. Meteen is de toon gezet. Het leed dat anderen ons aandoen ervaren wij als onrechtvaardig en het maakt ons boos. We begraven ons in ons eigen leed en zien allen de krenking en onrechtvaardigheid die ons is aangedaan. Maar als we een blik kunnen werpen achter het masker van de vijandigheid en agressie zien we iets anders. Als we onze woede en haat kunnen loslaten, zijn we in staat om te vergeven. En dan zullen we niet op onze beurt anderen met onze pijn belasten.


    Vergeven maakt het ons mogelijk om geen slachtoffer meer te zijn, en geeft de vrijheid om ons leven in eigen handen te nemen en door te gaan. Vergeving brengt rust in ons leven.

    We kennen allemaal mensen die we moeten vergeven. Er is minstens één persoon van wie we voelen of weten dat die ons echt kwaad berokkend heeft. Misschien zijn ze allang dood, of nog springlevend. Totdat we leren te vergeven, dragen we de pijn die zij ons aangedaan hebben mee in ons hart. En hoe meer kwaad ze ons hebben aangedaan, des te meer pijn dragen we met ons mee. Geen vergeving kunnen schenken heeft een ondermijnend effect op ons leven.


    Vergeven en vergeten worden ten onrechte vaak in een adem genoemd. Vergeven betekent niet dat het gebeurde vergeten wordt, begraven. De herinnering blijft, maar het verhaal wordt anders. Het is juist heel belangrijk dat we niet vergeten, omdat we kunnen leren uit wat gebeurd is. Maar vergeving betekent dat men de andere schadeloos stelt voor het herstel van wat er gebeurd is.


    Eenmaal je besloten hebt te vergeven, kan je het maar beter geleidelijk doen. Want vergeven is een moeilijk proces. Griffin noemt het een reis, die iedereen in een eigen tempo maakt. In haar boek legt ze ontelbare malen uit hoe belangrijk dat is: het is jouw proces, en jij hebt er de controle over. En er zijn ook heuse hindernissen te nemen. Wat moet je bijvoorbeeld met je gevoel voor rechtvaardigheid?


    Griffin presenteert in het tweede deel een methode om die reis stapsgewijs te maken. Zij onderscheidt daartoe 5 stappen. Zij reikt praktische handvatten om deze stappen door te komen. Het zijn als het ware sleutels voor verandering. Haar methode steunt op de techniek van de visualisatie. Voor wie dit minder aanspreekt biedt dit boek toch heel wat ondersteuning in het proces, want ook persperspectiefwisseling is een essentiële invalshoek. Als ervaringsdeskundige weet Griffin hoe moeilijk het is om te vergeven, en haar nadruk op veiligheid en controle werkt dan ook enorm geruststellend.


    Dit is een diepmenselijk en bijwijlen ontroerend boek. Het is een van de meest indrukwekkende boeken die ik de laatste tijd heb gelezen over de verwerking van trauma’s. En het gaat niet alleen over persoonlijk maar ook over maatschappelijk onrecht. Ik kan het zeker aanbevelen aan al wie een trauma te verwerken kreeg en al dan niet aan vergeving toe is. Maar omdat vergeven een opgave is voor ons allemaal, is het eigenlijk voor iedereen bestemd.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom je baby huilt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KITZINGER, S., Stil maar. Waarom je baby huilt en wat je eraan kunt doen. (Vert. Understanding Your Crying Baby) Houten/A’pen, Unieboek BV, 2006, 176 pp. – ISBN 90 269 6116 2


    Het geluid van een huilende baby – een baby die maar doorgaat, steeds harder huilt, en alleen iets rustiger wordt om vervolgens weer een keel op te zetten tot horen en zien je vergaan – is zo ongeveer het meest verstorende, veeleisende, schokkende geluid dat we kunnen horen. Er is geen geruststelling, geen onderhandeling mogelijk, er is geen redelijkheid. Het vreet aan de ouders, en vooral aan de moeder, voor wie het een regelrechte beproeving is.


    Sheila Kitzinger is sociaal antropologe, en heeft onder andere moeders en baby’s in verschillende culturen bestudeerd. Ze heeft baanbrekend onderzoek gedaan op het gebied van bevalling, moederschap en babyzorg en haar bevindingen in verschillende boeken vastgelegd.

    Dit boek gaat over huilbaby’s, baby’s die meer dan zes uren per dag huilen, en hun moeders tot wanhoop brengen. Het is gebaseerd op de antwoorden van moeders op een vragenlijst in twee tijdschriften over ouderschap. Uit de antwoorden bleek dat huilbaby’s hun moeders aan de rand van de wanhoop brengen, en dat hun uitzichtloze situatie vaak nauwelijks wordt onderkend. Veel zogenaamde steun heeft in werkelijkheid geen enkel effect, en veel moeders krijgen gewoon geen hulp en voelen zich geïsoleerd. Wie zelf een huilbaby heeft gehad, kan zich dit perfect voorstellen.


    In de eerste plaats vertelt Kitzinger wat een huilende baby met je doet. Deze eerste stap werkt meteen ontschuldigend: wij zijn geprogrammeerd om te reageren op een huilende baby, en een baby die blijft huilen veroorzaakt enorm veel stress bij volwassenen. Sommige adviezen, zoals het negeren van het huilen, zijn dan ook onterecht en onmenselijk. Zij gaan ervan uit dat de baby een vijand is tegen wie we ons moeten wapenen. Niets is minder waar. Moeders zijn echter gemakkelijke doelwitten voor advies, want onzeker en kwetsbaar. Het volgen van deze adviezen brengt vaak nog veel meer stress mee.


    Daarna probeert zij meer inzicht te verwerven waarom baby’s in het algemeen huilen, en waarom sommige baby’s ontroostbaar zijn. Alle mogelijke oorzaken passeren de revue. Meestal gaat het over een combinatie van verschillende factoren, zowel lichamelijke als psychische oorzaken.


    Vervolgens observeert zij hoe de verschillende betrokken volwassenen over het algemeen met huilbaby’s omgaan. Daarbij vond ik het hoofdstuk over de rol van de vader zeer verhelderend. Vooral haar genuanceerde kijk op de wijze waarop mannen in het algemeen met baby’s omgaan heeft mij aangesproken.


    In het laatste hoofdstuk vertelt Kitzinger over moeders en baby’s in andere niet-westerse culturen. Daar is moederschap een zaak van de vrouwengemeenschap, in tegenstelling tot de geïndividualiseerde Westerse maatschappij. Moeders hebben een hoge status, worden beschermd en gekoesterd, en hun taak wordt door velen gedragen. Huilbaby’s komen er ook voor, maar door het gedeelde moederschap is dit veel minder stresserend.

    Kitzinger breekt hier een lans voor solidariteit onder vrouwen en moeders.


    Dit is werkelijk een zeer interessant boek, en geschreven door een wijze vrouw. Het stelt moeders gerust, en haalt hen uit de schuldhoek. Geen insinuaties dat jij zelf verantwoordelijk bent voor het huilen van je baby of dat je je door hem in de luren laat leggen. Er is ontzettend veel begrip voor de wanhoop van moeders (en vaders) van huilbaby’s. Je vindt er realistische en steekhoudende verklaringen én een schat aan adviezen. Het is geen receptenboek, maar staat vol met ideeën die andere ouders hebben geprobeerd en die hebben gewerkt. De vormgeving is aantrekkelijk: vlot leesbaar, ordelijk ingedeeld, mooi geïllustreerd.


    Dit boek is een echte aanrader voor ouders met een huilbaby, maar ook voor alle aanstaande ouders. Niemand weet immers vooraf hoe de baby zal zijn. Naast Oei, ik groei weer een prachtig geboortecadeau!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ondergang
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DIAMOND, J., Ondergang. Waarom zijn sommige beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar ondergang voorkomen? (Vert. Collapse) Utrecht, Het Spectrum, 2005, 702 pp. – ISBN 90 274 9863 6


    In zijn internationale bestseller Zwaarden, paarden en ziektekiemen, onderzocht Jared Diamond hoe het mogelijk was dat beschavingen zo verschillend kunnen evolueren. Zijn nieuwste boek zou je een soort vervolg en tegenhanger kunnen noemen. Hierin probeert hij het verval van beschavingen te verklaren. Het is een uitermate boeiende turf geworden, waar je echter wel wat tijd moet voor uit trekken.


    Voor zijn studie gebruikt hij de vergelijkende methode, waarmee hij vertrouwd is door zijn werk als ornitholoog. Hierbij vergelijkt men natuurlijke situaties, die van elkaar verschillen, aan de hand van relevante factoren. Vijf factoren dragen volgens Diamond bij tot het behoud resp. de ondergang van een cultuur of beschaving: door de mens veroorzaakte schade aan het milieu, klimaatverandering, vijandigheden met andere culturen, handelsrelaties met andere gemeenschappen en culturele gewoonten.


