de JONG,
S., Een wereld van verschil. Wat is er
mis met cultuurrelativisme? Adam, De Bezige Bij, 2008, 304
pp.
Sedert de
aanslagen op het WTC hebben cultuurrelativisten de boter opgegeten. Zoals
reactionair en fascist lange tijd een scheldwoord waren, is
cultuurrelativisme bij nagenoeg alle debatten over het wel en vooral het wee van
onze maatschappij de kop van jut. Overal zet de economische en culturele
globalisering tradities en nationale culturen op losse schroeven. Internationale
migratie, snelle veranderingen in de economie en de verschuiving van
machtsconcentraties in de wereld roepen bij veel mensen de behoefte op aan
duidelijke nationale en culturele identiteiten, die in één klap duidelijk maken
wie wij zijn.
Cultuurrelativisme is in Nederland en in geheel Europa - een vies
woord geworden en gelijkgesteld aan minachting voor de eigen unieke Westerse
waarden. Die zouden als vanzelfsprekend superieur zijn aan niet-westerse
waarden. Het zou ons bovendien tot morele blindheid veroordelen en leiden tot de
goedkeuring van gewelddadige praktijken als weduweverbranding, genitale
verminking, steniging en het afhakken van handen.
Maar is
dat wel zo? Geloven cultuurrelativisten echt dat een cultuur waarin vrouwen niet
zonder mannelijke begeleiding op straat mogen even goed is als een cultuur die
vrouwen gelijke rechten toekent? En leidt het idee dat culturen niet kunnen
worden ingedeeld in een tweeluik van verlicht en achterlijk onvermijdelijk tot
moreel nihilisme? Welke argumenten gebruiken aanhangers en tegenstanders van
cultuurrelativisme voor het onderbouwen van hun standpunt? En hoe kunnen we in
dit soms verhitte debat een genuanceerde positie
innemen?
Sjoerd de
Jong, filosoof en redacteur aan het NRC Handelsblad, houdt in dit boek een
pleidooi voor herwaardering van het cultuurrelativisme. Hij wil vooral het
begrip ontdoen van zijn onjuiste connotaties en in een correct daglicht
plaatsen.
In het
eerste deel analyseert hij het debat over nationale cultuur en
cultuurrelativisme in Nederland sinds de Fortuyn-revolte van 2002.
Cultuurrelativisme zou een obstakel zijn voor nationale renovatie en de vorming
van een nieuw cultureel zelfbeeld. Men verwijt de cultuurrelativisten dat zij
hun eigen cultuur niet naar waarde schatten en zelfs verraden. Deze
cultuurpolitieke retoriek heeft echter nog weinig te maken met een rationeel
publiek debat. Ze wordt gedomineerd door een achterhaald, negentiende-eeuws
culturalisme: het idee dat het
gedrag van mensen naadloos te verklaren is uit één cultuur. Hierbij worden
culturen opgevat als gesloten gehelen die massief tegenover elkaar staan. De
verschillen tussen autochtonen en allochtonen, westerse en niet-westerse
migranten, Nederlanders en moslims, modernen en achterlijken, worden
gedefinieerd in overwegend culturele termen: hun cultuur is anders dan de onze,
hun sociale achterstand en de problemen die daarmee samenhangen worden
toegeschreven aan culturele factoren. Dit mocht de meerderheid van autochtonen,
als slachtoffers van de politiek-correcte elite, lange tijd niet benoemen. Vaak
wordt cultuur ook zonder meer herleid tot etniciteit of religie.
Paradoxaal
genoeg beleven we dus niet het failliet maar juist de triomf van een eenzijdige,
culturalistische manier van denken over de samenleving. Goed gedocumenteerd en
met zin voor humor legt de Jong de interne tegenstrijdigheden bloot in het
discours van de critici van het cultuurrelativisme en de aanhangers van het
cultuurnationalisme. Cultuurkritiek moet en is goed, maar zoals ze is
doorgeschoten brengt ze niets bij.
