Het was een buurtcafeetje op een hoek (in Ganshoren) met heel veel daglicht & uitzicht en met een heel gevarieerd cliënteel. Sultan was één reden waarom ik er naartoe trok. Jerom kon dan eens zot doen en Sultan ook.
En waarom tussen 17h & 18h, omdat er dan twee, soms drie Oma's waren met hun kleinkinderen. De twee honden hielden de kinderen efkes bezig. Het duo Sultan & Jerom was een kijkspel, een tijdelijk toemaatje.
Er waren twee scholen in die buurt. De Oma's haalden de kleinkinderen af, maar het was de moeite niet om naar huis te stappen, boekentassen uit, jassen uit, schoenen uit ... Tegen de tijd dat ze bij Oma aangekomen waren en de kinderen ontdaan waren van hun bepakking, moest alles al weer aan, omdat de papa of de mama ging toekomen en toeterde vanwege geen parkeerplaats. Daarom werd afgesproken in het cafeetje. Omdat het vlakbij de scholen was. En omdat er parkeerplaats was voor de ouders.
Ondertussen hadden de Oma's er gezelschap aan mekaar en de kinderen ook. En wij stamgasten, wij vonden de kinderen plezant. Wanneer er eentje verjaarde kregen alle aanwezigen een snoepje, zoals de kindjes van hun klas. De Oma's brachten al eens cake mee ... een buurtcafeetje dus. En voor Jerom en mij heel aantrekkelijk tussen 17h&18h.
Het drinkwater van Jerom & Sultan was een bezigheid voor de kinderen, een bekommernis eigenlijk: de drinkbak van Sultan was te hoog voor een kleine York. Daarom kreeg Jerom elke dag een klein potje water naast de drinkbak van Sultan. De kinderen moesten aan dat potje denken want wij 'vergaten' dat hé. En wie van hen mocht die dag het potje plaatsen? Daarover onderhandelden zij dan.
Sultan veegde dat 'speelgoedpotteke' in één lik leeg natuurlijk. En meestal gooide hij het potteke nog omver ook! Zeer luide verontwaardiging bij de kinderen, dat een grote loebas het spul van een kleine ... Die situatie kenden ze blijkbaar van op school.
Toen Jerom na veertien dagen niet meer kwam, vonden ze dat jammer. Sultan ook. Die kwam dan me dan eens besnuffelen van, awel? ... waar is die kleine ? Na een paar keer hadden wij terug een begroeting als vanouds, zonder gekwispel.
Zelf vond ik het ook jammer. Die kleine Jerom was ik al goed gewend geraakt. En hij mij. Denk ik. Hoop ik.
Ergens in de jaren 80 mocht ik twee weken het hondje bijhouden van een bevriend koppel dat op vakantie ging. Het was een appartementshondje en het was een klein hondje. Een jonge Yorkshire. Gelukkig kort getrimd. Maar wel met een zware snor. Zo'n rechthoekige stofzuigersnor, ongeveer zo, maar dan werkelijk rechthoekig :
foto van 't Net
Omdat hij zo'n flink kereltje was heette hij Jerom. Niet Jerommeke. Jerom. Gelijk een grote.
Het uitlaten was zo gebeurd en lichaamsbeweging was een kleine moeite : bij de ochtend- en de middagwandeling gingen we het blokje rond en meneertje had zijn lichaamsbeweging gehad voor de komende uren. 'k Was tamelijk tevreden over onze routine, ik zou een fit hondje afleveren.
Jerom was een Proper ventje. En hij was een Braaf ventje. Een mens kan zich geen beter logeetje indenken. Hij was nogal op privacy en omgangsvormen gesteld. Na elke wandeling ging hij wat drinken en verdween dan in zijn 'doos' om een dutje te doen. Had hij gekund hij had het deurtje achter zich toegetrokken: niet storen.
De tussenliggende uren hield hij zich bezig met zijn eigen zaakjes. Rondsnuffelen. Zitten Kijken. Liggen Nadenken. Opnieuw snuffelen. Komen of knuffelen deed hij niet. Kwispelen : zeer af & toe, en dan met mate. Hij was een tamelijk eenzelvig hondje. Eerder een kattenmentaliteit, leek me. Of Britse mentaliteit? Komen knuffelen was er niet bij.
Rond 17h stond hij gereed voor het derde uitje van de dag. Dat eindigde dan in het stamcafé, waar hij ongeveer een uur speelde met Sultan, een Duitse scheper van bijna twee jaar oud. Dat was het enige uur van de dag dat ik Jerom jong-uitbundig zag.
Tussen de voorpoten van Sultan lag hij dan stoer te doen : wriemelende capriolen uithalen waarbij hij overkop tuimelde stevig miniatuur-gegrom produceren, in de fluwelen voeten van die grote bijten, en met veel gewip naar omhoog keffen.
Zijn kopje verdween soms in de muil van Sultan maar die was zo'n onnozel groot kalf dat ik Jerom zelfs in zijn voederbak had durven zetten.
Na dat uurtje was Jerom pompaf en moest ik hem dragen. Dat liet hij toe met zijn oogjes dicht, zijn kopje in mijn arm en met een diepe zucht. 's Avond gingen we niet meer de deur uit, dan mocht hij in de tuin. Genoeg is genoeg, newaar. Dat dacht hij zelf ook want hij bleef nooit lang in de tuin. ----- De twee weken waren om, de baasjes kwamen naar huis. Hun vakantie was blijkbaar niet zo'n succes geweest, er zat duidelijk een haar in de boter en om een of andere reden was ik de kop van jut. Toen we naar de auto liepen, stapte zij voorop met Jerom aan de leiband. Haar man en ik volgden gedwee met de hondespullen.