    Diamond begint zijn speurtocht met een streek die hem zeer vertrouwd is, en die ondanks de schoonheid ervan, toch zeer te lijden heeft van milieuschade: de staat Montana. Vroeger was het een van de rijkste, nu een van de armste staten in de VS. Montana staat hierbij model voor de vele kwetsbare, en soms voor landbouw ongeschikte, gebieden op aarde. Milieuproblemen hebben er een onmiskenbare invloed op de cultuur en leefwijze van de bewoners. Die ingewikkelde problemen worden door de auteur op een inzichtelijke en zeer goed gedocumenteerde wijze verhelderd.


    In het volgende deel bestudeert Diamond een aantal verdwenen culturen die, mede door hun onvermogen om de milieuproblemen op te lossen die ze schiepen of ontmoetten, ten onder gingen. Achtereenvolgens komen aan de orde: Paaseiland, de Anasazi, de Maya’s, de Vikingen op Ijsland en Groenland. Diamond heeft opzettelijk gekozen voor verscheidenheid. De geschiedenis van de Maya’s maakt bijvoorbeeld duidelijk dat hoogontwikkelde en creatieve culturen hetzelfde kan overkomen als perifere culturen in een kwetsbaar milieu. Ook hier verbaast hij weer door zijn grondige en actuele kennis van deze beschavingen en van de problemen waarmee ze te maken hadden.


    Uit het lot van deze beschavingen kunnen we lessen trekken voor de huidige situatie. Maar we kunnen ook leren uit de successen. Er zijn immers verschillende wegen naar succes.  Sommige culturen ontwikkelen werkwijzen die overexploitatie vermijden en andere culturen slagen daar niet in. Daarom eindigt Diamond dit deel met een paar succesvolle culturen, waarmee hij aangeeft dat de mens niet machteloos staat tegenover vergelijkbare bedreigingen.


    Het derde deel brengt hedendaagse samenlevingen en hun problemen aan de orde: de volkerenmoord in Rwanda, de uiteenlopende ontwikkeling van de Dominicaanse Republiek en Haïti, de milieuproblemen van China en de exploitatie van Australië. Ook hier analyseert Diamond zorgvuldig alle factoren die bijdragen tot de problemen van deze culturen, en de wijze waarop ze werden/worden aangepakt. Hij hanteert hiervoor dezelfde werkwijze als voor de verdwenen culturen. Omdat het gaat over nog bestaande culturen kan hij duidelijk aantonen dat conflicten tussen (groepen) mensen vaak nauw samenhangen met milieuproblemen.


    In het laatste deel worden conclusies en lessen getrokken. Die hebben betrekking op de wijze waarop culturen omgaan met de gegeven omstandigheden. Wij kunnen immers alleen daarop invloed uitoefenen en dan niet zozeer als individu, maar als groep. Diamond wijdt een interessante bespreking aan de factoren die bijdragen tot een al dan niet succesvolle groepsbesluitvorming: het probleem moet eerst gezien worden, als het gezien wordt moet het onderkend worden, men moet pogingen (willen) doen om het op te lossen en de poging kan succesvol zijn resp. mislukken.


    Een volledig hoofdstuk wordt gewijd aan de rol van de industrie bij de milieuproblematiek. Hiervoor vergelijkt hij de wijze waarop binnen diverse industrietakken door verschillende bedrijven met de milieuproblemen wordt omgegaan. Hij komt tot de conclusie dat, in tegenstelling tot wat bedrijven vaak stellen, een verantwoord milieubeleid bijdraagt tot winst en duurzaamheid van de industrie.


    In het laatste hoofdstuk komt tenslotte de individuele consument aan de orde. Die moet niet passief toekijken, maar kan door zijn koopgedrag vrij veel invloed uitoefenen op de milieuproblematiek. Dit loopt parallel met de mening van Noreena Hertz m.b.t. de economische globalisering.

    Die globalisering is trouwens zowel het uitgangspunt als de conclusie van Diamond: zoals de verdwenen culturen afhankelijk waren van hun naaste buren, zo is nu de hele wereld afhankelijk van de hele wereld. Er bestaat geen cultuur meer die op eigen houtje kan overleven. Waar in het verleden de ene cultuur verdween en de andere bleef bestaan, is het nu voor de hele wereldbevolking hetzij op korte of lange termijn overleven of verzuipen.

    Het is een tamelijk alarmerende boodschap, waarbij Diamond toch gematigd optimistisch blijft. De belangrijkste opgave, en zeker niet eenvoudig, zal volgens hem zijn, te beslissen welke kernwaarden van onze cultuur verenigbaar zijn met het overleven van onze samenleving en welke we zullen moeten opgeven.


    In de gedachtegang van de auteur kon ik mij goed vinden. Ik heb ook meer inzicht gekregen in de complexe samenhang van de zeer verscheidene uitdagingen en de gevolgen ervan, waarvoor een cultuur zich gesteld ziet.


    Maar zelfs als je als lezer zijn conclusies niet deelt, blijft het een lezenswaardig boek. Het is enorm goed gedocumenteerd, de analyses zijn zeer nauwkeurig uitgewerkt en inzichtelijk gepresenteerd. Het bevat een schat aan (recente) informatie over verdwenen en nog bestaande culturen en is daarom alleen al het lezen waard. Voor elke cultuur is er een geografische kaart met de ligging van het betrokken gebied. Elk hoofdstuk kan bovendien op zichzelf gelezen worden, een niet te onderschatten voordeel voor een boek van deze omvang. Het is bovendien zeer toegankelijk en boeiend geschreven.

    Tenslotte: zoals het een boek van dit gehalte betaamt, is er een uitgebreide literatuur- en notenlijst, en een trefwoordenregister.

    Een ondubbelzinnige aanrader!


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De heidense Christus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HARPUR, T., De heidense Christus. Herontdekking van het verloren licht. (Vert. The Pagan Christ) Deventer, Uitg. Ankh-Hermes, 2004, 231 pp. – ISBN 90 202 8369 3


    De bijbel is geen geschiedschrijving, maar een verzameling van sublieme mythen en metaforen. De kerk heeft al in de 3e eeuw een groteske fout gemaakt, door deze mythen een populistische en historische interpretatie te geven. Wat als allegorie bewaard is gebleven werd bewust ten onrechte geïnterpreteerd alsof het om feiten ging. Men richtte zich immers op de massa, en een interpretatie van de schrift als een allegorisch en mythisch verhaal ging het bevattingsvermogen van de meeste eenvoudige gelovigen te boven. Het christelijke geloof is dus gebaseerd op een geschiedenis die zich nooit heeft voorgedaan.

    Dit is de grondstelling van Tom Harpur, ex-priester en professor aan de Universiteit van Toronto.


    Volgens Harpur wortelen de joodse en de christelijke godsdienst in de religie van het oude Egypte, en is het verhaal over de Christus waarschijnlijk voortgekomen uit een spiritueel drama. De religie van het oude Egypte was, net als veel ‘heidense’ godsdiensten, gebaseerd op de natuur en haar cycli. De oude volken geloofden hun mythen niet, zoals christenen het evangelie geloven. Ze wisten dat de mythe het symbool was voor een diepzinnige waarheid over de menselijke zijnstoestand, voor een zielservaring. De conclusie is dat het christendom niet moet loskomen van zijn mythes, maar juist opnieuw moet mythologiseren.


    Harpur beargumenteert en onderbouwt zijn stellingen aan de hand van bevindingen van onderzoek op zeer verschillende gebieden, o.a. de oude Egyptische godsdiensten, de archeologie, het vergelijkend godsdienstonderzoek, en de seculiere en kerkelijke geschiedenis. Zijn betoog heeft betrekking op zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Zijn redenering is inzichtelijk, stevig onderbouwd en gedocumenteerd. In zijn betrokkenheid en bevlogenheid valt hij vaak in herhaling, maar dit vond ik niet echt storend.


    Zijn stellingen staan echter haaks op andere interpretaties die uitgaan van de premisse van een historische basis voor de bijbel en evangelieën: zie Thijs Voskuilen en Frans Vermeiren. Met de uitspraak van Gibbon voor ogen - Zoek nooit naar een verheven motief als er een trivialer voor de hand ligt – en enig inzicht in de praktische natuur van de mens, lijken mij deze interpretaties toch minstens even plausibel. Een en ander weerspiegelt waarschijnlijk het onderscheid tussen diegenen die de bijbel vanuit een zuiver seculier standpunt benaderen, en zij die dit doen vanuit een zoektocht naar spirituele waarheid. Tom Harpur behoort tot de laatste groep. Hij wil met zijn boek een speurtocht ondernemen naar een spirituele waarheid, die hij een kosmisch christendom noemt.


    Toch is de conclusie dezelfde: het huidige christendom is gebaseerd op de bewuste vervorming en verdraaiing van de werkelijkheid. Het is dan ook niet eigenaardig dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek door de kerkelijke autoriteiten decennialang zijn genegeerd.


