De dag verstreek. De wolken bleven jachten, Vol van het najaar en zijn eenzaamheid. De blaren vallen in de gele grachten, Waardoor een geur en een verlangen glijdt. Weer is een dag als de andere vergaan, En voor altijd is dit mij bijgebleven: De wilde hemel van de droom daarboven.
De avondwolken zijn killer dan gisteren, de laatste bloemen wensen klaarblijkelijk niet langer te leven, de zon is afgereisd, de velden zijn alweer met zorg geschoren.
Niemand ziet de verkleumde dag verdrinken in een plas tussen het riet.
Er is geen mens die een is, als een tafel. Er is geen bodem zonder zaad, zonder kastelen. Er is geen boom, die zonder vrucht en zonder bladluis is. Er is geen eiland zonder zee.
Als ik de deur sluit en luid je naam zwijg, je huid niet streel maar huil, een pen je krast, het stille papier dan krijst terwijl de trap de touwen hijst als ik krimp en krampachtig krom drink van de mist als ik sterf van gemis als ik zwerf door mezelf
Nog staat de zomerzaal in top getooid, en reeds heeft met de praal van trossen bloedkoraal mijn kleine lijsterbes haar kleed vermooid. Zij draagt tenzij van 't pad zo slank en fijn haar vruchten, als een schat van rood in groen gevat dat men soms twijfelt, of 't geen bloemen zijn.
Wij zagen augustusnacht met sterren jongleren ze rezen vielen en schreven lichtende bogen over zijn ernstig gelaat soms stokte de adem ons in de keel bij dit ontzettend spel ons die dwaas met harten speelden en niet rilden.
Nu bloeien weer de flox, de dahlia, de tere nachtschoneen het pampagras, de zonnebloem, de winde en de begonia: dit is de maand dat ik gelukkig was. Een diepre vrede dan de rijpe jaren? Zo lijkt het wel, al is't misschien een schijn. Maar zelfs die schone schijn kan niet verklaren waarom ik niet meer als ik was kan zijn.
Ach, eens nog wil ik in die honiggeur slapen, in die rooswitte schaduw op de welige wei, zo tussen blanke lammeren en zoete schapen: mijn liefste en ik, warm en vroom zij aan zij.
Het was allemaal maar om te lachen zullen we zeggen wanneer we zijn uitgehuild. Drie veren draagt de wereld een gele van hoop een rooie van liefde en een zwarte van de dood.