We kwamen langs het cafeetje. Jerom trok naar rechts. 'Nog efkes dag zeggen tegen Sultan' was hij van plan. Bij de deur ging hij gedecideerd op de dorpel zitten. Waarop zij, plots in alle staten: "O NÉÉ ! GE HEBT HEM OP CAFÉ LEREN GAAN!"
m, die een fit hondje wou afleveren - EZW-01/2012 – HiH-11/2014, 05/2017- nagekeken
Deze voormiddag was ik aan het rondsnuffelen in recepten en ik las er eentje waar een Granny Smith bij in de salade gaat. 'k Weet al niet meer welke salade. En toen dacht ik aan een raam en licht en veel groen en ik wist niet waarom.
Hebt gij dat ook soms ? 'k Lees iets of ik hoor iets en dat doet me aan iets anders denken en zo gaan mijn gedachten dan rondhuppen als konijntjes. Soms maken ze sprongen als kangoeroes, maar vandaag waren het konijntjes.
Vaak gebeurt het bij gedichten, soms komt er geur of aroma bij. Soms gebeurt het ook bij andere teksten, zoals deze voormiddag, bij zoiets banaal als een recept bvb.
Groene appel en appelgroen … het heeft efkes geduurd maar ik heb het gevonden. Het was een schilderij. En dat schilderij heb ik ook terug gevonden, dat ging iets sneller. Het stond nog waar ik het weg gezet had. (met dank aan CC)
'k Ben blij dat ik er aan uit ben, want die konijntjes begonnen op mijn zenuwen te werken.
Zomers mooi vind ik het. Het gaat over tinten van groen en blauw en over een appel. Maar deze apple is nu juist niét groen.
Uit de krant van vr-13/05/2016. Van een wijkagent in Amsterdam-Noord :
“Nadat ik een flesje drinken had gekocht, loop ik een supermarkt in de wijk uit. Terwijl ik naar buiten loop, zie ik voor de uitgang enkele volwassenen staan. Bij hen staat tevens een klein meisje met blond haar en staartjes. Ik schat haar een jaartje of 5.
Ik zie dat ze mij aankijkt en ter wijl ik haar gedag zeg spreekt ze mij aan. Ik hoor haar zeggen: "Politie, mijn papa heeft net door rood gereden". Ik zie dat ze heel serieus is en dus doe ik alle moeite om niet in de lach te schieten. Ik kijk haar eveneens serieus aan en vervolgens ook haar papa.
Ik denk snel na en besluit mijn bonnenboekje tevoorschijn te trekken. Ik blader heel rustig door het boekje en pak er een gele bon uit. Ik kijk haar nogmaals serieus aan en zeg dan: "Oké meis dat is serieus. Alsjeblieft, hier is een gele bon. Geef die maar aan je papa en zeg hem dan dat hij dat nóóit meer mag doen."
Ik zeg haar daarop gedag en terwijl ik doorloop hoor ik haar zeggen: "Hier papa, alsjeblieft nooit meer doen!" Ik schiet in de lach en achter mij hoor ik hard lachen. Ik stap in de dienstauto en vertrek.”
De wijkagent.
Het meisje meende het en de agent ging helemaal mee in haar verhaal. Die man is waarschijnlijk een opvoedkundig genie. 'k Vond het een lief verhaal. Tot mijn cent viel dat die vader wel een zeer belabberde vader is als hij 1/ door het rood rijdt met zijn dochter aan boord, dat hij zoiets maar doet in zijn eigen tijd, niet wanneer hij moet opvoeden. 2/ luidop lacht wanneer hij een boete (zij het nep) onder de neus krijgt.
Het dochter van vijf heeft meer verantwoordelijkheidsgevoel in haar vezels dan de vader in zijn alfabrein. Daar staat hij dan foute signalen te geven : én hij is in overtreding, én hij lacht met de sanctie. Is dat een vader of is dat een hooligan die toevallig een kind heeft ?
De agent rijdt weg uit haar leventje maar met die vader zit ze mogelijk nog 13 jaar opgescheept. Ik hoop oprecht dat er andere voorbeelden haar pad kruisen.
m - tja, een verhaaltje blijft bij mij niet lang 100% schattig of grappig he … - HiH-05/2016, nagekeken
De naam van het werk is dus Hydrangeas. Hydrangeas, zegt me niks, 't zal wel een kattenras zijn. Want in zo'n rijk huishouden houdt men toch geen ordinaire felis domesticus, zodus is het zwart mormel op de sofa een raskat.
Alhoewel, hydrangeas … hydra = water … een waterkat? Daarom ziet ze er zo verzopen uit! Want het beestje is bijlange niet zo fijn weergegeven als alle andere dingen op het doek. Toch maar eens opzoeken, kijken wat google er over zegt, over hydrangeas.
Woeah! Kattenras, niks van! Hydrangea is de plantkundige naam voor hortensia! Ooit val ik nog eens van mijn stoel van het lachen.
Links op de voorgrond staat een pot met witte bloemen: dat zijn ze, de hydrangeas. En mogelijk zijn de bloemen op het textiel ook hortensia's.
Een doek vól hydrangeas en ik denk al meer dan een jaar dat het over de kat gaat … Ooit hé, ooit val ik nog eens van dit stoeltje van het lachen.
Vermits ik door de job al even veel tijd buiten België was als ín België, heb ik een flink aantal keren niet gestemd. Gaan stemmen op een consulaat of op de ambassade was geen optie, in het midden van de oceaan staat nergens een consulaat of een ambassade. Of een stembus. Vandaar : niet voldaan aan de stemplicht. Mogelijk gevolg : telkens een boete
Volgens de Pool der Zeelieden werd in dat verband het nodige gedaan door de rederij. Wat er verstaan werd onder 'het nodige' heb ik nooit gevraagd, ben ik nooit nagegaan. 'k Was al lang blij dat de papperasserij ons uit handen genomen werd en dat de boetes ons bespaard bleven, de collega's en mij.