    Het is een zeer leesbaar boek, dat iedere christelijk gelovige aanbelangt, maar wel confronterend kan zijn.

    Er is een uitgebreide notenlijst, dito bibliografie en een handig register.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deze meneer wordt morgen geholpen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SPRINGORUM, D., ‘Deze meneer wordt morgen geholpen’. Taalgebruik en communicatie in het ziekenhuis. Haarlem, Aramith, 2002, 144 pp. – ISBN 906834 192 8


    Een ziekenhuisopname is een vervreemdende ervaring, vooral wanneer je er voor een ernstige aandoening terecht komt. De ontreddering en ontregeling die dit voor de patiënt en zijn omgeving meebrengt kan enkel goed beschreven worden door iemand die het zelf meemaakte.

    Dick Springorum, taalkundige aan de KU Nijmegen, werd voor een ernstige aandoening in het ziekenhuis opgenomen. In dit boekje beschrijft hij op indringende en meeslepende wijze zijn eigen ziekte- en ziekenhuiservaringen.


    Een ziekenhuis is een totale institutie. De regie over je eigen leven wordt je vriendelijk maar vastbesloten uit handen genomen. Het ziekenhuis hanteert regels die je leven plotseling tot in detail blijken te bepalen: dagindeling, eten en drinken, lichamelijke verzorging, en talloze grote en kleine en begrijpelijke en onbegrijpelijke onderzoeken.

    Het komt allemaal aan de orde: de confrontatie met ziekte en de overrompelende veranderingen die dit teweegbrengt in je leven, de angst voor de toekomst, het wennen aan de nieuwe situatie, de onzekerheid over wat al dan niet nog zal kunnen, de eindigheid van het leven. Een ziekenhuisopname trekt je ook uit de gewone wereld weg, die doordraait en je blijkbaar niet nodig lijkt te hebben.

    Als taalkundige kan Springorum het niet laten daarbij te letten op de taal en communicatie.

    “Want ze vertellen je een heleboel, maar je moest eigenlijk iemand hebben die dat allemaal voor je vertaalt, iemand met wie je dat allemaal op je gemak, zonder tijdsdruk, eens kon doornemen, bepraten.”

    Het boekje leest enorm vlot, ook al door de grote letters. Het is zeer herkenbaar voor wie al een of meerdere ziekenhuisopnamen achter de rug heeft en enorm leerrijk voor wie niet in het geval was. En het zou verplichte lectuur moeten zijn voor alle hulpverleners, al dan niet in opleiding.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe breng ik mijn kind (en mezelf) structuur bij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    PEERLINGS, W., Hoe breng ik mijn kind (en mezelf) structuur bij. Een gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. Tielt, Lannoo, 2006, 230 pp. – ISBN 90 209 6518 2


    Structuur in de opvoeding mag weer. Structuur is immers belangrijk in ons leven en in dat van onze kinderen. Met behulp van structuur behaal je immers met minder moeite en in minder tijd een beter resultaat.


    Wendy Peerlings werkt met kinderen die het moeilijk hebben om structuur te brengen in hun leven. Maar structuurproblemen beperken zich niet tot een handjevol kinderen of gezinnen. Elk gezin krijgt ermee te maken. Hoe zorg je er immers voor dat een dag zo rustig mogelijk begint, dat de kinderen op tijd zijn op school, dat ze alles mee hebben? Hoe zorg je ervoor dat ’s avonds het huiswerk wordt gemaakt, de lessen geleerd, ondertussen het avondmaal wordt bereid, er zo gezellig mogelijk wordt gegeten en de kinderen op tijd in bed raken? Hoe worden speelgoed en kamers opgeruimd, of blijft alles liggen tot niemand er nog doen aan ziet?

    Structuur aanbrengen in een kinderleven is niet eenvoudig. Sommige kinderen zijn enorm traag, anderen krijgen de juiste volgorde niet onder de knie. Iets onthouden kan erg moeilijk zijn als je niet weet hoe de informatie te ordenen. Het structureren van tijd en taken is voor veel kinderen één grote chaos. En kinderen van vandaag leven bovendien in een drukke en chaotische wereld.


    In het boek worden eerst de belangrijkste problemen op een rij gezet. Kinderen kunnen moeite hebben met structureren op verschillende manieren. Chaos en orde moeten ook altijd bekeken worden in het kader van de situatie. Er is niet één goede manier om te structureren die voor iedereen geldt. Die aandacht voor individuele verscheidenheid is alvast een positief aspect in dit boek.


    Het leeuwendeel van het boek is praktisch: het is een doe-boek. En het probleem wordt gezien vanuit de ogen van het kind.

    De eerste stap is een grondige observatie hoe een kind verschillende taken aanpakt. Hiervoor krijg je voldoende degelijk materiaal en schema’s aangereikt.

    Verder legt de auteur talrijke methodes en technieken uit om je kind te leren gestructureerd te werken. Daarbij worden positieve bekrachtiging en het ondersteunen van een positief zelfbeeld bij kinderen sterk benadrukt. Dit is zeker belangrijk bij kinderen die door structuurproblemen al heel wat mislukkingen hebben ervaren.


    Leren systematisch en planmatig werken staan daarbij centraal. Dit aspect wordt vooral in het zevende hoofdstuk goed uitgewerkt: werken met schema’s in tijd en ruimte, sorteren, structuur brengen in de leerstof, … Dit hoofdstuk is zeker bruikbaar voor iedereen die het weleens lastig heeft met structureren. Dit alles wordt uitgebreid geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk van de auteur. Volgens mij is dit het sterkste onderdeel van het boek.


    Je zou nu verwachten dat een boek over structuur ook heel gestructureerd is gepresenteerd. Jammer genoeg is dit niet het geval. Zowel de gedachtegang als de lay-out zijn vaak verwarrend.

    De indeling is niet altijd overzichtelijk, soms is er zelfs te weinig spatie tussen de titel en de tekst. De verschillende onderdeeltjes mochten voor mij best nadrukkelijker genummerd zijn. Ik vond verschillende schema’s niet makkelijk terug. Verwijzingen zijn vaak slordig en soms foutief. Er worden naar mijn smaak teveel verschillende lettertypes op één bladzijde gebruikt. Sommige zaken mochten best beter uitgelegd worden. Hoeveel ouders zouden de beertjes van Meichenbaum kennen?

    Een indeling waarbij de tekst en illustraties op resp. rechter- en linkerzijde staan was handiger geweest en beter te volgen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Folklore en volkswijsheden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ter LAAN, Folklore en volkswijsheden in Nederland en Vlaanderen. Utrecht, Het Spectrum, 2005 (3e dr.), 542 pp. – ISBN 90 274 1804 7


    Dit boek is in 1949 verschenen als Folkloristisch Woordenboek van Nederland en Vlaams België.

    Kornelis ter Laan was onderwijzer, kamerlid en burgemeester in Zaandam. Hij verzamelde ontelbare wetenswaardigheden, feiten en feitjes op veel terreinen en stelde hiermee verschillende encyclopedische werken samen. Het meest bekende is Nederlandse Spreekwoorden, Spreuken en Zegswijzen.


    Het Folkloristisch Woordenboek past helemaal in die traditie. In zo weinig mogelijk woorden probeert ter Laan alfabetisch gestructureerd zoveel mogelijk informatie over zoveel mogelijk onderwerpen te geven. Dit is meteen een tekort van dit boek: niet het culturele gewicht van de onderwerpen, maar wel de hoeveelheid gevonden informatie bepaalt de omvang van de artikelen. Daardoor krijgen belangrijke elementen vaak niet de uitleg die ze verdienen, en relatief onbelangrijke zaken ten onrechte teveel ruimte.


    Tweede beperking is dat ter Laan de juistheid van zijn gegevens niet heeft getoetst. De informatie in het boek, o.a. over de oorsprong van gebruiken en uitdrukkingen, is dus niet noodzakelijk correct.


    Ook al zijn de opvattingen en inzichten over de volkscultuur sinds het eerste verschijnen van het boek veranderd, toch weet men over veel onderwerpen nog niet veel meer dan toen. Hier staan dus heel veel data uit een grote verscheidenheid aan nauwelijks toegankelijke bronnen handig bij elkaar. Het boek biedt een breed en kleurrijk palet van vooral de Nederlandse en in mindere mate de Vlaamse folklore tot het midden van de vorige eeuw.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denken als de dieren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRANDIN, T. & C. JOHNSON, Denken als de dieren. De visie van een autistische wetenschapster op het gedrag van dieren. (Vert. Animals in Translation) Utrecht, Bruna, 2005, 348 pp. – ISBN 90 229 8785 X


    Temple Grandin is doctor in de zoölogie en autistisch. Menselijke emotie en interactie zijn voor haar moeilijk te begrijpen, maar ze lijkt wel het gedrag van dieren intuïtief te begrijpen. Dit boek is het resultaat van de 40 jaren die ze met en voor dieren heeft gewerkt.


