WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    28-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe het leven de dingen regelt

    CONWAY MORRIS, S., Hoe het leven de dingen regelt. De mens als noodzakelijke uitkomst van de evolutie. (Vert. Life’s solution 2003). Diemen, Veen Magazines, 2004, 506 pp. – ISBN 90 7698 843 9.


    In de evolutie draait alles om toeval, beweren de meeste evolutiewetenschappers. Iedere keer dat je de band terugspoelt en op play drukt zal de wereld er anders uit zien. Alles is mogelijk, een planeet zonder mensen, zelfs zonder enige vorm van intelligent leven.

    In dit boek trekt paleobioloog MORRIS ten strijde tegen deze visie. Speel de band nog eens af, zegt hij, en je ziet grofweg dezelfde patronen ontstaan.


    MORRIS wil in zijn boek aantonen dat de wijze waarop de evolutie zich heeft voltrokken, en meer bepaald de menselijke intelligentie, onvermijdelijk is. Hiervoor hanteert hij 2 uitgangspunten. In de eerste plaats stelt hij dat de evolutie convergent is. Dit betekent dat de biologische organisatie een voortdurende tendens vertoont om tot “dezelfde” oplossing te komen voor een bepaalde behoefte. In de tweede plaats gaat hij ervan uit dat evolutie beperkt is en gebonden aan strikte wetten.


    Met behulp van een overvloed aan gegevens onderbouwt hij deze stellingen in het verder verloop van zijn boek. Van de bouwstenen van het leven, over de oorsprong van het leven en de levensprocessen, naar complexe vormen van organismen en hun organisatie, meent MORRIS enorm veel bewijzen te zien van de convergentie en wetmatigheid van de evolutie. Convergentie vinden we volgens hem op alle gebieden: de morfologie, de fysiologie en het gedrag van levende wezens.


    Hij getuigt daarbij van een enorme belezenheid en kennis over fysico-chemische processen. Een voorbeeld: het hoofdstuk over convergentie van het gezichtszintuig. Zijn redeneringen bevatten zowel ondersteuning voor convergentie als de mogelijke falsificatie van zijn stellingen. Je moet eigenlijk zelf beschikken over een gelijkaardige fenomenale kennis om zijn bewijsvoering echt te kunnen volgen.


    Uit die schat aan gegevens concludeert MORRIS dat convergentie alomtegenwoordig is, en dat de beperkingen van het leven het ontstaan van verschillende biologische eigenschappen zeer waarschijnlijk, zoniet onvermijdelijk maken. Hij stelt bovendien dat evolutionaire convergentie in overeenstemming is met de darwinistische wereld van aanpassing en tendensen. “Het leven heeft een eigenaardige neiging om als reactie op adaptieve uitdagingen steeds weer naar tamelijk precieze oplossingen te navigeren”, aldus MORRIS.

    Het valt mij enorm mee dat de auteur nergens een uitspraak doet in de richting van een ‘geplande’ evolutie (ID). Hij blijft strikt wetenschappelijk zowel in zijn beweringen als in zijn evaluaties van de methodes.


    Het laatste hoofdstuk valt hierbij vergeleken uit de toon. De auteur probeert een verband te leggen tussen de evolutieleer en de theologie: een evolutietheologie. Hij trekt vooral van leer tegen de ultradarwinisten, die de evolutie louter zien in functie van genen en toeval. Volgens MORRIS is er van toeval geen sprake. Waarom hij daarvoor een soort theologie moet vernoemen is mij echter duister. Hij blijft toch zeer vaag over de begrippen theologie en religie, en legt meteen verband met ethiek en moraal die eerbied voor het leven moeten voorstaan.

    Maar moet de verwondering over het mysterie van het leven noodzakelijk ‘religieus’ of ‘theologisch’ worden genoemd? En is het echt noodzakelijk om John Greene te citeren en te volgen: “Wetenschap wordt zinloos en zelfs destructief tenzij zij betekenis en richting ontleent aan een religieuze bevestiging van de betekenis en richting van het menselijk bestaan.”?

    Ik vind dat zelf een zeer antropocentrische visie. Er zijn legio levende wezens op aarde, wier natuurlijke intelligentie evenzeer onze ver- en bewondering kunnen wegdragen.


    Hoe dan ook, het is een magistraal werk, dat zeker niet in een paar lezingen helemaal te doorgronden is. Toch is het vlot geschreven. In het boek is een indrukwekkend aantal noten opgenomen. Er is ook een handig begrippenregister.


    ©  Minervaria



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!