Hodur
Je vraagt u niet af, denkt en schrijft niet.
We gaan voorbij, onderdoor en zien niet,
de een en al bezigheid van stam tot kruin,
in de lente groen, in de herfst weer bruin.
Met takken als ten hemel gestrekte armen,
lijkt het een smeken, biddend om erbarmen,
Hodur, blind wakend, meestal stille staand,
voel het uit de aarde wassent ten top gaand
Om strenge seizoenen weinig gevend,
enkel voor de felle wind weinig bevend.
De kruin siert zich als haartooi in de wind,
de bladeren ritselen ruisen, goed gezind.
Een robuuste stam die immer opwaarts klimt,
maar de gemene mens die altijd overwint.
Hodur, je ogen waren wel blind,
rond de stam hoorde je het spelende kind
dartelend met vriendjes welgezind
dit aangename bos was uw terrein
de gezonde lucht kan nergens beter zijn
Louis Van de Reviere