BOEHME, O., De
welvaart en trots van naties. Een geschiedenis van het economisch nationalisme. Apen,, De Bezige Bij, 2013, 236 pp. -
ISBN 978 90 8542 458 1
Een horecaondernemer krijgt van een schepen het dringende verzoek zijn nieuwe
zaak in Kortrijk geen Franstalige naam te geven. Vanuit zuiver economisch
standpunt is dat een belachelijke ingreep. Is de naam van een onderneming niet
in de eerste plaats bedoeld om een zaak te doen renderen? Niet zo voor een
nationalist. Die ziet een zakenrelatie niet zozeer als overeenkomst tussen een
producent en consument. Ze moet in de eerste plaats in dienst staan van de
bevestiging van een culturele gemeenschap en een nationale identiteit.
Economische beslissingen worden wel vaker gekleurd door nationale en nationalistische
gevoelens en opvattingen. De grens tussen economie en politiek is immers nooit
scherp. In elk land rijst er ongenoegen als een bedrijf aan buitenlandse
investeerders wordt verkocht. Een dergelijke operatie wakkert bij mensen het
nationaal bewustzijn aan.
Na de euforie over de eenmaking is in geheel Europa dat nationaal bewustzijn
veel sterker geworden. Het nationalisme straalt van vitaliteit. Overal zijn
partijen ontstaan die het opnemen voor het nationaal belang tegenover het
grotere Europese geheel. Nationalistische partijen die beloven de eigen
economie te beschermen tegen overnames door vreemden spreken veel mensen aan.
De harde kern van nationalisten is echter niet in de eerste plaats bezorgd over
de economie. Hun bezorgdheid gaat voornamelijk naar de uitbouw en erkenning van
het volk of de natie. In De welvaart en
trots van naties onderzoekt Olivier Boehme de oorsprong en ontwikkeling van
het economisch nationalisme, een politieke gedachte die zich wapent met
economische en sociale argumenten en middelen.
Allereerst toont hij aan dat de combinatie economie en nationalisme niet zo
vreemd is. De industriële revolutie en het kapitalisme vonden een vruchtbare
voedingsbodem in de prille natiestaten van Europa. Die maakten een markt en een
economie mogelijk en droegen aldus bij tot de stijgende welvaart van de
bevolking. Zo stond de natie in dienst van de economie en deze nationale
economie leverde weer een bijdrage aan de natie.
Het economisch nationalisme keert deze volgorde om. Een sterke, samenhorige
natie is het einddoel en de economie moet in dienst staan van dat doel. Daartoe
is de afscherming van de eigen economie essentieel. Economisch-nationalisten
proberen de economie voor hun kar te spannen. Ze stellen het voor alsof de
winst van de ene natie noodzakelijk ten koste van de andere gaat en bekijken
zuiver economische drijfveren en handelingen met argwaan.
Aangezien economie wordt beschouwd als instrument ten behoeve van de natie, kan
economisch nationalisme zeer uiteenlopend ingevuld worden. De bescherming van
het eigene staat centraal, maar dat kan evengoed leiden tot protectionisme
als tot vrijhandel. Het grote gevaar is echter dat de materiële welvaart van de
burgers opgeofferd wordt aan de vrijwaring van de eigenheid en de samenhorigheid
van de natie. Regelrecht anti-economische maatregelen kunnen zelfs de verarming
van de bevolking in de hand werken.
De opkomst van het economisch nationalisme wortelt in de welvaartsstaat zoals
we die vandaag kennen. Die kan de nationale samenhorigheid tegelijk versterken
en ondermijnen. De gemengde economie, waarin de overheid een belangrijke
regelende functie vervult, versterkt vaak het nationale identiteitsgevoel, maar
zaait ook verdeeldheid omwille van verschillen in overheidssubsidies.
België is daarvan een sprekend voorbeeld. Daar vallen economische en
maatschappelijke breuklijnen samen met verschillen in taal en cultuur. Dit is
een ideale voedingsbodem voor economisch-nationalisme. Een kritische analyse
maakt duidelijk dat de economische agenda van de N-VA niet in de eerste plaats
in dienst staat van de bevolking, maar van het nationalistische idee van een
onafhankelijk Vlaanderen.
Tenslotte wordt er gereflecteerd over de actuele stand van zaken in Europa en
de rest van de wereld. Het ziet ernaar uit dat het natieoverschrijdende
neoliberalisme zijn beste tijd gehad heeft. In een geglobaliseerde wereld
zullen we weliswaar aangewezen blijven op bredere entiteiten zoals Europa. Dit
hoeft niet uit te monden in een Europese natie. Een economisch
samenwerkingsverband tussen naties lijkt meer werkbaar en ook wenselijk. Landen
hoeven immers niet samen te smelten om economisch goed op elkaar afgesteld te
zijn en hun economie de nodige ruimte te geven.
Sterke naties zijn en blijven onontbeerlijke steunberen voor economische
systemen. Om hun doel, een sterke natie, te bereiken draaien nationalisten deze
volgorde echter om. Ze gebruiken economie en economische argumenten in dienst
van nationale sentimenten en doelstellingen. In dit stevig onderbouwde werk
wordt die verborgen economische agenda van nationalistische partijen. Het is
jammer dat de tekst niet altijd vlot leesbaar is, zodat het slechts een beperkt
publiek zal bereiken.
© Minervaria
|