Zo’n 15 jaar later of meer, toen ik mee voer met LM en enkel nog 'scheepsgezel' was, niet meer bemanningslid, kreeg ik twee zo'n uitnodigingen in de bus. Stembrieven. Oproepingsbevelen. Om de een of andere reden was ik nog thuis en LM was al aan boord, gemonsterd en vertrokken en wel. Ik zou pas in de volgende haven aan boord gaan. Waarom dat toen zo was weet ik niet meer.
'k Belde naar de rederij en ik vroeg wat ik met de kiesbrief van LM moest doen, want zij hielden zich toch bezig met dat soort toestanden? De persoon aan de foon zou het eens gaan vragen. Dat soort chance heb ik dikwijls : als ik bel voor iets waar ik niks van weet, krijg ik te maken met iemand die er ook niks van weet.
De persoon wist te vertellen dat de rederij zich daar niet meer mee bezighield. De zeevarende moest dat nu zelf in orde brengen. Ja maar, de zeevarende bevindt zich op dit ogenblik op zee … Geen affaire mee, zei de rederij. (Of iets dat daar op neerkwam). Kortom : los het zelf op.
Bon, om dikke boetes te vermijden stapte ik naar het districtshuis van Ekeren, vast besloten om LM uit die papier-penarie te houden. De Jomme Dockx van dienst bekeek me alsof ik het over een uitheemse diersoort had :
- Uw man is zééman? - Ja, hij is zeevarende en hij is nu aan boord en kan niet komen stemmen en vroeger hield de rederij zich bezig met dat soort zaken maar nu niet meer, dus dat hij niet zal stemmen, kom ik nu efkes melden omdat we een boete willen vermijden.
En ik gaf het adres en het telefoonnummer van de rederij, voor 't geval er iets zou moeten bevestigd worden.
- Zeeman, zei hij bedenkelijk. - Ja meneer, zeeman. Da's toch niet zo eigenaardig hé, in een havenstad. Het 3de Havendok ligt hier vlakbij, ten einde de Ekerse steenweg. - Zeeman, zei hij nog eens.
En hij ging vragen hoe het moest. Want in Ekeren kennen ze wel dokwerkers, omdat er dokken zijn in de haven, maar zeelieden, van die mensen die werken op zeeschepen, nee, dat was nieuw! Hij kwam terug met de melding dat ik de afwezigheid van de zeeman in het stemlokaal moest signaleren. Daar zouden ze dan het nodige doen. En ik geloofde dat. Ja, echt waar, ik geloofde dat soort dingen toen nog. De zondag van de stemming gaf ik mijn kiesbrief en identiteitskaart en ik liet ook de kiesbrief van LM zien.
- Heeft u een volmacht? - Nee, ik moet hier gewoon melden dat hij niet zal komen stemmen omdat hij op zee is. - Hij kan stemmen tot 13h hoor, zei de man geruststellend. - Meneer hij is niet AAN zee, hij is OP zee. Hij is niet op weg naar hier, hij is op weg naar Korea. - Koré-aa? - Om te gaan lossen, ze ik. Of misschien om te laden, dat weet ik niet juist.
Dat laatste had ik er niet moeten bij zeggen.
- Waar in Korea ? pierde hij, alsof dat er toe deed. - Ulsan, Pusan of misschien Yoshi … ik weet het niet.
Dat begon verdacht te lijken he. Ik wist niet precies waar mijn man was, of wat hij aan het doen was, ik wist alleen dat hij niet zou komen stemmen. De naam van het schip zou ik dan ook wel verzonnen hebben …
Dat de rederij de eerbiedwaardige tante CMB was hielp ook al niet, want de afdeling zeevarend personeel had al enkele jaren een eigen naam en er stond nergens nog CMB vermeld op dat kaartje.
Dat achter mij een moeial van een buurman stond te knikken en om de haverklap zei : "dat kan ik getuigen!" had ook averechts effect.
Ik zag wat de voorzitter dacht, over dat mijn-man-is-op-zee: "Hare vent zit in den bak. Daarom komt hij niet. Ze zou daar beter zo geen spel over maken." - We zullen het nagaan, zei hij zuinigjes.
Daarmee was ik niet veel wijzer, en nog altijd ongerust over een mogelijke boete en ik wenste dat ik bij LM aan boord was, ver-ver weg uit dit apelandje.
Tijdens het snuisteren tussen de schilderijen die CC me stuurt kwam ik onderstaand werk tegen. 'Poor little rich girl' noem ik het voor mezelf.
Het vloeiende en de omvang van het textiel vind ik indrukwekkend. Niet alleen het kleed maar ook het jasje bovenop. De mouwen en de rug zijn afgewerkt in fijne kant, zo fijn dat hij even soepel valt als haar kleed. Zou dat zijde zijn? Waarschijnlijk wel. En de bekleding van de sofa ook. Ook zijde. Beide stukken weerkaatsen zo zacht het licht, daarom denk ik dat het zijde is. Waarmee de voorpanden van het jasje afgewerkt zijn, weet ik niet. Het zouden pluimpjes van een exotische vogel kunnen zijn. Of is het een sjaaltje?
