VAN
DEN WIJNGAERT M. e.a., Democratisering in
België. Een verhaal zonder einde. Apen, Standaard Uitg., 2007, 191 pp.
ISBN 98 90 02 22329 7
De
essentie van democratie is een zo ruim mogelijke inspraak te combineren met een
aantal rechten en vrijheden. De bedoeling ervan is dat iedereen zonder
onderscheid participeert in de politieke besluitvorming, recht heeft op sociale
zekerheid en toegang krijgt tot cultuur en onderwijs. Het creëren van gelijke
kansen op elk gebied is de kern van de democratie; elke vorm van discriminatie
is antidemocratisch. Democratie is een ideaal waarvan men de realisatie via
democratisering dichterbij brengt.
Hiermee
leidt Mark Van den Wijngaert deze bundel in. Ze bevat bijdragen van zeven sociale
wetenschappers over democratie en het democratiseringsproces. De meeste daarvan
geven een historisch overzicht van een bepaald aspect van het
democratiseringsproces in België.
Mark
Van den Wijngaert, prof. em. Hedendaagse Geschiedenis aan de KUBrussel, bijt de
spits af met een beknopte maar inzichtelijke geschiedenis van het politieke
democratiseringsproces in België tot en met de federalisering.
In
België is er sedert de Tweede Wereldoorlog een stevige overlegeconomie
verankerd. Hoe deze sociaaleconomische democratie ontstaan en geëvolueerd is
wordt uitgebreid toegelicht door Karel Veraghtert, prof. em. Sociale en
Economische Geschiedenis aan de Universiteit van Tilburg. Het ideaal van individuele
vrijheid van de Franse revolutie heeft de arbeiders lange tijd in een machteloze
underdogpositie gehouden. Pas een eeuw later, aan het einde van de 19e
eeuw, is het sociale vraagstuk, niet zonder slag of stoot, op de democratische politieke
agenda gekomen.
Karen
Celis, historica en politicologe, behandelt de emancipatie van vrouwen naar
volwaardig burgerschap. Net als in vele andere landen verloopt het
democratiseringsproces voor vrouwen trager dan voor mannen. Celis bespreekt
vooral de democratisering van de publieke domeinen politieke en economische
rechten voor de vrouw vanaf het einde van de 19e eeuw. Belgische
vrouwen hebben nu formeel volwaardig
burgerschap verworven. Reële gelijkheid, bv. op het gebied van loon, is daarmee
echter niet gerealiseerd.
Op
het gebied van de private sfeer reproductieve rechten, huiselijk geweld en
een evenwichtige verdeling van zorgtaken is er nog meer werk aan de orde.
De
meest originele bijdrage in deze reeks is die van Stijn Van de Perre, doctor in
de geschiedenis en lector aan de Arteveldehogeschool Gent. De democratisering
van onderwijs en cultuur wordt door hem op een boeiende wijze gekaderd in het
tijdsgewricht vanaf het Ancien Régime. Democratisering van cultuur omschrijft
hij als het verwerven van het recht om zich autonoom te ontplooien. Deze vage
en algemene interpretatie wordt op een zeer inzichtelijke en didactische wijze
uitgewerkt vanuit het centrale begrip culturele competentie. Die wordt
gerealiseerd op twee vlakken: toegankelijkheid en medezeggenschap. Het
driedelige motto van de Franse Revolutie, vrijheid, broederlijkheid en
gelijkheid, vormen de kapstokken van zijn boeiend en helder historisch
overzicht van dit emancipatieproces in België. Uit zijn conclusies onthoud ik
vooral dat culturele democratisering noodzakelijk is om maatschappelijke uitsluiting
te bestrijden.
In
het boek zijn ook een paar thematische bijdragen opgenomen. De eerste gaat over
de kiessystemen. De hoeksteen van elk democratisch politiek bestel wordt immers
gevormd door de organisatie van verkiezingen. De uitslag van verkiezingen
bepaalt de politieke machtsverhoudingen en het gevoerde beleid. Hoe de
bevolking vertegenwoordigd is wordt bepaald door kiessystemen. De machthebbers
hanteren deze dan ook graag als politieke instrumenten. Hoe kiessystemen in elkaar
zitten en hoe ze specifiek in België zijn geëvolueerd wordt door Patrick Vander
Weyden, docent aan de KUBrussel, behandeld.
Democratie
heeft een universeel karakter. Van de tweehonderd landen die door de Verenigde
Naties zijn erkend, voldoet niet eens de helft aan de basisvoorwaarden voor
democratie. Wereldwijd is er dus nog een lange weg af te leggen. Nina
Mangelschots, handelsingenieur en Patrick Vander Weyden, docent aan de
KUBrussel, leggen beknopt uit hoe de democratisering in de wereld tot nu is
verlopen. Ze volgen daarbij de indeling van Samuel Huntington. Deze stelt dat men
pas van echte democratie kan spreken als er, behalve verkiezingen, ook
politieke en burgerlijke rechten en vrijheden zijn in een land. Niet alle
landen die democratisch genoemd worden voldoen aan deze voorwaarde. Er zijn
immers twee manieren om het democratisch gehalte van een politiek regime te
bepalen: de kwantitatieve en de kwalitatieve benadering. De vergelijking tussen
beide toont aan dat er nu weliswaar meer democratische regimes kunnen worden
geteld dan op eender welk moment van de geschiedenis, maar dat er grote
onderlinge verschillen zijn in de kwaliteit van democratie.
Tim
Heysse, hoofddocent Wijsbegeerte aan de KULeuven, besluit de reeks met een
boeiende bijdrage over de filosofische geschiedenis van de democratie. De
democratische visie op de mens en het menselijk samenleven is typisch Westers
en gegroeid vanuit de sociaal contracttheorie van de 17e eeuwse
filosofen Hobbes en Locke. Toch is daarmee slechts de helft van het verhaal
verteld. Een sociaal contract tussen individuen gebeurt niet in het luchtledige
of op een onbeschreven blad, maar in de context van een bestaande maatschappij.
Hieruit volgt onder andere dat democratie per definitie alleen mogelijk is als
mensen hun beslissingen over de politieke en praktische inrichting van de
samenleving zien als menselijk, en niet als ingericht door een of andere
absolute instantie buiten de samenleving. Zon inrichting is per definitie
veranderlijk. Daaruit volgt dan weer dat democratie kwetsbaar is, want het betekent
leven met onzekerheid en voorlopigheid.
Interessant
als overzichtswerk, ook voor studenten. Sommige bijdragen zijn minder vlot te
lezen en ook niet zo boeiend door het technisch taalgebruik en de opsomming van
wetten en instellingen.