    Volgens haar zijn er heel wat parallellen tussen autistische mensen en dieren. Beiden zijn vooral detailwaarnemers, gericht op verschillen en ze denken in beelden. Niet-autistische (‘normale’) mensen daarentegen zoeken vooral gelijkenissen, generaliseren en verbaliseren. Normale mensen zien en horen schema’s, autistische mensen en dieren krijgen de ruwe zintuiglijke informatie. Vanuit die parallellen meent Temple Grandin dat zij het gedrag van dieren veel beter kan begrijpen omdat zij zich kan verplaatsen in het perspectief van het dier, en ervaren wat het dier ervaart.


    Grandin wijt deze verschillen resp. gelijkenissen aan de werking van de prefrontale cortex, waardoor wij de informatie filteren en selecteren en inpassen in een groter geheel. Bij autistische mensen blijkt die prefrontale cortex niet optimaal te werken, bij dieren is ze afwezig of veel minder ontwikkeld. Deze stelling wordt door haar onderbouwd met resultaten uit  onderzoek in verscheidene disciplines als de neurologie, de zoölogie, de ethologie, de evolutietheorie.


    In het boek komen uitgebreid verschillende onderwerpen aan de orde. Zij verdedigt met verve en zeer degelijk onderbouwd haar stelling dat dieren gevoelens hebben en denken, zelfs in bepaalde opzichten blijk geven van genialiteit. Dieren zijn volgens haar te vergelijken met autistische savants.


    Al heb ik bedenkingen over bepaalde stellingen, toch is het een zeer leerrijk boek. Het bevat een schat aan informatie over de psyche van dieren én mensen, over agressie en angst, pijn en lijden, waarneming en cognitie (o.a. taal). Je zou het boek kunnen beschouwen als een soort naslagwerk over hogervermelde thema’s. Vaak benadert Grandin een probleem van een heel originele kant, waardoor je er meteen een ander zicht op krijgt.


    Omdat autistische mensen vaak sociaal onhandig zijn, wordt hen vaak – ten onrechte –afstandelijkheid en ongevoeligheid toegeschreven. Temple Grandin levert hier het bewijs van het tegendeel: zij is een fervent pleitbezorgster van het dierenwelzijn, maar ook van een positieve benadering van mensen op basis van hun mogelijkheden en niet op grond van hun beperkingen.


    Het werk besluit met een uitgebreide gids voor het begrijpen en aanpakken van problemen bij gedrag en training van dieren. Er is een dito notenlijst en dito bibliografie.

    Het is een origineel en persoonlijk boek, dat bovendien vlot geschreven is en in een begrijpelijke taal. Er komt nogal wat herhaling in voor, maar dat heeft voor- en nadelen. Ik vond dit niet hinderlijk.


    Verwante lectuur: Natuurlijke intelligentie


    ©  Minervaria

                       

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winnen zonder strijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SUN TZU, Winnen zonder strijd. Een nieuwe interpretatie van beproefde strategische inzichten. (Vert. The Art of War) Haarlem, Uitg. Altamira-Becht, 2003, 260 pp. – ISBN 90 6963 562 3

    Ongeveer 2300 jaar geleden legde in wat nu Noord-China is, een geslacht van militaire leiders hun gezamenlijke wijsheid in geschreven vorm vast. Daarin werd het perspectief vooropgezet dat het mogelijk was te winnen zonder de strijd aan te binden. In China staat deze tekst bekend als de Sun Tzu, naar de stamvader van het geslacht.

    De Sun Tzu maakt duidelijk hoe we kunnen veroveren zonder agressie te tonen, zowel in kleinschalige als grootschalige conflicten. Het boek wil een evenwichtige, vriendelijke en effectieve benadering bieden van strijd. Daarvoor is nodig dat we zowel zelfkennis als kennis van de andere en de context verwerven en benutten. De tekst onthult hoe we op een verstandige manier met strijd kunnen omgaan. De tekst is opgesteld met het oog op militaire overwinningen in een tijd en gebied met veel politieke instabiliteit. Maar we kunnen de inzichten ook toepassen op de strijd in en buiten onszelf in het dagelijkse leven.

    Strijd en conflicten zijn een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan. Strijd zit in ons en omringt ons. Conflictsituaties negeren, onderdrukken of weg wuiven is geen oplossing. Met de juiste vaardigheden kunnen we in sommige situaties een conflict uit de weg gaan, maar in andere is het noodzakelijk de strijd aan te gaan. Agressie heeft echter beperkingen. Ze kan heel destructief werken, zowel in de persoonlijke levenssfeer als op maatschappelijk en mondiaal niveau. Het is dus altijd interessant te leren hoe op een grondiger en effectievere wijze met strijd om te gaan.

    De Sun Tzu is in de loop der eeuwen in China herhaaldelijk bewerkt en aangevuld. De meeste becommentarieerde vertalingen zijn hierop gebaseerd. Recent zijn echter oudere bamboedocumenten ontdekt, die beter aansluiten bij de oorspronkelijke tekst. Deze uitgave is een becommentarieerde vertaling van de oorspronkelijke Chinese Sun Tzu.

    Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel bevat de vertaalde oorspronkelijke teksten. In het tweede deel zijn 3 essays van de auteurs opgenomen, die de grondgedachten van de Sun Tzu weergeven. Hieruit valt zeker te onthouden ‘het geheel nemen’ en ‘shih’. De wereld is een geheel, bestaande uit een groot aantal veranderende, onderling verbonden aspecten. Wie de overwinning wil behalen moet bedachtzaam alle elementen van de situatie observeren, leren kennen, en ermee rekening houden. Het trof mij hoe modern deze inzichten aandoen. Wij zouden spreken over systemisch en methodisch handelen. In het laatste deel worden de teksten uit deel 1 becommentarieerd, en volgens de auteurs verruimd.

    Ik ben gestart met het tweede deel. Dit geeft meteen een kader waarbinnen de oorspronkelijke teksten kunnen worden geïnterpreteerd. De Chinese teksten zijn in versvorm opgesteld en niet zonder meer goed te begrijpen. Ze komen vaak saai over en bevatten veel herhalingen. Het eerste en het derde deel kunnen samen worden gelezen, vermits ze nauw bij elkaar aansluiten.

    Dit laatste was vrij teleurstellend. De commentaren bij de teksten bevatten nagenoeg geen nieuwe elementen. De auteurs blijven zeer dicht bij de oorspronkelijke teksten, beperken zich vaak tot herhaling, en komen niet verder dan de militaire sfeer waarbinnen de Sun Tzu is ontstaan. Een vertaling van de teksten naar conflicten in de algemeen menselijke sfeer, zoals de auteurs min of meer beloven, zit er niet in. Dit wordt dus helemaal aan de lezer overgelaten. Voor een training in het omgaan met conflicten kunnen de hoofdgedachten van de Sun Tzu wel een basis leveren.

    Het is dus een ‘achtergrondboek’. Voor de praktische toepassing van de inzichten kan je beter terecht bij de literatuur over methodische conflicthantering.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De betovering van het geloof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DENNETT, D., De betovering van het geloof. Religie als een natuurlijk fenomeen. (Breaking the Spell. Religion as a natural phenomenon) A’dam, Uitg. Contact, 2006, 447 pp. – ISBN 90 254 2687 3


    Kan een notoire atheïst iets zinnigs zeggen over godsdienst? Nee, zeggen theologen en veel gelovigen. Wetenschappelijk onderzoek van buitenaf naar religie wordt door ettelijke godsgelovigen op zijn minst wantrouwig bekeken. Een buitenstaander zou er niets van begrijpen, hem zou de finesse ontgaan.


    Daniel Dennett is natuurlijk een andere mening toegedaan. Gelijk heeft hij. Religie speelt zo’n belangrijke rol in het leven van iedereen, gelovig of niet, dat we er best zoveel mogelijk van weten. Het is een van de meest invloedrijke fenomenen op sociaal, politiek en economisch gebied en vormt voor enorm veel mensen de zin van hun bestaan. Het is dus de hoogste tijd dat er meer werk wordt gemaakt van de wetenschappelijke studie van religie als natuurlijk fenomeen, net zoals andere menselijke culturele uitingen.


    Velen zijn echter bang dat wetenschappelijk onderzoek de betovering van religie zal verbreken en dat dit een ramp zal zijn. Is dat gevaar reëel? We weten het niet, aldus Dennett, we moeten het onderzoeken. De vraag of God bestaat is onbeantwoordbaar gebleken. Desondanks blijven veel mensen geloven in religie of het geloof in God. Het is de vraag waarom dit zo is en of het goed is dat het zo blijft. Het is dus nodig de betovering te verbreken.