Heeft het kind geen besef van de waarde van dat parelsnoer? Of gewoon geen besef van waarde in het algemeen, opgroeiend in weelde. Zoals ze daar zit verveelt ze zich steendood, met een kat als enig gezelschap en een parelsnoer als speeltje. Vriendinnen komen maar af en toe op visite, op uitnodiging. Zorgvuldig uitgekozen gezelschap. Andere meisjes van haar leeftijd ontmoet ze niet, die zijn niet van haar rang en stand. Met dat soort volk mag ze niet omgaan.
Wanneer ze voor de frisse lucht met het koetsje gaan rijden ziet ze leeftijdgenoten uit haar omgeving lachen en babbelen. En ook stoeien. Wuiven mag ze niet. Halt houden evenmin. En met de chaperonne wordt niet onderhandeld. Waarschijnlijk is ze al beloofd ook. Aan een gepaste kandidaat.
Arm rijk meisje, opgroeien in eenzaamheid. Hydrangeas Philip Wilson Steer, 1901
1994 ~ een analfabeet in Japan en gered door een tekening
Zo voelt men zich daar, ja. Analfabeet. Omdat men de opschriften niet kan lezen. Noch de wegwijzers. Noch de gebruiksaanwijzingen. Noch de instructies. Niksni.
Ook niet het woord coffee in de supermarkt. Koffie stond er bij de delicatessen, tussen de truffels en de kaviaar. De prijs was navenant. Laat dan maar.
Ooit heb ik er wel een bank kunnen ontdekken dank zij een tekening van Dick Bruna : twee poppetjes, bruid en bruidegom. Dat zou iets met sparen kunnen te maken hebben, of met de financiering van het huwelijksfeest … Een bank! Die tekening was onze redding. Ik juichte al halvelings en LM vroeg zich af waarom. 'k Sleurde hem mee binnen en LM vroeg zich nog altijd af waarom. Omwille van de Yen, tiens! Met dollars loopt men niet ver in een gemeenteke bij een haventerminal. Ja! Gelukt, het was een bank. En ja, ze wisselden er nog geld ook!
Het interieur leek meer op een interimkantoor of op een wervingsreserve dan op een bankkantoor zoals wij dat toen kenden. Er waren rijen zitplaatsen voor de wachtenden en nergens was er een glazen wand tussen de bedienden en de cliënten.
'k Bleef op een van de blauwe wachtzeteltjes zitten en liet LM de wisseltransactie doen aan het bureau van een Japanse meneer. Het duurde nogal om wat geld te wisselen, wat hadden die twee mekaar te vertellen?
Toen we naar buiten gingen zei die meneer 'tot ziens' en automatisch antwoordde ik 'tot ziens'. Pas toen we op de stoep stonden viel mijn cent dat hij Nederlands gesproken had. LM keek daar niet van op. Hij vroeg zich niks nog af. Hij wist te vertellen dat de man drie jaar in Brussel gewerkt had en dat hij Nederlands sprak. Binnen het uur dank zij Bruna geld kunnen wisselen en tegelijk had hij een Nederlandstalige Japanner ontmoet?
LM vond zijn echtgenote (efkes) een wonderwijveke. Jaa ..., ik heb soms van die momenten hé. In welke haven dit was weet ik niet meer. Misschien Sasebo. Dat we dank zij de poppetjes van Dick Bruna onze dollars hadden kunnen wisselen, daarover had ik eigenlijk Bruna moeten aanschrijven toen hij nog leefde, om hem te bedanken.
“onze verbeelding is maar al te zeer bereid de leemtes in onze kennis op te vullen”
Klopt. Zelf ondervonden.
In mijn piepjonge jaren, heb ik een tijd lang gedacht dat Alexander Fleming en Ian Fleming een en dezelfde persoon waren. Dat was in het pre-Google tijdperk.
Dat een wetenschapper in zijn vrije tijd boeken schreef, dat die boeken succes hadden en ook verfilmd werden -007-vond ik heel fijn voor hem. Zo kon hij zijn wetenschappelijk onderzoek financieren! En dan was er nog ergens een Nobelprijs geweest ook -penicilline. Dat zal wel, als ge zo goed boeken kunt schrijven!
Ik vond toen nog dat de wereld soms heel goed in mekaar stak.
Dat er twee verschillende voornamen waren voor Fleming, was ook niet ongewoon, dat was eigenlijk simpel : Ian was de schrijversnaam van Alexander. Ja, de wereld zat toen goed in mekaar hoor, zo zonder Google!
Een correspondente heeft haar kleindochter (nu 8j) leren schaken. De kleine is een vraagstaart. Ze had zichzelf leren lezen nog voor ze zes was en ze is nu vlot tweetalig Nederlands-Frans.
Zij is het soort kind dat van een kermisattractie vooral de achterkant wil zien, om te kijken hoe alles werkt. Haar broertje niet. Die staat te kijken naar de tover van zoveel lichtjes. Hij ziet daar tekeningen in. Hou die twee maar eens samen, op een drukke kermis.
Twee jaar geleden. In het eerste studiejaar had het Meisje een spreekbeurtje over de dinosauriërs, en dat die uitgestorven waren. De Juf had gezegd dat het heel goed was, maar dat ze in het vervolg zo geen moeilijke woorden meer moest gebruiken, omdat de andere kindjes het ook moeten kunnen verstaan.
Ontreddering. Toen ze het thuis vertelde was ze opnieuw ontredderd. Wat was er mis met haar spreekbeurtje? Ze had het toch goed gedaan. Thuis vonden ze het toch goed, hé Oma?
Wat bleek: het woord uitgestorven was te moeilijk. Als begrip ook : uitgestorven = niet meer bestaan. Geen enkele van dat soort. Geen enkele? Dino's waren van de TV, zeiden de andere kindjes.
