Prijsvorming
op de markt
Het proces van vraag en aanbod
Volgens Adam Smith (1723 - 1790), de grondlegger van de moderne
economie, werden alle handelingen in de maatschappij op elkaar afgestemd door
'The Invisible Hand' ofwel de onzichtbare hand.
In de eerste plaats heeft de onzichtbare hand een religieuze betekenis. De
onzichtbare hand zou van de Schepper zijn. Door het gebruik van de onzichtbare
hand wist de Schepper te voorkomen dat de maatschappij ontaardde in een chaos.
Daarnaast heeft de onzichtbare hand een meer economisch praktische betekenis
gekregen. De onzichtbare hand is een synoniem voor het prijsmechanisme of
marktmechanisme.
Natuurlijke prijs
Het is een economisch mechanisme om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.
Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat de markt efficiënt werkt. Immers als de
vraag toeneemt, dan zal de prijs van het product stijgen. De extra winst zal
leiden tot een extra aanbod en uiteindelijk zal de prijs weer dalen tot het
oude niveau. De prijs is nooit hoger dan noodzakelijk. Deze evenwichtprijs die
ontstaat noemt Smtih de natuurlijke prijs: de prijs, die op lange termijn
ontstaat. De feitelijke prijs van het product is echter voortdurend in beweging
door een wisselende vraag en veranderend aanbod. Samengevat zorgt het mechanisme
ervoor dat de gevraagde producten worden gemaakt met de inzet van de juiste
hoeveelheid productiemiddelen.
Volkomen concurrentie
De markt waar het prijsmechanisme optimaal werkt, dat is op de markt van
volledig vrije mededinging of volkomen concurrentie. Dit is een marktvorm
waarbij zeer veel kleine aanbieders elkaar beconcurreren. Op korte termijn
kunnen de bedrijven hier winst maken, maar op lange termijn zal de winst dalen
tot nul. Daarom wordt bij de marktvorm de aanbieders ook wel hoeveelheidsaanpassers
genoemd. De aanbieders moeten variëren in het aantal aangeboden hoeveelheden om
maximale winst te maken. Deze marktvorm wordt gekenmerkt door: veel aanbieders,
een homogeen product, vrije toetreding en transparante markt.
Veiling
In de werkelijkheid bestaat de markt van volkomen concurrentie niet. Het is een
economisch model waarmee economen de werkelijkheid proberen te beschrijven. De
markt, die het meest in de buurt komt van het model van volkomen concurrentie,
is de veiling. Het principe van de veiling is beschreven door de econoom Walras
(1834 - 1910). Hij is beroemd geworden met de metafoor van de veilingmeester.
"deel van een veilingklok"
Op de veiling wordt geveild bij afslag. De veilingmeester begint in dit
systeem met een relatief hoge prijs en laat de klokprijs geleidelijk zakken. De
vrager heeft baat bij een zo laag mogelijke prijs. Voor de vrager is de prijs
een weergave van de kosten. De aanbieder heeft daarentegen baat bij een zo hoog
mogelijke prijs. De prijs is immers voor hem de opbrengst. Zo zal de vrager
willen zakken met de prijs zodat hij een maximaal voordeel behaalt.
Aftasten
Toch kan hij niet de prijs te veel laten zakken, omdat anders de concurrent met
de partij gaat lopen. Aan de andere kant zal de aanbieder een prijs willen
stellen die enerzijds zo hoog mogelijk ligt om zoveel mogelijk winst te maken
en anderzijds een prijs waar nog voldoende kopers op komen. Dit aftasten door
vragers en aanbieders op de veiling laat zien welke manier het prijsmechanisme
werkt. Als vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn ontstaat de
evenwichtsprijs. De eerste koper die vervolgens afmijnt, dat wil zeggen op de
knop drukt, is de koper van deze partij. Worden de marktpartijen het niet eens
over de prijs, dan worden de overgebleven partijen doorgedraaid.
Concurrentiemechanisme
Achter de metaforen van de Onzichtbare hand en de Veilingmeester gaat het
concurrentiemechanisme schuil. Ligt de feitelijke prijs hoger dan de
evenwichtsprijs, dan zal er een aanbodoverschot of vraagtekort optreden. De
aanbieders zullen hun prijs verlagen om zo hun producten te verkopen. Ligt de
feitelijke prijs onder de evenwichtsprijs dan is er sprake van een aanbodtekort
of vraagoverschot. De vragers zullen door de schaarste gedwongen worden een hogere
prijs te betalen. Op de momenten dat er aanbodtekorten zijn dan zullen nieuwe
aanbieders proberen toe te treden op de markt, want dan wordt er veel winst
gemaakt. Op het moment dat er een aanbodoverschot is zullen bedrijven, die
inefficiënt werken zullen met lege handen achter blijven. Zij zullen failliet
gaan. Dat is de concurrentiestrijd waarin de bedrijven zijn verwikkeld.
|