    In de eerste plaats onderzoekt hij hoe religie is ontstaan en geëvolueerd tot georganiseerde religie. Als memeticus hanteert hij daarvoor een evolutionair perspectief, niet zozeer van genen maar van memen. Dit zijn cultureel overgedragen ontwerpen die zich, evenals genen, onbewust voortplanten en verspreiden waar er een ‘gat in de markt’ is. De vraag die wij ons over dit proces moeten stellen is: Cui bono?, of waartoe, waarvoor en voor wie is die verspreiding goed. Het gaat hier niet over goed in de morele zin, wel over goed voor het voortbestaan en de verspreiding van het meem ‘geloof’.


    Trouw aan die vraag ontwikkelt Dennett een visie op de evolutie van religie zoals die door de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek wordt gesuggereerd en ondersteund. Hierbij staan nog veel vragen open. Hij levert een boeiende uiteenzetting, waarin veel relevante begrippen en theorieën worden verhelderd. Hij waakt er ook zorgvuldig voor niet in de val van het biologisch reductionisme te trappen.


    Mensen geloven in God, maar ze geloven evenzeer dat hun georganiseerde geloof in God, of de georganiseerde religie, het ware is. Ze nemen zonder meer aan dat hun versie van dat geloof, hun religie, de enig juiste is. De geschiedenis toont echter aan dat een dergelijke opvatting gemakkelijk leidt tot uitslaande politieke branden. Religie is helemaal niet onschuldig. Er moeten dus goede redenen zijn om ze te blijven handhaven.

    Dus gaat Dennett na waarom de huidige religie zoveel betekent voor zoveel mensen. Dit blijkt eigenlijk niet erg duidelijk want niet voldoende onderzocht. Het enige tot nu toe enigszins aanwijsbare ‘goed’ is een zeker gezondheidsvoordeel. Of religie mensen moreler maakt is op zijn minst problematisch en ook nog niet echt beantwoord.


    Tenslotte formuleert hij een aantal voorstellen over hoe we nu, in afwachting van verder onderzoek, het best met religie omgaan. Speciale aandacht gaat naar de opvoeding. Kinderen worden nu zonder meer in de religie van hun ouders opgevoed. Dennett stelt voor dat kinderen op school zouden leren over alle religies van de wereld, zodat ze later met kennis van zaken hun keuze kunnen maken. Hij waarschuwt tegen de huidige tendens die het onbevooroordeeld onderzoek naar religie zou willen verbieden en voorbehouden aan de religies zelf, want dit zou kunnen leiden tot het verglijden van de democratie in een soort theocratie. Voor wie dit overdreven vindt gesteld: Dennett heeft zijn boek geschreven vanuit en voor de Amerikaanse situatie.


    Zoals in al zijn andere werken zijn ook hier al zijn betogen grondig uitgewerkt en beargumenteerd, en zeer degelijk gedocumenteerd. Dennett hoedt er zich nadrukkelijk voor om standpunten in te nemen die religie zonder meer verwerpen. Hij houdt zich strikt aan zijn uitgangspunt: de studie van religie op wetenschappelijke werkwijze, en formuleert zowel antwoorden als vragen. Hij hoopt hiermee gelovige mensen te verleiden tot nadenken over hun geloof. Ik vrees echter dat dit niet realistisch is. Zijn boek zal hoofdzakelijk diegenen aanspreken die reeds kritisch zijn.


    Het is een zeer rijk boek. Voor zijn betoog maakt Dennett gebruik van de inzichten van de meest vooraanstaande onderzoekers op dit gebied. In vergelijking met zijn vorige werken is dit boek aanzienlijk vlotter leesbaar.

    Voor diegenen die zich willen verdiepen in bepaalde onderwerpen, werden vier bijlagen opgenomen die bepaalde thema’s’ op een meer academische wijze uitdiepen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onrechtmatig leven?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUIJSEN, M. (red.), Onrechtmatig leven? Opstellen naar aanleiding van Baby Kelly. Uitg. Valkhof Pers, 2006, 237 pp. – ISBN 90 5625  221 6


    Kelly is elf jaar geleden meervoudig geestelijk en fysiek gehandicapt geboren als gevolg van een chromosomale afwijking. Haar ouders hebben in haar naam een wongful life-rechtszaak aangespannen. Had de verloskundige, die wist dat er een chromosomale afwijking in de familie was, de moeder verwezen naar genetisch prenataal onderzoek, dan was vroeg in de zwangerschap ontdekt dat de vrucht beschadigd was. Met die wetenschap zou de moeder hebben besloten tot abortus.

    De verloskundige moest, overeenkomstig de toen geldende maatstaven, de moeder doorverwijzen. Had ze dit gedaan, dan zou het meisje niet hebben bestaan. Haar bestaan, zo pleitten de ouders, was dus onrechtmatig, een wrongful life.


    De ouders spanden in naam van Kelly een rechtszaak aan. Het hof wees de vordering van Kelly toe, en veroordeelde de verloskundige tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij zal lijden. De Hoge Raad, de hoogste gerechtelijke instantie in Nederland, heeft op 18 maart 2005 het beroep van de verloskundige verworpen en dus het vonnis bevestigd.In het boek van Buijsen krijgen verschillende deskundigen het woord over de rechtmatigheid van deze toewijzing.


    De bijdragen zijn de schriftelijke neerslag van een symposium dat over deze kwestie werd gehouden. Een aantal ervan zijn van rechtskundige aard, andere van rechtsfilosofische en ethische en nog andere van politieke aard.


    Het lezen van dit boek was niet zonder meer gemakkelijk, vooral door de geheel eigen terminologie van de rechtskundige bijdragen. Toch heb ik hierdoor meer inzicht gekregen in de soms erg ingewikkelde rechtsprocedures en –overwegingen in rechtszaken verbonden aan levenskwesties.


    Drie bijdragen zijn mij vooral bijgebleven door hun helderheid en doordachtheid. Wim Eyck, bisschop van Groningen, heeft het vanuit een christelijk perspectief over de ethische aspecten van prenatale diagnostiek en foetale therapie. Rechtsfilosoof J.M. Piret van de Erasmus Universiteit Rotterdam betoogt op overtuigende wijze dat het leven beschouwen als schade niet betekent dat de waarde van een gehandicapt bestaan wordt ontkend. Tenslotte apprecieerde ik het bijwijlen ontroerend betoog van de politicologe Margot van Trappenburg en haar standpunten over wenselijke depolitisering van dergelijke levenskwesties.


    Het geheel vormt een zeldzaam evenwichtige, serene en genuanceerde bijdrage aan het debat over een heikel onderwerp als wrongful life.


    ©  Minervaria


                                                                                                                                                                                    

                                            

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst en samenleving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEKKER, G. & H.C. STOFFELS, Godsdienst en samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie. Kampen, Uitg. Kok, 2005 (6e dr.), 239 pp. – ISBN 90 435 0398 3


    Deze inleiding is een grondig herziene uitgave van een vorig studieboek. Het boek heeft niet alleen een andere indeling gekregen, het is ook geactualiseerd en beter afgestemd op het onderwijs. Het is in de eerste plaats bestemd voor studenten in het wetenschappelijk en het hoger beroepsonderwijs.


    Godsdienstsociologie is de wetenschap die de wederkerige relatie tussen godsdienst en samenleving bestudeert, meer bepaald de invloed die zij op elkaar uitoefenen. Studie van de religieuze factor in de samenleving is belangrijk omdat godsdienst in veel situaties en met betrekking tot veel problemen en levensterreinen een min of meer sterke rol speelt.


    De moderne godsdienstsociologie bestudeert godsdienst als maatschappelijk verschijnsel, en schenkt niet alleen aandacht aan de traditioneel christelijke godsdienstigheid en groeperingen binnen kerken. Ook andere vormen van godsdienstigheid en de nieuwe religieuze bewegingen zijn onderwerp geworden van onderzoek. Godsdienstsociologie bestudeert ook het ontstaan en bestaan van godsdiensten in samenhang met het hele samenleven.  Dit wordt in sommige kringen als bedreigend ervaren, en roept verzet op tegen een sociologische bestudering van godsdienst en kerk.

    Godsdienstsociologie doet echter geen uitspraken over het waarheidsgehalte van een bepaald geloof of de superioriteit van de ene godsdienstige traditie boven de andere. De godsdienstsociologie houdt zich ook niet bezig met het toetsen van de echtheid van religieuze ervaringen.


    Godsdienst wordt door de auteurs omschreven als “de betrokkenheid van mensen op een als transcendent ervaren werkelijkheid”. Hiermee maken ze geen onderscheid tussen religieuze bewegingen met meer of minder geïnstitutionaliseerde vorm of een duidelijke godservaring. Deze omschrijving laat toe een grote verscheidenheid van religieuze bewegingen in het onderzoek te betrekken.


