De Kapelanij
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Eens onderdoor de blauwe poort in de kasteeldreef naar Ooidonk ziet u links een gebouw dat omwald is.
Dit gebouw, in de 14° eeuw Klein Ooidonk genoemd was toen een kleine hoeve van ongeveer 4 bunder.
De hoeve is steeds een leen geweest van het Land van Nevele maar behoorde niet altijd tot de heren van Ooidonk.
Er is een oud document uit 1400 waaruit blijkt dat het toen eigendom was van Jan van Clapdoerp zoon van Thomaes. Even later is het dan toch overgegaan aan de heren van Ooidonk.
Veel vroeger werd de dreef wel eens Stenendam genoemd, omdat de weg door lage meersen liep en moest verhoogd worden en tevens van in den beginne gekasseid werd.
In 1638 nam Jan della Faille, heer van Nevele en Ooidonk, de pacht over om de kapelaan van Ooidonk er te laten wonen.
Het is pas van toen af aan dat de hofstede de kapelanij genoemd werd.
De eerste nieuwe bewoner was Guillaume Valckenburch capelaen van Oodoncq (RAG Nevele 172)
Rond Kerstmis 1880 kwam het gezin Carolus Ludovicus Van de Reviere Elodia Sophia Van De Veire, wonen in de kapelanij
In 1884 is mijn grootvader Alphonse Van de Reviere er geboren, mijn vader Valère is er geboren in 1919 en
ondergetekende zijn wiegje heeft er eveneens gestaan in 1946.
Het gebouw met ongeveer centraal de voordeur is ongeveer 20 meter breed en telt vijftien vensters op de voorgevel. Op de benedenverdieping waren de ruimtes achter de twee vensters links bewoond door mijn grootouders en was de ingang op de linkergevel. De slaapkamer van de grootouders was op de verdieping eveneens de twee uiterste vensters links. Er was ook een voutekamer en een ruime keuken achteraan, met zelfs toen al een toilet binnen. Rechts, weliswaar het grootste gedeelte moest het nog doen met een buitentoilet.
Mijn ouders beschikten over het deel rechts van de twee uiterst linkse vensters. De gewone ingang voor ons was aan de rechterzijde van het gebouw.
Binnen kon je zeer goed zien dat er vroeger verscheidene kamers moeten zijn geweest.
Momenteel en ook ten tijde van ons bewoning waren er nog vier slaapkamers. Ikzelf had het intiemste kamertje. Het derde venster van rechts was mijn nachtverblijf.
Links van de kapelanij staat een gebouw met een klokkentorentje centraal op de nok. Een van mijn geliefde uitkijkposten. Beneden, werd gebruikt voor berging en later als stal voor runderen en schapen.
Boven was er een zolder met duiventil.
Achter dit gebouw en ertegenaan gebouwd stond een druivenserre met de bekende Frankenthaldruiven.
Rechts van de kapelanij staat eveneens een gelijkaardig gebouw die voor zover ik meemaakte gebruikt werd als schuur. In deze schuur was ook een aardappelkelder en een strovoorraad er bovenop. Rechts in de gevel was er een deur die toegang gaf tot een varkenshok. Boven dit varkenshok was eveneens een voorraad stro opgeslagen. In de nok was eveneens een duiventil. Achteraan dit gebouw was ook een druivenserre aangebouwd. Deze serreinhoud was niet van zeer goede kwaliteit. Op regenachtige dagen was het wel een geliefd speelterrein voor mij.
Centraal achteraan de kapelanij staat een gebouwtje waar vroeger een open vuur was waar bras gemaakt werd voor de varkens. De grote zwartgeblakerde ketel hing aan een zaaghaal in het open vuur.
Aan dit gebouw was ook een klein ovenmuur aangebouwd. De zaterdag werd brood gebakken voor de ganse week. Op het einde van de broodbak werden schietspoelen gebakken. Schietspoelen waren gewoon deeg met appelmoes erop gesmeerd en toegerold gelijk croissants. Pépe, wanneer zijn de schietspoelen klaar? Ja,ja, manneke een beetje geduld!
Prachtig was dat, als kleine knaap, hout aanbrengen om de stenen oven te warmen. Met de grote houten spatel het brood uit de oven halen. De schietspoelen rollen, uithalen en natuurlijk smullen!
wordt vervolgd
|