KNOOK,
D., Het Methusalem mysterie. Vergrijzing: een zegen of bedreiging? Adam/Rotterdam, Uitg. Prometheus/NRC Handelsblad, 2008, 295 pp. ISBN 978 90
446 1195 3
Bijna
overal ter wereld stijgt de levensverwachting en in de geïndustrialiseerde
landen in het bijzonder slaat de vergrijzing toe. Bovendien worden daar minder
kinderen geboren. De combinatie van vergrijzing en ontgroening luidt een
demografische revolutie in die de samenleving in de komende decennia ingrijpend
zal veranderen.
We leven in een krimpmaatschappij: het totale aantal
mensen per land zal geleidelijk afnemen. Pas tegen 2050 zal deze evolutie
stagneren, en krijgen we een bevolkingsopbouw waarin bijna alle leeftijdsgroepen
even sterk vertegenwoordigd zijn.
Is dat slecht nieuws, zoals velen ons
willen doen geloven, of reden voor nieuwe dynamiek? Staan we erbij en kijken we
ernaar, of zien we de vergrijzing als een uitdaging?
De vergrijzing is al
lang een feit. Politici, economen en sociologen bakkeleien over wat nu eigenlijk
het probleem is wat eraan gedaan moet worden. Foutieve aannames en verkeerde
interpretatie van gegevens zijn de inzet van een warrige discussie en leiden tot
vergrijzingsangst'. Wie en wat moet je geloven?
Volgens Dick Knook
kunnen we de vergrijzing maar het beste zien als een enorme uitdaging, waarvan
de effecten zeer ingrijpend zullen zijn. Maar de onomkeerbare gevolgen zullen
veel minder zwaar wegen als de samenleving de flexibiliteit en solidariteit kan
opbrengen om adequaat te reageren.
Daarvoor is in de eerste plaats een
genuanceerd inzicht nodig in de problematiek. We moeten het Methusalem-mysterie
doorgronden. In zijn boek neemt Dick Knook een aantal misverstanden over
vergrijzing en de gevolgen ervan op de korrel. Ouderdom wordt doorgaans gezien
als een kostenpost. Maar is dat wel terecht? En is de veroudering van de
bevolking alleen een bedreiging of kan ze ook een zegen zijn?
Eerst
verheldert hij wat wij ons bij de complexe demografische veranderingen moeten
voorstellen. Er bestaan immers verschillende manieren om de levensverwachting te
berekenen en inhoud te geven. Vervolgens bespreekt hij de consequenties van deze
evolutie op de gezondheidszorg, de pensioenen, de arbeidsdeelname van ouderen en
de toekomstige verhouding tussen ouderen en jongeren in de samenleving. Een
groot aantal van die consequenties roepen negatieve beelden op over ouderen. Die
gaan echter voorbij aan de belangrijke maatschappelijke bijdrage van deze
leeftijdsgroep. Veel ouderen onderscheiden zich door hun belangeloze en
onbetaalbare inzet voor het algemeen belang. Die is niet in de cijfers terug te
vinden, maar wel van onschatbare waarde voor de samenleving.
De conclusie
van Knook luidt dat we de vergrijzing veeleer als uitdaging kunnen beschouwen
dan als een probleem. De gevolgen van een veranderende bevolkingssamenstelling
zijn vrij goed te voorspellen en dus kunnen we ons nu al daarop voorbereiden. Er
is geen reden tot paniekvoetbal als we maar tijdig inspelen op deze
ontwikkelingen. De overheid moet een langetermijnvisie ontwikkelen waarin de
solidariteit tussen en binnen de generaties centraal staat. Zo is het zeker
mogelijk het langer doorwerken voor oudere werknemers aantrekkelijk te maken en
hen aan te zetten ook zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun oude
dag.
Dit boek gaat over de Nederlandse situatie en de gegevens zijn
gebaseerd op Nederlands onderzoek. Volgens Knook staan veel Europese landen er
beduidend minder goed voor dan Nederland. Voor de Vlaamse lezers is het zeer
jammer dat Knook geen woord vuil maakt aan de Belgische situatie, terwijl hij
wel over de toestand in Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje en Portugal
spreekt, waar wellicht niemand ooit zijn boek zal lezen. Met een kleine moeite
had hij dit hiaat kunnen vermijden.
Maar zelfs met deze beperking biedt
Knook een heldere en leerrijke analyse van de problematiek. Hij heeft mij in
ieder geval een betere kijk gegeven op een evolutie waarvan ik zelf ook deel uit
maak.