    Zoals het een inleiding betaamt, krijgt de lezer van het hele gebied slechts de hoofdlijnen gepresenteerd, en dan nog vooral de stand van zaken in Nederland. Het is duidelijk dat die tijdsgebonden is, en daarom wordt in het laatste hoofdstuk een poging gedaan om toekomstige ontwikkeling  te schetsen. Een belangrijke vaststelling is dat de religiositeit in en ondanks de (post)moderne samenleving niet afneemt. Kerkelijkheid en godsdienst in het algemeen zullen waarschijnlijk wel aan invloed inboeten. De toekomst zal echter in belangrijke mate gekenmerkt worden door godsdienstige pluraliteit en individualisering. Er is ook een sterke tendens naar vage transcendentie, het monotheïstische godsbeeld krijgt minder bijval.

    Ondanks het inleidende aspect van dit boek, is de inhoud zeer rijk zowel aan terminologie als aan inzichten. Het fenomeen godsdienst wordt zeer genuanceerd en veelzijdig benaderd. Enkele thema’s: godsdienst en modernisering, secularisatie, ontkerkelijking, de functie van godsdienst in de samenleving, veranderingen op godsdienstig gebied.


    Temidden de verhitte discussies over de voors en tegens van godsdienst, is deze objectieve benadering een verademing!

    Het boek is makkelijk te lezen. De lopende tekst staat aan de rechterkant, op de tegenoverliggende pagina zijn illustratieve teksten opgenomen bij de hoofdtekst.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lichamelijke oefening
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEKKERS, M., Lichamelijke oefening. A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006, 352 p. – ISBN – 90 254 2733 2


    Voor wie wekelijks puffend en hijgend het onderste uit de kan wil halen in een fitnesscentrum of joggend in het bos, kan het nieuwste boek van Midas Dekkers misschien een opluchting betekenen. Als je het leuk vindt kan je ermee doorgaan, voor de gezondheid hoef je je echter niet af te jakkeren, integendeel. De strijd tegen de lichamelijke beperkingen is een uitputtingsslag die meer slechts dan goed met zich brengt. Dekkers heeft, zoals vele anderen, nooit het nut ingezien van de verplichte sport en gym op school, noch er veel genoegen aan beleefd.


    Hij vindt dat je die tijd beter besteedt aan het verrijken van de geest, want dan heb je meer kans dat je er een gezonde leefwijze op na houdt. Als er iets is wat de conditie van het lichaam onderhoudt, is het dit wel: een gevarieerde voeding en dagelijkse beweging. Daarvoor hoeven we niet veel meer te doen dan de auto vaker te laten staan en ons te voet of per fiets te verplaatsen, de trap nemen in plaats van de lift en het gewone huishoudelijke werk zelf doen.


    De recalcitrante en hoogst sceptische bioloog trekt op zijn eigen cynische en spitsvondige wijze ten strijde tegen de heersende misvattingen over het nut voor de mens van vooral intensieve en excessieve sport en gym. Ongenuanceerd maar met een behoorlijk sluitende argumentatie doorprikt hij menige mythe over de noodzaak lichamelijke functies te oefenen. Onderweg doe je enorm veel informatie op over de anatomie en fysiologie van ons lichaam. En als je het allemaal al wist, is dit alles een welkome en aangename opfrissing. Alleen al voor de massa prachtige foto’s zou je het boek doornemen.


    Dekkers heeft zich zeer goed gedocumenteerd, wat blijkt uit een uitgebreide literatuurlijst en dito register.


    Net als de vorige boeken van Dekkers is Lichamelijke opvoeding weer een en al leespret. Een aanrader zonder meer!


    ©  Minervaria



     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vriendelijkheid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FERRUCCI, P., Vriendelijkheid als levenshouding en helende kracht. (Vert. Survival of The Kindest) Utrecht, Kosmos Z&K, 2004, 218 pp. – ISBN 90 215 4126 2


    Vriendelijkheid? In een wereld vol geweld, oorlog, terrorisme en vernietiging lijkt dat een absurd onderwerp, te absurd voor woorden. En toch is het zo dat het leven doorgaat omdat we vriendelijk zijn voor elkaar. Zuivere, belangeloze vriendelijkheid, hoe bijzonder het ook mag klinken, het is niet eens zo uitzonderlijk. Integendeel, een groot deel van onze menselijke interactie valt onder deze noemer. Ons leven bestaat in essentie uit zorg, samenhorigheid en wederzijdse hulp. We besteden er alleen niet zoveel aandacht aan.


    Eigenschappen als hardheid, zakelijkheid, efficiëntie, achterdocht en daadkracht worden geprezen en aangeleerd, terwijl eerlijkheid,vertouwen, warmte, goedgeefsheid en geduld vandaag de dag niet goed in de markt liggen. Simpele vriendelijkheid wordt vaak gezien als een beetje dom, want wie laat zich nou vrijwillig de kaas van het brood eten?


    Het is echter precies andersom: vriendelijkheid is nodig voor je gezondheid en welbevinden. Gewoon aardig zijn, zonder verdere bedoeling, is goed voor jezelf en anderen. We worden er letterlijk en figuurlijk beter van. Vriendelijkheid is een kracht die ons niets kost en die ons gezond en heel maakt. Er is geen enkel verschil tussen aardig zijn voor anderen en onszelf: het komt op hetzelfde neer.


    Ferrucci, psycholoog en filosoof, stelt ons vriendelijkheid voor in haar vele gedaantes: oprechtheid, warmte, contact, vergeving, vertrouwen, dankbaarheid, dienstbaarheid en nog zoveel meer. Hij toont overtuigend aan hoe ze ons welzijn bevorderen, want we zijn altijd tegelijk gever en ontvanger.


    De laatste alinea van het slothoofdstuk geeft de essentiële boodschap weer van dit boek. “Vreemd wellicht, en ook paradoxaal, maar waar: de verstandigste manier om onze eigen belangen te behartigen, onze eigen vrijheid te vinden en een glimp op te vangen van ons eigen geluk, is niet het direct najagen van deze dingen, maar voorrang geven aan de belangen van anderen, anderen helpen vrij te worden van angst en pijn, bijdragen aan hun geluk. Eigenlijk is het allemaal vrij eenvoudig. Er is helemaal niet zoiets als kiezen tussen vriendelijk zijn voor anderen en vriendelijk zijn voor onszelf. Het is hetzelfde.”


    Met een voorwoord van de Dalai Lama.

    Het boek leest als een trein. Een eerste klas aanrader!


    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    30-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lachen als levensvisie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIJNBERG, J., Lachen als levensvisie. Humor en uitdaging in de psychologische praktijk. Utrecht/A’pen, Uitg. Kosmos-Z&K, 1999, 159 pp. – ISBN 90 215 3280 8


    Een boek van Jeffrey Wijnberg is altijd pret, ook voor wie niet in de psychologische praktijk staat. Want lachen is en maakt gezond. Lachen en spotten verdrijven de duivel, zo had Maarten Luther het ook al begrepen.


    Mensen zien zichzelf graag als complexe en diepzinnige wezens. Vooral psychische ellende kan als ingewikkeld en indringend ervaren worden. Wie problemen heeft, wil daarom – op zijn minst – serieus genomen worden. En natuurlijk moet dat. Maar is een warme blik van acceptatie wel voldoende om verder te komen?


    Jeffrey Wijnberg vindt van niet. Mensen in psychische nood draaien rond in hun enge wereld van problemen. Ernst versterkt het onvermogen van een mens om daaruit te komen. De mens is meer gebaat bij een ‘hersenschudding’. Want heimelijk voelen we ons vaak goed in onze situatie. Lachen biedt een nieuw perspectief.


    Want het leven is een zoektocht vol verrassingen. Het maakt niet uit wat je beperkingen zijn, de kunst blijft om op de been te blijven. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, en we maken allemaal hetzelfde mee. We maken ons allen regelmatig belachelijk, we zijn allemaal inconsequent, we blijven allemaal de verkeerde dingen doen, we hebben het allemaal moeilijk met veranderen.


    Het leven zit vol met onzinnigheden, en mensen worden dan boos of depressief. Maar waarom zou je boos worden als je even goed kan lachen? Lachen om jezelf relativeert, en dat is nodig. Want niemand is zó belangrijk dat de wereld eeuwig zou treuren als hij voor de mensheid verloren ging. Humor schept verbondenheid, geeft perspectief en is gezond. Lachen geeft ons (weer) plezier in het leven.


    En lachen valt te leren. Wijnberg laat zien hoe lachen een levensvisie kan zijn, en daarmee net zo wezenlijk en diepgaand als pijn en verdriet. Wie kan lachen om zichzelf, steekt anderen aan. En dat geeft de levensvreugde, verbondenheid en ook de kracht om lief te hebben.

    Met talloze voorbeelden uit de eigen psychotherapeutische praktijk.