- Waarover kwamen de andere kindjes dan vertellen? vroeg Oma. - Over hun kat en hun hond. En over de vogels in de bomen want de kindjes van Allah hebben geen kat. En geen hond.
Hoe dat verder gegaan is weet ik niet. Maar er moeten zich nog gelijkaardige situaties voorgedaan hebben.
Een tijd later kreeg ze een pluim van haar Oma, omdat ze iets slim gezien of gezegd of gedaan had. Daarop antwoordde ze : "Op school hebben ze niet graag dat ge slim zijt." Ze deed daar niet triestig over of gelaten of zo. Ze had dat geconstateerd. Ze deelde dat mee als een van de feiten des levens: op school hebben ze niet graag dat ge slim zijt, waaruit volgt => slim zijn is niet voor op school.
Mijn hart bloedde toen ik dat las. Nog maar zes jaar en ze stak haar licht al onder de korenmaat.
Haar Oma stimuleerde haar in gebieden die niet aan bod kwamen op school. Schilderkunst bvb. Over symboliek, van toen de mensen nog niet konden lezen en schrijven. Die richting wou Oma uit. Symboliek is een onderwerp waar men een tijd zoet mee blijft.
Maar het Meisje zat al gauw bij perspectief: 'Hoe maken ze iets ver op een schilderij dat plat is?' Want er zijn periodes en ook stijlen mét en zonder perspectief. En dat had ze gezien. Uit zichzelf. En plots zaten ze in de meetkunde, nog voor het kind meetkunde kreeg op school. Dat was niet de bedoeling.
Nu is de kleindochter acht jaar en Oma heeft haar leren schaken. Om dat schaken het brein bezig houdt en met schaken komen ze niet in het vaarwater van de school of van een Juf.
- Mij niet laten winnen hé Oma, anders leer ik het niet tegoei. - Nee Kind, nooit! beloofde Oma plechtig en uit de grond van haar hart.
Flinke zijn Meid! denk ik dan. De Oma, bedoel ik. Want een kleinkind nooit laten winnen, écht nooit ... dat houdt ze niet vol.
m - EZW-09/2014 ~ HiH 08/2015, 05/2016, bijgewerkt - naar een gegeven van-
Zonder grootouders geen kleinkinderen, veronderstel ik.
Noch LM, noch ik hebben kinderen, vandaar geen kleinkinderen. Het jong volk snapt die keuze, of doet beleefd alsof, maar wanneer wij ons in de wereld van het klein grut begeven, zijn wij daar onduidelijke figuren, een groottante en een grootoom … van ooit op zee? Dat zal dan wel een Plopsaland zijn. 'k Laat ze denken, want ik kom zo graag in hun wereldje.
De gesprekjes tussen klein en oud vind ik vaak zeer verhelderend. Wanneer de rechtmatige ouders niet aanwezig zijn, bedoel ik. Ouders zijn de mensen met de opvoedkundige verplichtingen. Grootouders iets minder ende vrienden van de grootouders nog minder.
Een gesprekje tussen het piepjong en het kraakoud :
- Toen god de mensen gemaakt heeft, was het eerst Adam hé, niet Eva. - Ja, eerst Adam, daarna Eva, antwoordde de Oma. - Maar het is 'dames eerst'. Wist god dat niet ? - Misschien niet hé, zei de Oma voorzichtig. - Opa weet dat wél hoor … maar god niet. Die weet dat niet. En zuchtend, hoofdje schuin, hief ze beide handjes op, voor god wou ze duidelijk niet garant staan.
In de tweede helft van september kwamen 'ze' van de dienst Voetpaden gevarenlinten leggen rond een riooldeksel in het voetpad aan de overkant van de straat. Daar komen elke morgen fietsende schoolkinderen van alle leeftijden langs.
De twee mannen draaiden er een nest met de linten. Dat rood-&-wit gedoe werd vastgelegd met een paar stoeptegels. Daarna reed het camionetje weg. Het lintennest lag wat tam te wuiven alsof het zwerfvuil was en dat was het dan.
- Dit laten ze nu zo liggen tot na Nieuwjaar, voorzag LM somber.
In de namiddag was er al een andere camionette, iets groter, met meer materiaal en met mankracht : drie oranje stadswerkers. Zij deden van alles en repareerden en vernieuwden en plaatsten vier paaltjes zodat de reparaties ongestoord konden uitharden.
Twee van de paaltjes droegen grote ronde knipperlichten. Het was een feestelijk zicht. De knipperlichten knipoogden naar de fietsende schoolkinderen en andere stoepgebruikers. De linten wuifden als wimpels. 'Hier is gewerkt geweest', zei heel die vrolijke installatie.
- En dít laten ze nu zo staan tot na Nieuwjaar, voorzag LM somber.
Ongeveer zes weken later, bij de eerste zuidwesterstorm van November zijn de fiere paaltjes omver gewaaid. Nu lagen ze nog wel met vier de reparatie te beschermen maar de lol was er af. Eén knipperlicht had het al opgegeven en het andere wou eigenlijk ook naar huis, want die cement was ondertussen allang uitgehard. Dat weet zelfs een plastic paaltje.
Nog eens zes weken later stopte er weer een camionette van Nuttige Werken. - Ze komen de paaltjes halen! riep ik opgetogen. - Ze zullen die twee lichtjes nodig hebben voor Kerstmis …
De nutswerkers stapten uit, zetten de paaltjes recht, fatsoeneerden de linten zo wat en verdwenen richting Stad.
Ja, die paaltjes stonden er tot na Nieuwjaar. Dat was meer dan drie maanden.
