QUAMMEN, D., Monster van
God. (Vert. Monster of God.The Man-Eating Predator in the Jungles of History and
the Mind) Adam/Apen, Uitg. Atlas,
2006, 455 pp. ISBN 978 90 450 1412 8
Grote roofdieren als leeuwen,
tijgers en haaien hebben altijd een cruciale rol gespeeld in de relatie van de
mens met de natuur. Ze boezemen mensen angst en ontzag in maar roepen tegelijk
haat en vernietigingsdrang op. Ze inspireerden tot verhalen over mythische door
goden gestuurde wezens als griffioenen, gorgonen, draken en andere veelkoppige
monsters. Omdat ze boven aan de top van de voedselpiramide staan worden deze
machtige vleeseters ook alfa-predatoren genoemd.
David
Quammen neemt ons mee op een avontuurlijke reis naar
streken waar alfa-predatoren hun natuurlijke habitat delen met de mens. Hij
leidt ons naar de leeuwen van India, de krokodillen van Australië, de beren van
Roemenië en de amoertijgers in het Verre Oosten van Siberië en exploreert de
ingewikkelde tweeslachtige relatie van de mens met de alfa-predatoren van
gisteren en vandaag.
Hij verdiept zich in de belangenconflicten tussen de
dierlijke en menselijke bewoners van het gebied en de dilemmas van de
natuurbeschermers en ecologisten. Alfapredatoren laten mensen meestal met rust
tenzij ze bedreigd worden of gewond zijn of er een tekort is aan natuurlijke
prooidieren. Maar waar mensen en grote alfa-predatoren een modus vivendi van
leven en laten leven hebben gevonden, brengt de oprukkende beschaafde wereld
dit precaire evenwicht aan het wankelen. De hoge jachtdruk, de groei van de
menselijke bevolking en de omvorming van het landschap, de ontginning van
natuurlijke rijkdommen door ontbossing, mijnbouw, landbouw en veeteelt ontnemen
de roofdieren hun oorspronkelijke habitat.
Het boek van Quammen is een
impressionistisch verslag van een avontuurlijk, diepgaand en tegelijk veelzijdig
onderzoek naar de relatie van mensen met grote roofdieren. Hij heeft uitvoerig
contact gehad met de plaatselijke bevolking en de veldbiologen, en is samen met
hen op exploratie getrokken in het spoor van de plaatselijke carnivoren. Hij
legt uit hoe moeilijk het is om de populatie alfa-predatoren op peil te houden
in de opdringerige beschaafde wereld. Hij toont aan waarom een overbevolkt
ecosysteem als een reservaat op termijn niet volstaat om zowel mensen als
predatoren te laten overleven. Grote roofdieren die aan de top van de
voedselpiramide staan zijn immers zeer gevoelig voor ecologische veranderingen.
Als wij dus willen dat de roofdierenpopulatie op peil blijft zullen menselijke
activiteiten op verschillende manieren moeten beperkt en aangepast
worden.
Quammen ziet de toekomst echter niet rooskleurig. De grote
roofdieren is een droevig lot beschoren. Tenzij we een manier vinden om hen
ongestoord te laten leven in gebieden die ook door mensen worden bewoond en
geëxploiteerd, zullen alfapredatoren niet kunnen overleven in de verre toekomst.
In een wereld met ruim 10 miljard mensen zal er geen plaats meer zijn voor
leeuwen, krokodillen, tijgers en beren. Onder druk van de toenemende
wereldbevolking en consumptie zal ergens rond het midden van de volgende eeuw,
zo schat hij, de laatste wilde, levensvatbare, zich vrij bewegende populatie
grote vleeseters verdwenen zijn.
Omdat top-predatoren keystone species zijn zal dat
onvermijdelijk leiden tot het uitsterven van een hele reeks diersoorten en
daarmee tot de afbraak en verarming van het huidige ecosysteem. Grote roofdieren
zullen, behalve in dierentuinen, wellicht alleen nog verder leven als mythische
wezens in de fantasie van mensen, zoals in SF-films over aliens en afzichtelijke
monsters.
Dit omvangrijke boek houdt het midden tussen een reisverslag en
een wetenschappelijk werk. Het presenteert een boeiend en gevarieerd verhaal
over het mythische verleden en het realistische heden van de verhouding tussen
de mens en de menseneter. Je leert er niet alleen heel veel over de roofdieren
zelf, hun anatomie en hun leefwijze maar ook over de cultuur van de inheemse
bewoners. Het bevat ook een schat aan gegevens over algemene biologische
processen en wetmatigheden.
Quammen heeft zich ruim en diepgaand
gedocumenteerd. Zijn boek eindigt met uitgebreide noten en een omvangrijke en
veelzijdige bibliografie. Het is bovendien zeer mooi en onderhoudend
geschreven.