    Leest als een trein. Een aanrader zonder meer!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet zonder religie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SMITH, H., Niet zonder religie. Het belang van religie in de postmoderne maatschappij. (Vert. Why Religion Matters) Utrecht/A’pen, Uitg. Servire, 2001, 269 pp. – ISBN 90215 9719 5


    Huston Smith, is de auteur van het boek De religies van de wereld. In Niet zonder religie probeert hij aan te tonen dat religie van wezenlijk belang is voor de mensheid. Alleen religie geeft volgens hem zicht op vragen als: wie zijn wij, waarheen gaan wij, hoe moeten we leven?

    De titel van dit boek intrigeerde mij, omdat ik vaststel dat men religie de laatste tijd minder verdedigt vanuit een waarheidsbetrachting dan wel vanuit het oogpunt van functionaliteit. Religie wordt heel vaak verantwoord als antwoord op fundamentele menselijke behoeften.


    Volgens Smith verkeert de wereld, zowel in Oost als West, in een spirituele crisis. Die wordt veroorzaakt door de teloorgang van religieuze zekerheden en van het geloof in transcendentie. Aan de grondslag daarvan ligt het wetenschappelijke wereldbeeld, dat gekenmerkt wordt door materialisme en in mildere vorm naturalisme. Aanhangers van dit wereldbeeld matigen zich volgens hem het recht aan voor te schrijven waaruit kennis bestaat en welke opvattingen gerechtvaardigd zijn. Daarvoor gebruikt hij de metafoor van een tunnel: de tunnel van het modernisme. De factoren die deze tunnel veroorzaakt hebben en ondersteunen komen in het eerste deel van het boek aan de orde: het sciëntisme, het hoger onderwijs, de media en de wetgeving. Hier beschrijft Smith hoe onder invloed van deze factoren de samenleving geseculariseerd is en religie gemarginaliseerd.


    In het tweede deel probeert hij het traditionele wereldbeeld in ere te herstellen. Hierin is de mens en zijn onmiddellijke leefomgeving onderdeel van een metafysische werkelijkheid, die transcendent is, en niet afhangt van materie. Mensen ontlenen de zin van hun bestaan aan het deel uitmaken van een geheel dat veel groter is dan zijzelf en al het bestaande overkoepelt. Temidden de wisselvalligheden van het leven voelen zij zich gesteund door de idee dat dit alles past binnen het opzet van een grotere orde.


    Smith toont hier overtuigend aan dat veel mensen troost en hoop halen uit deze gedachte. Het geeft hen de zekerheid dat hun bestaan en de kosmos een gelukkige afloop zal kennen, dat hun leven betekenis heeft. Deze overtuiging verschaft hen een gevoel van geborgenheid. Het traditionele wereldbeeld maakt de vervulling mogelijk van een elementair verlangen naar emotionele intimiteit in het diepste van het menselijk hart. Hij legt hierbij een zeer zinvol verband met de psychodynamische visie op de menselijke ontwikkeling. Aan dit diepmenselijke verlangen komt de religie tegemoet.


    Tot zover deel ik de redenering van de auteur. Religie spruit voort uit een ingebouwde behoefte, en is voor veel mensen de vervulling van het “gat in het midden van het menselijk hart”. Toch ga ik niet mee met hem wanneer hij ervan uitgaat dat dit de beste manier is waarop mensen hun leven echt zin kunnen geven.  Steeds meer mensen geven een immanente betekenis aan hun bestaan, en hoeven daarvoor geen beroep te doen op en transcendente werkelijkheid.


    Maar is religie waar? Het traditionele wereldbeeld kan volgens Smith alleen maar effect hebben als we geloven dat het waar is. De vraag is dus of religie berust op een echte werkelijkheid dan wel werkt zoals een placebo. Een wereldbeeld is immers wat het is, zegt hij: een beeld van de wereld, niet meer of minder. Het maakt dit beeld nog niet waar, het is alleen een voorstelling van zaken. Religie aanschouwt de wereld door de ogen van het geloof en ziet daardoor een andere wereld.


    Deze vraag pakt Smith, zelf religieus, ook aan. Natuurlijk komt hij tot de conclusie dat het geloof berust op waarheid. Hij is er echter niet in geslaagd mij te overtuigen.

    In de eerste plaats hangt volgens hem geloven in een immateriële werkelijkheid samen met persoonlijkheidstypes. Als dat zo is, wat is dan de waarde van een werkelijkheid die enkel voor een deel van de mensheid werkelijk is?

    Ten tweede moet hij voor het aantonen van diezelfde werkelijkheid gebruik maken van een ingewikkeld gedachte-experiment, dat slechts door vergezochte argumenten ondersteund wordt. Dit komt neer op een soort hertovering van de wereld (Bauman, 1992).

    Een derde bezwaar heb ik tegen zijn stelling dat wetenschap het grootste deel van ons normale leven bagatelliseert. Een argument voor de waarheid van het religieuze wereldbeeld is volgens hem dat de wetenschap ons alleen iets kan leren over wat ‘inferieur’ is. Deze terminologie heb ik al vaker gehoord: een meer omvattende werkelijkheid, ongeacht of ze al dan niet bestaat, wordt superieur geacht aan een werkelijkheid die ondubbelzinnig is aangetoond als zijnde waar. Dit argument leidt regelrecht naar morele oordelen over mensen die niet religieus zijn: de atheïst, een van zijn persoonlijkheidstypen.

    Ten vierde verwijst hij volgens mij te nadrukkelijk naar het monotheïsme en het christelijk geloof als zijnde superieur. Dit is natuurlijk begrijpelijk vanuit zijn eigen achtergrond, maar toch zeer beperkend als het gaat over religie in het algemeen.

    Ten vijfde beweert hij ten onrechte dat van geen van beide wereldbeelden, traditionele en moderne, kan bewezen worden dat het meer waarheid bevat dan het andere. Het traditionele wereldbeeld is volgens hem royaler dan het modernistische, en dat klopt zeker. Maar hij noemt het ook accurater, en dat durf ik te betwisten. Het is gebaseerd op speculatieve stellingen, die binnen het traditionele wereldbeeld geen bewijs nodig hebben omdat het om geloof gaat. Voor de verdediging ervan voert hij ook paranormale ervaringen aan, die van particuliere aard zijn, gebaseerd op dubieuze bronnen en in sommige gevallen wetenschappelijk weerlegd. Illustratief hiervoor zijn de uitschuivers met betrekking tot de evolutietheorie, die volgens S. een geloof is en niets verklaart, en de verdediging van ID.


    Het treft mij toch telkens weer dat gelovigen het nodig vinden hun geloof op een rationele manier te onderbouwen, zelfs met bewijsmateriaal, ook al geven ze toe dat het gaat om geloof. Deze paradox treft ook de redeneringen van Smith. Hij had zich evengoed kunnen houden bij de waarde van religie voor het leven van de mens en het welzijn van individuen en een samenleving.


    Dit boek biedt een aantal interessante inzichten. De indeling van wereldbeelden in functie van de problemen waarmee mensen worden geconfronteerd is er een van. De vergelijking tussen het traditionele en moderne wereldbeeld is verhelderend, en de kritische reflectie op het modernisme. De uiteenzetting over de aansluiting van religie bij diepmenselijke behoeften is ook het lezen waard. Dit geldt ook voor de nadruk op de betekenis van mythen.

    Het betoog zelf is echter weinig doorzichtig. De auteur maakt teveel anekdotische zijsprongetjes, waardoor de gedachtegang niet meer helder verloopt. Al te vaak moet hij dan verwijzen naar een van de volgende hoofdstukken waar de aangehaalde vraag aan de orde zal komen. Kortom: het boek leest niet vlot.


    Een echte oplossing of uitweg uit de impasse stelt Smith niet voor. Hij volstaat met de opmerking: “We zullen elkaar nooit vinden.” Misschien is enkel  een soort vreedzame coëxistentie haalbaar?

    Ook al haalt hij in zijn boek zeer veel bronnen aan, een bibliografie ontbreekt. Dit is een belangrijk manco.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als je kind NLD heeft
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BAERT, K. & G. VANDERBECK, Als je kind NLD heeft. Gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. Tielt, Lannoo, 2006, 166 pp. – ISBN 90 209 6635 9


    NLD staat voor Non-verbal learning Disability. De term werd 20 jaar geleden geïntroduceerd door de Amerikaanse neuropsycholoog Rourke. NLD is de term voor een complex van leer- en ontwikkelingsstoornissen, die vooral het visueel-ruimtelijk inzicht betreffen. Vroeger sprak men over ontwikkelingsdyspraxie.

    De problemen komen bij kinderen vooral tot uiting op 2 belangrijke gebieden: problemen met wiskunde en problemen met sociale interactie. Deze kinderen zijn vaak onhandig en houterig. Het lukt hen nooit om te eten zonder knoeien. Ze kunnen vaak het hele radionieuws navertellen, maar hebben de grootste moeite om iets na tekenen. Ze hebben een hekel aan puzzelen en het lukt ze maar niet om een kasteel te bouwen met hun blokken. Ze passen zich moeilijk aan nieuwe situaties aan en maken weinig vriendjes.