Vreemd gedoe hoor, eerst weken gevaarlijke stoepoverlast door het kapot riooldeksel, en dan maanden hinderlijke stoepoverlast door de reparatie-signalisatie. Vreemd. En nu zijn ze wéér met iets bezig, daar aan de overkant.
m – EZW-12/2012 – HiH-12/2014,05/2017, bijgewerkt -
In de tijd dat mijn voornaam moest gekozen worden (°1952) waren de lange 'Vlaamse' namen met drie en vier lettergrepen helemaal in, in onze contreien.
De Engels klinkende namen van na De Bevrijding hadden hun tijd gehad, de Frans klinkende namen waren er ook uit in sommige kringen want Vlaanderen zocht een eigenheid. En wij, de borelingen, konden daar voor opdraaien.
Al onze schoolgaande jaren zaten we per klas met een zestal Godelieves en een viertal Anne-Maries en ook wat Machtelds en Veerles, maar qua aantal lettergrepen telden die laatsten eigenlijk niet mee.
De Christianes waren Kristinas geworden en de naam Hilde was weer helemaal terug. Brunhilde net niet, maar Reinhilde dan weer wel. Veel lettergrepen en Germaans, zo moest het toen klinken.
Die ideologische monsternamen werden naar taalbare proporties herleid zodat de Lieves en de Annemies onder ons min of meer konden leven met hun naam, gekozen door toen wat zweverige of gedreven ouders.
Ge kunt peinzen hoe blij ik ben dat SeniorenNet de mogelijkheid van een schrijfnaam biedt.
m - EZW-12/2012, HiH 02/2015, 05/2017 - bijgewerkt
Ja, en ik meen het, ik sla ze de kop in die smerige ondankbare kat. De kat waar ik gans het jaar vlees voor koop. Laat een klein geschil geen goede verstandhouding verwonden, dat besef ik, maar nu is ze te ver gegaan, dat is erover, ze gaat het aan de lijve ondervinden. Ik spaar een stukje van mijn dagelijks vlees of vis om madam te plezieren, ik snij het ook nog in stukjes om het haar makkelijk te maken. Ik doe de graatjes uit de vis en ik warm de melk een beetje op. Het is een zwerfkat, een mooi dier, maar nu is het uit met de liefde. Ze kan haar kommetje melk vergeten. Water, dat kan ze nog krijgen.
‘Wind u niet op’, zult ge denken, wat kan er gebeurd zijn om zulke moordzuchtige plannen te hebben? Ze gaat er aan of anders ga ik ze vangen en breng haar naar een boerderij, daar kan ze haar plan trekken.
Dan zijn vogels nogal wat dankbaarder en ge krijgt er voor iets in de plaats. Elke morgen breek ik het oud brood in stukjes, de buren brengen hun brood ook, ik doe er wat randjes van kaas bij en nog wat vogelzaad, zo is het bord vol. Iedere morgen is het feest in de tuin, ook in de winter. Ze vliegen af en aan, een bonte mengeling van mussen, meesjes, merels, twee eksters, Turkse tortels, ook een roodborstje, en een lijster.
Wat een plezier om dat te zien, ze hebben soms ruzie, maar zolang er eten is, is er vreugde en worden we beloond met de mooiste aria’s. Dat doen ze uit dankbaarheid. Het meest aangename is als een merel of lijster of een mees haar nest maakt in uw hof en heel dicht bij haar jongen grootbrengt en constant af en aan vliegt met voer en insecten tot ge het gepiep hoort van de jongen. Bij het verlaten van het nest bewaak ik ze tot ze zelfstandig kunnen vliegen. Wie heeft daar een stokje voorgestoken? Juist ja.
Toen ik in de hof kwam, had de kat nog een piepend vogeltje in haar bek, de moordenares. Ze verdween onder de struiken omvlogen door de luid krijsende vader en moeder merel. Het ging door merg en been.
Oordeel zelf, dat beest wordt door ons verwend, heeft niets tekort, wat doet dat beest? Pasgeboren vogeltjes zonder veren uit hun wieg halen en opeten. Als dat niet smerig is, ik ben razend, ze komt er niet meer in, wat zou ze zelf voelen moest ik haar jong verzuipen of zo. Rocor, nog nooit gehoord van overleven en instinct? Laat dat beest haar leven leiden, gij doet dat toch ook? Hm. Weet ge wat, ze kan vanaf nu haar melk koud uitlikken. Ik warm ze niet meer op, wat denkt die kat wel!"
Op woensdag komt de kleindochter van de buurvrouw 's namiddags naar haar Oma. Dat vindt de Kleine plezant omdat ze bij Oma zomaar kan buiten spelen. Met krijt! En met autootjes! In de oprit liggen dals, 'stoepstenen' en daar kan ze met krijt tekenen en hinkelen en ongeveer alles doen. Behalve knikkeren. Dat wil Oma niet. Knikkers schieten soms ver weg, onder het poortje de oprit af, de stoep over, de straat op. En kinderen mogen niet op straat spelen. Daar is verkeer, daar zijn auto's. Maar op de oprit van Oma wel, daar mag ze wel spelen. Dat is toch al een beetje straat hé, zo aan de voorkant van het huis, zo vlakbij de stoep.
Ze was een dino-giraf aan het tekenen. Geel met veel blauw.
- Thuis mag ik dat niet … daar mag het niet op de stenen. - Waarom niet ? (Misschien geen poortje, dacht ik) - Thuis mag ik niet in de straat spelen omdat … omdat … - … omdat … ? - Omdat daar een kudde auto's is. - En dat willen we niet hé?
Nee, schudde ze, een kudde auto's, dat willen we niet.
Eergisteren was ik met een saus bezig en tegelijk was ik aan het nadenken over een schrijfsel. Denken is mild uitgedrukt, eigenlijk had ik vliegende hersenkramp.
