(vervolg van 3/4) De vader staat op, neemt het geweer van de plaats waar het langen tijd rustig gelegen heeft; hij onderzoekt den vuursteen, slaat de pan open en doet den haan knakken.
Nu stort hij kruit in den loop en de stamper jaagt den papieren prop en den zwaren kogel klingelend naar beneden.
Wat gaat ge doen? zegt de moeder op bangen toon.
Zien waar onze jongen is antwoordt hij aarzelend; doch de moeder heeft hem begrepen.
Het geduld is ten einde; de vreedzame wroeter wordt oorlogsheld. Hij zal strijden pro aris et focis, voor altaar en haardstee, voor vrouw en kind, voor God en Vaderland!
Bloed om bloed, leven om leven!
De vrouwen bidden den rozenkrans, en de boer blijft bij de deur staan, bidt blootshoofds mee, maar houdt zijn geweer omklemd. Hij bidt opdat God zijn gezin en zijne haardstee, zijn omdolenden zoon beschermen zou. Amen! zeggen de vrouwen en de boer opent de deur. God zij met u zegt hij en verdwijnt in den donkeren avond.
Na eenige dagen afwezigheid, s avonds keert hij naar de zijnen terug, haalt voorraad kruit en lood, zelfs levensmiddelen doch vóór het aanbreken van de nieuwen novemberdag, staat hij andermaal op den voorpost.
Indien de boer, in een der gedenkwaardige novembernachten van 1798, over het gansche land had kunnen staren, wat al lijden, wat al marteling, maar ook wat al heldenmoed zou hij aanschouwd hebben.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(De aanleiding tot opstand, was de wet van 23 september 1797. De Fransen hadden besloten de toen zowat 200.000 dienstplichtigen op te roepen, de kerken te sluiten, en de priesters die weigerden de eed af te leggen, te deporteren. De bevolking reageerde met passief verzet, de verordening werd niet verspreid en niemand meldde zich aan voor militaire dienst. Affiches werden beklad of verscheurd. Bijzondere commissarissen werden uitgejouwd enz.)
|