BROOS, P., Over geneeskundigen en geneeskunst. De
evolutie van het medische denken door de eeuwen heen. Leuven, Uitg.
Davidsfonds, 2011, 335 pp. ISBN 978 90 5826 837 2
Ziek zijn was nooit een pretje.
Toch kun je maar beter ziek zijn in deze tijd dan vijftig jaar of langer
geleden. De technologische vooruitgang stelt artsen in staat nauwkeurige
diagnoses te stellen. Met snelle en veilige pijnstilling, adequate
wondverzorging en een batterij effectieve medicatie kan men de ellende van
ziekte zoveel mogelijk beperken. En heel wat aandoeningen, die mensen vroeger
met een ernstige vorm van invaliditeit belastten, kunnen dank zij
spitstechnologie binnen redelijke grenzen worden gehouden.
Paul Broos leidde jarenlang de
afdelingen heelkunde en traumatologie van het UZ Leuven en is emeritus
hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij vat voor ons de
geschiedenis samen van het medisch denken en handelen vanaf de prehistorie tot
de huidige tijd.
Soms wordt er beweerd dat mensen
vroeger gezonder waren omdat ze natuurlijker leefden. Niets is minder waar.
Zelfs de oudste mummies leden reeds aan aandoeningen die we vandaag nog kennen:
tuberculose, botziekten, parasitaire infecties, nier- en blaasstenen,
longontstekingen en zelfs aderverkalking. De voeding was meestal eenzijdig, men
had vitaminegebrek en de levensverwachting was laag. Maar de geneeskunde, voor
zover er al sprake van was, stond machteloos.
Tot ver in de 18e eeuw
had men slechts een rudimentair inzicht in de oorzaken en het verloop van
ziekteprocessen. Geneeskunde en geneeskundig handelen waren vooral een zaak van
gissen en missen. De medicijnman, en later de arts, kon de ziekte hoogstens
vaststellen en het verloop voorspellen. Voor de behandeling was het aanmodderen.
Het therapeutische arsenaal bleef beperkt tot enkele eenvoudige ingrepen, zoals
aderlaten en het zetten van botbreuken, die zeker niet zonder gevaar waren. Er
was geen adequate pijnbestrijding en geen inzicht in oorzaken en aard van
wondinfecties. De kennis van geneesmiddelen bleef beperkt tot de werking van
enkele plantenextracten. Genezing was vooral een kwestie van geluk hebben.
De Verlichting bracht wel een
aanzienlijke vooruitgang in de kennis van fysica en chemie, maar die bleek
slechts beperkt toepasbaar in de geneeskunde. Pas in de negentiende eeuw begon
de vooruitgang van de wetenschap voluit door te dringen in de geneeskunde. Men
kreeg een juist inzicht in de oorzaken van infecties en dit leidde tot
preventieve acties zoals vaccinatie. Geavanceerde technieken lieten toe steeds
betere medicijnen te ontwikkelen. De ontdekking van efficiënte pijnbestrijding
en sterilisatie stelde chirurgen in staat ingrepen met meer kans op succes uit
te voeren.
We zijn de wonderen van de moderne
geneeskunde vanzelfsprekend gaan vinden en vergeten gemakkelijk dat die niet
mogelijk waren geweest zonder de noeste inspanningen van een keur van
onderzoekers en artsen in de voorbije eeuwen. Met vaak zeer beperkte middelen
brachten ze de geneeskunde stap voor stap op een hoger peil. Sommigen onder hen
deden grote ontdekkingen en kregen daarvoor erkenning gedurende hun leven.
Anderen leverden minder spectaculaire prestaties die soms slechts lang na hun
dood op waarde werden geschat.
In dit boek wordt evenveel
aandacht besteed aan de kanonnen als aan de stille werkers. Hun prestaties
zouden nog beter tot hun recht zijn gekomen indien de auteur die niet alleen
vermeld had, maar meer aandacht had besteed aan hun betekenis in de
overheersende opvattingen van hun tijd.
Wie een vlot leesbaar boek zoekt
over de geschiedenis van de geneeskunde zal in dit boek echter zeker zijn gading
vinden.
©
Minervaria
|