De saus moest dienen voor een variant op vol au vent. Die heet chicken à la king en dit keer zou het chicken à la moi worden, een snelle witte saus met flink wat ras el hanout in.
De kippebillen stonden klaar, gegaard en van de knook geplukt. De paprika's waren gesneden en geblancheerd in de microgolf. Er stond een glazen kopje met de afgemeten hoeveelheid ras el hanout klaar, gezeefd, want die deugnieten van de markt doen er zout bij en dat zout mag er uit voor ons. Het zeefje hing nog mooi in het kopje.
In een ander glazen kopje stond de afgemeten hoeveelheid maïzena, enkel nog water toevoegen om er een temperke van te maken. Alles onder controle, vond ik.
In de pot kwam de bouillon met melk aan de kook en terwijl ik in mijn hoofd met een tekst bezig was kiepte ik de kop maïzena in de zooiende vloeistof. Terwijl ik ijverig omroerde voelde ik op de boden van de pot een klomp komen die daar niet thuishoort. 'k Had de maïzena droog in de pot vloeistof gekiept! In het ander kopje stond het okerkleurig kruidenmengsel te blinken …
Stil alarm. Dit was een noodsituatie. Pot van het vuur. Mixer er in. Pot op het vuur. Laten doorkoken. Opnieuw pot van het vuur. Opnieuw mixer er in. Weer pot op het vuur. Weer laten doorkoken.
Zo een paar keer na mekaar. Er bleven piepkleine klontjes maïzena zichtbaar, de grootte van tapiocakorrels. Onderwijl werd het maar later en later. Wat een sausje van 10 minuten is werd een gedoe van drie kwartier. LM was al eens komen piepen waarom ik hem nog niet aan tafel geroepen had en ik had hem terug gestuurd. Toen werd ik het beu. Specerij erin, omroeren, paprika's erin, omroeren, kip erin, omroeren. Vlam geven. "Aan tafel!"
LM kwam aangedraafd, ongeveer scheel van de honger.
Tijdens het eten was het stil. Ik bleef stil omdat ik mijn eigen dom gedoe aan het overdenken was. LM bleef stil omdat hij zat te smikkelen.
- Lekker, zei hij. - Vindt ge? - Ja hoor. Ge hebt er uw werk van gemaakt hé. - Eh, … - Zeg maar ja, 'k heb u wel bezig gehoord. Ge bloost er nog van. - Eh, … en ik zweeg. Wie ben ik om zo’n welgemeende waardering opzij te wuiven.
Het kan de zomer van 1979 geweest zijn. Misschien 1980. Het was in elk geval zomer, een zeer warme dag. Mijn zus Tina voerde me naar Zaventem want ik moest vertrekken naar een schip voor een contractperiode van zes maanden. 'k Zat op de achterbank bij Toppiéke, want het kind had efkes troost nodig. En ik misschien ook.
'k Hield haar handje vast en toen het wat beter ging wriemelde ze zich los om naar buiten te kunnen kijken. Boven het asfalt zag ze de warme lucht trillen, alsof het baanvak water was en ze riep
- Kijk, daar is een rivier! - Ja, antwoordde Tina, dat is de River van Zaventem. - Echt? vroeg de kleine opgetogen en keek naar mij. - Ja echt, zei ik.
En voor de rest van de weg zongen we. Het is een klaaglied van het Israëlisch volk in ballingschap op dansmelodie gezet. Het is een idiote combinatie, een klaaglied op dansmuziek, maar toch was ik Boney M zeer dankbaar. We zongen met drie Toppiékes favoriet dansliedje als 'by the Rivers of Zaventem'.
Toen ik kind was moest mijn Pa voor een of andere productie uit 'Het Lied van de Man Job' iets uit het hoofd leren.
Dat deed hij rondstappend in het appartement waar we toen woonden. Het moet dus vóór '59 geweest zijn. Molenbeek was toen (ô ironie) een gemeente waar veel Joden woonden. Er was zelfs een kleine synagoge, Beth Israel Shul, actief tot 2002, op het gelijkvloers van een gezinswoning in de Houzeau de Lehaiestraat. Terwijl hij memoriseerde stesselde ik achter hem, zoals gewoonlijk, en ik pikte heelder stukken tekst op, maar dan met het beperkt interpretatievermogen van een zesjarige. Ik had geen idee wat een maniop was. Dat een lied niet gezongen werd vond ik niet vreemd, grote mensen doen toch waar ze zin in hebben. Ik luisterde naar zijn stem en ik schuifelde mee. En ik prevelde mee. Memoriseren gebeurt niet met volle stem, en ik deed hem na, ik prevelde.
Lied kan ook verhaal betekenen, wist ik later. En het verhaal van de man Job was tragisch, wist ik later ook. Maar wie heeft het geschreven? Want het was niet een bijbeltekst, het was het werk van een schrijver.
Dat heb ik eens opgezocht. Mogelijk gaat het over een roman. De schrijver is ene Joseph Roth.
" In ‘Job: roman over een eenvoudige man’ (1930) wordt het verhaal verteld van de vrome jood Mendel Singer, woonachtig in een dorpje in tsaristisch Rusland. Omdat zijn dochter Mirjam relaties aanknoopt met kozakken uit de nabijgelegen kazerne, emigreert het gezin in navolging van hun zoon Shemarjah naar Amerika. Met een schuldgevoel wordt de gehandicapte jongste zoon Menuchim achtergelaten in een pleeggezin. De oudste zoon is inmiddels soldaat bij de krijgsmacht en blijft in Rusland. Tijdens zijn verblijf in Amerika komen de beide zoons door oorlogsgeweld om het leven en wordt zijn dochter krankzinnig. Zijn vrouw overlijdt. Het gemis van zijn zoon Menuchim knaagt aan hem. Door het onheil dat hem - een zo vroom man - overkomt, verliest hij alle vertrouwen in God. Zijn zakje met gebedsriemen blijft verstoft hangen aan een spijker in de muur. Het boek krijgt een ontroerend moment als blijkt dat er voor Mendel Singer toch nog geluk bestaat."