    Over de precieze biologische oorzaken hiervan is niet veel meer bekend dan het vermoeden van een slechte samenwerking tussen linker- en rechterhersenhelft. In dit boek laten de auteurs deze discussie voor wat ze is. Ik denk dat dit een verstandige keuze is, want we worden tegenwoordig bijna om de oren geslagen met nieuwe syndromen en etiketten. Ze willen vooral vanuit de praktijk zoeken naar houvasten om deze groep kinderen te begeleiden.

    In dat laatste zijn ze zeer goed geslaagd. Na een korte oriëntatie over NLD en de relatie met andere leer- en ontwikkelingsstoornissen gaan zij meteen op de praktische toer: hoe begeleid je deze kinderen? Omdat de doelgroep zo verscheiden is en dito de problemen, blijven de algemene adviezen beperkt. Maar het boek biedt wel een schat aan concrete tips om de meest diverse moeilijke situaties aan te pakken. Zoals het voor omgaan met NLD-kinderen betaamt, is alles systematisch en gestructureerd aangepakt, en duidelijk geïllustreerd. Zeer interessant is het hoofdstuk over de aanpak van deze kinderen in de klassituatie, want leerkrachten blijven vaak in de kou staan.


    Er volgt nog een kort hoofdstuk over volwassenen met NLD, maar dit beperkt zich tot een aantal statische gegevens over school- en beroepsloopbaan en een reeks tips.

    Het geheel wordt aangevuld met een becommentarieerde lijst van adressen en websites van verenigingen voor ouders van kinderen met leer- en ontwikkelingsstoornissen in Vlaanderen en Nederland. Een leeslijst van andere boeken over leerstoornissen met bondige evaluatie en een algemene bibliografie sluiten dit praktische boek af.


    Karl Baert is pedagoog en inspecteur gespecialiseerd in leerproblemen en –stoornissen. Gudrun Vanderbeck is moeder van een NLD-kind en oprichtster van de NLD-vereniging vzw. Zij hebben een handig en inspirerend werk neergezet voor opvoeders en leerkrachten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Natuurlijke intelligentie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van de GRIND, W., Natuurlijke intelligentie. Over denken, intelligentie en bewustzijn van mensen en van andere dieren. A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2004 (2e dr.), 347 pp. – ISBN 90 5712 186 7


    Honden- of paardenliefhebbers kunnen je eindeloos vertellen hoe verstandig en gevoelig hun viervoeter wel is. Maar is dat wel zo? Kan een hond denken? Kan een paard bang zijn? Kan een kat verliefd zijn? Kunnen vissen pijn lijden, kunnen apen een taal leren, hebben dolfijnen sociale gevoelens? Zijn dieren intelligent of leren ze die vaardigheden enkel door middel van niet-bewuste conditioneringsprocessen? Hebben dieren gevoelens of reageren ze alleen reflexmatig op prikkels?


    Hierover zijn de meningen verdeeld. Aan de ene kant staan diegenen die alleen aan de mens een ‘geest’ toekennen, aan de andere kant diegenen die ook dieren met ‘geest’ willen bedelen. Het gaat hier niet zomaar om een theoretische kwestie, want die visie is ook relevant voor de wijze waarop er met dieren wordt omgegaan.


    Volgens van de Grind kan deze kwestie alleen worden beantwoord als je psychische verschijnselen op natuurwetenschappelijke wijze bestudeert. Want dergelijke vragen roepen tegenvragen op: wat bedoel je met pijn lijden, wat bedoel je met een taal leren, wat versta je onder intelligentie? Zijn studie beweegt zich dus op de grens tussen psychologie en natuurwetenschap: de cognitieve neurowetenschap. En ze gaat niet alleen over intelligentie, maar ook over denken, gevoelens en bewustzijn bij dieren en mensen.


    van de Grind is emeritus hoogleraar Vergelijkende Fysiologie aan de Universiteit Utrecht.  De vergelijkende fysiologie bestudeert het leven en de levensprocessen in evolutionaire context en interesseert zich voor alle dieren, inclusief mensen. Deze discipline kan ons zeer veel leren over universele psychische verschijnselen. Bijdragen uit dit gebied vormen dan ook het zwaartepunt van dit boek.


    Volgens de auteur kunnen alle problemen betreffende cognitie en emoties in principe aangepakt worden met de normale methoden van de natuurwetenschappen. Hij doet dus beroep op wetenschappen als biologie, de evolutietheorie, de ethologie en de neurowetenschappen om meer inzicht te verkrijgen in de aard van psychische verschijnselen bij mensen en dieren. Maar dit zijn niet de enige invalshoeken die hij hanteert. Ook de filosofie, psychologie, theorievorming over kunstmatige intelligentie en robotologie kunnen ons iets vertellen over hoe psychische verschijnselen in elkaar zitten.


    Binnen deze algemene vraagstelling pakt van de Grind op een systematische en strikt wetenschappelijke wijze verschillende thema’s aan: denken en intelligentie, waarneming, gevoelens en emotie en tenslotte bewustzijn. Het is nagenoeg onmogelijk om de veelheid aan inzichten in dit boek samen te vatten. Het is ongelooflijk rijk, zowel inhoudelijk als methodisch. De auteur neemt nooit genoegen met een algemene vraagstelling, maar formuleert die steeds opnieuw zo dat ze voor natuurwetenschappelijk onderzoek in aanmerking komt. Voor de houdbaarheid van een theorie is wetenschappelijkheid voor hem immers de toetssteen. In een afzonderlijke paragraaf licht hij daarom op inzichtelijke wijze toe wat wetenschappelijke kennis is, en verheldert hij het onderscheid met subjectieve kennis (zoals geloof). Hier maakt hij ook een zijsprongetje naar de controverse tussen evolutietheorie en creationisme.


    Voor zijn stellingnames baseert van de Grind zich vooral op de studie van de waarneming, omdat via deze weg fysische prikkels omgezet worden in betekenisvolle waarnemingen die aanzetten tot betekenisvol gedrag. Betekenisgeving is immers een zeer krachtige indicator voor een psychisme, ook en zelfs wanneer het gaat om eenvoudig toenaderings- en vermijdingsgedrag. Waarom immers zouden dieren bepaalde prikkels opzoeken resp. vermijden als ze geen aanleiding gaven tot (on)aangename gewaarwordingen?

    Aangezien gedrag slechts betekenis krijgt binnen een specifieke context, moeten we het psychisme van dieren dan ook relateren aan deze context. Het waarnemings- en denkvermogen van dieren is immers afgestemd op hun eigen wijze van leven in hun eigen habitat. Willen we dus de vraagstelling naar het psychisme van dieren kunnen beantwoorden, dan moeten we diersoortonafhankelijke criteria kunnen hanteren. Dit gebeurt dit door de ecologische fysica, waarin de studie van de waarneming een belangrijke plaats inneemt. De auteur beperkt zich hierbij tot de visuele waarneming, omdat deze het meest nauwkeurig is bestudeerd.


    Op strikt wetenschappelijke wijze betoogt van de Grind welke hypothesen uit filosofie, psychologie, kunstmatige intelligentie en robotologie vanuit de natuurwetenschappelijke studie al dan niet houdbaar zijn. Op systematische en nauwkeurige wijze toont hij aan hoe uit een diepgaande studie van de neurologische en fysiologische aspecten van de waarneming conclusies te trekken vallen over zeer verscheidene psychische verschijnselen als cognitie, gevoelens en bewustzijn. Een belangrijke conclusie lijkt te zijn dat de extreme standpunten van de computationele richting in de psychologie en kunstmatige intelligentie, alsook bepaalde filosofische visies zoals die van D. Dennett, onhoudbaar zijn, omdat zij geen rekening houden met het feit dat dieren en mensen dynamische organismen zijn.

    et is een ongeloofkHetHet boek is oorspronkelijk opgezet als studieboek bij een multidisciplinaire cursus aan de Universiteit Utrecht, waar biologiestudenten enige filosofische grondslagen leren en studenten cognitieve kunstmatige intelligentie enige biologische grondslagen.


    Toch is het best leesbaar. Bepaalde onderdelen vond ik zeer boeiend geschreven, zowel naar inhoud als naar stijl. Natuurlijk is enige neurologische voorkennis wel noodzakelijk om alles goed te begrijpen. Ik heb er in elk geval zeer veel uit geleerd.

    De auteur is een ongelooflijk erudiet man, die zich in zijn betoog zeer strikt houdt aan wetenschappelijke criteria. Vaagheid en onduidelijkheid staan niet in zijn woordenboek, en worden telkens vertaald in concrete vraagstellingen en onderzoek.


    Er is een uitgebreide verklarende woordenlijst, en een dito literatuurlijst en trefwoordenregister.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!