VAN
LOOCKE, P., Het wereldbeeld van de
wetenschap. Antwerpen/Apeldoorn, Uitg. Garant, 2008, 564 pp.
De
meeste mensen vragen zich weleens af hoe de wereld echt in elkaar zit. Lange
tijd waren de antwoorden op deze vraag vooral intuïtief en geïnspireerd door
mythen en religie. Met de opkomst van de klassieke natuurkunde werd in het
Westen een begin gemaakt met een wetenschappelijke benadering. In de volgende
eeuwen heeft de wetenschap steeds meer invloed gekregen op ons wereldbeeld. De
titel van dit boek sprak me dus erg aan. Wat kan de wetenschap, die nu veel
accurater maar ook ingewikkelder is geworden, mij vertellen over onze
habitat?
Het
wereldbeeld van de wetenschap kan ons moeilijk onverschillig laten. Het heeft
veel invloed op de wijze waarop we omgaan met existentiële themas zoals onze
sterfelijkheid of de plaats van de mens in de kosmos. In sommige kringen wordt
het wetenschappelijke wereldbeeld daarom nog altijd fel bestreden. Aanhangers
van het geloof in Intelligent Design en creationisme verzetten zich met hand en
tand tegen een wetenschappelijke benadering van de vraag naar de aard van de
wereld.
Philip Van Loocke, filosoof en wiskundige verbonden
aan de Universiteit Gent, wil ons met zijn boek inzicht geven in wat de
wetenschap ons wèl en niet leert over hoe de wereld in elkaar zit. Doorgaans
wordt de wetenschappelijke benadering beschouwd als diametraal tegengesteld aan
de mythologie. Dit is volgens Van Loocke echter onjuist. In een boeiend eerste
hoofdstuk belicht hij de parallellen tussen beide benaderingen. Deze invalshoek
was nieuw voor mij en heeft mij aangenaam verrast.
Met
de klassieke natuurkunde krijgt een wetenschappelijk wereldbeeld in het Westen
steeds meer vaste grond. In een tweede hoofdstuk belicht de auteur de opkomst en
uitwerking van het wereldbeeld van de klassieke natuurkunde. Het traditionele
verhaal wil dat de natuurfilosofie van de Oude Grieken de eerste poging was om
de wereld op een rationele manier te benaderen. Van Loocke toont echter
overvloedig aan dat zij vaak schatplichtig waren aan wetenschappelijk onderzoek
in andere culturen o.a. de Indische. Ook in culturen waarmee het Westen geen
contact had werd reeds vroeg aan wetenschappelijke theorievorming
gedaan.
Het
wereldbeeld van de klassieke natuurkunde is echter inaccuraat en onvolledig
gebleken. In de laatste paar decennia hebben achtereenvolgens de
relativiteitstheorie, de kwantummechanica en de snaartheorie het wereldbeeld van
de wetenschap ingrijpend veranderd en bijgestuurd. In vergelijking met enkele
eeuwen terug is de wetenschap van de kosmos al ver gevorderd. Over de fysische
processen die zich in ons universum afspelen weten we al vrij veel en kunnen we
redelijk betrouwbare uitspraken doen. Er is echter nog veel wat we niet weten en enkele belangrijke problemen
blijven onopgehelderd. Over verschillende fundamentele eigenschappen van de
werkelijkheid is er nog geen consensus.
Net
de kwesties die verschil maken voor ons dagelijks handelen stellen ons echter
nog steeds voor raadsels. In de volgende hoofdstukken buigt Van Loocke zich over
het bewustzijn en de vrije wil. Daarover weten we nog altijd bitter weinig.
Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat dit probleem principieel onoplosbaar
is. Van Loocke wil niet zover gaan. Volgens hem staat de wetenschap op dit
gebied wellicht in het stadium van de kennis die de oude Grieken over de materie
hadden. Er is nog bijzonder veel ruimte voor nader onderzoek. Dit dwingt ons tot
grote bescheidenheid.
Het
is dan ook onwetenschappelijk om te doen alsof de wetenschap die problemen wél
heeft opgelost. Wanneer het over bewustzijn of de vrije wil gaat, blijft men op belangrijke fundamentele deelproblemen het antwoord schuldig. Meer en meer
wetenschappers zijn grootmoedig en voldoende consequent als wetenschapper om
hiervoor uit te komen. Het verhaal van de wetenschap is nog niet af. Er zijn
geen vaststaande antwoorden, er is geen vaststaand
wereldbeeld.
In
de academische wereld is een eerlijke, open houding van twijfel en
bescheidenheid echter geen evidentie. Van Loocke hekelt het doctrinaire
academisme, dat wordt beheerst door de eis van korte termijnresultaten en
groepsdenken en waarin onafhankelijke en oorspronkelijke onderzoekers geweerd
worden. De homo academicus is
verworden tot een soort homo
economicus, voor wie kwantiteit belangrijker is dan
kwaliteit.
Dit
is echter geen vrijbrief voor de introductie van pseudowetenschappelijkheid,
want alleen een grondige kennis van de wetenschap kan een basis vormen om aan
filosofie te doen. Van Loocke houdt wel een pleidooi voor onafhankelijk
wetenschappelijk onderzoek, pluralistisch en niet gebonden aan een of andere
ideologie, hetzij religieus of vrijzinnig.
Philip Van Loocke is overduidelijk een zeer erudiete
man, met een bewonderenswaardige kennis van de wetenschappelijke verworvenheden
op zeer uiteenlopende gebieden. Toch heeft zijn boek mij teleurgesteld. Ik had
verwacht een begrijpelijk en goed leesbaar boek over dit onderwerp in handen te
hebben, maar vond een taaie, moeilijk te verteren cursus op het niveau van een
masteropleiding.
Ik
heb vaak op het punt gestaan om dit werk gewoon opzij te leggen. De hoofdstukken
over de aard en oorsprong van de materie zijn een ontzettend taaie brok. Ik heb
er verschrikkelijk mee geworsteld en de strijd tenslotte moeten opgeven. Mijn
voorkennis van de moderne fysica na de Newtoniaanse natuurkunde blijkt
onvoldoende. De hoofdstukken over het bewustzijn en de vrije wil waren beter te
verteren omdat ik hierover meer voorkennis heb. Toch vroeg het nog behoorlijk
wat moeite, concentratie en geduld om deze inzichten te
verwerken.
In
de inleiding oppert de auteur dat een humanioraopleiding, samen met wat
motivatie, volstaan om dit boek te begrijpen. Ik beschik over beide, maar moest
toch vaststellen dat dit echt niet voldoende is. Alleen een lezer die beschikt
over een grondige wetenschappelijke voorkennis kan volgens mij zijn ingewikkelde
betoog blijven volgen. Gelukkig is er ook nog een epiloog met conclusies en
consequenties.
Ook
het gebruik van de wij-vorm heeft mij gestoord. Ik weet wel dat dit gebruikelijk
is in academische kringen. Iemand die zich afzet tegen groepsdenken zou wel
consequent kunnen zijn en de ik-vorm kiezen voor het weergeven van eigen
standpunten en overwegingen.
Positief is dan weer de open en onbevangen houding van
de auteur en zijn pleidooi voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Ook
het feit dat hij de wetenschappelijke twijfel hoog in het vaandel draagt en niet
capituleert voor pseudowetenschappelijkheid sprak mij aan.
Ik
vind het jammer dat deze gedegen inzichten geen ruimer publiek zullen bereiken
en pleit dus voor een gevulgariseerde versie van dit
verhaal.
© Minervaria