Uit die roman komt misschien het lied van de maniop. Ik weet nog dat mijn vader traag heen en weer stapte en dat ik elke keer meedraaide wanneer hij keerde. En ik hoor weer de intonaties die hij in teksten kon leggen. De tekst zelf ben ik kwijt natuurlijk. Maar ik herinner me dat ik achter hem bleef stappen, toen nog in de zalige onwetendheid wat voor soort mens hij was en zou worden.
Dat was een goede tijd, want 'toen was geluk nog heel gewoon'.
Onderstaande foto had ook voor een Cata-schrijfsel kunnen dienen, maar ik heb het kind gisteren al met een zware zonde beladen. De foto hieronder heb ik al eens gebruikt ook. Zelfs al is hij mogelijk in scène gezet, 'k vind het een heel plezante foto. Hier is hij nog eens. Met het bijgaand 'wetenschappelijk' schrijfsel van toen.
In een bepaalde fase moeten kinderen socialiseren. Leren delen is een onderdeel van die socialisering.
Bij sommige kinderen is het een moeilijk proces. Mama en Papa mogen niet proeven van de beker melk, zelfs geen klein slokje. En de kat krijgt ook niks. Het kind omklemt de beker alsof die de allerlaatste mondvoorraad bevat.
Bij andere kinderen gaat delen met andere mensen haast spontaan. Uit zichzelf presenteren ze de beker nog voor ze zelf een slokje genomen hebben. Ze zouden hun portie melk zelfs delen met een deurwaarder.
En dan zijn er de mormels die het 'laten proeven' en delen zeer letterlijk nemen. Met ijver en enthousiasme :
Een idee van linzensoufflé bleef maar spoken in mijn hoofd. Eerder het idee van linzen, niet de soufflé. Want een soufflé is me te bewerkelijk, 'k begin er niet aan. En wanneer een soufflé ineenzakt is dat telkens toch zo'n anticlimax.
Dat ik als seniora er nog niet mee leren leven heb dat soufflés ineenzakken, is misschien voer voor de psychologen onder de koks.
Het toeval hielp een handje, LM heeft ergens in de afgelopen weken drie blikken linzen meegebracht. Linzen in blik. Ja, 'kweetet. Volgende keer de echte linzen.
-----
Gisteren om 10h had ik nog geen enkel idee voor de middagsoep. Geen idee, geen inspiratie, geen ingeving. In de frigo keken de potten bouillon me aan alsof ik hen in hun overpeinzingen gestoord had. In de vriezer lagen alle groentezakken te winterslapen, gezellig bij mekaar en zij wensten duidelijk met rust gelaten te worden. In het groentekarretje deden de ajuinen of ze me niet kenden. Moedeloos slefte ik naar de berging. Daar zou ik ook niet welkom zijn … Het pad van een huisvrouw loopt niet over spekjes.
Maar kijk, vlak bij het lichtknopje in de voorraadkamer stonden drie blikken linzen, wakker en vriendelijk, zichzelf te promoten. Met de glimlach groette ik hen terug. Ik legde er een in mijn arm. Nu nog een recept. Google hielp met een paar recepten en het blik mocht meelezen, zo blij was ik.
Het is een Napolitaanse linzensoep geworden. Met passata, look en concentré erbij. Napolitaine maison, wil dat zeggen, want er ging extra een poivron in. (eerst garen!) Daardoor werd het een Napolitaine-Andalou. Mediterraan dus.
'k Proefde en er ontbrak iets, maar ik kon niet vinden wat. Ik toog van de keuken naar het bureautje :
- Van waar vondt gij die linzensoep zo lekker? vroeg ik LM. - Van de Mineral Dampier, antwoordde hij verstrooid.
Terwijl ik weer naar de keuken stapte kwam het terug, herinneringen van '94, de sfeer, de geuren van dat schip, de geuren van die keuken … komijn! Nu werd het precisiewerk, want de komijn mocht de smaak van de linzen niet overklassen. En het was nochtans zo simpel begonnen.
Liefst had ik het met een druppelteller gedaan, maar komijn laat zich niet druppelen. Zo’n lepeltje dan, het barmanlepeltje van Manuel Wouters. Waarom hebben wij nooit de juiste spullen in huis wanneer … een kreeftenlepel. Dan komt zo’n ding tenminste eens van pas. Met een kwart-kreeftenlepeltje en nog enkele tipjes van kwartjes kwam ik tot een aanvaardbaar resultaat : linzensmaak op de voorgrond met onmiddellijk daarachter de poivron en de tomaat en op de achtergrond, als baslijn, de komijn met de bouillon.
Achteraf besefte ik dat het afmeten ook met de achterkant van een koffielepeltje had gekund, maar in de vaart van het ogenblik zou dat te simpel geweest zijn.
De soep was klaar. Het resultaat mocht er zijn, vond ik zelf. Ik was tevreden, laat ons zeggen : drie op een schaal van vijf. We konden aan tafel. LM was in de wolken over de soep. Ze was helemaal juist, zuchtte hij. Ze 'overviel' hem, jubelde hij. Zeven op vijf, zong hij.
Ach, wuifde ik bescheiden, voor iet-of-wat huisvrouw is zo'n soepje toch kinderspel!