In het
tweede en omvangrijkste deel verdiept de Jong zich in de historische en
filosofische achtergronden van het cultuurrelativisme. Cultuurrelativisme was
aanvankelijk het belangrijkste wapen in de strijd tegen de dominantie van het
rassendenken en etnocentrisme in de 19e eeuwse antropologie. Volgens
Franz Boas, de grand old man van de
moderne antropologie, bepaalden niet ras of biologische en erfelijke
eigenschappen, maar sociale, historische en culturele factoren de
verscheidenheid binnen de volkeren. Boas steunde op de empirische waarneming dat
menselijke culturen grote onderlinge verschillen vertonen in hun praktische en
theoretische omgang met de werkelijkheid. Maar hij was even overtuigd van de
fundamentele eenheid van de menselijke soort.
In een
grondig uitgewerkt en boeiend betoog legt de Jong uit hoe het begrip cultuur
vanaf de 18e eeuw in het Europese en Amerikaanse denken is gekomen en
vervolgens is geëvolueerd tot een gedemoraliseerd en gepolitiseerd begrip,
analoog aan racisme. Boas was schatplichtig aan de ideeën van een stoet Europese
filosofen over de eenheid en de verscheidenheid van de mensheid. Veel van zijn
opvattingen vinden we al terug bij Johann Gottfried Herder. Deze mij tot dan toe
onbekende, vaak verkeerd begrepen maar zeer interessante Duitse
Verlichtingsfilosoof, kan beschouwd worden als de vader van het
cultuurrelativisme. In latere tijden is het begrip verder uitgewerkt en
inhoudelijk verfijnd door moderne filosofen waaronder David Wong en Michele
Moody-Adams tot cultureel pluralisme.
Maar als
we ervan uitgaan dat iedere cultuur een eigen intrinsieke waarde heeft en geen
enkele cultuur beter is dan een andere, wat doen we dan met de beoordeling van
praktijken die onze morele afkeuring wekken? In één moeite door wordt immers aan
cultuurrelativisten ook moreel relativisme verweten. Het meest adequate antwoord
op dit probleem is een strikte wetshandhaving. In een multiculturele samenleving
kunnen culturele praktijken die indruisen tegen de moderne noties van
lichamelijke integriteit en vrijheid niet worden getolereerd. Maar dit hoeft
geen afwijzing mee te brengen van de totale cultuur van de betrokken groep.
Voor zover
een culturele praktijk of uiting geen harde inbreuk maakt op andermans vrijheid,
kan een zekere onverschilligheid zelfs de aangewezen houding zijn. De publieke
ruimte waar burgers elkaar ontmoeten moet niet worden gepolitiseerd tot een
intellectueel slagveld, waarbij een hoofddoekje op een postkantoor al wordt
gezien als een aanslag op de seculiere orde, aldus Sjoerd de Jong. Hiermee
geeft hij blijk van een pragmatische kijk die veel onnodige conflicten zou
voorkomen. Moraal heeft immers in de eerste plaats te maken met de dagelijkse
praktijk van het samenleven en niet met morele noties die van buiten- of bovenaf
worden opgelegd. Zie ook de Rijk.
Sjoerd de
Jong verdedigt hiermee een pluralistisch of gematigd cultuurrelativisme. Hij
neemt afstand van het radicale relativisme dat louter verschillen ziet tussen
culturen, en eveneens van een dogmatisch universalisme dat één goed antwoord
hetzij religieus of seculier dicteert op alle vragen. Een zuivere cultuur
bestaat immers niet, hooguit in de verbeelding van nationalistische bewegingen.
Een multiculturele samenleving is bovendien voortdurend in ontwikkeling. Wie dus
pasklare antwoorden verwacht op problemen zal altijd op zijn honger blijven
zitten.
Het boek
van de Jong biedt een grondige en doordachte analyse en fundering van gematigd
en pluralistisch cultuurrelativisme. Hij kiest bovendien voor actief pluralisme.
Dit gaat verder dan het passieve tolereren van andere culturen, maar omhelst de
principiële erkenning van de gelijkwaardigheid van mensen en groepen van
verschillende pluimage. In deze visie kan ik me zeer goed vinden. De lectuur van
dit boek heeft mij een nog steviger onderbouwing hiervan verschaft. Ook al
vertrekt de Jong van de Nederlandse realiteit, de kern van het probleem is zeer
zeker ook in de Vlaamse te herkennen.
Er zijn
een uitgebreide bibliografie en notenlijst voorhanden en een namenregister. Ik
miste een lijst van de gebruikte begrippen.
Warm
aanbevolen!
©
Minervaria